" De Afrekening"
Een West-Vlaamse oorlogsthriller in afleveringen
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
10-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 132
Klik op de afbeelding om de link te volgen

POST SCRIPTUM.

..Vrijdag, 10 mei 1940 ?...De aandachtige lezer zal wel begrijpen dat deze fatale datum voor miljoenen landgenoten het einde betekende van alle illusies die zij misschien gekoesterd hadden over een vredig verder vegeteren op een welvarend eiland midden het woeste oorlogsgeweld in de omliggende landen! Want België werd door de krijgsgoden niét gespaard ,ondanks de overvloed aan gebedstonden en gebrande kaarsen ! De pascifistische wereldverbeteraars die jarenlang onze weerbaarheid hadden ondergraven zwegen plots als vermoord... De vernietigende vloedgolf van de Duitse Wehrmacht over onze gewesten was pas uitgeraasd toen het Belgisch Leger na achttien dagen (!) uitgeput in de Westhoek moest capituleren ,dankzij het gebroken geweer. Op de lijsten met onze gesneuvelde landgenoten bevond zich geen énkele politieker van enige betekenis. Zoals verwacht waren die tijdig gevlucht naar de U.K. via Zuid-Frankrijk...

Maar buiten onze grenzen woedde de storm onverpoosd voort.

Na ‘'Duinkerke'’ begon de beklemmende ‘Duitse bezetting’ met zijn voedselschaarste en honderden '‘VERBOTEN'’, waarbij de kleine mensjes uit onze streken zich zo goed en zo kwaad als het ging trachtten aan te passen...En wie niet horen wou, zou voélen!

Velen zagen echter in deze nieuwe levenssfeer een plotse kans om carrière te maken op de kap van hun medeburgers, er grof geld uit te slaan of aanzien te verwerven. En steeds vonden deze tafelspringers van links of rechts binnen het jaar een goedgelovigen jeugd om onder het mom van grove idealen voor hen de kastanjes uit het vuur te halen...als naïeve kindsoldaten van het Verzet of in het Vlaams Legioen aan het Duitse Oostfront...

In het tweede deel van mijn verhaal lees je hoe mijn personages in het wit-zwarte kluwen van het eerste bezettingsjaar hun weg proberen te vinden.

Of erin verdwalen...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
10-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
14-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 133
Klik op de afbeelding om de link te volgen

BOEKDEEL B1 : DE BEZETTING BEGINT.

Beslaat de periode van mei ’40 tot augustus ’40, waarin sprake is van een hulppost van het Rode Kruis, rijke joden en hongerige Hollanders, plus de inval van de Hunnen in Westende.


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
14-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
15-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 134
Klik op de afbeelding om de link te volgen

01BIS: HET DRAMA VAN EBEN-EMAAL.

 

Na het incident van Maasmechelen kende het Belgische opperbevel alle details van de Duitse plannen om ons grondgebied binnen te vallen en liet Leopold III definitief onze steriele neutraliteitspolitiek varen.         

Voorzichtig werden de twee geallieerden (Frankrijk en Groot-brittanië) gepolst in hoeverre zij Belgie zouden kunnen steunen bij een Duitse inval. Zo ontstond het Dijleplan ,waaruit al snel bleek dat de geallieerden de vijand niet verder tegemoet zouden treden dan de lijn Leuven-Namen-Givet :van steun op het Albertkanaal of op de middenloop van de Maas - onze hoofd verdedigingslijn - kon hoegenaamd geen sprake zijn.

Er zou wel nog een Franse troepenmacht (7.Leger) door Vlaanderen optrekken om tussen Walcheren en Bergen-op-Zoom de verbinding tussen het Belgische en het Nederlandse leger te verzekeren. Onderwijl moesten wij de Duitsers zolang mogelijk (5 dagen) in de Ardennen ophouden en weerstand bieden op de lijn Namen-Luik-Antwerpen. Zohaast de geallieerden hun stellingen op de Dijle betrokken hadden ,mochten de Belgen aan hun zijde de K-W-lijn bezetten tussen Antwerpen en Leuven. De sector Leuven-Waver zou verdedigd worden door de Engelse B.E.F. (British Expeditionary Force , ongeveer 200.000 man) en het stuk Waver-Givet viel de Fransen toe ,al bleven de forten rond Namen in Belgische handen.                               .

Op 9 mei rond 20.30 uur ontving het Belgisch Algemeen Hoofdkwartier het bericht dat de aanval voor 04.30 uur verwacht werd en tegen O3.OO uur waren de gevechtsposten overal "bemand" ,of beter gezegd "onderbemand"  .Want veel soldaten waren daags voordien nog met speciaal verlof vertrokken en 50% van de paarden moesten in het holst van de nacht bij de boeren worden teruggehaald...

De Luftwaffe bombardeerde voor het krieken van de dag massaal de kazernes en de vliegvelden waardoor tegen 05.00 uur de meeste telefoonverbindingen aan het front verbroken waren en 60 van onze 180 vliegtuigen - waaronder de meest moderne - op de grond werden vernietigd. Ondertussen voltrok zich het drama van Eben-Emaal...

Met een paar zweefvliegtuigen - een hier volledig onbekend wapen - landden kleine groepjes Duitse elite-troepen àchter elke bunker die een brug over het Albertkanaal rond het fort beveiligde en negen van die tuigen streken zelfs neer bovenop (!) de zwak verdedigde superstructuur van de vesting :een nooit vertoonde stunt ,maar wel grondig vooraf ingeoefend...Bij veel bruggen mislukte hun huzarenstuk en konden de kunstwerken nog tijdig opgeblazen worden. Maar die van Vroenhoven en Veldwezel konden ze onbeschadigd veroveren ,hoofdzakelijk wegens de vernietiging van de commandopost in de kazerne van Lanaken ,een kwartuur voordien ,waardoor geen bevel tot opblazen meer gegeven kon worden... 

De 70 Duitse 'Fallschirmjäger' die bovenop het fort waren geland slaagden er in minder dan één uur tijd in alle zwaar gepantserde artilleriekoepels met holle springladingen buiten gevecht te stellen ,zodat ze na aankomst van de versterkingen konden beginnen met vlammenwerpers - nog zo'n onverwacht wapen! - het netwerk van galerijen onder de kazematten 'te zuiveren'. Tegen de avond van 10 mei had het bolwerk zijn militaire waarde verloren en was het de Duitsers in Vroenhoven en Veldwezel gelukt reeds een bruggenhoofd van 2 km diepte te veroveren .             

De Ardense Jagers en het tankkorps Keyaerts putten zich heel de dag, samen met de Franse Cavalerie ,uit in vertragende gevechten en zouden zich pas na het vallen van de volgende nacht (11/12 mei) grotendeels achter de Maas terugtrekken :twee dagen gewonnen...al had de legerleiding minstens op het drievoudige gehoopt !   

Maar ,zoals gezegd ,reeds op 11/5 om 12.30 uur moest het "oninneembare fort van Eben-Emael" zich met 12OO verdedigers overgegeven ,volledig overdonderd na de vijandelijke inzet van allerlei ongekende strijdmiddelen. Later zou blijken dat de parachutisten - nog schrikwekkender krijgers dan de barbaarse Uhlanen van 1914 ! - de "holle lading" gebruikten ,waarmee de zwaar gepantserde geschutskoepels moeiteloos werden opgeblazen. Kort daarop trok ook de 7.Infanterie-divisie ,die voor de verdediging van de omstreken van het bolwerk verantwoordelijk was ,overhaast terug ,nadat de geallieerde luchtmacht er niet in was geslaagd de intacte gebleven bruggen van Vroenhoven en Veltwezel met bommen te vernietigen. Wél waren bij de drie opeenvolgende luchtaanvallen van 11 mei 60% van de ingezette vliegtuigen verloren gegaan :10 Belgische ,33 Britse en 13 Franse.           

Om de ramp àf te maken braken de Duitsers nog dezelfde dag massaal door tussen Luik en Tongeren ,ons leger en de in paniek vluchtende burgerbevolking voor zich uit stuwend. Maar ze drongen niet hard aan ,met de bedoeling zoveel mogelijk geallieerde divisies aan te lokken en te binden. De Fransen en de Britten ,die in analogie met 1914 de Duitse hoofdaanval ten noorden van de Maas verwachtten ,liepen in de val...Want de 3e en 4e Duitse Panzerdivisies rukten met veel gedruis van Tongeren naar Hannut op in de richting van de onafgewerkte fortenlinie tussen Waver en Namen. Dus besloot het Franse opperbevel dààr al haar reserves samen te trekken en twee lichte tankdivisies vooruit te sturen om de vijand te stoppen. Maar na de eerste desastreuze schok bleek alras dat van stoppen geen sprake zou zijn :tegen de gecombineerde overmacht van bétere tanks ,zwààrdere artillerie én de gevreesde Stuka's waren de Fransen ,ondanks hun heldenmoed ,niet opgewassen.                     

Ondertussen begon op 12 mei (dus drie dagen tevroég) het Belgische leger zijn sector op de K-W-linie tussen Antwerpen en Leuven te betrekken ,sommige divisies na een tuchtvolle terugtocht ,andere (de 2.,3.,4.en 7. Infanteriedivisie) na een chaotische vlucht...  

Toch zal het daar aan de zijde van de geallieerden "fier standhouden" tot 15 mei , ietwat verwonderd dat dit zo gemakkelijk ging...Dat ze daar in feite voor pietje-snot stonden en de oorlog ondertussen élders beslist werd ,zou pas drie dagen later tot de Belgische legerleiding doordringen...        

Want op 13/5 kwam het bij Hannut tot de eerste tankslag van de Blitzkrieg waarbij 650 Duitse Pantzer ongeveer 200 Franse gevechtswagens niet zonder moeite tot achter de K-W-linie terugwierpen. Tijdens hun aftocht werden de Fransen bovendien moordend bestookt door zwermen Stuka's en operationeel praktisch uitgeschakeld.

Deze ramp werd nog duidelijker toen de Duitsers diezelfde dag erin slaagden tussen Namen en Sedan vier bruggenhoofden over de Maas te werpen ,net zoals ze in hun plannen voor "Fall Gelb" hadden  voorzien. En het is misschien pijnlijk te herhalen dat sinds 10 januari '40 ,ten gevolge van het incident bij Maasmechelen ,alle geallieerde hoofdkwartieren volledig op de hoogte waren van dit Duits strategisch voornemen ,maar het als onzinnig hadden verworpen...                       

Maar keren wij even terug naar de morgen van 10 mei in het - voorlopige - rustige Westende...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
15-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
16-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 135
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B02  DE VLAM IN DE PAN !         

          Westende, 1O mei’40

 

 Joseph kon zijn oren niet geloven, toen het luchtafweer­geschut bij 't Jonkershof plots nijdig het vuur opende op een zilveren stipje hoog in de blauwe ochtendhemel, en het ijle uit­spansel erom  bezaaide met tientallen zwarte wolkjes.                                    

Het was halfacht, de tram naar Oostende had al een kwartier vertraging en kwam nog steeds niet in zicht. Bertrand Berkenout, die samen met hem en een groepje jongelui aan de halte van de 'Welkom' stond te wachten, vertelde daareven wel opgewonden dat de oorlog was uitgebro­ken, maar niemand had het echt geslikt :de laatste tijd vlogen daarover teveel 'kwakkels' in 't rond en een 'enkel­voudig alarm' werd door de ver­hitte verbeel­ding al vlug opgeblazen 'van een scheet tot een don­der­slag'...De paar rijke mensen in het dorp, die over een radio­toestel beschikten, zegden in alle toonaar­den dat - volgens de "spieker" - het ver­spreiden van valse geruchten over de landsver­dediging zwaar gestraft kon worden. Een bedreiging die hen meteen het monopo­lie van de waarheid bezorgde, want wat de "nieuwslezer van Brussel" verkondigde was immers evangelie...Daarom hielden de meesten zich toch voorzichtig op de vlakte als er weer eens zo'n sensatie­berichtje in het openbaar gelanceerd werd over Hitler & Co.           

Nu leek het evenwel dat de Bertrand er niet ver naast zat en met een opdringerige geest­drift eiste hij bij de omstaan­ders de erkenning op van zijn gelijk :    

" Ziede't wel, ziede't wel! 't Is oorlog! 'k Heb het toch gezegd :'t is oorlog!"         

Niemand wilde hem echter dat plezier gunnen, want reik­halzend bleven de jongelui obsti­naat naar de zwarte explosie­wolkjes aan de hemel staren en de Bertrand was eraan voor z'n moeite. Pas toen het vuren op­hield en het zilveren stipje onverstoor­baar in de felle morgenzon verdween, mocht hij uitleg­gen dat Tjeppe-de-facteur hem dat nieuws in het voor­bij­rijden had toegeroepen..." En dat het geen school was !...",voe­gde hij er fier aan toe, om toch op de valreep - al was het enkel maar bij de studentjes - nog waar voor zijn geld te krijgen. Maar dat was een beetje teveel van het goede en ze lieten hem verder links liggen :in zo'n zaken moet ge best niet overdrijven...                     

De tram van tien na zeven liet het definitief afweten en toen ook die van tien na acht niet verscheen, moesten ze node toegeven dat langer wachten geen zin meer had :de boel stond op stelten, zoveel was wel zeker.

Met een vreemde tintel in zijn lijf liep Joseph opnieuw de Bassevillestraat in, naar huis. Marie stond met gekruiste armen te buurten met haar vriendin Jetje :de tamtam werkte op volle toeren, want ze wisten hem zelfs te vertellen dat Duits­land niet alleen België laffelijk was binnengevallen, maar ook Holland en Luxemburg en dat er aan de grenzen zwaar werd gevochten.

               

"Gevochten, verdom­me !?" Joseph kon zich niet voorstel­len dat de mannen uit het dorp, die met de laatste mobilisa­tieoproep waren vertrokken, nu misschien in de Ardennen met een geweer van achter een boom op een troep Ulanen lagen te schieten. Of met een mi­trailleuse, allee zeg! Dóódschieten hé ! Zoiets kon toch eenvoudig­weg niet...          

"Ziede meester Bloesaert al staan vechten tegen een hoop Duitse soldaten ?" Als reserve­officier had die natuurlijk een sabel, maar Jezus-Maria, dat was toch geen mens om te staan vechten, hé !       

Dat het evenwel serieus was merkten ze een uurtje later, juist toen ze van plan waren op te houden met comméren :de luchtafweer sloeg opnieuw aan 't keffen en raakte ei zo na het zilveren vlieg­tuigje waarop de kanonnen met hun zwarte spikkels hun woede uitwerkten. Het ding maakte plots met een brede bocht rechtsomkeer en verdween in de schittering van de zon. Als dat zo voortging beloofde de oorlog nog spannend te worden...

Nu het schieten had opgehouden, hoorden ze allen tege­lijk het gestaag brommen van achter de duinen opwellen, uit de richting van de Koninklijke Baan. Verdomme, wat was dat nu weer ? Joseph, die toch niets beters te doen had, besloot met de fiets even een kijkje te gaan nemen. Pas was hij de straat uit, of hij be­merkte voor zich aan de tramhalte verderop, hoe de éne na de andere legercamion in een ononderbroken sliert voorbij tufte, grijsbruin geschilderd, valer dan wat hij van onze eigen troepen gewoon was.    

" 't Zijn Fransmans...Ze komen ons helpen vechten tegen den Duits !",riep één van de wuivende omstaanders opgewonden boven het helse motorenlawaai uit :"Er zijn zeker al vijftig camions gepasseerd, en er komt nog geen eind in 't zicht..."         

En inderdaad, zover Joseph kon zien, de rechte baan af tot aan de bocht, een kilometer verder, was het één lange stoet walmende vehikels, die uit de richting van Nieuwpoort naar hem toe reden...              

"Da's 't zevende leger van de Fransmans ,zeggen ze :dat wil zeggen dat ze er zo minstens nog zes àndere gereed hebben staan ! En ge moet eens goed zien :er zijn negers bij ! Daar zie ,nevens de chauffeur, zied'ém:...helemaal zwart !!"            

Ja, effectief :daar, naast een norse chauffeur zag Joseph er één zitten, lachend met reusachtige witte tanden !

Miljaarde, was die zwart, zeg ! Om schrik van te krijgen, ondanks hun schijn­baar brave inborst... 

De meeste voorbijrijdende militairen droegen eenzelfde helm op hun kop als onze eigen soldaten, maar 't waren toch vreemden, dat zag je direct :een wat bruiner gezicht en allemaal een donker snorretje, meer zoals Joseph zich de Italianen van de films voorstelde...De meeste chauffeurs keken strak over hun groot stuurwiel voor zich uit, alsof ze met iets heel moeilijks bezig waren, maar de bijrijders wuifden af en toe goedmoedig naar al die blije burgers langs de baan.                  

Soms stokte de snelheid in de colonne wat en opeens stond alles stil. De auto's schoven bumper tegen bumper en de roke­rige rij klapte dicht als een vermoeide accordeon.                       

" Hé, la môme, t'as rien à boire ici ?",riep zo'n zwarte van boven z'n open portier. Maar het wuivende schoolmeisje week ver­schrikt giechelend  achteruit als voor Nicodémus, de negerknecht van Sinterklaas. Mensen, was dat verschieten zég! Die bloed-doorschoten bolle ogen..., en die reusachtige gezwollen lippen...,en zo bangelijk dicht­bij !  Hij stak uitnodigend z'n bleke duim in z'n mond, en riep verwoed " Gloe-gloe ! Gloe-gloe ! Gloe-gloe", als een uit z'n voegen gebarsten baby...   

Maurice, de baas van de 'Lekkerbek', begreep deze vak­term onmiddellijk, en riep tegen zijn zoon in een plotse opwel­ling van patriottisme :" Gaston, rap, haalt een bak Export uit de kelder !", om er dan bedachtzaam aan toe te voegen :" Klein flestjes, hé !!"  Maar Gaston was al weg naar het café, hon­derd meter verder...Toen hij met het volle houten krat op zijn schoft hijgend terug kwam lopen, was de colonne al weer in beweging gekomen en Zwarte 'Gloe-gloe' in een stinkende wolk uit­laat­gassen verdwenen...           

Mensen toch!",huiverde het meisje nog na, "ge zoudt gezegd hebben :juist één van de cirque!"...Maar Gaston verbeterde :" Neen, 'lijk een 'Merci' op den toog bij Julia!"... ,waarmee hij de plaas­te­ren offerblok bij de dorpskruidenier bedoelde, met het negerbeeldje dat dankbaar knikte bij elke aalmoes voor de missies.               Wat een ononderbroken sliert sensaties, zeg! Nog nooit gezien! En het blééf maar doorrollen, eindeloos...

Een fietser uit het dorp kwam fier melden dat over de Nieuwpoortse steenweg door de dorpskom allemaal grote tracto­ren met zware kanonnen voorbijtrokken, maar ook hier aan de tramhalte defileerden reeds de raarste wapentuigen, feestelijk versierd met grote boomtakken, volop in blad.

De jeugd geraakte er niet op uitgekeken, en twee oud-strijders van '14 stonden er trots bij te wenen, de borst vol decoraties en zwaaiend met Franse vlaggetjes die tijdens het seizoen de strandcabines opfleurde...

Tegen twee uur besloot Joseph dan toch maar eerst iets te gaan eten thuis, en wonder boven wonder maakte Marie geen trammelant over z'n laattijdige verschijning.  

" Moeder, ge moet gaan zien, 't is formidabel !", juich­te­ Joseph, " Duizenden en duizenden ! En kanonnen, mens ! Dien Duits zal nogal verschieten, miljaarde !"

" Jongen, kalmeert eens wat ! En vergeet niet dat het maar een jaartje gescheeld heeft, of ge moest zelf ook gaan vech­ten...Ik mag er niet aan peinzen...Want ik kan u verzeke­ren dat dàt niet zo plezant is ! God weet hoeveel er van deze soldaten de volgende maand nog leven ...Of een been kwijt zijn, of blind voor de rest van hun dagen, of van de gas gepakt 'lijk Bompa Petré zaliger...Den oorlog is niets dan rotte miserie, gelooft  me vrij !"

Maar dat gezever kon het enthousiasme van Joseph niet koelen. Zijn laatste hap nog nakauwend sprong hij alweer op de fiets, recht naar de dorpskom.

Hier waren het allemaal vreemdsoortige, rechthoekige stadsbus­sen zonder motorkap die, afgeladen vol brallende branieschop­pers, in niet-aflatende regelmaat walmend voorbij bromden. De dorpelingen op het voetpad geraakten al wat blasé, en zelfs een beetje ontstemd door de vele lege flessen die de heren met een losse pols, of een brutale brede zwaai vanop het open balkon, ongegeneerd op de kasseien keilden. Een groot gedeelte van die goedgeluimde gasten had duidelijk al een druppeltje teveel op, en hing groen door een open venster te kotsen, zodat de toeschouwers dikwijls in min of meer jolig afgrijzen  achteruit moesten springen. Maar zatlapperij was nu éénmaal zo innig met de Vlaamse volksaard verweven, dat enkel de kwezels daar aanstoot aan namen. De mannen van het dorp monkelden genadig, zelf met een pint in hun 'pollen': mensen, wat een zicht, wat een belevenis!

Toen er weer een sliert bussen vol zwarte soldaten voor­bij bolde, sloeg de jeugd weer aan 't juichen, maar dié mannen keken meestal ernstig en bloednuchter op de dorpelingen neer.       

" Senegalezen! Dat zijn mosselmannen, die mogen genen alkool!",riep naast hem Sooi Coenye, die ook aan de Ijzer had gestaan. " Maar wreed-goei soldaten, man ! Die kropen in '14 in 't donker op hunnen buik naar de Duitse tranchées en tegen de mor­gen kwamen ze terug met een koperdraad vol afgesneden oren... Wreed-goei gasten !" riep hij goedkeurend boven het motorlawaai uit,en tuitte waarderend zijn lippen, als een schoolmeester bij de prijsuitreiking.                                  

Tegen vier uur kreeg een autocar bij de kerk een lekke band door al die gebroken flessen op de rijweg en stropte de verkeersstroom. Onmiddellijk troepte het volk rond het scheef­hangend vehikel. Een bende brutale soldaten maakte van de gelegenheid gebruik om de twee dorpscafés te overrompelen en gratis bij te tanken, tot ze door een paar oversten met ge­trokken revolver terug de bussen werden ingedreven. De mannen van het voertuig met de lekke band werden door een drietal onderofficieren over de andere cars verdeeld, en na een half uurtje kon de colonne weer walmend voort hotsen.

Rond zessen werd het defilé luguber afgesloten met een lange rij Rodekruiswagens en plots viel een vreemde stilte over de dorpskom, al rinkelden hier en daar de glasscherven onder het ritmisch geveeg van verontwaardigde huismoeders.             

Thuis gekomen zag Joseph hoe Leon met handen en voeten verslag uitbracht bij moeder, over wat hij in Nieuwpoort had gezien en meegemaakt, maar hij liet zijn jongste broer wat pinnig opmerken dat diezelfde gasten hier ook gepasseerd waren...en ondertussen nog een héél stuk zatter dan toen Leon ze had gezien ! De kleine liet zich echter niet zomaar de mond snoeren en zette zijn bazige broer schaakmat met het nieuwsje dat die 'Frans­mans' naar Holland trokken, om het gat tussen de Neder­landse stellingen aan de Rijn en de Belgische fortengor­del in de Kempen te dichten, ten oosten van Breda.

" Allee zeveraar, hoe kunt gij dat nu weten :zo­iets is een groot geheim...Dat gaan ze niet aan je neus hangen, wees maar gerust!"                      

" Wel, dan is het nu zekerlijk géén groot geheim niet meer, want iedereen op de kaai wist ervan en de gendarmerie heeft een telegram gekregen van Brussel, met al de kruispunten  die ze moesten vrijhouden, van De Panne tot in Holland ! Dat is ook niet waar, zeker ?!"  

" Dat wil niks zeggen...",was alles wat Joseph nog kon bedenken om zonder gezichtverlies de discussie af te sluiten. In elk geval, moest dat waar zijn, dan stond de Duitsers in Breda een ferme peer op hun bakkes te wachten... Miljaarde !             .                                        

Of den Duits onze Fransmans rustig hun roes zou laten uitslapen, hoopte Joseph op de radio te horen,  toen hij die avond om tien uur een pint ging pakken in de 'Lekkerbek', om de hoek. Het café zat goed vol, maar zohaast de nieuwslezer met het legerbericht begon, kon je een speld horen vallen. In de Ardennen leverden onze Jagerdivisies met veel succes een vertragend gevecht, zo heette het...Het fort van Eben-Emael, op de samenvloeiing van het Albert-ka­naal en de Maas, was in een heroï­sche strijd gewikkeld met Duitse parachutisten die ook bij verrassing de bruggen van Vroenhoven, Kanne en Veldwezel hadden kunnen veroveren, maar deze doorbraak was weer afgegrendeld. Overal hield ons Leger held­haftig stand en brachten de vijand zware verlie­zen toe. Tachtig Duitse vliegtuigen waren door de zware luchtafweer neerge­haald. De burgerbevolking werd ernstig gewaarschuwd uit te zien naar verdachte personen en alle parachutages achter de front­lijn onmiddellijk aan de Rijkswacht te melden. In Nederland meldde men hevige gevechten aan het ...

De mensen luisterden al niet meer en barstten los in opgewonden commentaar :Eben-Emael, de oninneembare vesting, de trots van onze landsverdediging, beter dan de Maginotlinie van de Fransen... Aangevallen door parachutisten? Wat was dàt voor zever ? Onmogelijk! Dat was zeker verraden werk, of sabotage van die smerige linkse pacifisten... Eben-Emael, dat ons miljar­den had gekost... Natuurlijk sabotage, hoe kon het ook anders !   

" Onze Gustaaf, die aan 't Albertkanaal ligt, vertelde verleden maand nog dat ze munitie hadden gekregen voor hun anti-tankkanon die er helemaal niet in paste ! Legt dàt verdimme maar eens uit !                   

