TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
28-06-2006
ART . NR . 32 . - DE SPIEREN VAN DE ARM
Art . Nr . 32 .
De spieren van de arm .
ART . NR . 32 . - SKELET V/H BEEN EN DE VOET
Art . Nr . 32 .
Skelet van het been en de voet .
ART . NR . 32 . - SKELET V/H BEEN EN DE VOET
Art . Nr . 32 .
Skelet van het been en de voet .
ART . NR . 32 . - DE SPIEREN V/H BEEN E/D VOET
Art . Nr . 32
De spieren van het been en de voet .
ART . NR . 32 . - ANATOMISCHE ATLAS - SPIEREN V/H BEEN
Art . Nr . 32 .
Anatomische Atlas
De spieren van het been
27-06-2006
ART . NR . 31 . b , - FIG . 14 EN 15 - BICEPS EN TRICEPS
Art . Nr . 31 . b ,
Fig . 14 en 15 .
biceps en triceps
ART . NR . 31 . b , - FIG . 16 , 17 , en 18 DE VOORNAAMSTE SPIEREN
Art . Nr . 31 . b ,
Fig . 16 , 17 en 18 .
De voornaamste spieren
FIG . 19 . - SCHEMA 'S VAN HET SPIERBEELD.
Fig . 19 .
Schema's van het spierbeeld ( voor - , zij - en achteraanzicht ) .
ART . NR . 31 . b , - FIG . 20 en 21 . STUDIE MAN - EN VROUWELIJK NAAKT .
Art . Nr . 31 . b ,
Fig . 20 en 21 .
Wij laten u hier twee krachtige studies van een vrouwelijk en een mannelijk naakt zien .
ART . NR . 31 . a , - HET INWENDIGE - HET GERAAMTE .
Art . Nr . 31 . a ,
HET INWENDIGE
Het geraamte
Het geraamte of skelet vormt de vaste benige steun van het lichaam . Het bestaat uit de wervelkolom - het voornaamste deel van het gehele beenderstelsel - welke op de bovenste wervel de schedel draagt en in het midden de borstkas . De wervelkolom rust op het bekken , waarmee hij hecht verbonden is . De bewegelijke verbinding van het bekken met het dijbeen wordt via de knieschijf verlengd door het onderbeen , welk uit scheenbeen en kuitbeen bestaat en in de voet eindigt ; deze vormt met het enkelgewricht , de voetwortel , de middelvoetsbeenderen en de kootjes van de tenen de basis van het opgebouwd geheel . Op de borstkas rust de schoudergordel , welke uit sleutelbeen en schouderblad bestaat ; deze zijn met elkaar door gewrichten verbonden . Deze verbinding gaat over in het opperarmbeen , dat door de elleboog verbonden is met de 2 onderarmbeenderen , het spaakbeen en de ellepijp , welke in de handwortel , middelhandsbeenderen en vingerkootjes uitlopen . Je bent niet verplicht de bijzonderheden , vooral de benamingen van de verschillende skeletdelen te weten . Wel is het onontbeerlijk de plaatsing en de vorm , tenminste van de voornaamste beenderen , goed te beheersen en ook te weten hoe de ledematen met elkaar verbonden zijn , welke bewegingen de gewrichten toestaan , welke onmogelijk zijn en waarom . Allereerst zullen wij je op twee belangrijke dingen attent maken : 1 . De beenderen van het geraamte zijn geheel symmetrisch aan weerskanten van de middellijn geplaatst , als men het skelet van de voor - of van de achterkant ziet , terwijl zij niet symmetrisch zijn , als men het van terzijde bekijkt . 2 . Sommige beenderen zijn onbewegelijk aan elkaar gehecht , zoals het bekken , het heiligbeen en de schedel . Andere beschikken over een betrekkelijke onafhankelijkheid , zoals de wervels , de beenderen van de romp en van het polsgewricht ; andere weer bezitten een zeer bepaalde zelfstandigheid en hun onderlinge samenhang wordt zodanig op een meer of minder hechte manier geregeld ( beenderen van de ledematen ) . Het geraamte van voren gezien op afbeelding 2 en de beide afbeeldingen opzij gezien en van achteren ( fig . 3 en 4 ) zullen je het geheel van de skelet tonen , dat wij nu in gedeelten gaan bestuderen .
De ruggegraat . - Deze bestaat uit onderling wel stevige , maar toch enigszins bewegelijk verbonden wervels . Hij is daardoor betrekkelijk buigzaam . Van terzijde bezien is hij S - vorming . Afhankelijk van de persoon kan die gebogen vorm meer of minder geaccentueerd zijn ( fig . 5 ).
De schedel . - Wij hebben de beenderen van de schedel reeds bestudeerd . Wij herhalen dus nog even , dat zij bestaan uit een aantal onbeweeglijk aan elkaar verbonden beenderen ( de schedelholte of hersenpan ) waarvan de bovenkaak vast verbonden zit en beweeglijk gedeelte (onderkaak ) welke daarmee verbonden is door middel van een gewricht . De schedel is zeer los met de wervelkolom verbonden en hij kan naar voren en naar achteren buigen en naar beide kanten zijwaarts neigen . Geheel om zijn as draaien kan de schedel echter niet ( fig . 6 ) .
De borstkas . - Door de ribben omsloten lijkt zijn vorm op die van een eierdop , waarvan het bovenste gedeelte gedraaid en onderste gedeelte afgebroken is ( Fig . 7 ) . De ribben zijn aan de voorkant vastgehecht aan het borstbeen en vormen dus een soort boog , hetgeen bij magere personen duidelijk zichtbaar is , vooral ook bij sterke ademhaling of in liggende houding .
De bekkengordel . - De vorm van het bekken is tamelijk ingewikkeld . Het is een soort kom , waaraan de zijranden bij het naakt duidelijk zichtbaar zijn . Deze rand veroorzaakt op de hoogte van de heup een lijn welke men de heuplijn noemt . Aan de rugzijde is het bekken begrensd door het heiligbeen . Dit been is plat en ruitvormig en sluit de wervelkolom af . Wij komen hierop later nog terug . Het opmerkelijke verschil tussen het bekken van de man en dat van de vrouw is heel duidelijk waar te nemen . Het vrouwelijk bekken is veel breder en wijder dan van de man . Daardoor verklaart zich het verschil in afmetingen , welke wij straks zullen opmerken : bij de man brede schouders en een smal bekken , terwijl bij de vrouw het tegenovergestelde het geval is .
Het dijbeen . - Het dijbeen is met het bekken verbonden door een gewrichtsknobbel en met de beenderen van het onderbeen door twee afgeronde uiteinden , welke een soort hoef vormen . Opmerkelijk is , dat zowel van voren als van achteren gezien de dijbenen een zeer schuine stand innemen ( fig . 2 en 4 ) . Aan de bovenzijde zijn zij door de gehele breedte van het bekken van elkaar verwijderd , terwijl zij elkaar bij de knieen bijna raken . Van opzij gezien is het dijbeen licht naar voren gebogen , hetgeen wij zelf zeer goed kunnen voelen . De beweeglijkheid van het dijbeen is naar voren toe onbeperkt . Een zeer lenig mens kan met zijn knie de kin raken . Naar achteren toe gebogen kan het dijbeen echter niet de loodrechte stand van de wervelkolom overschrijden . Als men het been naar achteren wil strekken is men gedwongen het lichaam naar voren te buigen . Tenslotte laat het dijbeen nog een zekere speling naar de zijkant toe , zoals bijvoorbeeld bij de kleermakerszit .
De knie . - Het kniegewricht verdient wel dat wij er even bij stil blijven staan ( fig . 9 ) . Het dijbeen en het scheenbeen zijn verbonden door de gewrichtsbanden AB , die achter aan de zijkant zitten . De knieschijf , een schijfvormig , afzonderlijk been , is geheel in de pees van de strekspier opgenomen en hangt , als het been gestrekt is , voor het kniegewricht . Als de knie gebogen wordt dringt de knieschijf in de tussenruimte van de scharnier en sluit de opening af , zoals fig . 9 ons heel duidelijk laat zien . Daardoor zijn de zo veranderlijke vormen van de knie te verklaren , al naar gelang de buiging van het been is .