" En onze oudste, de Jean, ligt daar ook, en die heeft een Duitse spion van een binnenschip aangehouden, die in 't voorbijvaren altijd maar foto's pakte van de bunkers en de bruggen en heel de rattaplan !...Wat wilt ge dan nog deftig gaan vechten, als d'ander alles weten ! En z'hebben overlaatst eens kogels gekregen voor al hun vier Maximmitrailleusen met rijnzand in inplaats van poeier, door die rooi stakingen in Frankrijk ! Ze moesten z'allemaal ophangen, die vuil saboteurs, allemaal miljaarde, zonder pardon !..."

Al bij al, als ze het goed begrepen, was de Duitser reeds over het Albertkanaal geraakt, zo'n zwaar versterkte hindernis ! Dat is toch niet meer normaal, hé !

" Maar nee, ge zijt mis, hij heeft gezegd dat ze terug­ge­slagen zijn met zware verliezen!"                           

" Dat is toch zever in pakstjes, vent ! Dat zeggen ze altijd, voordat ze gaan lopen, de lafaards! Is het dààr niet dat die divisie ligt, waarvan de flaminganten in opstand zijn gekomen,  overlaatst ?...'t Is aan die kanten vergeven van de landverraders en de zwarthemden ! Niet te verwonderen dat den Duits er is doorge­broken, als die van ons niet eens op hem schieten :dàn is 't vaneigens nogal gemakkelijk, verdomme!...Aan den Ijzer maakten wij korte metten met die gasten, in der tijd :tegen de muur, en...vlam! Finito!"  

" Maar hij is niet doorgebroken! Miljaarde, kuist uw oren uit, oude zeveraar!!"         

Toen het er bovenarms dreigde op te zitten, muisde Joseph er stilletjes van onder. Hij voelde het met zijn elle­bo­gen :" Als we verliezen, zal het weer de schuld van de Vlamin­gen zijn, ge zult wel zien..."                        

's Anderendaags, na het ontbijt, wilde hij juist zijn schoolatlas bovenhalen om eens nauwkeurig te situeren wat hij gisteren allemaal had opgestoken in de 'Lekkerbek'. Plots begonnen de kanonnen van 't Jonkershof weer katoen te geven als of het niet meer opkon.

Buiten stond wat volk omhoog te staren naar het nu reeds vertrouwde toneel van poppende zwarte wolkjes in de blauwe hemel, uitgezaaid rond een koppig voort vliegend zilveren stipje. Neen :drie stipjes, waarvan er één plots een zwart streepje begon te trekken en de formatie verliet!          .                   

" Z'hebben hem! Z'hebben hem!", jubelden de buren in de straat. Het toestel zakte in een wijde spiraal gestaag lager, zijn zwarte zog steeds dikker en dikker, tot het met een langgerekte janktoon achter de duinen uit het zicht ver­dween.        

In de beklemmende stilte na het neerstorten riep plots iemand :" Daar zie! Een parachute!"               

Als geobsedeerd had Joseph de val van het vliegtuig met de ogen gevolgd, maar nu zag hij ook, halverwege de rookpluim, een wit bolletje langzaam dalen boven Nieuwpoort-Bad, blin­kend in de ochtendzon.

"Da's dan numéro éénentachtig..." ,flitste het door zijn hoofd, terwijl hij met een paar jongens de straat uitrende, recht naar de hoge duinen aan het strand bij de 'Wel­kom'.. Maar toen ze daar twee minuten later naar adem snakkend boven­op stonden rond te pieren, was er niets meer te zien, tenzij een verwaaide zwarte wolk aan de einder boven zee en een paar visserssloepen die zich schenen te groeperen, een mijl buiten het witte staketsel, wazig in de morgenmist...                  

" Als hem nog niet dood is, zullen de vissers die smeer­lap nu wel z'n vet geven!",wist er één te verzekeren...                         

" Dat ze er met hun poten maar afblijven! Als hem niet gewapend is moeten ze hem gerust laten en aan 't Rood Kruis geven, of aan de gendarmen: dàt is de wet!" De kozijn van de veldwachter was een autoriteit op dat gebied..." Of aan 't leger..." ,liet hij hen grootmoedig wat speelruimte," maar de burgers mogen zich met die zaken niet be­moei­en! "...Voilà, dat wisten ze weeral!                                  

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
16-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
17-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 136
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B03a SPIONITIS.

 

  Westende, 12 mei 1940.

Op de keukentafel tekende Joseph op een groot stuk  bruin inpakpa­pier met een blauw potlood een blinde kaart van België, zijn schoolatlas naast zich. Eerst Brussel, in het midden. Dan Antwerpen en Luik, het Albertkanaal er tussen, de Maas met Eben-Emael...Na een moment van twijfel streepte hij de laatste naam in 't rood door:  dat fort was volgens de geruchten toch al veroverd... Hij vervolledigde het kunstwerk met de provinciehoofd-steden en plaatste toen op de kustlijn de bolletjes voor Oos­tende en Nieuwpoort chauvinistisch even groot als Brus­sel... Een kruisje in zee gaf de plaats aan waar het vliegtuig was neergestort...  

Pas hing de kaart met duimspijkers tegen de muur van de slaap­kamer, of Marie kwam thuis voor het middageten. Ze wist het al van die neergehaalde Duitser. Als het überhaupt een Duitser was, hé, want in het dorp ging het gerucht dat de vissers een doodgebloede piloot aan wal hadden gebracht...met Engelse papieren!   

  " Die mannen van de D.C.A. zullen toch het verschil wel kennen tussen vriend en vijand, zeker! ", opperde Joseph veron­gelijkt.

Maar Marie wist wel beter :"Die bende onnozelaars schiet op al wat beweegt! " stelde ze bitter vast, en daarmee was dat heldhaftige wapenfeit weeral afgehandeld. " Maar 't is de vraag of wij wel goed weten wie de vijand is", voegde ze er na een tijdje cryptisch aan toe.                       

Toen Joseph haar niet-begrijpend bleef aankijken, haal­de ze wat moedeloos de schouders op en ging met een diepe zucht aan tafel zitten.   

" Och, er is weer wat aan de gang, op het gemeentehuis..." zei ze nors:" ze hebben weer wat nieuws uitgevonden om de mensen te pesten..."                     

Joseph zette zich over haar. "Ze moeten een lijst opstellen... een zwarte lijst...van al de mannen die bekend staan als ofwel uiterst rechts of uiterst links, zoals ze dat noemen...In feite van al diegenen die vroeger gepakt werden omdat ze bij de verkiezingen vantijd tegen de rooi, de blauw of de geel hebben gevochten, of cafés kapotge­klopt en dergelijke zaken..."

" Mensen, dat zijn er heel wat! ",spotte Joseph.    

" Ge moet er verdimme niet mee lachen...'t komt van de Staats­vei­ligheid, de geheim polies, en het ligt er dik op dat ze al die van ons gedacht zijn willen nekken: de vechtjassen van het V.N.V.­,de Grijze Brigade,'t eerst, en de miliciens van 't Verdinaso...De communisten ook wel, maar die schoelies lopen hier niet vet in 't rond: misschien  Achiel de schoenmaker, de opvolger van Zotte Steiner... Maar die sukkelaar is al bijna zeventig, en ver dood van de longen. Zo rap zal die nog geen revolutie plegen, of onze Koning willen verja­gen, denk ik..."

Joseph zweeg even perplex.  

" En wij ?.. ."     

" Ja-ewel, en wij, hé! ...Al chance dat ge nog niet meerder­ja­rig zijt, of ge had er ook aangehangen! "... Triest loosde ze een diepe zucht: " De kopmannen van onze partij zitten natuurlijk bijna alle­maal bij den troep, maar al de ouderen die niét gemobi­liseerd werden, moeten iedere morgen gaan stempelen op het gemeente­huis, om ze gedurig in 't oog te kunnen houden..."     

" Ziede meester Engelborghs al gaan stempelen ?!"

" Chance dat ze hem met de laatste shift ook nog opgeroepen hebben voor het leger, gisteren, of hij had het spek aan z'n been! ..."              

" Miljaarde zég, van 'n hoerechance gesproken!", spotte Joseph en Marie moest ongewild mee lachen.         

 

Met dat woord 'stempelen' moest Joseph plots aan Arthur denken, die hij door de commotie sinds gisteren helemaal was vergeten...Die moest met zijn pa ook iedere dag het register gaan tekenen bij de garde...Belachelijk, hé:  die was niet links of rechts, en een vioolvirtuoos lijk meneer Birnbaum kon je toch moeilijk een gevaar voor de staat noemen, hé!  En dan daar bovenop zo'n mensen nog eens huisarrest geven: dat was helemaal té zot om los te lopen!  Die bietekwieten van de staatsveiligheid wierpen er maar wat met hun klak naar, de zotten!

Na het eten sprong Joseph op de fiets en peddelde naar Arthur om te horen hoe het verlopen was, dat zogenaamde 'stempelen'. Maar op zijn herhaald bellen kwam geen enkele reactie...Was er niemand thuis, of hielden ze zich binnen gedeisd ?... Of - flitste het door zijn hoofd - misschien waren ze al heimelijk naar Blankenberge vertrokken en op hun nieuwe zeiljachtje naar Engeland gevaren ?!...

Uit pure balorigheid bonkte hij nog een paar maal nijdig met de vuisten op de voordeur, maar zonder succes. En in het midden van de straat de naam van zijn vriend omhoog staan schreeuwen van 'Eiby!Eiby!' had enkel voor gevolg dat Annita Lansens uit de groentenwinkel om de hoek even naar het kabaal kwam kijken.

Onder zijn schreeuwen hoorde hij plots Annita roepen: " Ze zijn wég! " En even later opnieuw: " Opgepakt door de gendarmes! "

Annita kwam resoluut naar hem toe en legde hem heel het drama uit: " Gister na de noen zijn de gendarmen van Nieuwpoort samen met onze garde madam Birnbaum en haar dochter komen oppakken met de dievenkar. We mochten er niet dicht bij komen, maar ik zag toch dat het meisje ferm schreide...Veel tijd om te pakken kregen ze niet: twee valiesjes en hop, weg!  Hun familie, die in de 'Villa SYBARIS' was ingekwartierd, zat ook al in de dievenkar...alleszins de moeder en de dochter..." 

" En Arthur en zijn vader, hebt ge dié gezien ?"

Neen dus. De rest van haar schel gekwebbel liet hij voor wat het was: die Annita had hij nooit écht gemogen... 

Al met al wist hij nog steeds niet juist wààr Arthur nu kon uithangen. Maar het mooie sprookje met dat zeiljacht in Blankenberge kon hij nu wel vergeten... Zonder de vrouwen zouden de Birnbaums nooit gevlucht zijn...

 

De rest van de dag bleef zijn vriend Arthur door zijn gedachten spoken: Héél de familie Birnbaum opgeschept door de gendarmen van Nieuwpoort! En nog wel als spionnen! Zelfs een operazangeres als de moeder en een schuchter schaap als dat zusje!  Waanzin, complete onbegrijpelijke misdadige waanzin! Wie vindt er nu zoiets uit!? Wie kon die mensen nu zó haten ?...

Maar 's avonds kreeg hij al een eerste antwoord op zijn vraag...

Tegen kwart voor acht stapte Joseph wat wrokkig de 'Lekkerbek' binnen om het laatste legerbericht op de radio te beluis­teren.            

Het rokerige lokaal zat weer bomvol buren uit de straat die hem maar scheef bekeken. En toen hij aan de toonbank een pint bestelde, lachte cafébaas Maurice monkelend:   

" Ewel Joseph, moete gij nog niet gaan stempelen ?"

"Ik peins dat ik nog altijd niet gevaarlijk genoeg zijn, Maurice! ", gek­te hij terug, maar het ging niet erg van harte.    

De 'zwarte lijst' van de plaatselijke landverraders, en de neergeschoten Britse piloot vormden het gesprek van de dag, maar toen het nieuwsbericht begon, vielen alle verhitte discussies stil.                                        

De Ardense Jagers vochten nog steeds hun heroï­sche vertragingsslag uit, volgens plan afzakkend naar de Maas. De forten rond Luik brachten de vijand zware verliezen toe en langs die kanten ontruimden de onzen met succes een rits toeris­tische steden, zonder groot militair belang, zoals Spa en de grotten van Han. Het opperbevel liet waarschuwen voor saboteurs en parachutisten die, zelfs vermomd als burgers, het veilig verloop van de operaties bedreig­den.

" Dat moeten wree mannen zijn, die parachutisten! " opperde de waard, en de garde knikte peinzend.

"Na alle verdedigingsmiddelen te hebben uitgeput moesten de vestingstroepen van het fort Eben-Emael zich om elf uur deze morgen gewonnen geven."...

Gemor alom bij de perplexe omstaanders...        

"De Duitse doorbraak rond het stalen fort was echter volledig afgegrendeld en verdere pogingen van de vijand om onze verdedigingslijnen achter Maas en Albertkanaal op te rollen, hadden hem veel doden gekost en een nog groter verlies aan zware wapens..."         

" Dat wisten we al! ",dacht Joseph ongeduldig.      

" ...Ons vliegwezen had heel de dag de bruggen van Vroenho­ven en Veldwezel heldhaftig met bommen bestookt, en aldus de massale vijandelijke aanvoer een definitief halt toegeroepen"

Joseph betwijfelde of dat 'roepen' iets zou uitha­len­...Toen de nieuwslezer triomfantelijk ter kennis bracht dat onze luchtafweer opnieuw een kleine honderd vliegtuigen had neergehaald, schoot het volk in een brullende lach!

" Als het maar weer allemaal geen Engelsmans zijn! "

Dan volgde nog wat bla-bla over de moedige Nederlanders, die na uitgevoerde opdracht, volgens plan terugtrokken op hun versterkte 'Vesting Holland', en dàt was het...    

Een paar man gekte buiten op het terras nog wat schreeuwerig na over de zogenaamde hecatombe van de Luftwaffe en Joseph stootte zijn buur aan: " Wist gij dat wij bommenwerpers hadden?"

"Wij bommenwerpers?!" Hij grinnikte even mis­troostig:" Dat zijn geen echte bommenwerpers, hé vent!  Die hebben ze overlaatst nog rap-rap aangekocht met het geld van de nationaal collecte, ge weet wel: die leurders aan de kerk bij 't uitgaan van de Hoogmis, verleden jaar!  De regering had er geen cent voor over en dan hebben de oud-strijders of de boyscouts het geld bijeen moeten bedelen, met collectebussen 'lijk voor de te­ring-lijders!...Als ik me goed herinner hebben ze er zo hoop-en-al een klein dozijn kunnen aankopen, van die oude goedkope bommenwerpertjes, maar zeker niet méér!  En aan de vaart waaraan ze de vliegmachines tegenwoordig naar beneden kletsen, zullen er nu nog niet teveel van overblijven...De Fransmans, ja dié hebben échte bommenwerpers!  En de Engelsmans allicht ook een kluts. Maar wij!? Doe me niet lachen, hé : dat zijn àànvalswapens ,en dat màg niet van de Sossen !"             

Triestig peinzend slurpte hij aan zijn Export en toen Joseph aanstalten maakte om op te breken zei hij moedeloos: "Nee, 't gaat slecht, jong...Als ze stoefen hoe heldhaftig die van ons daar vechten, dan is het ver om zeep!  Ik wed dat den Duits al bij Namen zit. Daar heb ik indertijd mijn dienst gedaan...Schoon wijven, daar, dàt wel..."

              

Leon wist er ook alles van, van die neergeschoten Engelse piloot: schipper Titteca van de 'Charlotte' had hem met moeite aan boord kunnen trekken, maar kreeg het bloed uit de kapotte schouder niet gestelpt...   

" Och arme toch! ", zuchtte Marie.     Ja, die sukkelaar was op dek leeggelopen 'lijk een gekeeld varken: niets meer aan te doen...Enfin, verdiend loon voor 'n Duitser, dachten ze...'t Is maar nadien dat ze aan z'n soldatenboek zagen dat het een Engelsman was: 'Englische Air Force' stond er op, of zo iets...    

" Die klootzakken van 't Jonkershof gaan zekerlijk een fameuze fakkel smoren! " voorspelde Leon vastberaden, alsof het aan hem lag om dat te beslissen.               " Zie, daar is die vlieger vet mee! ",en geërgerd blies Marie in het kommetje van haar handpalm de petroleumlamp uit.          

 

Alsof het daarmee nog niet genoeg was, haalde de D.C.A. (of Défence Contre Avions, zoals dat heette) de volgende middag een Frans vliegtuig naar beneden, maar ditmaal liep het minder dramatisch af: de piloot kon een noodlanding maken op het hulpvliegveldje van Koksijde.

Rond vier uur werd Oostende voor het eerst gebombardeerd, en zo'n barbarij zou de stad in de loop van de oorlog nog ruim een dertigtal keer moeten verduren, échte bombardementen !

Joseph werkte juist op de scheerzolder de kaart bij aan de hand van de laatste berichten, toen hij de houten vloer onder zijn voeten voelde trillen, en het doffe gerommel van de inslaande bommen de ruiten liet rinkelen. Iedereen op straat vroeg zich af wat er nu weer aan de hand kon zijn...Hij besloot met een paar jongens mee te lopen naar hun hoge 'uitkijkpost' op de duintop bij de 'Welkom'. In de verte ontwaarden ze de rookpluim achter de havenhoofden van Oostende: waarschijnlijk een paar hotels of zo die in de fik stonden...Werkelijk beang­stigend...      

's Avonds repte het legerbe­richt er met geen woord over, maar Maurice, de patron, wist dat er méér dan tien burgers waren gedood.                       

" En geen énkele soldaat ?!",vroeg er één agressief, alsof hij vond dat die er eerst allemaal aan moesten, voor de burgers aan de beurt kwamen...          

" Dat zeggen ze nooit, hé vent! ",zei de patron gewich­tig. "Dat is geheim , 'secret militaire', hé:  den Duits mag dat niet te weten komen..."             

De nieuwslezer legde wel erg de nadruk op de terreur­aanval op Hasselt." Met zware verliezen voor de plaatselijke bevol­king..." 

De Ardense Jagers hadden zich met succes op de lin­keroever van de Maas teruggetrokken, om daar de statische verdedigingslijn te versterken...      

" Voilà, heb ik het niet gezegd! ? We zijn al meer als d'helft van 't Walenland kwijt!", zei die triestige tooghanger van gisteren bitter.        

" Morgen zijn we er misschien helemaal van af..." medi­teerde een andere flamingant hardop, maar merkte aan de blik van de baas dat hij verder beter z'n kop dicht kon houden!  

...Ten zuiden van het Albertkanaal werd nog steeds hardnek­kig weerstand geboden tegen een sterke vijandelijke infiltratie...              

" Hoe ze dat flikken, versta ik niet goed: al de schiet­gaten van die betonnen bunkers langs het kanaal zien uit op de oever van de overkant, en nu worden ze langs achter aangevallen...Hoe kunnen ze dan hardnekkigen weerstand bieden, verdomme!'t Zal daar nondedju fameus stinken, als ge 't mij vraagt... miljaarde! "...       

...Franse troepen waren in zware gevechten gewikkeld rond Turnhout ten noorden van Antwerpen...               

" Dat zijn van tien-negen die zatte gasten die hier eergiste­ren passeerden!",veronderstelde Joseph's gebuur, "veel tijd om hun kater te verzuipen hebben ze niet gekregen! ..."              

Volgde weer een oproep tot de bevolking om uit te zien naar saboteurs en parachutisten. Elke verdachte persoon moest onmiddellijk aan de gendarmerie gemeld worden...    

"Hoe kunt ge die herkennen, die...heu...verdachte din­ges", vroeg Sooi Coene , niet meer helemaal helder.    

" Aan hun bakkes, natuurlijk! ",zei zijn maat overtuigd " Ze zien er uit 'lijk brigangs, met een loensen blik, en niet goed geschoren en zo..."            

Sooi dacht eens diep na, en bekende verschrikt: "Maar miljaarde!  Dan heb ik er zo al veel gezien... de zondagavond...op café..."        .             

Ze gierden het uit!  De mop van de dag! ...


French refugees flee

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
17-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
18-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 136B

EERSTE VLUCHELINGEN.

De volgende morgen bij het boodschappen doen bemerkte Joseph de eerste vluchtelingen, voor het gemeentehuis: een dik bestofte open vrachtwagen, hoog opgetast met meubeltjes, beddegoed en klerenbundels, waartussen een drietal kinderen lagen te slapen. De vuilgrijze bomma zat inééngezakt te soezen in de cabine, een sjaal als stofmasker voor mond en neus. Twee vreemde vrouwen, ook al wit bestoven, stapten juist de bakke­rij buiten, elk met een groot rond boerenbrood in de arm. Drie mannen in hemdsmouwen hingen voorover gebogen onder de beide motorkapvleugels als aan een sterfbed consult te houden. Die verdomde mekaniek liet hen weer eens overduidelijk in de steek.                

" Heetgelopen ",dacht Joseph van op een veilige afstand, wegens de straal stoom die langs de nikkelen radiatorknop sis­send ontsnapte. Een paar taterwijven op hun dorpel, achter hem, volgden het hele gedoe met de grootste interesse, al leunend tegen de deurpost, de dikke blote armen als een bumper op de boezem gekruist. Ze waren zichtbaar wàt fier, hem bij de scène aan de overkant kosteloos commentaar te kunnen geven, heet van  de naald:                 

" Hals over kop moeten gaan lopen, die mensen, toen den Duits voor Maaseik stond...en nu al twee dagen onderweg, 't is toch wreed, hé! "...                 

" Ja, hé, en ze zijn al verschillende keren gemitrailleerd geweest door de vliegmachiens, en van de route geduwd door de militaire colon­nes die alsmaar op- en afreden! ..."    

" Ja, hé, en daarbij nog drie keer een 'platte tuub' gekregen!  En nu weeral in panne! ...Mensen toch, 't is gods­ge­klaagd! ..."       

Hun medelijden was nog maar pas gelucht, of ze merkten al hoe voorbij de kerk een koppel boerenkarren kwam aangereden, in trage tred getrokken door een dubbel span Brabanders en volgeladen zoals de stomende vrachtwagen aan de overkant, torenhoog. Het hele gezin lag tussen de rommel te dommelen of wezenloos rond te staren, de starre angst nog in de ogen.  

Achter elke kar liep een bonte koe gebonden, onwillig voortge­sleurd, de poten stijf en paniek in de bloeddoorlopen bologen. Zonder stoppen of omzien sjokten de vluchters als verdoofd traag voorbij en achter elkaar het dorp weer uit, richting Nieuwpoort, schommelend en wiegend volgens de onregelmaat waarmee de ijzerbeslagen wielen knerpend put en bult in de kasseiweg afmaalden.

De roep ging zoals vanouds, dat het dappere Belgische leger zich uiteindelijk weer achter de beschutting van de Ijzer zou terugtrekken, om daar de ultieme slag te leveren, zoals in '14. Een uitkomst voor wie verder vluchten kon, maar voor de mensen van het dorp en omliggende niet zo'n erg leuk vooruitzicht: in de vorige oorlog waren van Westende geen twee stenen héél geble­ven!  Dus als de militairen zonodig een duel op leven en dood wilden knokken, dan graag ergens anders, als het even kon...  

In de 'Tramstatie' wist Odette, de waardin - van horen zeggen, hé  - dat een volledige Vlaamse divisie zich langs de kanten van Tongeren 'en bloque' had overgegeven. De vluchtelingen met de zwarte vrachtwagen kwamen uit die streek, en hadden moeten sprinten "lijk zot" om niet door de doorgebroken Duitse tanks te worden ingehaald en verpletterd. Want die mannen zien naar niets!  En ze zagen ook nog hoe de Belgische gendarmen twee nonnen fusilleerden langs de wegkant, want deze droegen bottines van parachutisten... Verklede Duitse spionnen!                       

" Ge moogt niemand meer vertrouwen, hé! Maar nonnen ! God-ten-ere, wat een situatie!  Verraad en sabotage, 't is al wat de klok slaat! ..."           

" Allemaal de schuld van die zwart­zakken! ",riep de Miesten van Juliette, een vaste klant, die uit zijn vierde pint het recht puurde om van zijn hart niet langer een moord­kuil te maken:

" We hebben het veel te ver laten komen! ...Ze hadden al een jaar geleden allemaal in de bak moeten vliegen, dan was er nu niets gebeurd! " En hij lachte kwaadaardig toen Joseph overhaast opstapte.

" Zwartzakken ? Spionnen ? Zo'n paar losse beschuldigingen van een zwijmelende zatlap zijn tegenwoordig al voldoende om iemand in 't gevang te krijgen...Merci! " 

Buiten reden een paar zwetende fietsers voorbij. Vreem­den, en zo te zien geen toeristen, want veel te zwaar bela­den, met pak en zak op stuur en bagagedrager. Ook zij zagen niet om en duwden verwoed op de piepende pedalen: de Ijzer, de veilige eindmeet, lag nog slechts op vier kilometer...            

Iets verderop kwam Twanne, de garagist van het dorp, bedenkelijk naar de dampende motor van de zwarte vrachtwagen kijken. Hoog in de lucht bromden een paar vliegtuigen voorbij, zonder enige reactie vanuit de luchtafweerkanonnen rond het Jonkershof: die hadden hun lesje blijkbaar geleerd...

 

  Die vluchtelingen deden Joseph plots weer aan Arthur denken, die ook compleet uit zijn huiselijke kring en gezapige dagelijkse doen was weggerukt. Wie weet waar dié nu rondzwierf. Tenzij hij erin geslaagd was vóór de gendarmen te vluchten of zich tijdig ergens te verstoppen...Want Annita Lansens had wél de vrouwen, maar geen mànnen zien oppakken...

Die knagende onzekerheid...zo ging het niet verder. Joseph moést en zou er het fijne van weten en besloot het huis van zijn vriend eens van wat dichterbij te gaan bekijken. Langs de voordeur kon hij niet binnen, dat had hij halvelings eergisteren al gemerkt, maar langs de garage, vanachter?

En inderdaad: de blauw-witte zijdeur naast de garagepoort zat niet op slot. Hij wierp een schichtige blik over zijn schouder, maar op eerste zicht had niemand in de omgeving hem in de gaten. Vlug de fiets naar binnen geduwd en met de voet de deur toe gezwiept: hij stond in het halfduister van hun 'vertrouwde studeerkamer'. Vreemd, maar nu Arthur niet bij hem stond voelde de sfeer alles behalve 'vertrouwd 'aan en het duurde even voor hij deze rare beklemming van zich af kon zetten...