De beenderen van het onderbeen . - Het scheenbeen en het kuitbeen zijn op zodanige wijze met elkaar verbonden , dat geen enkele zijspeling toelaatbaar is . Opmerkelijk is alleen dit : 1e Het kuitbeenshoofd ( fig . 2 ) dat iets lager ligt dan het hoofd van het scheenbeen , steekt aan de zijkant altijd zichtbaar uit . 2e De op enkelhoogte uitstekende twee beenpunten ( enkels ) liggen niet op een lijn , de binnenenkel ( b op fig . 2 ) ligt hoger en is breder van vorm dan de buitenenkel welke lager ligt en de vorm heeft van een met de punt naar beneden gerichte kegel . De buiging van het onderbeen naar achteren is onbeperkt , terwijl zij naar voren wordt geremd zodra het onderbeen zich in het verlengde van het dijbeen bevindt . Zijwaarts heeft het onderbeen een zekere speling , welke het mogelijk maakt met de voet op de grond een halve cirkel te beschrijven .
De beenderen van de voet . - De achterste helft van de voet bestaat uit een aantal tamelijk nauw met elkaar verbonden beenderen , tesamen genoemd : de voetwortel . De voorste helft bestaat uit vijf gestrekte , wel onafhankelijke , beenderen ; zij vormen de middelvoetsbeenderen en de middelvoet . Zij allen worden door de teenkootjes verlengd . Iedere teen telt er drie , alleen de grote teen heeft er maar twee . Let je eens op de min of meer scherp getekende welving van de voet , waardoor de platte voeten of gewelfde voeten veroorzaakt worden en bekijk ook de vorm van de hiel ( fig . 3 ) . De voet ontleent zijn veerkracht aan de werking van de beenderen van voetwortel en middenvoet . Alleen de tenen beschikken over een bepaalde onafhankelijke beweeglijkheid .
De beenderen van de schoudergordel en de arm . - Het skelet van de schouder en de arm is tamelijk ingewikkeld . De soelpelheid van de gewrichten laat de meest verschillende bewegingen toe . Wij weten reeds dat het sleutelbeen met het schouderblad verbonden is en dat het sleutelbeen op zijn beurt aan het borstbeen gehecht is . ( fig . 2 ) . Het schouderblad ligt geheel vrij van de borstkas . De arm kan in alle richtingen bewogen worden ; naar voren , naar achteren en zijwaarts . Zodra men de arm zijwaarts opheft en de horizontale lijn overschrijdt , zoals te zien is aan de rechterarm op fig . 4 dan gaat het sleutelbeen omhoog en neemt dit een scheve positie in terwijl het schouderblad dienovereenkomstig verschuift ( fig . 10 ) . Worden de beide armen naar voren gebracht , alsof men een geweer in de aanslag brengt , dan vormen de twee sleutelbeenderen een hoek , de schouderbladen verwijderen zich van elkaar en de schouders ronden zich af . Maar als men de armen daarentegen horizontaal opzij verheft , zodat men een kruis vormt dan komen de schouderbladen nader tot de wervelkolom en wordt er een verticale holte gevormd in het midden van de rug .