De "studeerkamer" leek niet rommeliger dan gewoonlijk, ja omzeggens hetzelfde als vier-vijf dagen geleden toen hij samen met zijn vriend dat roze bevelschrift van de garde had vertaald. Maar toen zijn blik bij de bureeltafel bleef hangen kreeg hij bijna een stom in de maag: het blad lag vol scherven van de stukgeslagen blaker erboven! ...Dus tóch!  Dit was hun afgesproken geheime teken om te beduiden dat Arthur tegen zijn wil was weggevoerd, net alsof hij door de nazi's zou zijn opgepakt en niet kon verzekeren spoedig terug te komen...Joseph voelde een bittere smaak in de mond, nu hij zich herinnerde hoe ze destijds zo stom en lichtzinnig met deze zuiver theoretische mogelijkheid hadden gespeeld. Gespééld verdomme !! Luguber om te bedenken dat het nu 'in 't echt' was uitgekomen en ze er beiden mee geconfronteerd werden.

Maar veel tijd om te grienen kreeg hij niet: hij moest zoals afgesproken 'HET TESTAMENT' uitvoeren en de eed gestand doen, die hij toen half-lachend gezworen had. Alles wat hen verbond moest in veiligheid worden gebracht, al hun mooie herinneringen bewaard... Met de bedoeling dat er bij Arthurs terugkeer aan het kader van hun vriendschap niets zou ontbreken... Makkelijker gezegd dan gedaan. En nog een geluk dat de villa tijdens de paar dagen dat het onbeheerd stond niet door de soldaten was geplunderd. Of door de buren, want daarvan deden ook al heel rare verhalen de ronde. In Oostende, bij voorbeeld,  hadden na het eerste bombardement de zogenaamde redders naar ze zegden meer gestolen dan mooi was om zien...

Bon, eens kijken waar Arthur écht van hield...Zijn dure jazzplaten, natuurlijk, en de draagbare koffergramofoon...,zijn boeken van Karl May en een paar àndere...,zijn affiches van de negro-singers, de raceauto's, de luchtschepen en de transatlantische watervliegtuigen... Dat zal het zo ongeveer wel moeten zijn, zeker ? Zijn nu nutteloze schoolboeken zullen we maar vergeten, hé: die zal hij niet missen, voorlopig toch niet ... Alhoewel, die tien Assimilplaten met de cursus 'Engels' kunnen er ook nog bij...

" Ik schat dat ik beter tegen donker even terug kom met het karretje achter de vélo, dan is alles in één rit verhuisd...En heb ik de ondertussen wat tijd om eens dieper na te denken..."


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
18-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
19-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 137
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B03BIS:DE NOODLOTTIGE DOORBRAAK BIJ SEDAN

 

De tankspitsen van de zeven (!) Duitse Panzerdivisies waren onverwacht snel door de Ardennen opgerukt naar de Maas. Nét zoals ze in hun plan "Fall Gelb" hadden voorzien verrasten ze daar de voorhoedes van het 9.Franse Leger die pas begonnen waren zich op de linker oever in te graven. Het is misschien pijnlijk te herhalen dat, nà het incident te Maasmechelen op 10/1/40 alle geallieerde hoofdkwartieren volledig op de hoogte waren van dit Duitse plan om door de Ardennen bezuiden Namen naar de zee op te rukken, maar het als waanzin hadden verworpen….

                                     

Op 13/5 veroverden de Duitsers vier bruggenhoofden over de Maas ten noorden van Dinant en de volgende nacht één ten zuiden van Sedan, waardoor de Franse troepen rond deze stad op juist dezelfde wijze omsingeld werden als in 1871 ! De Franse tanks vielen met trosjes zonder benzine en werden aan flarden geschoten als pijpen in een schietkraam op de kermis. De vér-achterliggende Franse reserves werden uiteengeslagen, waardoor een bres in hun front ontstond van 50 km breed en 25 km diep.

               

Maar 100 km meer naar het noorden, bij Gembloers, ging het minder vlot :daar werd op 14 en 15 mei de doorbraakpoging van een Duitse Panzerdivisie door o.a. de Franse 15.Division d'Infanterie Motorisée en de 1.Div. Marocaine afgeslagen. Voor beide eenheden werd het echter een Pyrrusoverwinning waarin ze doodbloedden.

           

Maar omdat de bres van Sedan dreigende vormen aannam, moesten de Fransen kort daarna terugtrekken op het kanaal Brussel-Charleroi en op 16/5 zelfs tot achter Mons.                                                

Ook in Leuven sloegen de Belgen en de B.E.F. aanvankelijk samen verschillende Duitse aanvallen met succes af. Maar op 16/5 waren de Duitse Pz.Div. tot 95 km ten westen van Sedan in open onverdedigd terrein ACHTER de Franse lijnen doorgebroken en begon de ramp zich duidelijk af te tekenen. En door de capitulatie van het Nederlandse leger vreesde men nu eveneens voor een Duitse doorbraak via het zuiden van Antwerpen.

Daarom gaf de Franse opperbevelhebber het sein om de K-W-linie te verlaten en in vier dagen terug te trekken op de lijn Terneuzen-Gent-Schelde-Oudenaarde. Maar nu sloeg de Brabantse bevolking eveneens in paniek op de vlucht en verstopte alle aftochtwegen...         

De verwarring werd de volgende dag nog groter toen de divisies, die Antwerpen in het noorden en het oosten dekten, via de Scheldetunnels en twee noodbruggen aftrokken naar het Waasland. De luchtverversing en de verlichting van de tunnels was uitgevallen want de verantwoordelijke technische diensten waren samen met het stadsbestuur reeds op de vlucht geslagen. De doortocht van de troepen onder de Schelde moest dan ook dikwijls onderbroken worden omdat veel paarden en manschappen bezwijmden door de uitwasemingen.        

In de vroege morgen van 18 mei verlieten de laatste eenheden van de B.E.F. geruisloos Brussel dat door de burgemeester "open stad" werd verklaard en de daaropvolgende dagen trok het oprukken van de Duitse Panzer-divisies door de bres van Sedan alle aandacht.       

Op 17/5 echter hadden de Duitse tankisten een eerste maal bevel gekregen hun opmars te staken omdat Hitler gealarmeerd werd door de leugenachtige verslagen van een jaloerse Rijksmaarschalk Goering. Deze beweerde dat zijn Luftwaffe een nakende Franse tegenaanval uit het zuiden had ontdekt die de panzerspitsen zou kunnen afsnijden...Deze aanval kwam er inderdaad toen een zekere Général de Gaulle met zijn tanks bij Laon gedurende drie dagen de Duitse achterhoede met succes aanviel, alvorens persoonlijk te worden weggepromoveerd tot machteloze staatssecretaris en in de Londense mist te verdwijnen.

        

Midden deze chaos kregen de Duitse tanks op 18/5 wél nog toelating van de Führer om op grote schaal "verkenningen" uit te voeren, maar ondanks dat dubbelzinnig en wazig bevel (waarmee Hitler zich tegenover zijn generaals wilde indekken) stootten ze toch verder door, richting Kanaal.

                

In Antwerpen staken die dag de eerste Duitsers de Schelde over, maar moesten het volgende etmaal in Zwijndrecht zware straatgevechten leveren om er de Belgen te verdrijven. Die konden zich echter hervatten en twee dagen later zonder veel tegenslagen stevig achter het kanaal Terneuzen-Gent stelling nemen.

                                               

De terugtocht van de Britten uit Brabant naar de Schelde verliep vanaf 18/5 minder vlot. Omdat ze met een breed spoor van grondige vernielingen de Duitse opmars poogden te vertragen, raakten ze in zwaar conflict met de plaatselijke bevolking én de drommen wanhopige vluchtelinge.Ze werden daarenboven voortdurend bestookt door de Luftwaffe, wat de door hen veroorzaakte ravage in vele steden als Ninove en Aalst nog aanzienlijk vergrootte. 


Toch slaagden de Britten er in vanaf 21/5 hun verdedigingssector op de Schelde tussen Oudenaarde en Cambrai stevig te bezetten en drie dagen lang te houden. Maar ten zuiden van Cambrai werden hun linies van bij den beginne overrompeld door de snel naar Abbeville vooruitstormende Duitse tankdivisies. De Britten zullen ze "voor de eer" op 23/5 vanuit Arras in de flank aanvallen om dan het volgende etmaal, aanhoudend gebombardeerd door de Stuka's, haastig terug te trekken naar de Leie...

Vanaf dit ogenblik laat de nieuwe Britse premier Churchill (in opvolging van de uitgeputte Chamberlain) de eerste maatregelen onderzoeken om te pogen de B.E.F uit dit hopeloos wespennest naar Engeland terug te halen...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
19-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
20-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deel 138
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B04a:   DE HULPPOST IN DE "MARCHE­VINS".

 

               Westen­de, 13 mei '4O

                                      

In de namiddag stond plots Nadine, z'n liefje, met haar fiets voor het tuinhek van de barak.

Joseph had haar sinds het uitbre­ken van de vijandelijk­heden, een paar dagen geleden, niet meer ontmoet, maar met al de sensaties die hem hadden overspoeld leek het wel een eeu­wig­heid...Wat zag ze er toch weer net en fris uit, in die losse bloemenjurk, en de zon als goud in haar wilde blonde Shirley-Temple-krullebol. Ze was ontegensprekelijk het netste meisje van heel de streek, zelfs met Oostende erbij, en veruit de vinnigste, want hersens had ze ook... 

Dat al de Birnbaums 'wég' waren, wist ze natuurlijk al: Annita Lansens had haar verteld hoe de vrouwen als dieven werden afgevoerd. Maar ze had ook voor waarheid horen vertellen dat de mannen reeds in de voormiddag van 10 mei werden opgepakt toen ze samen voor het eerst bij de garde gingen 'stempelen'. Joseph vond dat ze daar nogal koel over heen gleed, maar drong niet verder aan.

Dan viel Nadine maar meteen met de deur in huis. Of hij geen zin had om met haar mee te werken, als helper van het Rode Kruis :er moesten twee hulp­posten opge­richt en bemand worden om de vluchtelingen te verzorgen die, volgens de nationale RK-leiding in Brussel, in dikke drommen uit het verre binnenland naar de Westhoek kwamen afgezakt, op weg naar het veilige Frankrijk :

" Eén hier bij de tramhalte van de 'Welkom', de andere in het dorp voor het gemeentehuis..."

Ze zouden enkel wat kleine wondjes moeten behandelen, vooral aan de voeten, préciseerde ze, en voor de rest wat eten uitde­len :brood en soep en drinkwater...

" Maar hoe zouden ze dat kunnen bekostigen :de mensen van het dorp zijn al niet rijk ", had hij opgeworpen. " Een paar dagen wilden die misschien wel de Barmhartige Samaritaan spelen, maar dat probleem met de vluchtelingen kan makkelijk nog een maand of twee aanslepen, en zo maar geven wordt ge rap beu! "        

Geen nood, het gemeentebestuur leverde alles :voedingswaren en eetgerief, tafels en banken. En de voor de medische hulpmid­delen zorgde het Rode Kruis. Het enige wat de jonge helpers moesten leveren was hun jeugdige inzet, plus wat tijd en mankracht.                                     

" En zo'n sterke beer 'lijk gij, " fleemde ze, "nu de scholen gesloten zijn, hebt ge toch zekers niets beters te doen...Ik doe in elk geval mee...Als gij ook zoudt helpen dan kunnen we samen in de zelfde équipe staan en veel bijéén  zijn...zonder dat de kwezels erover strunkelen"

Ze keek hem met gespeelde onschuld diep in de ogen. Joseph kreeg een raar gevoel in zijn buik :zeg, wat had dit mokkeltje met hem voor ? Zo had hij haar nog nooit meege­maakt! Ze leek hem nu van alles voor te spiegelen, wat ze vroeger altijd zo preuts en stug had afgewimpeld, de gevoelloze feeks!                 

Hij ging wat dichter voor haar staan en greep haar hand waarmee ze speels aan de fietsbel prutste. Ze liet hem begaan en haalde zo nadrukkelijk diep adem dat het leek alsof ze weer haar bolle borstjes oppompte. Een oude truc waar hij steeds opnieuw intrapte. Wéér staarde hij gebiologeerd naar haar bloes, en plots proestte ze het uit : wat was die weer even lekker met zijn neus vooruit in haar vampenval gedonderd!

"Allee, wat is 't ?", fleemde ze, " Doede mee met mij?"    

Joseph schraapte zijn keel :" Alleen als we samen équipe vormen, gij en ik en niemand ànders!", drong hij aan.                 " Maar natuurlijk, gijse zot! Het is toch zekers daarom dat ik het vraag, hé!" 

Hij ging maar al te graag door de knieën, maar strib­bel­de voor de vorm nog wat tegen :" Als moeder akkoord is...Ik zal het haar vanavond vragen."

                                       

Die wàs akkoord, maar op één voorwaarde :"Als het maar niet te lang duurt... En vergeet niet :het onderhoud van den groenselhof gaat voor! Voor àlles!", benadrukte ze nog eens, " Met dien oorlog zullen we de patatten en de groensels goed kunnen ge­bruiken...En als er bij '’t Roodkruis overschot van eten is, vergeet dan niet van 't mee te nemen, voor den hond en de kiekens..." 

                                      

Als naar gewoonte ging hij na het avondeten een kijkje nemen in de 'Lekkerbek'. De zaken gingen goed en de volle gelagzaal stond stijf van de tabaksrook. Joseph bleef liever buiten op de vensterbank zitten met nog twee jonge gasten, want daar binnen werd volop gediscussieerd over die vuile landverraders en spionnen en hij had de latente vijandigheid voelen zinde­ren toen ze hem bemerkten.

Maar zohaast het legerbericht begon, ging alle aan­dacht naar de nieuwslezer...

                                               

...Tussen Samber en Maas, en bij Sedan werden drie vijandelijke tankcolonnes teruggeworpen, na hevige gevechten met de Franse gemotoriseerde infanterie...

                                          

" Ze zijn daar dus ook al over de Maas en van tien-negen mogen we ook Namen en Dinant verder vergeten, "dacht Joseph." Zo te horen boeken we de ene overwinning na de andere, maar wel steeds dieper het binnenland in, dichter bij huis...Morgen stoppen we de Duit­se opmars nog met veel bazuingeschal voor...Brussel, als het zo'n gang blijft gaan!"

                                    

Hij luisterde verder maar met een half oor, want de uitleg van de nieuwslezer werd alsmaar onduidelijker. Toen de straffe prestaties van de luchtafweer opnieuw sterk in de verf werden gezet, zwol het geroezemoes in de zaal even aan en uit de schampere opmerkingen begreep hij dat de D.C.A.-batterij van 't Jonkershof vorige nacht roemloos was weggetrokken. Dàt was dus de reden waarom er vandaag niet meer op de overkomende vliegtuigen was 'gevlamd'!

Hij hoorde nog dat de Fransen zich ten westen van Breda op voorbereide stellingen terugtrokken, wat dat verdomme ook mocht betekenen: Nieuwpoort lag tenslotte ook ten westen van Breda! Maar wel ruim HONDERD KILOMETER ten westen!

De Hollandse havenstad Rotterdam was zeer zwaar gebombardeerd, maar dat interesseerde nu écht geen kat meer: iedereen had het over die van 't Jonkershof, die als dieven in de nacht waren ver­dwenen. En de mitrailleurstellingen op de dijk van Westende-Bad lagen er ook verlaten bij....

" Eindelijk schoonschip!",bromde Joseph bij de herinne­ring aan die nare nacht, een half jaar geleden, toen hij met Leon op het pikdonkere strand voor de Lac-aux-Dames door die verdomde zatlappen onder vuur werden genomen...                

"Ja, eindelijk schoonschip! Ik hoop dat ze voort de beest uithangen in hun eigen Walenland en verdomme allemaal kreve­ren aan het front, de smeerlappen :niet méér dan hun verdiende loon!"

                                       

De volgende morgen begonnen Joseph en Nadine, samen met nog vier andere jongelui, met de inrichting van 'hun' hulppost  bij de tramhalte, maar dat liep alles behalve van een leien dakje. Van bij het begin, toen ze nog volop bezig waren met het rechtzetten van het afdak, kwamen al veel 'refugiés' bij hen langs voor alles en nog wat :blaren op de voeten, een zonne­slag, ontsmetten van zwerende wonden op het achterwerk bij de fietsers...              

Preutsheid en onkunde vierden hoogtij en ze wisten zich dikwijls geen raad, ook al hielden ze zich groot, als missiona­rissen in de Kongo. De meisjes hadden zich zelfs een wit hoofddoek omgeknoopt, met in lippenstift een rood kruis boven de neus, om de illusie van belangloze mensenliefde nog te versterken.         

Maar ze merkten al vlug dat de passanten van deze inter­na­tionale instelling, die de jongelui zo bereidwillig wilden dienen, soms méér hulp verwachtten dan zij in hun overmoed konden opbrengen... Ze kregen aangiften te verwerken van zoek­geraakte familieleden en vrienden, die "hier zeker al waren voorbijgetrokken, of misschien achterop geraakt, ze wisten het niet juist"...        

En de aanvankelijke hulpeloosheid tegenover de drin­gende verzoe­ken lokte soms bittere en schampere opmerkingen uit, tot harde verwijten van incompetentie toe. Tot overmaat van ramp bleken héélveel van hun klanten uit het Walenland afkomstig, gestampte boeren die hun 'patois' voor een wereldtaal hielden en het moeizaam gebroddeld schoolfrans van onze jongens en meisjes zeer tactloos weghoonden met :" Mee keeskie dee, se kojon de mee pié ?!"                       

Pas nadat eerst de veldwachter, en later de burgemeester in eigen persoon poolshoogte kwamen nemen hoe de zaken draaiden en de jongelui daarop hun hart konden luchten, begon de organisatie dank zij goede raadgevingen langzamerhand wat vlotter te lopen. Charel, de gemeentewerkman, zorgde voor een groot prikbord waarop alle berichten van en voor verdwaalde familie werden uitgehangen. En dokter Loenders beloofde hen om regelmatig bij de hulppost langs te komen en er de iets ernstiger medische probleemgevallen over te nemen.           

Tegen vier uur was iedereen pompaf en twee 'helpers' gaven er zelfs de brui aan :of ze morgen nog terug zouden komen konden ze niet beloven...

                                                   

Zo ging het niet verder :er moest dringend versterking komen en een werkdagindeling met twee ploegen van 6 à 7 uur, om de vluchtelingenstroom van bij zonsopgang tot tegen valavond te kunnen verwerken...            

Want deze was in de loop van de dag steeds sterker geworden en pas stilgevallen toen de einder boven de zee van oranje langzaam in purper overging.

En morgenvroeg dreigde de drukte nog stukken sterker te worden...                                            

De veldwachter kwam in het donker helpen bij het oprui­men van de stand en vertelde dat het Nederlandse leger had gecapituleerd. Maar Joseph was te moe om er op te reageren en zijn Nadientje stond bijna te grienen van uitputting. Juffrouw Rayée, het hoofd van de plaatselijke R-K afdeling, beloofde nog voor morgenvroeg een toer te doen om méér jonge en minder jonge vrijwilli­gers te rekruteren.

Toch zag Joseph de kans om de garde een paar pijnlijke vragen te stellen :wat was er nu met de twee gezinnen Birnbaum gebeurd ?

" Aangehouden, hé man! Die stonden op de zwarte lijst van de Sureté: Duitse burgers kunnen in tijd van oorlog een gevaar zijn voor den Belgischen Staat, hé!"

" Maar den éne was een violist van de opera en den àndere een tapijtenmarchang ! Hoe kunnen die nu een gevaar opleveren ?!"

" Dat moet ge aan de geheim police vragen, hé vent.. Maar ik zou wat voorzichtig zijn, in uw plaats, want al de Verdinaso's staan ook op die lijst, verstaan ?"

" Ik zijn toch geen Verdinaso !"

" Ge komt uit dat nest, en dat is al 't zelfde !"

Zo, dat wist hij weeral...

 

15 mei was op velerlei gebied een keerpunt. Toen de garde de hulppost kwam openen, kon Joseph hem direct éven apart nemen :of hij alsjeblieft misschien al iets méér wist van de Birnbaums ?

" Maar vent, dat heb ik gister toch gezegd :die bende spionnen zitten veilig opgesloten in 't gevang van Veurne! Méér weet ik daar ook niet van, hé! De rest moet ge maar aan de gendarmen van Nieuwpoort vragen!"

Ach zo: Veurne...Nu wist hij toch al iéts! Met de fiets was het maar een kwartiertje rijden, maar hij moest daar natuurlijk wat vrije tijd voor vinden... Door die stomme vluchtelingen zat hij hier praktisch héél de dag vast!

De burgemeester had ervoor gezorgd dat de hulppost verplaatst kon worden van de tramhalte naar de 'Marche­vins', een moderne kinderkolonie aan de overkant van de baan, een vijftig meter de duinen in. Normaal bestemd als zeeluchtkuuroord voor astmatische bleekneusjes uit het Brusselse, was het tijdens de mobilisatie door het leger opgeëist en omgevormd tot een reservelazaret met vijftig bedden. Drie militaire bran­cardiers speel­den er diskreet - zeg maar zéér diskreet - voor huisbewaker, maar voor de rest was er geen kàt. Deze mannen leefden daar werkelijk zoals God-in-Frankrijk, waarschijnlijk totaal vergeten door hun chefs, en zélf deden niet erg veel moeite om daar ook maar de minste verandering in te brengen...onder het wijze moto "Pour vivre heureux ,vivons cachés"                                                                               

Juffrouw Rayée slaagde er toch in, ondanks haar handi­cap van 'oude vrijster', deze drie gasten wakker te schudden en warm te krijgen voor haar winkel :bij elke shift van de R-K hulpploeg zou één brancardier bijstand verlenen, in de eerste plaats als would-be doktoor, maar ook als gratis leverancier van verband of geneesmiddelen. Daar puilde hun magazijn toch van uit, en tegen een 'bon-pour' met een dikke rode stempel wilde de " Caporal-Chef-de-Poste" daaruit wel wat putten, zolang de boekhouding van zijn stock maar klopte...

                     

Dat het magazijn nog àndere schatten verborg, zou Joseph pas twee weken later ontdekken, maar voorlopig kreeg zijn ploeg enkel de beschikking over een bijgebouwtje als refter, annexe keuken, annexe infirmerie, met alles erop en eraan. In de tramhalte bleven de drie nieuwe hulpkrachten, die Juf­frouw Rayée had opgetrommeld, fungeren als vooruitgeschoven info-antenne en kreeg Joseph enkel de werkelijke hulpbehoevenden toege­speeld: ja, hun organisatie begon eindelijk wat soepel te draai­en...

       

Die dag werd aan het front zwaar gevochten : het was nu van erop of eronder. De Franse 15. Gemotoriseerde Infanterie-divisie had weliswaar bij Gembloers de Duitsers zwaar teruggeslagen, zo heette het, maar bij Sedan braken de Panzers in dikke drommen door, compleet ten noorden van de Maginotlinie .De Belgen en het Britse Expeditie Korps hielden stand op de beroemde K-W lijn, een versperring van een soort aanééngeklonken ijzeren tuinhekken, die van de Kempen onafge­broken tot tegen Waver liep, om Brussel en Leuven te bescher­men. In de propagandafilm, die vorige winter in de 'Tap' was ver­toond onder de ronkende titel "Ons Leger Waakt !", waren deze tuinhekken met veel tamtam sterk in de verf gezet, als even­waardige dubbelganger van het oninneembare Albert kanaal...                  En aangezien er aan het Albertkanaal van ‘verdedigen’ al lang geen sprake meer was, stemden die tuinhekken eerlijk gezegd wel wat tot nadenken, hé...

                               

Erger was het gesteld in Nederland. Door de capitulatie van de Hollanders moesten de Fransen - "Onze Fransen",zei de veldwachter - op I6 mei van Breda terugtrekken naar Antwerpen, of, wie weet, misschien zelfs verder. Dat was met moeite slechts een honderd kilometer hier vandaan, vijf uur met de fiets...Als het een beetje tegenviel, konden onze zatte Zuiderburen morgen opnieuw voorbij Westende defileren, maar dan wél in omgekeerde richting...

                         

Joseph had geen zin meer om nog langs de 'Lekkerbek' te passeren voor zijn gebruikelijke pint. Het legerbericht kon hem gestolen worden, met al die leugens die ze uitkraamden. Maar vooral schrok hem die vijandigheid af, die hij vroeger nooit had ondervonden vanwege zijn kennissen uit de buurt. Het leek wel of hij de pest had ! Daarbij, hij voelde zich te moe, en ook de kaart boven zijn bed liet hij voor wat ze was :Sedan, dat lag God-weet-waar in Frankrijk en morgen was er - net als het fameuze Eben-Emaal - mis­schien al geen sprake meer van...

                                 

Hij droomde wild van z'n Nadien­tje, die warm tegen hem aanlag, en voortdurend aan die zware pinhelm op zijn kop trok, die hem het zoenen belette... Toen ze hem uiteindelijk harte­loos uit het vliegtuig duwde en zijn valscherm niet openging tijdens de vreselijke val, schrok hij juist voor hij in zee zou storten scheeuwend wakker, kletsnat van het angst­zweet. Zo'n smerige streek had hij nooit van haar ver­wacht...

        

De volgende morgen, 17 mei, was Leon al naar zijn schip vertrokken, toen Joseph nog bokkig van de nachtmerrie het ontbijt binnenschrokte... Marie droeg hem een karwei op waarmee hij wel heel de voormid­dag zoet zou zijn: drie nieuwe konijnenhokken timmeren in de kelder van de 'abri',want de jongen werden te groot om nog langer bij de moeder te blijven...

 Na de middag konden de nesten hun nieuwe kwartieren betrekken, juist op tijd vóór zijn shift begon.