Onderarm en de hand . - De twee beenderen van de onderarm zijn op een zeer eigenaardige manier met elkaar verbonden . De ellepijp is n.l. aan het opperarmbeen gehecht , terwijl het spaakbeen nauwer met de hand verbonden is . Wij willen hiermee verklaren , dat voor de ellepijp de verbinding met het ellebooggewricht veel belangrijker is , dan het verband dat zij met de beenderen van de hand houdt , terwijl het omgekeerde voor het spaakbeen geldt . Het spaakbeen kan zich als het ware om de ellepijp heen rollen overeenkomstig met de verschillende bewegingen van de hand , haar gevende of nemende ( ontvangende ) houding . Bij de nemende houding wordt de rug van de hand uitgestrekt terwijl bij de gevende houding de binnenkant , de handpalm , zichtbaar is . De schematische tekeningen ( van fig . 11 ) verklaren dit duidelijk . Je moet onthouden , dat de operarm bij de nemende houding met de onderarm een rechte lijn vormt . A B , terwijl deze lijn bij de gevende houding gebroken wordt . Dit is heel belangrijk , want de vorm van de onderarm ondergaat aanzienlijke veranderingen naar gelang hij zich nemende of gevende uitstrekt . Bestudeert je dat eens aan uw eigen arm als je voor de spiegel staat . Merk tegelijk ook op , dat de viervoeters net als de mens twee onderarmbeenderen bezitten , maar dat alleen de apen in staat zijn , zoals de mens hun handen in een nemende of gevende stand te brengen . Bekijk eveneens op de arm van terzijde gezien het uitsteeksel dat aan de elleboog door het bovenste eind van de ellepijp wordt gevormd ( fig . 12 ). De beenderen van de hand , de handwortel , de middelhandsbeenderen en de vingerkootjes zijn , bij wijze van spreken , gelijksoortig aan die van de voet en zijn symmetrisch verdeeld met uitzondering van de duim , welke onafhankelijk staat en maar twee kootjes bezit ( fig . 13 ) . Men ziet dat er altijd onder de huid zichtbare gewrichten een boog van concentrische cirkelrijen vormen . Als de hand naar de pols toe gebogen wordt vormt het gewricht met de hand in plaats van een hoek , een zeer afgeronde kromming . Dit wordt mogelijk door de elasticiteit van het polsgewricht . Je zult later verschillende uitvoerige anatomische tekeningen tegenkomen , welke de voorafgaande afbeeldingen aanvullen . Wij hebben deze platen hier nog niet vertoond , om duidelijker de tegenstelling te doen uitkomen tussen het geraamte van de verschillende lichaamsdelen en het overeenkomende spierenstelsel . Dit laatste gaan wij nu bestuderen . ( zie Art . 31 . b , De spieren )
26-06-2006
ART . NR . 31 . a , - FIG . 2 . HET GERAAMTE
Art . Nr . 31 . a ,
Fig . 2 . Het geraamte van voren gezien .
FIG . 2 . bis , - SCHEMA VOOR - EN ZIJAANZICHT
Fig . 2 . bis ,
Schema voor - en zijaanzicht .
FIG . 3 EN 4 . HET GERAAMTE EN SCHEMA ACHTERAANZICHT
Fig . 3 en 4 .
Het geraamte in zijaanzicht en van achteren gezien , geheel rechts het schema van het achteraanzicht .
FIG . 5 . - WERVELKOLOM
Fig . 5 .
Wervelkolom ( achteraanzicht , van opzij en van voren gezien ) . 1 : 7 halswervels - 2 : 12 borstwervels 3 : 5 lendewervels - 4 : heiligbeen 5 : stuitbeen .
FIG . 5 . bis . - WERVELS.
Fig . 5 . bis ,
Wervels . 1 : halswervel - 2 : borstwervel 3 : lendewervel . A : lichaam - B,B' : dwarsuitsteeksels C, C' : bovenste geleinguitsteeksels D : doornuitsteeksel - E : ruggemerggat F,F' : dwarsuitsteekselgat .
FIG . 6 . - DE BEENDEREN VAN DE SCHEDEL .
Fig . 6 .
De beenderen van de schedel .
FIG . 7 . - BORSTKAS .
Fig . 7 .
Borstkas ( voor - en zijaanzicht ) .
FIG . 8 . - MANNELIJK EN VROUWELIJK BEKKEN .
Fig . 8 .
Bestudeer goed de verschillen tussen het nannelijk en vrouwelijk bekken .
FIG . 9 . SCHEMA VAN DE KNIE
Fig . 9 .
Schema van de bewegingsmogelijkheid van de knie . A - B banden - F , dijbeen - P , Kuitbeen - T , Scheenbeen - R , Knieschijf .
FIG . 10 . - SCHEMA VAN DE BEWEGINGSMOGELIJKHEDEN
Fig . 10 .
Schema van de bewegingsmogelijkheden van schouderblad en sleutelbeen bij een opgeheven arm .