           

Nadientje deed opvallend vriendelijk en hij vergaf haar zwijgend die rotstreek van vannacht. Maar zijn geplande 'uitstap' naar het gevang van Veurne scheen bij haar niet erg door te dringen...Bon, hij vond het ten andere hoogtijd worden om eens wat dieper in te gaan op de zoete verlokkin­gen die ze hem eergisteren zo wulps had voorgespiegeld...

Maar de drukte aan hun hulppost slorpte hen onmiddellijk op, in wat ze bijna dagelijkse routine begonnen te vinden.

Tot in de late namiddag dat verrekte elite-pelo­ton Hollanders binnenviel..        .                 

Een lichtgrijze sliert fietsers reed plots de inrijpoort van de 'Marchevins' binnen op van die voorhistorische velocipèdes :gladde helmen op hun kop als reuze eierdoppen, die afliepen tot in de nek, het geweer schuin over de rug en de bepakking op de bagagedrager. Ordelijk, dàt wel, en goed gedrild, maar hautain en zelfzeker als de pest!         

Duitsers!" ,dachten de mensen eerst, door die vreemde uniformen, en drumden in paniek de hulppost binnen. Maar toen de kopman met opgestoken hand plots iets riep in de aard van " Pelooo...tàn! Afziii...ttàn!", en zijn dertig volgelingen hun vehikels proper per koppel in elkaar haakten als schragen op de markt, flitste het Joseph door het hoofd:" Ollanders!"...      Verdomme, wat hebben dié hier verloren ?! Die hebben eergiste­ren toch al gecapituleerd, die Kezen ! Maar verdere gelegenheid tot meditatie was hem niet gegund, want de kranige kopman - waarschijnlijk een officier of zo, met die zwarte revolver­tas aan de gordel - kwam met blinkende kaplaarzen op hem toegestapt:

" Maakt u hier de dienst uit? Ik wil de chef-de-post spreken ! Bent u dat ?!"...

Toen Joseph verbouwereerd met zijn mond vol tanden ten­slotte knikte, wees de beunhaas hem kordaat de weg naar de keuken :" Ha, "Kwiesien"! Goedzo! Ik wil...vouloir fourage...heu, frico ? victualiën...heu, eten...mjam-mjam, compris ja ? ... pour dertig man... hommes, trente! "  

En hij maakte als Keizer Caesar een wijds gebaar over zijn legioen hongerige hufters, waarna hij met lichtelijk over­slaande stem riep alsof heel het dorp het moest horen :"Ser­geant-Majoor de Ruyter!... Laat aantreden voor de kuch!"                 

Tevreden wendde hij zich weer tot Joseph, maar toen die hem verbijsterd blééf aankijken, vloog hij plots uit :" Nou! Hup-hup, vent! We hebben niet de hele dag de tijd ! Vite, vite!!"


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
20-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
21-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 139
Klik op de afbeelding om de link te volgen

LUITENANT JONKHEER VAN PRAET TOT SLOOTEN.

Joseph probeerde hem in zijn mooiste Vlaams ("Ha, jij spreekt Hollands :fijn zo !") uit te leggen aan die meneer (" Luitenant, alsjeblief!")... meneer de luitenant, dat ze enkel eten gaven aan de vluchtelingen, burgers dus. Maar dat werd vlot weggewimpeld:

                                             

"Ja, mooi zo, de hongerigen spijzen zoals Het Boek het voorschrijft!... Nou, m'n mannen hebben ook honger, hé, en hoe vlugger ze verzadigd worden zoals De Heer het wil, des te vlugger zijn we weer foetsie! O.K? Brood, beslag, en koffie is voldoende! Het hoeft niet altijd kaviaar te zijn, hé jongeman!"... Al goed, want Joseph kon zich met de beste wil niet voorstellen wat die verwaande "Lefkees" met die kaviaar bedoelde...                     

                                

Meneer de Luitenant lachte wat toegeeflijk, en aange­zien zijn hongerlijders al met hun eetketeltje op één rij kwamen aangestapt, bleef er niets anders over dan vlug voor hen uit de refter in te draven, waar de rest van de ploeg helpers samen met een paar gechoqueerde vluchtelingen machteloos getuige waren van zijn overhaaste tactische terugtocht.              

" Elk een half brood !",riep Joseph om zijn gehavend figuur te redden, " een doosje sardienen...en een jatte koffie! En drie pakken 'Solo'margarine, want ze zijn met dertig!"                      

Na nog een ogenblik van verlammende twijfel schoot iedereen toch aan 't werk en werden de vreemde militairen vlot be­diend. De luitenant bleef keurend naast hem staan tot de laatste man z'n portie had gekregen, zei nog eens "Mooi zo!" en schoof zonder boe of ba bij de sergeant-majoor aan tafel alsof Joseph lucht was. Een paar soldaten schersten wat naar de would-be verpleegstertjes, maar aangezien die er geen barst van verstonden, en hun toevlucht zochten in hautaine preutsheid of stom gegiechel werden er verder geen potten gebroken...

                                    

Bij het opstappen zei de luitenant genadig :"Nou, dat was dan fijn...",en de heren reden op hun idiote fietsen even ordelijk weer weg als ze gekomen waren.

                              

Nadine was vies gezind :"Ge had ze nooit mogen binnenla­ten! ", verweet ze hem, maar geërgerd snauwde hij haar af: " Waarom hebde gij ze dan niet tegengehouden, ge stond er toch ook bij?! Gijder hebt verdomme allemaal goed spreken, maar als er iets serieus te beslissen valt, zijde niet thuis...Dat is gemakkelijk! " 

                                                     

Maar ze zeurde voort: "En ge hebt gezegd dat gij de chef waart en dat is niet waar : er is hier geen chef dat ik weet!"                

" Dan is het miljaarde nondedju hogen tijd dat er één komt! ", en daarmee kon ze het stellen, die piskont!

Joseph herinnerde zich plots zijn amoureuze plannen voor vandaag en legde er zich nors bij neer, dat hij die voorlopig kon verge­ten...      

Die avond ging hij toch maar een kijkje nemen in de 'Lekkerbek',maar onthield van al de bla-bla op de radio enkel dat er zwaar gevochten werd tussen Duitse en Franse tanks ten zuidwesten van Charlesville-Mézières. Toen hij er nadien de atlas op nasloeg, vond hij dat stadje bij Bouillon, én Sedan.        

" Tiens tiens, Sedan! Daar was gisteren ook al sprake van! En ten zuidwesten... dat betekent dat ze daar ook al over de Maas zijn geraakt, en nog niet zo'n klein beetje!...En aangezien ze altijd het nieuws geven met een dag of twee vertraging..."        

Leon wist te vertellen dat een vijan­delijk vlieg­tuig een geslaagde noodlanding had gemaakt op het strand bij Oostduin­kerke             

" Zijde wel zeker dat het een Duits is?", vroeg Joseph spottend. Over z'n eigen Hollands avontuur zweeg hij wijse­lijk...    

Tijdens de nacht hoorden ze op de Koninklijke Baan het aanhoudend geronk van autocolonnes, die richting Nieuwpoort reden. Ze vroegen zich af, of het misschien 'hun Fransmans' wa­ren, die al terugtrokken na hun zogenaamde ‘slag bij Breda’? Na een uur werd het opnieuw stil, dus hadden die gasten ofwel veel verliezen geleden, ofwel zich verdeeld over meerdere aftochtwegen...Dat laatste leek meer voor de hand te liggen, overtuigde Joseph zichzelf...En hij dacht terug aan zijn eigen aftocht en de smalende beden­kingen van z'n lief, vanmiddag.

                  

En voor hij weer droomloos in slaap viel, nam hij een wilde wraak op haar, tijdens zijn eenzame trektocht door de kale tuin van zijn stereotype fantasmen.

                              

" Ze zal verdomme doen wat ik zeg!..."  

 

Omdat de drukte toch pas tegen de middag begon, vond Joseph de volgende morgen een gaatje om op de fiets even  naar Veurne op verkenning te gaan.

Maar dat 'even' viel érg tegen! De baan zat vol zwaar verkeer van militairen, zowel Belgen als Fransen en Britten. Plus de langgerekte sliert vluchtelingen er tussendoor, die zijn tergend trage slakkengangetje nog verder afremde. En in Veurne-stad liep er nog méér volk dan met de Boeteprocessie. Voor hij bij het gevang - in feite de afgedankte oude Rijkswachtkazerne - iemand van het personeel te pakken kreeg die op zijn vraag wilde antwoorden was hij al twee uur ouder.

" De zwarte lijst? Die mannen zijn al van eergister wég, vent! Verbannen naar Frankrijk, allemaal!"

" Allemaal? Weet ge of de Birnbaums erbij waren ?"                  

" Ik zeg ALLEMAAL! OF verstaat ge geen Vlaams?"     

" En verbannen naar wààr?"

" Och, een héél stuk voorbij Parijs!"

" En de vrouwen ook ?" vroeg hij op goed vallen uit.

" Vrouwen? Daar waren geen vrouwen bij, vent, jammer genoeg!" Een vet lachje voorspelde niets goeds.

Daarmee moest hij het stellen.

 

De rest van de dag en ook de volgende, I9 mei, ver­liep eentonig, al nam de drukte gestaag toe. Meer en meer 'refu­gees' trokken te voet voorbij, kinderwagens fietsen en karre­tjes voortduwend, zwaar beladen met hun schamele bezit­tingen... Blaren en voet­kwetsuren moesten aan de lopende band verzorgd worden, in een gevoelloze monotone routine.                                                                    

De keukenprinsessen begonnen te experi­mente­ren met een dikke vette groentensoep, die wonder­lijk genoeg enkel aftrek vond tegen de vroege avonduren. Maar de afwas stelde steeds meer problemen: niemand van de ploeg voelde veel voor deze vuile karwei...Tot Louis, de korporaal-chef-brancardier-huisbewaarder van het noodlaza­ret, dé oplossing vond :wie wilde eten moest eerst zijn eigen tafelge­rief in een paar potten heet water schoonspoelen, zo proper als ze dat zelf wilden: "A la guerre comme à la guerre !" Zo ging er wel veel bestek 'verlo­ren',maar het magazijn was onuitputtelijk en dus trok niemand zich daar verder iets van aan...                                              

Ondertussen werd de haven van Oostende nog maar eens gebombardeerd en af en toe over­vloog een grijs jacht­vliegtuig tegen wel vijfhonderd per uur huilend de stroom vluchtelingen langs de baan. Dat joeg iedereen in paniek de duinen in, op een paar apathische slaapwandelaars na, oude mensen wie het allemaal niets meer kon schelen en die zich moedeloos afvroe­gen waarom ze in Godsnaam langs de baan zouden slapen, als ze thuis zo'n goed bed hadden staan...                                                

De vliegers mitrailleerden zelden :hun gierende motoren volstonden om de panische schrik bij de voortsjokkende zwer­vers levendig te houden. Ze reserveerden hun kogelbanden voor de aftrekkende kaki legercamions, of de zwarte 'traction-avants',waarmee de heren legerdokters en zelfs gewone officie­ren-met-dame vlug veiliger oorden opzochten. Deze personenwa­gens waren zonder uitzondering getooid met een dikke matras op het dak, al dan niet overtrokken met een Rode-Kruisvlag of een laken beschilderd met dit beschermende symbool. De mensen spraken er schande over en de jonge vrijwilligers van de hulppost ergerden zich rot aan dit misbruik van 'hun' vlag, want daardoor werd ook hun eigen status, waar ze terecht fier op waren, schromelijk gedevalueerd.

                                     

Joseph had met stijgende verbazing iedere avond de landkaart bijgewerkt :op 2O mei had de radio de val van St-Quentin toegegeven en 's anderendaags was er sprake van een ver­woede tankslag bij Amiens, honderd kilometer meer naar het westen...Hij begreep er geen snars meer van, want de Belgen vochten nog rond Gent, en in Brabant... als je de nieuwslezer mocht gelo­ven, tenminste! En als Kortrijk zwaar was gebombar­deerd - "met veel verlie­zen onder de burgerbevolking" - betekende dit toch dat deze stad nog van ons was, of niet soms?...Hoe liep dan miljaarde die frontlijn, verdomme?!  

                                 

Nadine was weer poeslief, dus besloot hij morgen nog eens zijn kans te wagen...

                                          

Die avond van 22 mei kwam Leon met het nieuwsje, dat een bende vreemde soldaten op de kaai paniek veroorzaakt hadden omdat ze op eerste zicht grijze Duitse uniformen droegen. Maar later bleken het Hollanders te zijn met van die zotte fiet­sen, zeker een stuk of dertig, en dat ze zich daar goed aan 't innesten waren.


Maar Joseph haakte er niet op in :van tien-negen zijn het dezelfde kaaskoppen die een paar dagen geleden de 'Marche­vins' binnenvielen, met al hun kouwe kak! En daar zweeg hij liever over...

<!--[if gte mso 9]>

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
21-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
22-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 140
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B04BIS:      DE WEDLOOP NAAR ABBEVILLE.

 

Toen de Duitse pantzerspitsen op 19/5 's avonds op 80 km van de Kanaalkust stonden ,vaardigde de Franse opperbevelhebber generaal Gamelin het bevel uit om, gelijktijdig van het noorden en het zuiden uit, de Duitse wig naar de zee af te snijden. Maar zijn woorden waren nog niet koud of hij werd bedankt voor de moeite ,zot verklaard en vervangen door Generaal Weygand, die het stoere bevel nog dezelfde avond introk. Toen begon het débacle ,en ontstond er paniek in de hogere Legerleiding.

Want de volgende dag ,op 20/5 ,veroverden de Duitsers Abbeville ,aan de monding van de Somme ,waardoor ze de Belgen, de BEF en drie Franse legers in Vlaanderen en de Pas-de-Calais omsingelden. De Duitsers wierpen nu alle gemotoriseerde infanterie divisies naar voor om de doorbraak te verbreden.

Dié dag ook begon het op alle fronten te kraken en brak in alle gelederen het besef door dat ze de oorlog gingen verliezen . Er gebeurde in de groeiende paniekgolf van alles terzelfdertijd. Vooral verslagenheid bij de troep ,waar niemand als laatste wilde sneuvelen vooraleer de wapenstilstand werd afgekondigd. Maar ook woede en razernij bij het lager beroepskader ,dat niet begreep hoe het zover was kunnen komen. Ze zagen plots overal "verraders" bij de politiek en "spionnen" in eigen rangen ,maar vooral "les étrangers" moesten het ontgelden ! En gestuwd door drank en slaapgebrek namen velen het recht in eigen handen...

Laat ons dus even de tijd nemen om in te zomen op een waanzinnige uitwas van het patriottisch extremisme van die dagen. Een paar uur voor de intocht van de Duitsers in Abbeville werd in de stedelijke muziekkiosk de leider van VERDINASO Joris Van Severen door dronken Franse militairen vermoord samen met nog twintig andere "verdachten". Zomaar. Niemand weet waarom ,en van een ernstige bestraffing van de moordenaars is later nooit iets in huis gekomen. Wel interendeel ,de Franse officier die de executies leidde kreeg een straat naast de kiosk naar hém vernoemd.

Hoe Van Severen in Abbeville was terecht gekomen ,is ook een waanzinnig verhaal. Hij was op 10 mei door de Belgische Staatsveiligheid aangehouden ,verdacht - zonder het minste bewijs - een potentiële medewerker van de Duitsers te zijn ,en opgesloten in "het Pandreitje" ,de gevangenis van Brugge. Maar door de dreigende nadering van de vijand werd hij op 15 mei ,samen met 77 lotgenoten op transport gezet naar Frankrijk. Wegens de Duitse doorbraak naar het Kanaal raakte dit konvooi in Abbeville  geblokkeerd en werden de "traitres" (zoals ze nu bij de Fransen genoemd werden) eerst onder de plaatselijke muziekkiosk opgesloten ,tot er tenslotte de volgende dag 21 van hen 0werden afgemaakt. Zomaar ,willekeurig : uit Duitsland gevluchte joden en anti-fascisten uit alle hoeken van Europa ,plus acht Belgische extremisten van links en rechts ,waaronder dus Van Severen...

          

Dat waren natuurlijk niet de énige slachtoffers van de "spionitis" die sinds de aanloop naar de oorlog de geesten vergiftigde. In totaal nam de Rijkswacht, op basis van vooraf opgemaakte "zwarte lijsten" van de Staatsveiligheid, tussen 10 en 15 mei 1940 een 3.000 Belgen en 3.000 vreemdelingen als "staatsgevaarlijke verdachten" in hechtenis. Vervolgens werden ze naar Frankrijk afgevoerd door àndere instanties die meestal niet beschikten over de dossiers en hun gevangenen voor alle gemak maar als "landverraders" betitelden. In feite ging het bij de Belgen meestal om linkse of rechtse "extremisten". Bij de opgepakte buitenlanders ging het hoofdzakelijk om gevluchte Duitse én Oostenrijkse anti-fascisten en joden ,die na de "Anschluss" en de "Kristalnacht" van onze gastvrijheid waren komen genieten. Voeg daarbij nog een kluts Italianen die voor Mussolini waren gaan lopen en Spaanse republikeinen die Franco niet lustten ,plus de joden die aan bloedige pogroms uit Polen en de Balkan waren ontsnapt...Kortom ,de Staatsveiligheid had op haar lijsten een 400.000 Belgen én buitenlanders staan die ze "verdacht" vond ,voor een grote meerderheid volkomen onterecht.

De meeste "verdachten" geraakten in losse konvooien tot in Zuidwest-Frankrijk waar ze in de reeds bestaande kampen bij de vluchtelingen van de Spaanse burgeroorlog werden opgesloten. Na de Franse capitulatie (22/6/40) hielpen de Duitsers de '‘rechtse' gevangenen’ terug naar huis ; de ‘'linksen'’ en de joden eindigden merendeels in de nazi-concentratiekampen…...

Maar keren we terug naar het front. De nieuwe Generalissimus Weygand zocht gedurende drie dagen vergeefs een mogelijkheid om de Duitsers te stoppen, maar toen hij op 22/5 besloot het stoere plan van zijn voorganger toch maar uit te voeren was het te laat. Wel werd de voorhoede van Rommels 7.Pantzerdivisie op 23 mei bij Arras door een geconcentreerde tankaanval van de B.E.F. uiteengeslagen, maar weer deden de Stuka's tegen de avond dit plaatselijk Britse succes teniet. Toen had Churchill het begrepen en besloot de B.E.F. uit Frankrijk terug te trekken. WISHFULL THINKING...      

Op 24/5 waren de geallieerden samengedrongen op de kust in een driehoek begrensd door Gravelines-Valenciennes-Leie-Deinze-Afleidingskanaal-Maldegem-Heist. Op dat ogenblik kregen de Duitse tanks een tweede maal bevel te stoppen ,in het Franse département du Nord een stabiel front te houden en niet verder aan te vallen. Ze dienden z.g. de komst van versterkingen, bestaande uit niét-gemotoriseerde infanteriedivisies, af te wachten. Daarbij pochte Reichsmarchal Goering dat hij "de zielige resten van de vijand" verder desnoods enkel met de Luftwaffe kon vernietigen, zonder hulp van de "kostbare tanks"...Maar hij wou vooral beletten dat de zelfzekere tankgeneraals met alle roem zouden gaan lopen, waarmee ze de populariteit van de nazi-leiding dreigden te overschaduwen.

                                              

Ondertussen was de voorbije week de toestand in de Belgische sector langs de Schelde ook erg verslechterd. Vanaf 20 mei vormde het "Bolwerk Gent" de sluitsteen van onze defensie-frontlijn die van Terneuzen tot Oudenaarde met 12 divisies was bezet. Na 48 uren van zware gevechten slaagden de Duitsers er in ten noorden van Oudenaarde een stevig bruggenhoofd over de Schelde te veroveren, maar bij Zelzate werden ze op 21 en 23 mei tot tweemaal toe terug over het kanaal geworpen, vooraleer hun doorbraak uiteindelijk slaagde. Onze troepen waren evenwel zo uitgeput dat op 23 mei besloten werd tot een gedeeltelijke terugtocht op de Leie en het afwateringskanaal Deinze-Maldegem-Heist.

                                                  

Want diezelfde dag had ons leger ook Gent moeten ontruimen, niet onder Duitse druk maar onder dwang van het stadsbestuur en de bevolking. Het verloor daardoor niet enkel de voornaamste verankering van de met beton-bunkers versterkte frontlijn, maar ook de broodbakkerijen, de grootste munitiedepots en de brandstofreserves rond deze stad...          

Op 24 mei begon bij dageraad dan de "slag aan de Leie" met hevig artillerievuur en zware bombardementen van de Luftwaffe in de sector Menen-Kortrijk. Onze hevige tegenaanvallen konden evenwel niet beletten dat de Duitsers tegen de avond verschillende bruggenhoofden over de Leie veroverden bij Wevelgem en Harelbeke ,en deze de volgende dag uitbreidden in de richting van Roeselare en Ieper. Maar aan het afleidingskanaal bij Deinze werd de aanvaller, na 48 uren van bloedige gevechten, terug op de rechteroever geworpen .        

Op 25/5 echter forceerden de Duitsers een doorbraak tussen Deinze en Nevele, waarna het 7.- en het 15.Linie het niet meer zagen zitten en zich massaal overgaven. Een hevige tegenaanval van de 1.Divisie Ardense Jagers om de bres te dichten zou op 27/5 uitdraaien op bloedige verliezen aan beide zijden en de aangeslagen Duitsers aanzetten tot allerlei oorlogsmisdaden tegen de burgers. In Vinkt kozen ze uit wraak 86 mannen uit onder het mom van "Heckenschütze" (franc-tireurs) die in de namiddag koelbloedig werden afgemaakt. In Deinze stuurden ze een groep inwoners als levend schild voor zich uit, waarbij 29 mannen het leven lieten...       

Maar sinds 25 mei was Churchill er in geslaagd, dankzij de rustpauze aan het westelijke front van de zak (op het kanaal van Béthune) - en ondanks de hevige aanvallen van de Luftwaffe,- voldoende scheepsruimte bijeen te schrapen. Daarmee hoopte hij altans een deel van de ingesloten BEF vanaf de stranden tussen Nieuwpoort en Dunkerque te kunnen ontruimen (Operatie Dynamo).

Vanaf 26 mei begonnen de Engelsen de Leie-stelling te verlaten, om zich de volgende dagen zo ordelijk mogelijk naar het noorden terug te trekken, met onnodig zware vernielingen van bruggen en wegen de vijand zoveel mogelijk vertragend...Na de Belgische overgave (28/5) vielen ze eerst op de spoorlijn Hazebroek-Ieper terug, verlengd over de Ijzer naar Nieuwpoort-bad (29/5), dan op de lijn Bovenijzer-Oostduinkerke (30/5) om uiteindelijk slag te leveren op het kanaal Veurne-Bergues tot De Panne (31/5 en 1/6).        

Ondertussen draaide ,wonder boven wonder ,de ‘Operatie Dynamo ’op volle toeren ,maar dàt bekijken we later in detail ,vooral omdat de Nieuwpoortse vissersboot 'Astrid' met schipper Pylieser en scheepsjongen Leonneke Petré daarin een avontuurlijke rol speelden...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
22-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
23-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 141
Klik op de afbeelding om de link te volgen

           B05:   DEZELFDE HOLLANDERS.               

      Westhoek, 19 mei '4O

 

Joseph had gelijk :het waren in Nieuwpoort inderdaad dezelfde Kaaskoppen als het groepje dat hem voor schut had gezet in de hulppost van de 'Marchevins'. Maar van "innesten op de kaai", zoals Leon dacht, was écht geen sprake !

Luitenant Jonkheer van Praet tot Slooten, - want zo heette de beunhaas - was met zijn peloton Nederlandse marinefu­se­liers op de avond van 17 mei, na zijn bezoek aan de gaarkeuken van Joseph, in een leeg­staand hotel van Nieuwpoort-bad ingetrok­ken. Gedurende een paar dagen verkenden ze de mogelijkheden om een boot te vinden naar 'de overkant', omdat het gerucht ging dat de volle­dige vissersvloot en alles wat varen kon bevel had gekregen naar Brest of Dover uit te wij­ken. Ze werden echter overal afgewezen en ten einde raad beslo­ten ze op I9 mei hun geluk in Duinkerke te beproe­ven...

                                          

Maar aan de Bel­gisch-Franse grens bij Adinkerke veroor­zaak­ten ze even heibel, want de gendarmerie weigerde Hollandse mili­tairen door te laten, - en zeker geen gewapende ! - omdat Nederland onder de Duitse druk had gecapi­tuleerd. Dat feit alleen volstond reeds om hen in de ogen van het fiere Franse volk te degraderen tot minus­sen en lafaards, tot bange hazen die bij het eerste schot op de vlucht waren geslagen. Dat de luitenant met zijn mannen zo nodig naar Enge­land wilde om daar "de strijd voort te zetten", vonden de grenswachters helemaal "des couillonades", want hier in Frankrijk viel nog voldoende te vechten, eventueel als lid van het Vreemdelingen­legi­oen...        

Na wat parlementeren, - want de Jonkheer meende een deftig mondje Frans te spreken - zouden ze dan toch door mogen, maar zonder wapens en uniform, wat totaal onaan­vaardbaar was in 's ridders ogen. Met het gevolg dat de over­werkte gendarmes hen koudweg afwimpelden en terugstuurden ! Na een korte krijgsraad besloten ze dan maar de grens sluiks langs één van de vele smokkelpaden over te steken en op de kaart leek het jaagpad langs het kanaal van Hondschoote daar­toe het meeste aange­wezen. 

" Picco-bel­lo !", zoals de beunhaas het ietwat volks uitdrukte.

            

De luitenant maakte er zowaar een echte militaire opera­tie van :in groepjes van vijf man en met twee minuten tussen­tijd sprintten ze op de fiets in het holst van de nacht het smalle wegel­tje af met rechts de dekking van de dijk en links de hoge hagen wuivend riet.

Tien kilometer verder, bij de brug van Bergues, sloot het peloton weer aaneen en een half uur later stonden ze aan de haven van Duinkerken.

                              

Ze ontbeten met de rest van het brood dat ze bij vorige hulpposten hadden afgeperst en splitsten zich weer in zes ploe­gen van vijf man om het volledige havengebied af te schui­men. Maar 's avonds konden ze enkel hongerig en vermoeid rapporteren dat de Fransen hen door dat vreemde uniform telkens voor Duitse valschermspringers hadden aanzien. En dat zodoende de mogelijkheden om hier als groep in te schepen quasi nihil waren...

                  

De volgende morgen, 2I mei, werd de haven van Duinkerken plat gebombardeerd en ze ontsnapten ternauwernood heelhuids uit de hel van huilende Stuka's, laaien­de loodsen, een inferno van kantelende kranen en huizenhoge fonteinen als, bij geluk, de gierende bommen  in het drabbige dokwater insloegen.  

De bijtende carbidwalmen en de gillende paniek op kaaien, bezaaid met brandend puin, kreupele karren en bloede­rige paardenkrengen, dreef hen weer het open veld in, voorbij de gore buitenwijken van de vernielde stad.

Dat was dan dat...Verder trekken naar Calais of Boulogne had weinig zin, want daar dreigde de toestand nog erger te worden dan hier.

                                   

Ze zaten wat uitgeblust met een knorrende maag bijeen in de droge greppel van een korenveld en een paar piotten maak­ten daar dankbaar gebruik van om hun miserie eventjes te vergeten in een vluchtig hazenslaapje...Het overleg,  hoe het nu verder moest, liep al vlug vast... Tot sergeant Kruyff het idee opperde terug te gaan naar België en in de haven van Nieuwpoort een vis­sersboot op te eisen. Die mensen daar waren makkelijker te imponeren, hadden ze gemerkt...Er lagen waar­schijnlijk nog boten genoeg in de haven, na de gedeeltelijke evacuatie, en alles was daar nog rustig geweest, twee dagen geleden...             

" O.K.",zei de luite­nant, maar eerst moesten ze aan eten gera­ken. Dus overvielen ze -'krachtdadig, maar correct'- wat verderop een boerderij en tegen de avond propten ze hun pens vol eierkoek en speen­varken. Juist voor het ochtendgloren fietsten ze, volgens het beproefde procédé, de grens weer over langs de zelfde weg die ze gekomen waren en tegen de middag streken ze neer naast de veldkeuken van een Waalse Genieploeg, op de kaai van Nieuw­poort. Maar niet om te "nesten", zoals Leon het noemde...              

Jonkheer van Praet tot Slooten liet zijn laar­zen poetsen, zijn uniform af­stoffen en trok met sergeant-majoor de Ruyter op zijn hielen en het opeisingsbevel in de hand de stad in. Maar zowel op het stadhuis als bij de Rijks­wacht vingen ze fameus bot en toen ze het lijstje met reders afdweilden, werden ze overal roem­loos wandelen gestuurd.     

Terug aan de haven klampten ze schipper Titteca aan en boden hem vijfhonderd gulden plus dertig fiet­sen voor een trip naar 'de overkant'. Maar toen deze de wis­selkoers nakeek en die gekke vehikels in 't oog kreeg, schoot hij in een onbe­daarlij­ke lach !...En terzelfdertijd in de wiek van Hollands Glorie, wat Titteca zich nog lang zou beklagen, mil­jaarde nondedju !!              

Ontmoedigd en mistroostig sopte het groepje de bodem van ketels uit de veld­keukenwagen van de genie schoon. Tot weer die sakkerse Kruyff met de oplos­sing voor de pinnen kwam :" Luitenant, waarom zouden we de schuit van die vent niet gewoon kapen? Sergeant Vissers en Heresma kunnen zeilen als de besten en misschien krijgen we zelfs de motor aan de praat"...Binnen de vierentwintig uur konden ze er zeker mee in Engeland geraken en na hun overval op de boerde­rij in Bergues kwam het op een stunt méér of minder ook niet aan...                 

De krijgsraad wikte en woog alle facetten van het voor­stel voorzichtig af en met groeiende ijver werden de details van het plan verder uitgewerkt, onder­broken door sluikse verkenningen van de felbegeerde sloep en zijn naaste omgeving ...            

" Iets voor middernacht hebben we hoogtij ", schatte Vissers, en Heresma meende dat de wind uit de goede hoek kwam, al was deze wel wat aan de slappe kant...                                              

Toen de operatie theore­tisch op poten stond en iedereen wist wat hij moest doen, kreeg de Jonkheer een bevlieging van ancestrale ridderlijk­heid :voor al die fietsen was aan boord toch geen plaats en ze dreigden een snelle inscheping enkel in gevaar te bren­gen...Dus schreef hij, bijgelicht door een zak­lamp, een offi­ciële overdracht van het Koninkrijk der Nederlanden aan de 'Schipper van het Vaartuig N.53 CHARLOTTE '.     

De dertig fietsen van zijn dappere eenheid werden hierbij als vergoeding achtergelaten voor het gebruik van voornoemd vaar­tuig door de Nederlandse Strijdkrachten, en aldus kon de schipper in kwes­tie er in volle eigendom over beschikken...          

Ziezo, dat was dan weer fijn geregeld.   

In doodse stilte plaatsten ze hun voorhistorische mon­sters tegen de voorgevel van de havenkapiteindienst en de luitenant schoof zijn epistel plechtig onder de deur door.           

Een uur later zeilden ze traag - zéér traag - de Ijzermonding uit, werkelijk als dieven in de nacht…...

De volgende morgen stapte Joseph vroeg naar zijn werk, ook al was zijn shift nog niet aan de beurt.

Dit gaf hem ruim­schoots de tijd om bij de drie soldaten-brancar­diers-lijn­trekkers even te gaan buur­ten. Die mannen hadden zich machtig geïnstalleerd in wat in feite enkel een wachtlo­kaal hoefde te zijn en op orde en netheid viel niets aan te merken. Iets wat tussen haakjes Joseph heel erg verwonderde :on­danks het totaal ontbreken van een dreigende controle door hun hypothetische oversten, hiel­den die gasten hun woonruimte krakend proper. Maar voor de rest lieten ze het blijkbaar niet aan hun hart komen :ze waren nog niet klaar met eten, en op de tafel stonden twee potten confituur, een blik smeerkaas en een doosje paté. Op het gasvuur dampte geurig een kan koffie en er was condensmelk en klontjessuiker...M'n liefje, wat wil je nog meer !

Wat Joseph nog het meeste trof was het prachtige radiomeubel in de andere hoek van het lokaal, waaruit zachte klassieke muziek klonk. Heel wat ànders dan de Jazz, swing en blues die hij van Arthur kende.

" Het Witte Paard van Beethoven", verduidelijkte Louis, met de kalme fierheid van de kenner. "Nooit van gehoord " dacht Joseph maar knikte toch eerbiedig, want verder dan "Daar bij die molen" reikte zijn vaderlandse muziekcultuur niet. Tenzij men "M'n Vlaandren heb ik hartlijk lief" van meester Denolf ook cultuur wilde noemen. Wat hij betwijfelde...               

De Vlaamse nieuwsberichten zouden juist beginnen. Hij kreeg zonder vragen aan de tafel een kop koffie aangeboden en mocht meeluisteren.       

Aan het kanaal Gent-Terneuzen en op de Leie hadden onze troepen de vijand bij zijn doorbraakpogingen zware verliezen toegebracht...                     

" Het is altijd hetzelfde", spotte Louis, " Als we een grote overwinning hebben behaald, trekken we rap een eind achteruit ! Ik vraag me af waarom..."            

" Zwijgt nondedju eens met uw gezever, ik versta niet wat ze zeggen !" siste zijn kameraad, die hier als korporaal blijkbaar de lakens uitdeelde.

...Bij Abbeville konden sterke Franse tankformaties de vijand tien kilometer terugslaan...

" Dat ligt verdomme bijna aan de kust van 't Kanaal !", kon Louis niet nalaten uit te roepen, maar hij klapte dicht onder de bestraffende blik van z'n postoverste.      

...Voor de kust van Narvik...

" Narvik ??", vroeg Louis zich hardop af.

" Buiten, nondedju !",riep de chef woedend, terwijl hij gebiedend zijwaarts naar de duinen wees, " Hup Oeste !...Dehors! Gijse tetterteef !"...Uit die zalvende bijnaam maakte Louis echter op dat hij met de uitvoering van het bevel nog even kon wachten.   

"...zware zeeslag geleverd, waarbij de Kriegsmarine meerdere schepen verloor. Het Franse en Engelse Expeditieleger kon de havenstad na heldhaftige gevechten in goede orde ontruimen en veilig naar hun thuishavens terugkeren."                                          

En dat was, tot grote opluchting van Louis, het einde van het dagelijkse sprookje :" Dat de Noren zich ondertussen alléén uit de slag moeten trekken, en heel hun land nu ver in handen is van de Duitsers, is van minder belang "...sneerde hij nog.

" Wat wilt ge :Narvik !",suste de korporaal, "waar gaan ze het zoeken...Dat interesseert toch geen kat !... Maar ik herhaal het voor de laatste keer, hé ventje :als ze het nieuws geven, moet ge uw bakkes houden ! Die explicaties van u kan ik missen 'lijk m'n schoonmoeder.'t Is mijn consigne de toestand aan het front te volgen, om klaar te staan als we in gang moeten schieten..."                                                          

" Ja, Chef !" Louis salueerde glimlachend geheel volgens het boekje. Joseph bleef nog wat rondhangen in het wachtlokaal en liet zich 's middags uitnodigen aan tafel :een doos corned­beef, Canadian Kingcrab en perziken in eigen sap...Hij be­greep waarom die gasten niet gehaast waren om hun bewakingsop­dracht te beëindigen..

Nadine kwam ook te vroeg opdagen, lang voor hun shift begon :ze hadden nog een uur de tijd en Joseph dacht verlek­kerd "nu of nooit, vooruit met de geit, ... Weer u scherp en eind als een sol­daat !"

" Ha, daar is m'n schat !",deed hij uitgelaten en toen ze hem wat verwonderd aankeek, vervolgde hij geheimzinnig :" Komt ge ook eens kijken wat deze prinsen hier iedere dag in hun botten slaan ?"           

Maar de postoverste bleek met al die belangstelling niet erg gediend en loodste hen zonder veel complimenten de deur uit :" Allee oeste ! De l'air !" en deed of hij het heel druk had met zijn paperassen. Achter zijn rug schoven ze inderdaad de deur uit, maar bij vergissing de verkeerde, die hen niet naar buiten leidde, maar naar de grote feestzaal van het complex...

Verdomme ! Zoiets hadden ze nog nooit gezien ! Een ruime halfronde zaal, met aan de voorzijde één plafondhoge muur van glas over de volledige breedte van de buitengevel, nu afge­schermd door ietwat zonverschenen beige gordijnen die het warme licht van de zomer op de binnenkoer temperden tot een romige zachte schemer. Driekwart van de rode tegelvloer was bezet door grote ronde tafels, elk ordelijk omkranst met een tiental stevige stoe­len. Links naast het panoramisch venster een mooie gemetselde spiegelbar en rechts een vijftal mollige fluwelen fauteuils en driezitten rond een monumentale schouw...Dàt allemaal voor een schoolkolonie van astmalij­dertjes ?!         

Op de teentoppen liepen ze naar de zonnewering en loer­den door een spleet tussen de gordijnen over de geplaveide speelplaats. Verderop, achter een strook laagbegroeide dui­nen, schuifelden gestaag groepjes vluchtelingen over de Koninklijke baan voorbij, als in een vreemd irreëel toneelstuk waarin Joseph zich slechts een toeschouwer voelde.            

Achter zijn rug keurde Nadine verrukt-wippend de wulpse vering van een brede driezit. Ze trok Joseph, die twijfelend naar haar toekwam, lachend naast zich neer.

" Tien keer beter dan in de cinema !",fluisterde ze geheim­zinnig. Maar hij begreep niet precies of dit sloeg op de mollige stoffering van de Hollywoodiaanse boudoirs in de films, dan wel op het pri­maire comfort in de achterste rij houten klapstoe­len van de 'Cinema Nova' in Nieuwpoort. Of misschien had ze niet zo'n goede herinnering aan zijn laatste avances tijdens 'Tarzan de Aap­mens' van vorige winter, met die houten rotleu­ning tussen hen in, en die pinnige kletskop op de rij voor hen, die als­maar nadrukkelijk afkeurend had gesist om hun ongepast gegie­chel tijdens de dramatische momenten.

Zo heel erg ver was Joseph toen niet gevorderd op zijn speurtocht in de zwoele jungle van haar...ondergoed. Zou ze soms dàt bedoelen ?...

Maar verder piekeren leek niet meer zo belangrijk, toen Nadine zich lui halfliggend achterover liet glijden, zijn hand nog steeds in de hare geklemd. Hij volgde haar wijkende buste als een volleerd tangodanser, zijn arm om haar zachte warme lenden. En toen haar hoofd in de gecapitonneerde arm­steun zonk, kon haar mond de zijne niet meer ontwijken. Dat bleek ook helemaal niet de bedoeling, wel integendeel, want haar nagels duwden hard in zijn nekhaar en ze wrong haar gezicht zo driftig heen en weer, alsof ze moeite had het deksel op het potje te doen passen!                 

" Het is hier de moment om te tonen wat ik kan !" dacht Joseph en trachtte voorzichtig met zijn tongspits "op z'n Frans" ach­ter haar lippen te dringen, maar ze hield haar gladde tandjes koppig opéén geklemd. En de gesteven witte boezelaar, waarmee ze haar imago van ziekenverpleegster meende te moeten benadrukken, beletten hem de knoopjes vooraan haar bloes los te pulken. Dus bedroop hij zich maar met de zoete hoop zijn vlakke hand achteraan in haar rokceintuur te wurmen om zo tot bij haar blote billen te geraken. Ze begonnen juist aan een adembenemende worsteling van gemompel en gegrom, toen een deur hard dichtsloeg, en een idioot onder krachtdadig gefluit van " Prospère, yoep-là-boem !" de zaal instapte...          

" Hé, Joseph !" galmde het door de gewelven, gevolgd door het hartverscheurend gekuch van een teringlijder.               

Don Juan gluurde over de rugleuning van de canapé en zag, toen het rode waas voor zijn ogen optrok, Louis meesmuilend midden in de zaal staan

" Gaston, de korporaal, is helemaal mis :ge kunt langs hier niet naar buiten..."         

" Verdikke ! Hadde niet wat kunnen wachten om dat uit te vinden !"

Nadine bracht haar kleren in orde en kroop recht op de ligbank :"Had dan zelf wat ràpper geweest hé !", kaatste ze terug naar Joseph en alle drie schoten ze in een lach, zij haar tandjes bloot, Louis wat treiterend en Joseph zuinig als een boer met kiespijn...

" Dat zal ik goed onthouden !", beloofde hij haar met dreigende spot, " houde maar vast !..." En hij troostte zich met de ijdele hoop, vandaag weer wat te hebben bijgeleerd over de duistere kron­kels van de bedorven vrouwenziel...

Als om hem nog meer op stang te jagen, begon ze koudweg over iets héél ànders :" Zeg, weet ge 't al van meester Engelborghs ? Die stond ook op de zwarte lijst van Arthur ! Eerst hebben ze gezegd dat hij met de laatste mobilisés naar 't front was getrokken, maar dat is zever in pakstjes :ze gingen hem aanhouden lijk àl de Dinaso's en mee naar Frankrijk sturen. Dat is naar 't schijnt mislukt omdat iemand hem op tijd verwittigd heeft en hij is kunnen gaan lopen..."

" Hoezo, gaan lopen ? En waar zit hij dan nù ?"

" Zeg slimmeke ! Als ze dàt eens wisten hé !"

Plots moest Joseph weer aan de laatste woorden van Arthur denken :dat Engelborghs als een échte vader voor de Petré's had gezorgd en misschien daadwerkelijk zijn échte vader was...Die goede man werd nu als een wild konijn opgejaagd door de rijkswacht...Verdomme, dacht Joseph, alsof ik nog geen zorgen genoeg aan mijn oren heb !

Toen ze een halfuurtje later hun shift begonnen, vloog juist een Duitse ééndekker houterig traag over, en wierp even rustig als een zaaiende boer, handsvol strooibriefjes uit, die neerdwarrelden tussen de voortstrompelende sukkelaars langs de 'Grote Baan'. Later zouden alle vluchtelingen, die in de loop van de namiddag nog bij hun hulppost aanklopten voor wat mondvoorraad of voetverzorging, ook zo'n briefje tonen, want alle wegen langs de kust vanaf Oostende schenen er vol van te liggen !

Op de voorkant stond in het Frans en het Engels een oproep tot de soldaten om zich over te geven :verder bloedver­gieten was zinloos, want, zoals op de keerzijde in een schets werd verduidelijkt, waren ze langs alle kanten omsingeld.            

Joseph had om vijf uur op de radio in het wachtlokaal uit allerlei berichten opgemaakt dat de oorlog nu een beslissende  wending nam, en de postoverste kreeg met de hulp van een Waalse onderwijzeres die Duits verstond, op Rijkszender Berlijn bevesti­ging van de wildste geruchten:                  

De Duitse tankcolonnes waren dus, zoals hij reeds ver­moedde, vanuit Sedan in de Ardennen doorgestoten naar Abbevil­le aan de kust, en hadden zodoende een Franse legergroep, het Britse Expeditiekorps en de resten van het Belgisch leger in een zak gesloten tussen het kanaal Gent-Terneuzen, de Leie, de Somme en het Nauw van Kales...Omsingeld, even angstaanjagend als een wurging.     

Uit zijn dagelijkse belevenissen kon Joseph zich zonder moeite voorstellen wat dit betekende, want in deze omsingeling zat ook het gros van de burgerlijke refugiés opgesloten :naar schatting zo'n klein miljoen uitgeputte oudjes, vrouwen en kinderen, die uit vrees voor de Teutoonse barbaren have en goed in de steek hadden gelaten, in de hoop langs Frankrijk om veiliger oorden te bereiken ...

Maar de aftocht van de geallieerde strijdkrachten, aan­houdend bestookt door Panzer en Stuka's, verhoogde onge­twij­feld de paniek en de hysterie op de volge­propte wegen. Joseph dacht aan de berooide sukkelaars die nu nog uit de Westhoek naar het zuiden trachtten af te zakken, botsend op de stroom uitzinnige gekken die, wegens de Duitse doorbraak in Noord-Frankrijk, reeds rechts-omkeer maakten in de ultieme hoop via Boulogne of Calais toch nog weg te geraken naar Engeland.            

Het moet daar een ware heksenke­tel zijn, vreesde hij... Want daar bovenop kwam nog de trieste miserie van de duizenden zieken en gekwetsten, de afgepeiger­de oudjes, die tevergeefs bij de plaatselijke bevol­king aan­klopten voor een glas water, tenzij tegen een woekerprijs ! Velen legden  zich gewoon in een droge gracht of greppel te slapen in de hoop niet meer wakker te moeten worden...Het weer was ver het enige lichtpunt in deze troosteloze tijden :zo te zien zou het nog wel een paar dagen zonnig blijven, wat het overnachten onder de blote hemel draaglijk maakte...                                 

De hele dag door verliep de trage trek van trainerende troepjes voorbij de 'Marchevins' nog onverstoor­baar oost-west, richting De Panne, maar wilde geruchten als zou de grens daar gesloten worden voor de trieste exodus had de obstinate gedre­venheid wat aangevreten. Wat voor zin had het nog verder te vluchten, als men toch recht in de klauwen van het Duitse beest liep ?... Meer en meer mensen bleven vertwijfeld bij de hulppost samenklitten. Nadine wist al te vertellen dat vluch­telingen in Westende-Bad brutaal leegstaande villa's openbra­ken of die van de Waalse bezetters opnieuw betrokken, voor een eerste comfortabel onderdak sinds dàgen...En dat ze blijkbaar niet meer van plan waren nog verder te trekken. De politie liet oogluikend begaan :  " Als ze er op deze manier in slagen voor zichzelf te zorgen, vallen ze ons minder lastig voor eten en nachtlegering..." De champetter had al genoeg zever rond zijn oren en tegen zo'n zwerm wanhopige zwervers was hij toch niet opgewassen !

Leon kwam tegen valavond opgewonden thuis van zijn werk aan de haven :

" Schipper Misten Titteca is om twee uur met de tij terug binnengelopen ", lachte hij, " met z'n eigen schip, de 'Charlotte', maar zonder die Hollanders !"

Marie keek verwonderd op van haar fornuis:" Hoe is hem die kunnen kwijtspelen ? Hij heeft ze toch niet overboord gesmeten, zeker ?!"        

" Zwijgt, 't is een hele historie !" zuchtte Leon gewich­tig, " Hij heeft het aan de toog van 'De Vuurtoren' met veel lawaai uit de doeken gedaan..."

" Ja, dat ken ik !", spotte Marie, " met veel lawaai, en met veel pinten ook zeker !"...Maar Leon liet zich niet van de wijs brengen :

" Vanmorgen, toen hij wist dat die Hollanders er met z'n Charlotte van door waren, is hem ze gaan zoeken op zee met de 'Josephine' van zijn nonkel Roger ! Hij dacht zo :als die soldaten geen mazout hebben getankt vooraleer er vanonder te muizen zullen ze zeker niet ver geraken, want de reservoir was ver leeg, gisteravond, dat wist hem ! En nog geen tien mijl uit de kust kreeg hem ze al te stekken ! Het was windstil en enkel onder zeil geraakten die soldaten alleen maar met de stro­ming nog wat vooruit. Maar toen de Titteca's de Charlotte wilden enteren, riep die luitenant een commando tegen zijn mannen van " Legt aan !" en die hebben allemaal hun geweer bovengehaald ! Ge kunt wel denken wat voor smoel de Titteca's toen trokken, hé !                        

Ze hebben dan een helen tijd boord aan boord liggen roepen en tieren, totdat die Hollanders akkoord gingen om de Misten terug op z'n Charlotte te laten komen, maar enkel op voorwaarde dat hij genoeg petrol uit de Josephine zou overtanken om hen voort naar Engeland te brengen, en dan op z'n ééntje terug te varen naar Nieuw­poort. Ze zijn dan aan het pompen geslagen, maar dat ging niet rap genoeg vooruit, en na een tijdje vond die luitenant er wat anders op! Hij heeft zijn soldaten zonder veel complimenten doen overstap­pen op de Josephine van nonkel Roger, en die is met die gasten richting Dover moeten vertrekken, met de loop van een geweer in zijne rug ! Miljaarde, en vloeken dat hem deed tegen zijne kozze !! Die was er nog bleek van !...Enfin, het zal nog wel een koppel dagen duren voor hij terug binnen­loopt in Nieuwpoort, zodat hem wat kan afkoelen... In elk geval was de Misten danig content dat hijzelf van dat smerig soldatenvolk verlost was, en z'n Charlotte zonder scha terug had !"               

Marie trok twijfelend de wenkbrauwen op :" Misten zal geen tijd krijgen om lang content te zijn, denk ik ! Als de Roger gezond weerkeert snijdt die hem de stroot over, daar mag hem vast op rekenen !"...

<!--[if gte mso 9]> <w:lsdexcep


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
23-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
24-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 142
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B06:  MENSENSMOKKEL.

In de vroege ochtend van 24 mei, nog voor zonsopgang, schrok Marie plots wakker en hoorde buiten haar naam roepen:  haar broer, nonkel René Cattrysse, stond wild op de voordeur te bonken.

" Ja-ja ! Een momentje ! Miljaarde, staat uw kot in brand, of hebt ge nog een stuk in uw kloten ?! Is dat nu een uur om een christelijk mens uit z'n bed te sleuren verdomme!..."             

" Allee Marie, doet iets aan uw voeten, en geeft me een tas koffie...Maar rap, 'k heb niet veel tijd !"

De jongens kwamen ook kijken wat er gaande was .

" Schipper Pylieser vaart met de eerste hoge tij van­avond uit..."

" Dat is toch geen reden om m'n voordeur af te breken, hé vent !"       

" Zwijgt, en luistert, in plaats van te staan blèren !" Het was voor hem blijkbaar ook vroeg dag geweest en ze wist dat ze dan het jennen best achterwege liet: een slapende hond geef je beter eerst een tas koffie...Dus jutte ze de Leuvense stoof op, terwijl hij zijn lever lichtte: om tien uur vannacht zouden ze uitvaren en als Leon besloot mee te gaan moest hij voor de middag aan boord zijn...                      

" Dat is de weg vragen naar de kerktoren! Leon vaart toch altijd mee !"                  

" Dat weet ik ook, maar deze keer is 't iets speciaal: het kan een dag of drie-vier duren voor we terug binnen lopen, dus doet hem er goed aan wat proper kleren en wasgerief in z'n plunjezak te steken ..."

" Wat is 't, vaarde naar Ijsland misschien ?",kon ze niet nalaten te gekken.  

René vond de flauwe kul van zijn zuster geen antwoord waard, maar loosde nadrukkelijk een wanhopige zucht: Leon mocht natuurlijk altijd weigeren om mee uit te varen, want het kon gevaarlijk worden op zee met al die vliegtuigen en zo, maar dan moest de baas het nu meteen weten. Om voor deze tocht nog tijdig een andere scheepsjongen te vinden indien Leon forfait zou geven...

Dat vond Marie verdacht en terwijl ze de koffie uit­schonk kreeg ze na aanhoudend indringende vragen, met horten en stoten het hele verhaal losgepeuterd:

Notaris Legein was gisteren bij de schipper binnengeval­len met de vraag of hij vijf gezinnen uit het Walenland met zijn sloep naar Engeland wilde varen... Aangezien Pylieser nog een hypotheek op de boot had uitstaan bij de notaris, wierpen ze het uiteindelijk op een nogal ingewikkeld akkoord: de vijf auto's van de Walen, twee grote Fords, een Pontiac en twee sjieke Minerva's, dekten het risico van oorlogsschade aan het schip. Als alles goed verliep, waren er vier auto's voor de schipper en één voor Legein..       

" Wat hebben wij daarmee te maken ?!" vroeg Marie agressief. Maar plots scheen haar een licht op te gaan: " En als het slecht afloopt ?"         

" Dat hangt er vanaf, hoé slecht, hé !", grinnikte haar broer, " De schipper is vrijgezel, zonder naaste familie: voor  hem is het 'Anker-of-Kruis',en hij speelt het gaarne grof..."        

"Ja,grof...ik kan me dat herinneren..." ,zei Marie zuur, zonder meer uitleg.   

" Voor ons, voor mij en Leon, ligt dat natuurlijk lich­telijk anders...", gaf René toe, " maar ge moet het gevaar nu ook niet gaan overdrijven, hé:  we varen 's nachts uit, en dan zijn er geen vliegers...Daarbij, er valt vast en zeker een goede cent mee te verdienen: de schipper weet ook dat ik geen onnozelaar ben die hij met een lekstok content kan stellen...Er zal boter bij de vis moeten zijn, dat beding ik wel, juist voor we losgooien ! Zoniet, mag hem alleen vertrekken !...Maar Pylieser is geen uil: hij zal goed betalen, daar leg ik m'n kop naast !"

" Naar Engeland, verdikke !",glunderde Leon," zo ver ben ik nog nooit geraakt ! Gij gaat toch mee, hé nonkeltje, ook als de baas wat minder betaalt ?... Miljaarde ! 's Nachts, op het kompas: dàt is pas echt varen, lijk de Ijslanders !..."             

Nonkel René glimlachte: " Stelt u d'r maar niet teveel van voor, want buiten de stormlamp in de mast ziede onderweg geen kloten ! En ingewikkeld is het ook al niet, dat blind varen naar de overkant: eerst dertig mijl noord-west, dan dertig west, en ge botst gegarandeerd op de Engelse kust tussen Dover en Ramsgate, of op één van die kleine haventjes in die streek. Zelfs met een sterke stroming uit het Nauw van Kales is dat onmogelijk te missen: binnen de twaalf uur zijn we daar ! We zetten dat volk op de kaai, zorgen dat we nog wat drinkgeld afpersen, en een kwartiertje later zijn we weer weg, recht naar 't oosten ! Tien mijl uit de kust gaan we wat slapen, en tegen vijf uur in de namiddag varen we op ons duizend gemakken  terug naar huis. We moeten enkel zorgen dat we voor het krie­ken van de dag terug de geul binnen geraken, anders zouden de curieuzeneuzen wel eens wat vragen willen stellen en dat kunnen we missen 'lijk een schoonmoeder!..."    

" En de vliegers, en de zeemijnen, daàr spreekt ge lijk niet van !", voer Marie uit, maar René onderbrak zijn jongste zus betut­telend: 

" Allee, zeverkont, spreekt geen dwaasheid ! Tussen hier en Ramsgate liggen geen mijnenvelden en die vliegeniers slapen 's nachts bij hun mokkels: dààr valt in 't donker heel wat ple­zan­ters te beleven dan in 't echte 'Nauw-van-Kales' ! Ha-ha !"       

Leon lachte uitbundig mee om deze grotemannenmop van zijn oompje en dook proestend weg onder de zwaaiende hand van zijn moeder, die de kleinerende spot door haar broer toch nijdig op iémand moest afreageren:      

" Gijsse melkmuil ! Houde manie­ren, hé!" Maar René stond nors ongeduldig recht van tafel en greep met zijn vuilverweerde klauw de witkatoenen mouw van haar pon:     

" Wat is 't, Marie, gaat hem mee of niet? Ik moet het nu weten: eier of jong !"      

" Ik mag mee, hé Moedertje, ik mag mee, hé ?"  En om de pil wat te vergulden voegde hij er met een gemaakt kinderstem­metje aan toe: " Nonkel Reneetje zal goed voor mij zorgen !.."       

Ze proestten het alle vier uit en Joseph, die zich heel die tijd wat naar de achtergrond gedrongen voelde, greep zijn broer speels-jaloers in de nek: " Gijsse vuile gelukzak ! Ik vraag mij alleen af waarom de schipper nù wél de overtocht riskeert, en niét toen we het hem vroegen voor de Birnbaums..."                 

René keek wat geprikkeld om naar die vervelende moeial achter hem en siste: " Omdat we toens de zeemijnen nog niet wisten liggen ! OK ? Maar ondertussen is de halve vissersvloot van Blankenberge en Oostende al overgestoken, langs de vaargeul van maalboten, zonder de minste tegenslag. We weten nu dat het veilig kàn, langs die grote bocht !...

Daarmee ging Marie door de knieën: " Het is hem geraden dat hij goed voor u zorgt ! En hangt verdomme de held niet uit, hebt ge 't verstaan?!" Tegen haar broer grauwde ze: " 't Is op uw woord dat hem meegaat, onthoudt dat goed !...Hij is nog maar een kind, en met al dat schieten...:ik ben er niet gerust in !...En laat u door den Pylieser niet in 't zak zetten, hé: boter bij de vis ! Ik ken die smeerlap ! Liegen en bedriegen...",maar toen zweeg ze abrupt.          

René grinnikte geheimzinnig en greep onder zijn zwarte schipperstrui naar de borstzak van zijn hemd:

 " Hier zie, de boter ! Tegen dat het een dagje langer mocht duren: ...één, twee, drie, vier...",en hij telde twintig brieven van honderd frank op de keukentafel. In stilte hadden ze allen meegeteld, en toen Marie ernstig naar hem opkeek, lachte haar broer niet meer.    

" Wat is dat ?" vroeg ze, "Gestolen geld?"    

" Met de beste groeten van die smeerlap van een schipper !", bromde hij kortweg, en stapte naar buiten, helemaal niet fier over de opdracht die hij zojuist had volbracht: de kleine Leon was inderdaad nog maar een kind...En nog wel een kind van zijn zuster, een deel van zijn bloed dat hij voor een handsvol zilverlingen had meegelokt in een duister avontuur...En waarvan geen kat wist hoe het zou aflopen…

Aan de haven was het veel drukker dan gewoon­lijk. Tegen en onder de loodsen stonden kriskras wel een dertigtal leger­vrachtwagens, weelderig gecamoufleerd met takkenbossen, wat een vrolijk-zomerse noot gaf aan de gewoonlijk zo grauwe kaaien vol zwarte netten en roestig visserstuig.                                 

Verderop, tegen de hangars van de vismijn, krioelde het van de paarden, die in de schaduw van de afdaken een grondige onderhoudsbeurt kregen, waarschijnlijk de eerste sinds weken. De brave beesten lieten zich gelaten een stortbad welgevallen met de brandlans van het vrijwillige pompierkorps van de stad...De ogen dichtgeknepen, als droomden ze van betere tijden, toen ze nog niét opgeëist waren en met de boer het stoppel­veld met dampende verse voren omploegden, met Bles of Bella aan hun zijde...

Een dozijn getrokken stukken veldgeschut en diverse tweelingmi­trailleu­sen op driepikkels kregen heel wat bekijks van de Nieuwpoortse belhamels, die met moeite door norse schild­wach­ten op afstand werden gehouden. Evenwel zonder veel over­tui­ging, want de vechtlust was er duidelijk uit en op de brutaal overvliegende Stuka's durf­den de bemanningen zelfs niet meer schieten, uit angst een bom op hun kop te krijgen...       

Groepjes afgepeigerde soldaten lagen, zaten en hingen rondom in de schaduw, of schoven lusteloos aan bij de dampende veldkeuken waar een vies visluchtje weinig goeds beloofde...   

Maar ja, de koks waren bij hun esbattementen blijkbaar aangewezen op de plaatselijke hulpbronnen en in de haven van Nieuwpoort was dat nu eenmaal pladijs, te nemen of te laten...                                     

Het was er stoffig warm op het middaguur en een zwakke zucht uit het zuiden bracht nauwelijks wat verfrissing. Een paar burgers slenterden onwennig tussen de stugge verfomfaaide militairen om wat nieuws te garen van het front en erachter te komen hoe het nu feitelijk stond met de oorlog. Maar het waren Walen, en al spraken de meeste burgers wel een mondje Frans, toch ver­liep het contact uiterst stroef: " Ces sales Flamins" waren voor geen zier te vertrouwen, allemaal spionnen, 'ces Boches du nord'... Enfin, dat zegden in elk geval hun officieren, maar dezen waren ook in hun eerste leugen niet gestikt, jammer genoeg!                 

Ja, natuurlijk wisten ze al dat de Duitsers in Noord-Frankrijk waren doorgestoten naar de zee, en dat er geen sprake meer was dat het leger stand zou houden op de Ijzer, zoals in '14...                

" Mais qu'est ce qu'on s'en fout ! Qu'on en finisse, nondedieu !"...De toestand was hopeloos. Ze waren nu al twee weken onophoudelijk in het getouw, van links naar rechts ge­stuurd om bressen te dichten, vooruit gerukt en weer terug gedreven, bevel en tegenbevel opgevolgd, cafés geplunderd louter om de dorst te lessen en om eten geschooid bij de boeren: " Merde nondedieu ! Le bordel espagnol, quoi ! Cette vie de chien ! Qu'on en finisse !"                 

En overal werden ze door hun landgenoten wandelen ge­stuurd, gemeden lijk de pest: de inkwartiering bij de burgers moest met geweld worden afgedwongen, want de mensen waren doodsbang dat hun bivak in een dorpskom een luchtaanval van de Luftwaffe zou uitlokken en als ze in stelling wilden gaan om een stad te verdedigen kreeg de staf gegarandeerd alle notabe­len uit de streek op de hals, met het verzoek ergens anders te gaan spelen!            

Nu liep weer het gerucht dat de Engelsen er ook de brui aan gaven en terug over het Kanaal wilden via de paar havens die nog in onze handen waren. Dat het Belgisch leger daarbij zou opgeofferd worden om hun aftocht te dekken, was als idee niet erg geschikt om het moreel van onze troepen tot euforische toppen op te krikken. Met als gevolg dat een volledige Vlaamse  eenheid zich in blok zou hebben overgegeven, zei men... Niemand wist of het waar was, maar de Walen rond de vistrog haakten maar àl te gretig in op dit gerucht, dat hén bevestigde als de enige ware patriot­ten.

" Ces Flamins sont des Boches comme les autres, quoi !", zei de korporaal, en het brave burgermannetje knikte gelaten en lafhartig...Ook al herinnerde vijfhonderd meter verderop het reusachtige 'Albert-monument' aan de honderdduizend doden van '14-'18, gevallen in de strijd tegen de 'Boches' bij de verde­diging van hun aller vaderland en waarvan er tachtigdui­zend géén Frans spraken...Maar ja, wie denkt daar nog aan...              

De 'artilleurs' waren het hoe dan ook kotsbeu: " Tu comprends, on ne va pas se laisser massacrer ici pour des prunes, alors que les Boches s'amusent à violer nos femmes chez nous, merde !"...Een mooi excuus om de twee hoerenkasten op de kaai gouden zaken te laten doen.                          

Tot overmaat van ramp bleken hun officieren geen verbin­ding meer te hebben met de staf van het regiment ( als die er al ooit geweest was !) en daarom hadden ze ten einde raad maar besloten in de loop van de namiddag naar Nieuwpoort-Bad te trekken: daar stonden nog genoeg hotels en villa's leeg om de manschappen deftig onder dak te brengen...'t Werd verdom­me tijd ! Eindelijk weer eens in een proper zacht bed slapen en een warm stortbad nemen ! Wie weet misschien het laatste, voor ze eraan gingen of krijgsgevangen geraakten...…

In de stuurhut van de 'Astrid' stouwde Leon zijn vettige plunjezak in de bak onder de brits van de schipper. De ver­trouwde stank van warme olie en rotte vis kon hem niet deren: dat hoorde nu eenmaal bij het werk waaraan hij zijn hart had verpand. Dit was z'n wereld, hier ! Wat daar buiten nog omging: die schurftige legertroep op de kaai, de verdwaasde vluchtelingen in de stad, het krijgs­gewoel in de verte, de vliegtuigen en het afweergeschut, dat alles raakte z'n koude kleren niet, nu hij onder zijn klompen de oude dekplanken kon laten bonken boven het holle ruim.                 

Zorgvuldig rolde hij de dikke grijze henneptrossen in ordelijke cirkels langs de lage verweerde borstwering, waarop de veelkleurige verfschilfers getuigden van het ruwe labeur en de povere pogingen die zijn voorgangers hadden ondernomen om de boot wat op te frissen...Vroeg of laat moest hij ook zo'n schip hebben, iets langer misschien en met een zwaardere motor. En als het enigszins kon met twee bokken, één over elke boord. En met een moderne 'T.S.F.',waarmee hij Radio Oostende kon oproepen, zoals die ijzeren treilers in Zeebrugge...Een rosbruine plunjezak plofte voor zijn voeten op het dek: hij schrok zich een beroerte ! Wég droom...

" Tjui !", groette René lachend vanop de blauwe steen boven hem, " g'Hebt het vuur aan uw gat, zeker ?!" Een paar snelle treden langs de roestige ijzeren kaailadder vol zeewier en hij sprong lenig op de borstwering aan boord. " We zijn nog lange niet weg, hé man ! Of zatte misschien met de poepers dat we zonder joen gaan vertrekken !?"  

" Ikke bang ?!...Maar, sukkelaar, zonder mij geraakt ge nog niet zonder broks voorbij het staketsel met uw zatte botten!", sneerde Leon toen de machinist zijn plunjezak naast die van zijn kozijn onder de brits van de schipper stouwde. De lijfreuk van René, een zwaar mengsel van bier, zweet en tabak, deed inderdaad denken aan een wilde nacht bij 'de wijven'...                      " Gauw, rappen duvel, steekt eens een handje toe, ik heb nog wat drank op de kaai staan!"       

" Heb ik het niet gedacht, dat ge weer aan de zuip zijt geslagen !",gekte de kleine. 

" Ventje, de dag dat ik mij daarmee moet bezatten, hang ik me op !...'t Is water en fluitjesbier voor de passagiers, snotter ! Die mogen geen dorst lijden onderweg, heeft onze schipper gezegd, maar aan ons keelgat veegt hem z'n kloten !"

Zonder dieper in te gaan op de snode voornemens van hun patronaat sjouwden ze samen twee kratten literse 'Export Van den Heuvel' en een bak 'Spa Reine' naar het donkere dompige visruim onder dek.              

" En wat heeft de schipper nog meer aan interessante dinges gezegd ?", vroeg Leon, terwijl hij demonstratief duim en wijsvinger tegenéén wreef: " Hoe staat het met de centen ? Nog wat goed nieuws opgevis?"                   

" Dat is hem nu gaan regelen met die gasten op 't bureel van notaris Legein. Binnen een uur moeten wij daar gaan teke­nen dat wij akkoord zijn met wat zij overeen kwamen."                 

"Hoezo, akkoord-zijn?"                 

" Wel ja, wij twee riskeren toch ook 't één en 't ander, door in zo'n rotte situatie, met zo'n klein schip en zoveel volk een overtocht naar Engeland te maken. En vergeet niet dat we ook nog terug moeten geraken, hé, nadat we die gasten daar veilig aan de wal hebben gezet ! Voor hen is het dan wel voorbij, maar wij zijn dan nog maar in de helft van ons risico, hé makker !"

" Risico, risico, wat is dat nu voor zever ! We hebben wij met ons gedrieën al honderdduizend mijl op de 'Astrid' gevaren," overdreef hij lichtelijk, " en er is nog nooit over risico gesproken, dat ik weet!"       

" Maar nu is het oorlog, hé ventje ! Wij moeten veilig tussen twee zatte messentrekkers trachten door te ritsen die elkander ondertussen om zeep willen brengen met bommen en granaten ! Alleen de schipper kan dat, zonder broks te maken, en zo'n exdepise...ex...heu ex-dinges...moet beloond worden: bibbergeld is niet voor de kiekens ! Als die mensen absoluut mordicus in Engeland willen geraken en wij zijn de enige zotten die hen willen overvaren, dan zeggen wij: " Het is zoveel frank, Meneertje,  te nemen of te laten ! En als ge't soms te duur vindt, leert dan maar rap zwemmen, hé !"...Ik weet wel: gij zoudt dat voor niets willen doen, gij, enkel voor de leute en de span­ning, maar ik wil nadien een stevige pint kunnen pakken op hun kosten en meer dan één, als het eventjes kan ! Santé !...Ten andere, wij riskeren misschien onze pels, maar de schipper kan daar bovenop ook nog z'n boot verspelen, hé ! Want dien is zelfs nog niet helemaal zijn volledigen eigendom: hij is hem nog aan 't afbetalen aan de notaris...'t Is daarom dat Legein er tussen zit: z'n centen staan mee op 't spel, en dan denkt ge wel twee keer na !"                 

" Dat schip zal toch niet zinken zeker, omdat er dertig man op staan !

" Nee, maar we kunnen wél onderweg uit het water gescho­ten worden door één of andere klootzak van een vlieger, hé, of den Engelsman kan de boot confisqueren en aan de ketting leggen - en wij in den bak omdat we in feite die mensen daar binnensmokkelen... Want vergeet het niet: wat we gaan doen is tegen de wet ! Ge weet nooit zeker wat er allemaal kan gebeuren..."

René kon niet vermoeden hoe dicht hij bij de waarheid zat, met zijn sombere orakels..

<!--[if gte mso 9]> <w:lsdexcepti

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
24-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
25-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 143
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B07:   DE JODEN.

 

            Nieuwpoort, 24 mei '40.

       Terwijl zijn jonge neef verder het dek van de 'Astrid' opruimde staarde René even peinzend over de halflege haven. Hij dacht aan de twintig vissersboten van zijn collega's, die vorige zondag al de sprong naar de overkant hadden gewaagd: misschien zou hij ze morgen in Engeland weerzien, als ze tenminste onderweg geen schipbreuk hadden geleden. Of als hemzelf maar niets overkwam...Hij had kleine Leon nooit in dit duister avontuur mogen meesleuren, verdomme ! Zat er dan toch enkel maar zagemeel onder z'n klak ?!...Kwaad om zijn eigen roekeloosheid snoof hij luidruchtig z'n neus en spuwde krach­tig een diep opgehaaldeklodder over boord. Dat luchtte op !

Vanuit de verte, richting Veurne, rolde een dof gerommel door de lucht, met af en toe zware bonken van inslaande bommen die de ruitjes van de stuurhut lieten rinkelen. De paarden op de kaai hinnikten nerveus toen het gammele vrachtwagentje van de burgerbescherming de Hoogstraat kwam uitgereden, met twee man in de laadbak die verwoed aan een sirene zwengelden. Ze kwamen de goegemeente verwittigen voor het gevaar van een mogelijke luchtaanval...zoals gewoonlijk te laat ! Al een geluk dat de bommen niet voor Nieuwpoort bestemd waren en dat de vele vluchtelingen niet op het astmatisch vehikel van de B.B. hadden gewacht om te schuilen !

 René en Leon kropen in het ruim, omdat de stevige dek­planken nog de beste bescherming boden tegen neervallende shrapnels van de D.C.A., of scherven van inslaande bommen. Tegen een rechtstreekse treffer was toch niets bestand, ook een schuilkelder niet, waarin men bovendien nog riskeerde onder het puin te stikken of levend te verbranden, zoals in Oostende was gebeurd.

Met gespitste oren luisterden ze in het duister van het ruim naar het verre gebom.

" Waar zou het te doen zijn, denkt ge ?",vroeg Leon wat benepen.

" Veurne, als ge 't mij vraagt, of toch ergens aan die kan­ten..."

" Wat valt er daar nu te bombarderen, verdomme, buiten wat oude huizen in de stad of wat koeien in de polders !"            

" Wel, de statie, om te beginnen, met al die Engelse munitietreinen die daar staan: ik heb het zelf nog gezien, gisteren. En bovendien stikt het daar nu van de soldaten: die van ons, en over laatst zag het nog zwart van de Franse negers, als ge de Misten Titteca nog moogt geloven..." Hij lachte stil voor zich uit: " Want volgens hem liepen er ook wat Engelsen rond te paraderen met zo'n zotte soepteljoor op hun kop..."        

Hij kroop recht en loerde door het open luik naar de blauwe zomerlucht hoog boven hem, waar een paar jachtvliegtui­gen in brede bochten een verward gevecht voerden. Leon kwam bij hem staan en een tijdje keken ze reikhalzend naar het bizarre ballet boven hun hoofden. Af en toe meenden ze tussen het op- en neergaand gehuil van vliegtuigmotoren het stugge staccato van de boordkanonnen te horen. Maar langzaam aan verplaatsten de vechters hun arabesken meer landinwaarts en tenslotte verdwenen ze in de mistige einder, zonder hun pu­bliek de sensatie van een brandende crash te gunnen... 

Ook uit richting Veurne kwam geen gerommel meer.

" Kom, 't is ver gedaan en binnen een kwartiertje moeten we bij Legein zijn: 't is tijd om op te breken !"

Leon kroop achter hem aan de ijzeren ladder op naar de kade, waar alle militairen weer volop begonnen te niksen, tenminste zo leek het. De paarden, verderop, lieten zich rustig roskammen, een paar werden reeds ingespannen in het vooruit­zicht van het nakend vertrek naar Nieuwpoort-Bad. De Markt­straat kwam weer tot leven, nu inwoners en vluchtelingen voorzichtig de schuilkelders verlieten en zenuwachtig rondvroegen waar al die bommen wel waren gevallen.        

" Ik versta niet waarom de patron z'n schip wil riskeren om die vuil Walen naar Engeland te brengen...", begon Leon kibbig,"of 't zou moeten zijn dat ze hem fameus betalen!"                        

" Ik zei al dat ik heb menen te verstaan, dat ze het risico voor den boot gaan dekken met de vijf auto's van die gasten: dat zijn sjieke karren, en schrikkelijk veel geld waard, maar om ermee door de golven naar Engeland te varen zijn ze niet helemaal geschikt !" 

Hij grinnikte.

" In Oostende hadden ze normaal de ferry kunnen pakken..., tot verleden week, vóór de opeising begon. Maar met die Duitse bombardementen op de haven vaart die niet meer uit, of enkel 's nachts, en dan alleen maar voor de mensen van 't ministerie en de militairen...Naar 't schijnt heeft dat Waals gezelschap toch geprobeerd daar in te schepen, maar ze zijn nogal een gang gegaan:  't scheelde geen haar of de soldaten hadden hen met hun kloten in den 'bassing' (dok) gekapt ! Dat heeft hun pretentie een ferme klop gegeven en ten einde raad zijn ze dan maar naar hier afgezakt en langs allerlei omwegen bij de schipper en de notaris beland..."

" Maar waarom hebben ze toch zolang getreuzeld ?!", wierp Leon op, " Waren ze veertien dagen geleden gevlucht met hun auto's, ze zaten al breeduit in Spanje of Amerika !" Hij liet graag zien hoe goed hij in aardrijkskunde was...                     

" Och ventje, dat is weer een heel historie ! Ze zijn zij vroeg genoeg vertrok­ken, maar aan de Franse grens hebben ze trubbels gekregen: 't schijnt dat er twee Duitse families bij zijn zonder paspoort, vaderlandsloos lijk ze zeggen, en met die rare namen dachten de gendarmen dat het spionnen waren, hé...Ze hebben daar meer dan een week in den bak gezeten, of opgesloten in een school, tot dat de Duitsers doorgebroken zijn naar de zee. Omdat er toen één dreigde z'n eigen op te hangen, heeft die commandant ze dan maar rap gelost, op voor­waarde dat ze terug naar Belgie keerden: om naar Spanje te vluchten was het toen toch al te laat ! En nu zitten ze hier in de val van de omsingeling...En omdat het naar 't schijnt alle­maal joden zijn, die 't vliegend schijt krijgen voor den Duits, zouden ze 't hemd van hun gat verkopen om hier nog veilig weg te geraken ! Enfin, wij kunnen er maar goed mee zijn, hé !"

" Hoezo, joden ?...Lijk Arthur Birnbaum ? ",vroeg Leon verwonderd: "En hebt g'eerst niet gezegd dat het Walen waren ?...Dan is het nog méér te verwonderen dat de schipper nu wél dié joden overvaart en de Birnbaums liet stikken...Betaalden die niet genoeg, misschien?

" Ewel, ja, nu dat ge 't zegt: de Birnbaums waren in feite maar arme luizen die van ons goed hart wilden profiteren. Zij verwachtten wél dat wij hén veilig naar den overkant zouden brengen voor een hongerloontje, met inzet van onze boot en ons leven, maar trokken het zich niet aan hoe wij nadien terug thuis moesten geraken... Maar deze hier zijn échte joden hé ! Stinkend rijk en t'akkoord om goed te betalen ! Ge zult wel zien ! Raar kwibussen, ten andere...Echt 'lijk dat ze zeggen:  vuil joden, met baarden - man - tot op hun tenen ! Verschiet maar niet, straks, als ge ze gaat zien !...     

Rare kwibussen, inderdaad !        

Madame Legein had hen binnen gelaten in de gang,  die geurde naar Sunlightzeep en koekebrood, en een vieze blik geworpen op hun vettige vissersplunje.

" Wacht hier een beetje !" De weerzin droop van het pinnige mens af, zodat ze automatisch hun vuile klompen uit­schoten en achter de zwaarverniste voordeur zetten ! 't Was al witte marmer en blinkend koper wat ze zagen, en op de trap naar boven lag een dikke rode loper. Ze stonden een ogenblik bedremmeld met hun klak in de handen te draaien, luisterend naar de doffe stemmen achter de hoge dubbele deur, waarop een gouden plaatje hing met 'Studie van den Notaris'. Leon realiseerde zich plots dat ze beiden afgrijselijk naar vis en olie stonken. Hij begreep nu waarom Madame Legein zo haar neus had opgetrokken...          

De schipper stak zijn hoofd door het deurgat en fluis­ter­de, met een grappig grimas om hen gerust te stellen: " Komt er in, en houdt uw manieren !", als wilde hij vragen om geen verrassing te laten blijken.     

Twijfelend schoof René, gevolgd door zijn kozijn, op kouse­voeten de ruime kamer binnen: glanzend parket op de grond met een weelderig tapijt...En voor hen een muur vol boeken,  waarop door het hoge brandglasraam veelkleurig een brede bundel zonnestralen stond...In het midden, achter een groot lichteiken bureeltafel, troonde als een zalige Boeddha de genadig glim­lachende nota­ris Legein...Leon durfde nauwelijks op te zien.

In de schemerhoek tegen de linker muur zaten ze dan, dicht bijeen, als raven op een tak. Leon schrok zich een bult ! Een zwarte troep: zwarte hoeden, zwarte baarden, zwarte jassen, als waren ze zwaar in de rouw... In de lijkbleke gezichten brandden zwarte ogen, die hem vijandig aanstaarden, schat­tend of ze hem nu zouden opvreten, of straks. De schipper was non­chalant terug op zijn stoel onder de palmboom bij het venster gaan zitten, alsof het hem verder niet interesseerde, maar Leon bleef voor alle zekerheid bij de deur staan, klaar om bij het eerste onraad de benen te nemen.

" Bon !", zei Legein, "er is hier heel wat overeenge­komen tussen deze heren" - en hij wees naar de troep kraaien - " en uw schipper, dat u niet rechtstreeks interesseert...Wat u getweeën wél aangaat komt hiér op neer "... - en hij begon plechtstatig een groot blad te lezen - "dat de schipper Pylieser Gerard met de bemanning van motor­sloep 'Astrid', 't is te zeggen motorist Cattrysse René en scheepsjongen Petré Leon, akkoord gaat om vanavond 24 mei A.D. 1940, voor 22 uur in hoog water uit te varen met een gezel­schap vluchte­lingen, bestaande uit vijfen­twintig zielen, om deze in de kortst mogelijke tijd in Enge­land veilig en behou­den aan vaste wal te zetten."             

Hij haalde even diep adem en ratelde voort: " Dit gezel­schap bestaat uit vijf gezinnen. Ten eerste, het gezin Bernstajn, vijf personen, Belgische nationaliteit"

Iedereen bekeek het groepje zwarten, waarvan er één nors de hand opstak. De notaris knikte en vervolgde:

" Ten tweede, het gezin Finckelstayn, vijf personen van Belgische nationa­liteit "...

Zelfde ritueel.                  

" Ten derde, het gezin Liebschatsz, vijf personen van Duitse nationaliteit geweest, maar nu statenloos "

Geen reactie, maar dat scheen de notaris niet te storen, want hij ratelde verder: " Ten vierde, gezin du Pont de la Tour in vijf woorden, vijf personen van Franse nationaliteit"       

Die met de kwade ogen keek op en knikte.

" Ten vijfde, het gezin Naaktgeboren, vijf personen van Nederlandse nationaliteit"           

Die zonder baard zei glimlachend " Présent !", en dat ontspande de stijfambtelijke stemming een beetje... Legein las zonder veel intonatie razendsnel verder: " Elk bemanningslid verbindt er zich persoonlijk toe om zich in groep en-of ten individuelen titel, tot het uiterste in te zetten om deze opdracht tot een goed einde te brengen, ook als de bemanning door omstandigheden niet meer volledig zou zijn..."                  

Hij keek René en Leon over zijn bril nadrukkelijk aan, om na te gaan of ze wel goed snapten wat er boven hun hoofd hing.  Toen deze twee hem bleven aangapen als ware hij een hoer met jarretellen, vond de notaris een kleine toelichting niet misplaatst.

" Dat wil zeggen, Petré, dat als de twee ander over boord slaan, gij verplicht zijt het gezelschap op uw eentje naar Engeland te voeren, verstaan ?"            

Leon klapte zijn openhangende mond dicht en slikte omstandig vooraleer nadrukkelijk te knikken...Miljaarde,  dat werd hier serieus!                          

Maar half gerustgesteld vervolgde Legein: " Na vervul­ling van deze opdracht wordt onmiddellijk de vol­gende vergoe­ding uitbetaald:    Aan schipper Gerard Pylieser of erven: veertigduizend Belgische frank. Aan motorist René Cattrysse of erven: twintigduizend Belgische frank. Aan scheepsjongen Leon Petré of erven: tienduizend Belgische frank. Deze vergoeding blijft in depot bij ondergetekende notaris, tot door minstens één lid van de bemanning het bewijs is voorgelegd dat de opdracht goed werd volbracht, zoals hierboven beschreven."

Legein keek plechtig van zijn blad op naar Leon:  " Hebt ge 't verstaan ?!"

Deze wilde zich niet voordoen als de debiel van dienst en knikte, al was het hem een raadsel wat met 'of erven' werd  bedoeld...

De notaris herhaalde krachtdadig: " Ge krijgt maar uw centen van mij, hier ", en hij klopte met de vlakke hand op drie bruine omslagen naast de vloeipapieren onderlegger, " als het contract ordentelijk volbracht is. Verstaat ge't ? Mocht het mis­lukken krijgt ge niks, zéro frank, zéro centiemen!" Hij nam zijn neusknijper af en terwijl hij door de ogen wreef, viel er een gespannen stilte...          

" Als ge akkoord zijt, hier tekenen !",en hij wees onder aan het blad, " tenzij er vragen moesten zijn?..."

Pylieser stond plechtstatig recht vanonder zijn palmboom en zei zelfzeker: " Ik zal het hen wel allemaal nog eens uitleg­gen, Meneer de Notaris !", en hij duwde zijn maats naar het document op de hoek van het glanzende bureelblad.                    

Eerst schreef René houterig zijn naam naast de wijsvin­ger van de schipper en dan kwam Leon aan de beurt.

Hij klemde zijn klak tussen de knieën tegen het beven en doopte de pen diep in de inktpot, alsof hij heel wat van plan was. Op zijn ver­krampte vingers voelde hij alle ogen branden en toen hij zijn kunstwerk met een zwierige zwaai onderlijnde, haakte de pen in het papier. Het schaamrood schoot naar zijn wangen en hij wilde de spatjes met zijn pet opdoppen, maar de notaris was hem voor met een groot blad groen vloeipapier.

" Het is al goed...",zei Legein en alsof dit de span­ning brak begonnen de zwarte raven plots onderling en door elkaar in een zwaar gutturaal Duits-achtig dialect lucht te geven aan hun tevredenheid.           

De schipper schrok op, overschouwde perplex dit duister gedoe en zocht dan met het oog steun bij de stijfjes glimla­chende notaris.  

" Ik zou nog iets goed moeten uitleggen aan deze mensen" zei hij autoritair en toen de notaris genadig knikte, zocht hij over de hoofden heen naar een gepast slachtoffer.                      .

" Meneer heu...Naaktgeboren ! U zou aan iedereen van het gezelschap deftig moeten wijsmaken dat mijn schip geen tou­ringcar is, hé ! De overtocht zal geen partie-plezier worden: er is geen enkel komfort aan boord, geen stoelen of banken, geen bedden of kraantjeswater...en geen gemak ! Heu...schijthuis, verstaat ge ? We varen stipt om tien uur vanavond uit en wie niet op tijd is blijft op de kaai achter, want wachten kunnen we niet !...Het zal koud en vochtig zijn tijdens de nacht, zelfs bij kalme zee en als er wind mocht opsteken zal iedereen de darmen uit z'n lijf kotsen: ik ken dat.. Neem dus tegen alle mogelijke en onmoge­lijke ongemakken van de reis uw voorzorgen, hé: truien, regen­jassen, dekens, zakdoeken...Ziet dat ge uzelf kunt behelpen,  zonder ons lastig te vallen met onbenulligheden. Ik heb ver­staan dat er heel wat kleine kinderen bij zijn: de ouders dragen daarvoor de volle verantwoordelijkheid ! Maakt u zo klein mogelijk, beweegt niet en houd uwen bebbel dicht tot we volop buiten­gaats zijn: hoe minder mensen van de stad ons zien vertrekken, hoe liever...En ziet dat ge niet in onze weg loopt: wij mogen bij ons werk niet de minste hinder ondervinden van uw gezel­schap, ik niet, en mijn mannen nog minder. Dat moet goed en klaar verstaan zijn !"            

Na deze lange tirade moest hij even op adem komen. Naaktgeboren, die dacht dat de storm voorbij was, knikte instemmend. Maar er kwam nog een bui.      

" Dus geen gezever, hé ! Van u niet, van de kinders niet, en zéker helemaal niet van de vrouwen ! Verwittig dat ik geen inmenging pardonneer en alle lastposten onverbiddelijk in het ruim zal laten opsluiten ...en beslag leggen op hun valie­zen, compris !?"  

De truc met de valiezen kwam zwaar aan, zag hij.

" En dan nog iets: op mijn schip is er één baas...en dat ben ik ! En als mijn mannen u een bevel geven, moet dat onmid­dellijk opgevolgd worden, zonder reclamaties, verstaan ?"            

Hij kalmeerde wat en verklaarde toen plechtstatig: " Ik heb, onder de voorwaarden die wij kennen, den opdracht op mij genomen om u vannacht naar Engeland te varen. We hebben dat contract getekend, ik en gij, en het is bindend aan weerskant, vergeet dat niet ! Ik kan mij niet permiteren halverwege de Noordzee van gedacht te veranderen, maar gij ook niet: eenmaal vertrokken is er geen weg meer terug, tenzij force majeur..."        

Hij keek zijn schapen ernstig aan: " Ik zeg het allemaal maar op voorhand, omdat ik goed weet hoe zeezieke mensen àlles zouden doen om in godsnaam toch maar zo rap mogelijk terug aan vaste wal te geraken...Niks van ! De reis begint hier en nu, en eindigt morgenvroeg in Dover of omstreken: daar kan niets meer aan veranderd worden ! Wie onderweg last krijgt van z'n zenuwen kan maar één ding doen en dat is: overboord springen ! Maar hij moet goed weten dat de boot onverbiddelijk door zal varen zonder omzien !...Zeg dus goed tegen de heren dat ze wat op hun tanden moeten bijten, dan zal alles wel vlot verlopen..."

Dacht hij… 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
25-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
26-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 144
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B08a:   NAAR DE OVERKANT...

 

  Noordzee, nacht van 24 op 25 mei...

Iets voor negen uur, toen de eerste sterren aan de hemel pinkelden, rechtte de schipper rekkend zijn rug en stond op van de warme gietijzeren meerpaal: "Ze zijn daar, denk ik!"...       

Vijf grote zwarte personenwagens draaiden de kaai op, voorafgegaan door de notaris op de fiets. Op het dak van elke auto lag een moderne springveren matras vastgesjord: een plotse manie in die dagen en bedoeld als een talisman om de inzitten­den tegen het machinegeweervuur van de jachtvliegtuigen te beschermen...Vreemd dat zelfs achterdochtige joodse vluchtelingen daarop vertrouwden.

De portieren zwaaiden open en een ogenblik later krioelde het op de verduisterde kade van een zwarte zwerm kakelende vrouwen en krijsende kinderen...         

"Godvermiljaarde, wat is me dàt !" ,schuimbekte de schipper luidop :"Dat begint hier verdomme goed! Naaktgeboren! Dedju, meneer Naaktgeboren, waar zit ge ?!"       

Hij vond hem in het halfdonker bij het uitladen van de koffers...      

" Verdomme, Naaktgeboren, wat is me dàt voor een bordeel ?! Wilt ge soms dat al die jong hier subiet verzuipen in de geul? Allee, iedereen als de weerlicht terug in de voituren! Miljaarde, laat zien dat ge iets te zeggen hebt ,vent! En ze blijven erin zonder piepen, tot ik ze er persoonlijk uithaal, verstaan ?! Nondegodverdomme! !"   

Zijn primaire mannentaal scheen wel wat indruk te maken want binnen de twee minuten waren de vijf gezinnen weer veilig en kompleet opgeborgen in de wagens. Wat een geluk, dacht Leon, dat alle soldaten van deze middag met wagens en wapentuig verdwenen waren naar hun noodkwartieren in Nieuw­poort-Bad, zoniet had het er hier aardig tegengezeten...Nu lag de kaai er verlaten bij, bijna vredig, als je doof was voor het oorlogsgerommel in de verte...          Met Pa Naaktgeboren als tolk, Leon als cipier bij de auto en René als receptionist op dek van de sloep, werd eerst het gezin Bernstajn aan boord geholpen, met heel hun hebben en houden. Madame durfde nuffig de gladde metalen ladder van de kade naar beneden niet afdalen, maar Pylieser maakte daarmee korte metten: met een strop onder de oksels over de dikke dure bontjas werd ze aan een koord op het dek neergelaten, door René opgevangen en bij de boegspriet gedropt naast haar man en drie kinderen. De koffers gingen in het ruim en de notaris schrap­te 'Bernstajn 5' op zijn lijst door...     

Zo geraakten ook ,min of meer tegenstribbelend, de fami­lies Finckelstern, Liebschatsz, du Pont en uiteindelijk Naaktgeboren aan boord. René moest wel regelmatig om 'stilte-roewe-silans!' sissen, maar tegen kwart voor tien was iedereen aan dek, versteven zittend tegen de borstwering.

De notaris kwam nog even langs voor een vormelijke handtekening van de vijf 'pater familias' en een kort overleg met Pylieser, hoe ze het makkelijkst de auto's van de kaai af zouden krijgen. Ondertussen bracht René in het ruim de puffende tweetakt van de "Astrid" aan de praat.   

Leon gooide los, sprong van de kadeladder lenig terug aan dek en met een krachtig aanzwellend 'pom-pom-pom-pom' schoof de boot van de kademuur weg naar het midden van de zwar­te Geul.       

Het was nu al flink donker en nergens op de oever brand­de nog een lichtje. Ook de boot was volledig verduisterd, maar alsof hij kattenogen had stuurde de schipper zijn sloep kalm de haven uit. Schijnbaar kalm dan toch, want de bemanning peilde gespannen met ogen en oren in 't duister rondom naar het minste teken van onraad. De passagiers lagen als zwarte lijken doodstil versteven langs de reling, alsof het riskante van hun lichtzinnige onderneming nu pas tot hen doordrong...                      

Een dik kwartier later zag Leon in het duister de witte palissade van het staketsel langsglijden en voelde hij de eerste deining onder het dek: ze kwamen op de open zee. Hij hees met de hulp van René de bakken bier en spuitwater uit het ruim en verdeelde ze onder de passagiers. Maar die negeerden de gift, gehypnotiseerd als ze waren door de rode vuurgloed boven Oostende... Tjeppe van Marèse, die nog iedere dag met de fiets naar zijn moeder op 't Hazegras (schippersbuurt langs de achterhaven van Oostende) reed, had het hen in de loop van de namiddag op de kaai in geuren en kleuren verteld: na het Duitse bombardement van deze morgen lag het gekende 'Vindictive Hotel' in puin en het chique 'Wellington Palace' stond in lichterlaaie...             

De vluchtelingen tuurden achterom over de reling,  als naar Sodoma en Gomorrhe ,een rilling op de rug...                 

De zee bleef kalm en de motor tufte gestaag door. De schipper liet na een uurtje toch maar het grootzeil hijsen om van de zwakke zuidwester te profiteren en het trage rollen van de schuit wat af te zwakken.     

Want het kreunen en kokhalzen was plots t'allenkant opgedoken als de vliegende pest! René deelde een paar emmers uit, maar drong met veel gebaren aan dat ze toch veel beter rechtstreeks overboord konden kotsen dan op hun zondagse kleren...Niet dat het veel hielp, maar dat trok hij zich ook niet aan: zohaast ze aan land zouden zijn, was het dek met een paar putsen zeewater direct weer schoon. En tegen stank zijn vissers immuun.                 

Buiten het gebleir van een paar kinderen verkochten de passagiers overigens weinig last: ze lagen als verkleumde klitten naast de borstwering, in dekens en mantels gedraaid, nat van de dauw...Houwen zo, de eerste uren, dacht de schipper.         

 

René en Leon zaten met de rug tegen de stuurhut te roken. Het liep tegen drie uur in de morgen. Aan de einder over de ach­terplecht was de rosse gloed van Oostende al lang in het nachtelijk purper opgelost, enkel het fluorescerende zog van de scheepsschroef en de duizenden sterren aan de heldere hemel erboven, konden het oog een steunpunt geven om niet in te dommelen...      

" Leon! ", riep de schipper hen tot de realiteit terug..." Ay, patron! ". Hij stapte stijf de warme, bedompte stuurhut in.                 

" Hier, pakt eens over! "        

Leon schoof op de kruk achter het stuurwiel, fier dat hij nu de koers mocht bepalen, maar ook ietwat gespannen want hij stond nog nooit eerder 's nachts aan het roer.    

" Op het gemak naar bakboord, tot 270 graden op het kompas "...Pylieser bleef voor alle zekerheid even achter hem staan, en riep plots uit: " Nondedju! 'k Heb gezegd, op het gemak, klootmans! Straks vliegen onze dure gasten nog over den dol­boord! ..."           

Leon versteef een ogenblik van het schrikken, maar zag dat de baas het niet dramatisch opnam: " Allee, ge zijt nu op 270, doe nu maar voort...En houdt uw ogen open, hé!"            

Toen hij naar buiten stapte, botste hij bijna op meneer Naaktgeboren, die als een zwart spook voor het deurgat stond.        

" Meneer de Kapitein...Mag ik u soms vragen waarom wij terugvaren ? "... De houding was iets te kruiperig en zijn lispelstem trilde van onrust.        

" Hoezo, terug ? We varen niet terug! ",snauwde Pylieser kortaf.                   

" Maar we zijn zoëven toch gedraaid ?", drong het spook aan.                          

" Nieuwe koers 270: zuiver West! Recht naar Port of Ramsgate! "  En wat toegeeflijker voegde hij er aan toe: " Of een ànder haventje daar omtrent..."             

Hij spitste de oren en tuurde gepannen in de nacht over de achtersteven..." Godvermiljaarde!" Een witschuimende boeggolf kwam achter hen aangestormd! Brutaal duwde hij Naaktgeboren opzij en rukte brullend de deur van de stuurhut open: " Bakboord, verdomme!...Leon, volle petrol bakboord, rap!"                   

De sloep helde plots bruusk topzwaar naar rechts en zwenkte praktisch ter plaatse de steven terug naar de kust. De woorden van de schipper waren nog niet koud, of een huizenhoge grijze boeg schoot als een muur bruisend langszij, op nauwelijks een dertig meter van hen af. De schuimende boeggolf spatte binnenboord en overspoelde alles en iedereen op het wildschommelen­de dek. Pylieser negeerde het gegil van de paniekerige passagiers, stootte Leon van de stuurkruk en gooide in dezelfde vloeiende zwaai de gashendel in 'Vol Voorwaarts'. De wildpuffende motor sloeg eerst op hol, tot de schroef greep kreeg en de schuit door de baren propulseerde, die met schuimend geweld over het ach­terdek sloegen. De schipper wierp schichtig een blik achterom en zag in een flits een reusachtige '132' voorbijvliegen, in 't zwart op de scheepswand geschilderd! De grijze muur ver­dween grollend in de nacht, enkel een wild zogspoor achterla­tend...         

Als versteven staarden Leon en de schipper elkaar aan. " Miljaarde! Wat was me dàt voor iets ?!"        

" Een fregat van de Marine, of zoiets...Een Engelsman, of nen Ollander denk ik...En zonder lichten natuurlijk, de klootzak! ..." Hij bracht de motor weer op kruissnelheid en riep tegen Leon die er nog bibberend van alteratie bijstond: " Gaat rap eens zien hoe het met onze gasten gaat! En steekt nu onze boordlichten ook maar aan: we zijn nu toch al zéker ver genoeg uit de kust..."             

De toestand van de passagiers was rampzalig:  kletsnat stonden ze als kippen bij elkaar te kakelen, de moeders susten hun kelende kinderen en de vaders vervloekten met veel armgezwaai alle oorlogsvloten ter wereld. René trachtte hen in het donker wat te kalmeren,  maar kreeg weinig respons, zo te zien.       

Leon stak zijn hoofd weer in de stuurhut: " Schipper, ge zult er u eens mee moeten moeien, anders hebben ze allemaal binnen 't half uur een dubbele fleures! "  

" Steekt eerst de lampen aan, en neemt dan weer over! Ik zal straks eens gaan zien, maar ik denk dat ik ze in 't ruim zal moeten steken, tegen de kou...En zeg tegen de René dat hem op de uitkijk moet blijven staan, op 't gat, naar 't oosten, tegen dat er nog zo'n zatlap achterop komt! ..."             

Een kwartier later zaten alle vrouwen en kinderen in het ruim onder dek, waar de warme stank van de motor en de gele gloed van twee stormlantarens een schijn van huiselijkheid verspreidden. De rotte vislucht bleek plots veel minder weerzin te wekken en uit de valiezen diepten ze droge kleren op...De kleinsten snikten nog wel wat na,  maar voorlopig zaten ze weer veilig opgeborgen en was het ergste leed geleden.           

De huisvaders stonden met natte jassen opééngedrumd in de stuur­hut te stomen, in afwachting van betere tijden, en grauwden in duis­ter Duits hun afkeuring voor die roekeloze oorlogsboten. Leon had het roer terug overgenomen en voer weer op westelijke koers: 270. Hij kon het niet nalaten even tegen de patron in het deurgat te pochen:              

" Al chance, hé schipper, dat ik daarjuist zo kort van 315 naar 270 ben gedraaid! Anders waren we nu allemaal aan 't  zwemmen "...Pylieser bromde maar wat en sloeg de deur dicht: de schrik zat er nog steeds in!     

Om de sterke knoflookstank die uit de natte kleren dampte te verdrijven, stak Leon met veel omhaal een sigaret op.          

Het mannenkoor achter zijn rug begon agressief te kuchen, maar hij trok er zich niets van aan. Tot Naaktgeboren voor­zichtig probeerde: " Meneer de Stuurman, het is hier al zo bedompt...kuch-kuch...zou het mogelijk zijn alstublieft... kuch-kuch...niet te roken ?"       

Leon voelde zich met dat 'meneer de stuur­man' een hele vent en zei bru­taal: " Dat doe ik tegen uwen stank, man, ik kan die look­lucht ook niet goed verdragen! "     

" Dat begrij­pen we wel, maar wij zijn op deze boot toch niet de enigen die stin­ken nietwaar ?"         

" Op een vis­sersboot stinkt het naar vis, dat is normaal, daaraan moet ge gewennen of thuis blijven! ... En als ik de deur openzet, krijgt ge binnen de kortste keren een waterfleures!        

Hij voelde het stille misprijzen in zijn rug en trapte, na nog een forse trek, zijn peuk toch maar op de vloer uit.          

" Dank u wel, Meneer de Stuurman, we begrijpen dat het moei­lijk is..."     

 

De zee was zo vlak als een spiegel en desondanks overstemden toch nog doffe kotskreten en gekreun uit het ruim het gestage stampen van de motor. Leon hield strak 270 aan. Boven zijn hoofd wiegde de zeilboom zacht heen en weer: er was geen zuchtje wind. Achter zijn rug waren er vier op de brits van de schipper gaan zitten en één hurkte bleekjes op de grond. Leon wachtte gespannen op de eerste braakoprispingen om die vent buiten te bonjouren, want van kots in de cabine was hij vies.

Na een uur stak de patron zijn kop binnen om een borrel aan te bieden, maar de Hollander weigerde kordaat in ieders naam. Ook een mok koffie wezen ze van de hand, wat Leon heel onbeschoft vond: " Die pretentieuze rijke boeffers denken zeker dat wij 't sief hebben ?!..." 

Tegen vier uur werd het wat grijs boven de achtersteven, en de schipper nam het stuur weer over: " Eet rap een 'stutte' op de boeg, en ziet goed uit uw ogen, want ik denk dat de mist gaat opkomen...Allee! " 

Maar op een lichte nevel na viel dat nogal mee... Frisjes was het wel, maar dat hinderde hem geen zier:  hij installeerde zich comfortabel op de voorwinch en neuriede opgewekt iets dat voor 'Twee ogen zo blauw ' moest doorgaan. Een grote zanger zou hij evenwel nooit worden, had meester Denolf hem destijds al verwittigd...

Toen rond zes uur de zon opkwam, ontwaarde hij aan de einder, schuin voor zich, een rechte rookpluim van wat waar­schijnlijk een kustvaarder was. Leon verwittigde de schipper. Maar dat eerste teken van leven verdween na een tijdje weer rechts in de ijle nevel... 

De huisvaders waren verfomfaaid uit de stuurhut mee komen pieren en stonden nu rond het luik gehurkt hun kroost te troosten.         

Plots trok een vage wit-rose streep op de mistige hori­zon zijn aandacht. Hij kroop op de boegspriet voor een beter vèrgezicht: zou dit écht al England kunnen zijn ? Een tintelende spanning beklemde zijn borst en pas toen hij héél zeker was, riep hij als een volleerde boekanier:" Land! Recht voor! "     

De zwarte raven kwamen, als door een plotse windvlaag opgejaagd, met wapperende jaspanden wijdbeens aangelopen, naar want en reling tastend voor steun. Met schor geschreeuw wezen ze elkaar het Beloofde Land en terwijl er één in ver­voering op de knieën zakte, liepen de anderen naar het luik om hun volk de blijde tijding te brengen.            

Eén voor één kwamen de bleke moedertjes met hun volgekotste kroost de trapladder opgekropen, pinkend tegen het zilveren daglicht. De schipper wierp de stuurhut open en riep: " René! Leon! Houdt ze in 't oog, hé! Straks stuiken ze met hun zotte kop nog over de reling! En 't is hier niet de moment om een bad te nemen! "      

" Het zou hen anders geen kwaad doen...",grinnikte René.

Iedereen moest en zou van de pater familias de blinkende kustlijn zien: kinderen werden om beurt krijsend boven het hoofd gehesen, de snikkende vrouwen omhelsd en getroost...     

Liebschatsz begon een plechtig lied te zingen, zijn zwarte baard opgeheven en de armen wijd ten hemel gestrekt...Maar in het gewoel kreeg hij onvoldoende respons en hield het na een paar trillende theatrale uithalen wat spijtig voor bekeken...                     

De moeders controleerden beschaamd hun stinkend nage­slacht en sloegen plots aan de grote schoonmaak: jasjes, sjaaltjes en petjes werden afgepulkt, uitgeklopt en schoon gewreven. Leon schepte twee putsen vol zeewater en de kinde­ren kregen onder luid protest rillend van weerzin een vluchtig kattewasje.      

Een viertal mijlen uit de kust, toen op de klippen al veel details konden worden onderkend, ging de schipper lang­zaam overstag op een noordelijke koers:    

" René, 't zeil neer­halen! "

" Weet ge waar we ergens zijn ?",wierp Leon voorzichtig een visje uit.              

" Aan de kanten van Ramsgate, of een beetje ten zuiden. Met die getijstromingen uit het Nauw van Kales weet ge dat nooit zeker...Maar met dat kalme weer kunnen we niet erg veel zijn afgedreven..."      

" En met zo'n stuurman 'lijk ik, zal het zeker en vast juist zijn! ", pochte Leon en kon nog rap wegduiken toen de patron hem lachend een vlaai om de oren wou verkopen.

Ze volgden voorzichtig tastend de kustlijn noordwaarts,  tot ze in het oksel van een landtong een havenstadje ontwaarden, met walkranen en een paar fabrieksschouwen die boven de grondmist uittorenden...     

" Dat is 't! ", bromde de schipper opgelucht en zette de motor op halve kracht. "René! Zeg eens tegen de mannen dat ze tot hier komen! "      

Toen die in een halve kring voor de open deur van de stuurhut drumden, keek hij de Hollander ernstig aan:   

" Meneer Naaktgeboren, we zijn er bijna. In minder dan een uur staat ge in Ramsgate aan de wal. Ik zal in de binnen­haven aanleggen, als het kan op een enigszins afgelegen plek en drie minuten later ben ik weer de pist in...heu, vaar ik weer buiten, voor ik last krijg met de havenkapitein...Het uitstappen zal dus verdomd rap moeten gaan, maar ook zo orde­lijk mogelijk, anders loopt alles in 't honderd! Luister dus goed hoe we dat aan boord zullen leggen..." Zelfs du Pont die geen woord Nederlands verstond volgde gespannen de uitleg van de schipper.

" Straks brengt ge alle bagage uit het ruim aan dek, en we stapelen alles schoon op een hoop in het laadnet. Van zohaast we de kaai raken, springt Leon hier aan wal, meert aan, en haakt het net met de valiezen los dat m'n machinist ondertussen met de laadboom overboord op de kade zal gezwaaid heb­ben. Da's één!...Begrepen ?!" 

" Ay-ay, Kapitein! ",riep de Hollander soldatesk, in een poging de spanning wat af te zwakken door kluchtige overdrij­ving, maar Pylieser merkte het niet eens . Hij was kenbaar fier op zijn plan: heel de nacht had hij dan ook ruim de tijd gehad om iets zinnigs uit te broeden en wilde zich door niets van de wijs laten brengen. Daarbij begon hij zijn pappenheimers zo langzamerhand goed genoeg te kennen om te weten dat ze een kordate leiding broodnodig hadden, indien ze er in groep iets van terecht wilden brengen! Dus liet hij dit bij de Hollander even bezinken... 

" Maar nu komt het belangrijkste! Ik wil dat heel het gezelschap langs de reling van het schip op dek gaat zitten:  drie kinderen, de moeder en de vader, weer drie kinderen, de moeder en de vader, en zo voort, gezin achter gezin, in de volgorde van den alfabet...Verstaan ? Eerst de B voor Bernstajn, dan du Pont, vervolgens Finckenstern, Liebschatsz, en gij, de familie Naaktgeboren, als laatste...René zal u één voor één van boord helpen en Leon vangt u op aan de wal...Van zodra een volledig gezin op de kade staat, moet dat minstens vijftig meter van de boot weglopen, landinwaarts! ... Prent dat goed in de oren van uw vrienden, dat ze niet rond de boot mogen blij­ven plakken, of aan hun bagage beginnen prutsen, want dan lopen ze voor de voeten van degenen die achter hen aan de veili­ge wal willen geraken en gebeuren er maleuren! ..."      

De tolk knikte goedkeurend, en dacht: " Die gozer is minder debiel dan je op eerste zicht zou zeggen..." 

" Tenslotte is er nog een klein detail, maar toch van het allergrootste belang: vooraleer de vaders uitstappen moeten ze mij het bewijs afgeven dat ik de reis goed vol­bracht heb, zoals met de notaris is afgesproken. Ze moeten die brief, of wat het ook is, klaarhouden in de hand, en zohaast hun kinderen aan wal staan, aan mij afgeven. En laat het goed begrepen zijn: zonder dat bewijs laat ik ze niet van boord! ", voegde hij er wat dreigend aan toe, om dan wat toegeeflijker te besluiten: " Leg dat nu maar allemaal goed uit aan uw vrienden ; binnen vijf minuten beginnen we met de valiezen...hop! "

Maar zijn prognose bleek al rap wat optimistisch, want de 'uitleg aan de vrienden' verliep zo rommelig, dat de schipper er regelmatig moest tussenkomen als ze allen samen in hun guttu­raal taaltje aan 't discussiëren sloegen. Maar tenslotte antwoordden ze toch op z'n "O.K. ?" met een knik, als teken dat ze het begrepen....Oef!    

Toen de valiezen in het net verpakt lagen en klaar hingen aan de laadboom, wendde hij de steven en gaf volgas naar de haven in de verte, terwijl zijn bemanning het gezelschap in de goede afgesproken volgorde langs de borstwering neerpootte.                    

Het was al lekker warm aan dek en het felle ochtendzonnetje werkte weldadig in op de gespannen sfeer. Niemand waagde een hard woord en de gezinnen klitten als kuikens bijeen, in bange verwachting van de ontknoping, die nu met rasse schreden naderde...             

Leon stond stoer naast de familie Naaktgeboren. Hij zag op het bleke gezicht van de man dikke zweetdroppen pare­len...         

" Het komt allemaal wel in orde, "stelde hij hen gerust, "de schipper weet wel wat hij doet! " 

" Laat ons het hopen...Na al de last die we jullie bezorgd hebben, zijn we u speciaal zeer dankbaar..."      

Maar Leon wimpelde dat luchtig weg: " We zijn er deftig voor betaald ook! ", lachte hij. " Weet ge al wat ge verder gaat aanvangen, als wij terug weg zijn ?"    

" Meneer du Pont heeft in Engeland veel belangrijke relaties en met wat geld in de hand van de juiste personen, komen we wel zonder beenbreuken over de eerste hindernissen heen..."      

" Weeral geld! ", wierp Leon er verontwaardigd tussen, " Ge doet niets anders dan alsmaar betalen! "      

" Ja jongeman, zo gaat dat nu eenmaal: in het leven moet alles betaald worden, je krijgt op aarde niets voor niks...Enkel de dood is gratis...",voegde hij er wat somber aan toe. 

Leon trok een diepzinnige snuit, knikte of hij er alles van afwist en droop af naar de boeg...    

De strekdammen van de haven kwamen in zicht en de spanning steeg met de minuut. De mannen klemden verbeten de tanden op elkaar en als er al een kleintje begon te dreinen, werd het met agres­sief gesis onmiddellijk het zwijgen opgelegd.        

Aan de voet van de vuurtorentjes op de havenhoofden ontwaarde Leon twee minuscule zandzakbunkertjes en een paar kakifiguren zaten op de kademuur, schijnbaar te vissen. Toen Pylieser met gespeelde onverschilligheid onder hen door vaarde, keken ze wat slaperig op hem neer en pas toen ze al dat volk aan dek zagen zitten, trokken ze hun tweede oog ook open. Maar daarmee was hun portie waakzaamheid dan toch volledig geconsumeerd.

En hun vriendelijkheid eveneens, want niemand verwaardigde zich het joviale 'bonjourtje' van Leon te beantwoorden...     

" Oef! ...Voorbij! .."        


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
26-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
27-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 145
Klik op de afbeelding om de link te volgen

OPDRACHT VOLBRACHT...

De binnenhaven stak vol metalen treilers, waarop het leven zijn dagelijkse gang ging...Verderop lagen een drietal roestige stoomboten schuin, zo te zien klaar voor de sloop...Gestaag tuften ze met de Astrid voort, stralend van schijnheiligheid en onderwijl sluiks uitkijkend naar een geschikte plek om aan te leggen, vooraleer ze in de drukte van de stad gevangen zouden raken.          

" Daar! Aan bak­boord! Die rampe! ",riep René vanop de boeg naar de stuurhut. Ieder­een keek reikhalzend over de dolboord: tegen de kaaimuur, op een vierhonderd meter voor hen uit, liep in een zachte helling een arduinen oprit uit het zwarte havenwater schuin naar de kade omhoog.                        

De schip­per zwaaide instemmend en stuurde het schip in een brede bocht naar de aangewezen plek, remde tijdig af met tegengas en hield zijn stuurboordreling vakkundig tegen de wal gedrukt.               

Toen ging alles razend snel. Terwijl de sloep nog na­deinde en Leon met het meertouw lenig aan wal wipte, zwaaide René reeds het net met de bagage overboord op de oprit. De patron, geholpen door zijn machinist, greep het eerste sparte­lende kind onder de oksels en Leon hielp het aan wal. Het tweede, een meisje, jankte van de zenuwen, maar dat vertraagde nauwelijks de jacht bij het ontschepen. Lijk robotten werkte de ploeg door, als hadden ze heel hun leven niets anders gedaan: nog een kind, en dan Ma Bernstajn, wat minder soepel...Pa stopte een omslag in de graaiende vuist van de schipper, sprong zelf aan wal en gleed uit op de slijkerige zeewier-klodden...              

Een paar zonnekloppers boven hem op de blauwe steen gaven een spottend commentaar ten beste... 

" Weg, weg, snel! ",riep Leon, en de Bernstajners sukkel­den aaneengekit de helling op.   

" Rap! De volgende! "    

Binnen de drie minuten was iedereen van boord.

René trok met de winch het open bagagenet omhoog, en een twintigtal grote en kleine reiskoffers schoof kriskras door elkaar de kade op.      

" Bonne chance! ",riep Leon hen nog na, maar niemand had daar oren naar. Tien seconden, en de boot kwam met een aan­zwellend gepuf weer los van de kade, waarop een soort politie­agent op de fiets hen armzwaaiend iets wilde verduidelijken.         

Maar de schipper gebaarde van krommenaas en bromde voor zich uit iets over het zoenen van testikels , terwijl hij nog wat gas bij gaf. Ze zagen nog grinnikend de agent terug spurten naar de stad, voorbij hun ex-passagiers die samentroepten rond hun hoop valiezen. Toen de sloep de bocht aan de sloop­werf inging verdwenen de joden uit zicht...                          

Niemand zei een woord: de patron boog verbeten over het stuurwiel, als hoopte hij zoals een renner de luchtweerstand te verminderen en Leon ruimde schijnbaar rustig het dek wat op. Enkel René stond versteven op de boegspriet voor zich uit te staren, in bange verwachting van wat komen zou...        

Tergend langzaam schoven ze de binnenhaven door:  met zo'n slakkengangetje leek het wel uren te duren...    

In 't zicht van de vuurtorens op het uiteinde van de strekdammen brak plots de hel los: een sirene sloeg loeiend aan, door een luidspreker galmde een boosaardig bevel over het water en uit het Engels gebrabbel was "Stop! " toch niet mis te verstaan...   

Maar koppig vaarden ze verder...   

Bij de zandzakbunkertjes werd een flitsende rode schijnwerper op hen gericht.   

" Het is om zeep! ", riep René, "we moeten stoppen, schipper! "            

Maar de patron vaarde voort...       

Plots hoorden ze het geratel van een mitrailleuse: scho­ten in de lucht!                  

" De volgende gaan voor de boeg, schipper, ge moet stoppen: ik ben m'n leven nog niet beu! ", en hij liep dreigend naar de stuurhut.    

De volgende kogelbui sloeg inderdaad een twintig meter voor de boeg pletsend in het water!       

" Stoppen Gerard, verdomme, of ik spring over boord! Voor die paar rotte centen laat ik niet door m'n kloten schieten! Nu!  Miljaarde godverdomme! "   

Pylieser gaf het op en rechtte de rug: ze zaten hopeloos in de val...    

 

De Engelse autoriteiten konden er niet mee lachen: on­wettige immigratie, binnensmokkelen van vijandige staats­bur­gers, poging tot forcering van de grensbeveiliging en weer­spannig­heid...Binnen de kortste keren zat heel het gezel­schap opgesloten in een soort verlaten kazerne, annexe poli­tiepost en lag de 'Astrid' stevig aan de ketting.                                   

Voor het argument van Pylieser, dat ze toch geallieerden waren en op de vlucht voor het oorlogsgeweld,  kon de politie wel iets voelen, maar waarom was de schipper er dan weer als de bliksem vandoor gevaren ?!

" In Nieuwpoort daar are muts piepel, dat have muts freijt from den Duitse armie...joden, 'lijk dees hier...", en hij maakte met zijn wijsvinger een boogje boven de neus.       

" Jews ?"             

" Jaja, djoes! ", en grinnikend mimeerde hij, alsof hij een knoop van z'n gulp afknipte, " djoes... And aai transporteren heel dien hutsekluts miet maajnen boot...Verstand ?"           

" You transport...jew refugees...on the run...from the Dutch army ??", spelde de inspekteur verbouwereerd.

" Jaa'k, Seur! ",glunderde de patron fier, " miet maajnen boot, hé: tjoek-tjoek, over en 't weer! "        

Voor de zaken verder uit de hand liepen, werd Naaktgebo­ren er als tolk bijgehaald om een paar wazige misverstanden op te klaren...Maar het excuus dat de schipper misschien een tweede reis wilde riskeren, vond de politie niét zo leuk: met al die 'bloody foreigners' hadden ze niets dan last, en dat het daarenboven nog gestampte joden bleken, maakte de zaak zéker niet aantrekkelijker in hun ogen...                

Klap op de vuurpijl was natuurlijk het Duitse 'paspoort' van de familie Liebschatsz: dat konden net zo goed spionnen zijn! Hun ondervraging duurde dan ook tot tegen de middag. En het feit dat iedereen zo zuur naar braaksel stonk, én de kinderen die van uitputting om de haverklap begonnen te janken, sloeg op den duur een bres in de vormelijke Britse kalmte van deze 'Officer and Gentleman'...Toen de families ook het mid­dagmaal - thee met sandwiches - als niet-kosher van de hand wezen, werden de autoriteiten uitgesproken korzelig. Ten­slotte   bracht een joodse restaurateur uit de stad uitkomst en konden eerst de vrouwen met de kinderen, en later de mannen, onder begelei­ding van een agent gaan eten.

De bemanning maakte zich ondertussen bij de bobby's sympathiek door een flinke hap te slaan in de geweigerde voorraad broodjes met rosbief...


De namiddag verliep wat minder gespannen. Mijnheer du Pont liet een Engelse advocaat komen en belde via hem een paar tycoons op uit het 'establishment', wat bij de politie wel wat sporen naliet...Resultaat was in elk geval, dat heel het joodse gezelschap tegen zes uur 's avonds 'huisarrest' kreeg in het hotelletje van hun koshere kok in de stad, en met pak en zak van het toneel verdween, tot grote opluchting van de schipper én de politiecommissaris!

   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
27-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 146
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B08BIS.   DE LAATSTE LOODJES...                     

 

Op 27 mei '40 kraakte het front in West-Vlaanderen onder aanhoudende Duitse aanvallen. Terwijl de Britten hoopten in opeenvolgende stadia zo ordelijk mogelijk naar de kust af te zakken om met boten naar Engeland te ontsnappen,  hadden onze soldaten alle hoop op een gelukkige afloop laten varen. Zij kregen de indruk opgeofferd te worden om de inscheping van de BEF te dekken , al bleven veel Belgische eenheden vinnig voort vechten. Toch hielden de meesten - wegens een nijpend gebrek aan wapens, munitie en...eten - het verder voor bekeken. De troepen waren uitgeput en heel de regio zat volgepropt met dakloze vluchtelingen: een voortzetting van de strijd zou een reusachtig bloedbad veroorzaken...

In de namiddag stuurde Koning Leopold, onder impuls van zijn nieuwe socialistische raadgever Hendrik De Man, zijn onderstafchef naar de Duitsers om over een wapenstilstand te onderhandelen. Maar die eisten de onvoorwaardelijke overgave van alle resterende Belgische troepen. Leopold aanvaarde noodgedwongen, zonder zijn regering te raadplegen, maar verwittigde wél om 17.30 uur de geallieerde missies bij zijn Algemeen Hoofdkwartier dat de capitulatie op 28 mei om 04.00 uur zou ingaan. 

In allerijl verlengden de Britten hun verdedigingslijn Komen-Ieper eerst tot Diksmuide en dan tot Nieuwpoort om het wegvallen van de Belgen (en een Franse divisie) op te vangen. Ze trokken vervolgens, en telkens na bloedige achterhoedegevechten, van op de Leie in golven terug, eerst op de spoordijk Ieper-Hazebroek (29/5), dan op de Ijzer, om tenslotte op 30 en 31 mei stand te houden op de vaart Nieuwpoort-Veurne-Bergues, ook al ging Nieuwpoort-stad zelf reeds op 29 mei verloren na een verrassingsaanval van een Duitse stormtroep over de Langebrug.                     

 

 

Ondertussen: OPERATIE DYNAMO...       

 

Op 26/5 in de namiddag trok Hitler, die na drie dagen van vergeefs wachten nog steeds geen aanwijzing kreeg dat Engeland wilde onderhandelen, het "Haltbefehl" in. Maar ondertussen hadden de geallieerde troepen hun stellingen kunnen reorganiseren en kon operatie Dynamo in de avonduren van start gaan.                         

Ongeveer 850 vaartuigen allerhande haalden de eerste dag (27/5) een kleine 8OOO man uit Dunkerque en o.a. het strand van De Panne. Maar toen capituleerde het Belgisch leger en moest de frontlijn in Vlaanderen worden hersteld in de sector Komen-Ieper-Diksmuide-Nieuwpoort.

Ook de inscheping in Dunkerque ondervond veel moeilijkheden door de aanhoudende bombardementen van de Luftwaffe en daarom intensifieerde men de evacuatie vanaf de stranden.            

Deze verliep onverwacht vlot en steeg naar 18.OOO man op 28/5. Op 29/5 werden er 48.OOO overgebracht, bij voorrang jongens van de B.E.F. Maar eveneens de eerste Franse eenheden die via Engeland naar Le Havre of Brest hoopten te ontkomen om aan het front op de linker Somme-oever een dam op te werpen tegen de Duitse doorbraak...

Op 30/5 ontsnapten weer 54.OOO man uit het steeds krimpende landhoofd. Ondanks de hevige luchtaanvallen scheepten op 31/5 68.OOO man in en op 1/6 nogmaals 65.OOO. Tenslotte vertrokken op 2 en 3/6 samen nog 4OOO Britten plus 73.OOO Fransen. Op 4/6 viel Duinkerke in Duitse handen.                       

In totaal waren 200.000 Tommy's en 140.000 Fransen uit de omsingeling ontsnapt, dankzij de zelfopoffering van de laatste dekkingstroepen, waarvan de meesten krijgsgevangen werden genomen, maar ook velen in de verwarring poogden onder te duiken. Enkelingen zullen er later in slagen toch nog via Spanje terug in Engeland te geraken.                               

Van de 861 ingezette vaartuigen gingen er 243 verloren, waaronder 25 oorlogsbodems. Ruim de helft van de opvarenden van deze gekelderde schepen, naar schatting een 38.000 man, werd als vermist opgegeven, een eufemisme voor 'verdronken'...De Luftwaffe en de RAF verloren tijdens deze week elk ongeveer 1OO vliegtuigen boven dit gebied. De BEF moest àlle transport,  uitrusting en bewapening achterlaten in het bruggenhoofd en op de stranden, wat voor de Duitsers wel een rijke buit was. Maar de hoofdvogel was gaan vliegen en dit was voor Hitler hoe dan ook een nederlaag van belang. De Engelsen kregen door "het wonder van Duinkerke" een formidabele morele opkikker, en gaven daarmee een duidelijk teken naar de USA dat ze vast van plan waren de strijd voort te zetten.       

De Fransen maakten van de onze capitulatie gebruik om hun eigen frustraties op Leopold III af te reageren en de Belgen door het slijk te sleuren als "les Boches du nord". Onze gevluchte ministers zongen in dit koor lustig mee, maar de Belgische bevolking brandmerkte hen als laffe opportunisten, terwijl de populariteit van de koning vlug uitgroeide tot een bijna beate volksverering. 

De veldtocht had ons land meer dan 12.OOO doden gekost, waarvan 50% burgers. In de laatste vier dagen stierven 40% van het totaal aantal slachtoffers, een aanwijzing dat de capitulatie inderdaad een waar bloedbad heeft vermeden. Van de opgegeven verliezen voor de periode 10/5 tot 4/6 aan Duitse kant (meer dan I0.000 doden),bij de Fransen (3.300) en de Britten (9.000) zijn er misschien een gedeelte buiten de grenzen van ons grondgebied gevallen, maar deze cijfers wijzen toch op de hevigheid van de strijd.                 

Ongeveer 225.000 Belgische militairen vertrok in krijgsgevangenschap: 145.000 Vlamingen en 80.000 Walen. Als men weet dat ons leger bij het uitbreken van de oorlog een getalsterkte had van 610.000 man (waarvan er een dikke 6.000 sneuvelden en 18.000 gewond raakten) moeten minstens 360.000 plantrekkers de plaat gepoetst hebben vóór de transport naar de kampen goed op gang kwam. Een paar groepjes, waaronder de meeste piloten, konden in de verwarring mee naar Engeland ontsnappen maar het gros dook weg achter de rokken van moeder de vrouw. Ongeveer de helft van het officierenkorps nam tijdig de benen en liet hun mannen na de capitulatie in de steek, ondanks het bevel van de koning dat zij aan het hoofd van hun verslagen troepen naar Duitsland dienden te marcheren...(Leopold III vergat dit echter als opperbevelhebber van ons leger op zijn eigen persoontje toe te passen...)

Dit werden allemaal elementen in de controverse die nog jarenlang het gemoed van onze landgenoten, zowel burger als militair, hevig zou verhitten en een belangrijke rol zouden spelen in de naoorlogse "Koningskwestie".         


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
27-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
28-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 147
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B09:  HOOGSEIZOEN IN DE PANNE ...                  

 

                      Noordzee, 26-27 mei '4O.

Een volle dag hadden die rottige Engelsen hen nog in de kazerne van Ramsgate vastgehou­den. Maar de avond van 26 mei was er plots een marine­officier bij hen binnen komen vallen met een militair opeising­bevel voor de 'As­trid': het schip moest vóór midder­nacht klaar zijn om uit te varen naar de kuststreek rond De Panne. De opdracht luidde:  Britse troepen van het strand af te helpen naar boten, die in dieper water klaar lagen om de soldaten aan boord te nemen voor de oversteek naar Dover.         

Protesteren hielp geen blaas. En als ze toch mét de 'Astrid' naar huis wilden geraken, was dàt mis­schien de enige gelegen­heid: alles was beter dan in deze kale kazerne te blijven niksen...          

Als toeziende voogd kregen ze een manke matroos van tegen de zeventig mee aan boord, een gepen­sioneer­de van de Engelse ferryboten op Zeebrugge die fier een mondje Frans verkrachtte en 'godverdomme' kon zeggen in 't Vlaams. En aangezien René wat kon vloeken in 't Engels, verliep het contact nogal vlot. Hoofdzaak was dat de genaamde Andrew het vaarwater vóór de Belgische kust goed kende en de schipper de gin uit de heup­fles van de Engelsman lekker vond.                                                       

Tegen halféén in de morgen was de ‘Astrid’ volgetankt met mazout en een kwartier later zaten ze op zee, koers oost-zuidoost. Voor alle zekerheid staken ze de navigatielichten maar aan, want zo te zien waren ze niet alleen: steeds meer kleine en grotere scheepjes vaarden met hen mee in het donker, allemaal op ongeveer dezelfde koers, de ene wat sneller dan de andere.           

Andrew stond een tijdje stoer op de boegplecht, in een poging om vervlogen sensaties opnieuw te beleven of als een overjaarse Nelson de vijandelijke vloot op te sporen. Maar de zee was niet meer zo kalm als een paar dagen geleden en na enkele putsen buiswater droop hij wijselijk af naar de stuur­hut. Daar scheen hij met zijn zoeterige pijptabak een heime­lijk duel uit te willen vechten tegen de zware Semois van de patron, zodat de lucht er al rap zo verstikkend werd, dat Leon en René hun toevlucht zochten op het achterdek.       

" Hoe zou het met onze joden gaan ?",begon Leon. 

" Och, zijt maar zeker, die rollen er wel door!  Met al dat geld kopen die mannen de wereld op, als het moet... En ze hangen goed aaneen, dat is hun sterkte..."  

" 't Was toch geen familie van elkaar, hé ?"     

" Dat niet, maar die Duitser zat al vier jaar in Holland, op de firma van Naaktmans...groothandel in stoffen. Berndinges, of hoe heet hem weer...Bernsteen, heeft een grote weeffabriek in Verviers. En dien andere Belg is bankier, ergens in het Brusselse..."              

" En dien Fransman ?"                       

" du Pont de la Tour ? Een mooie naam, hé...Daar heb ik gisteren nog van gedroomd!  Denk maar eens aan:  'René du Pont de la Tour...Met zo'n naam zat ik hier m'n broek niet te verslijten op een rotte mosselschuit!  Die vent is baas van een paar spinnerijen in 't noorden van Frankrijk. En hij heeft nog familie in Amerika, met alle soorten fabrieken....Rijke stinkaards, jong, die creveren niet van miserie, maak je maar niet ongerust! "    

" En hoe zit het nu feitelijk met onze centen ? Heeft de patron soms nog iets laten weten ? Hij moest toch een bewijs van die gasten krijgen dat ze goed waren overgezet...veilig en gezond aan wal ?"      

" Dat is dik in orde. Hebt ge niet gezien, dat ze hem allemaal een omslag in de pollen hebben geduwd, toen ze van boord sprongen ? Wel, vent, ge moogt tien keer raden wat daar in zat!  Een halve brief van honderd frank, geloven of niet! "       

" Wat zijn we daar nu mee ? Een hàlve brief!  Verdomme juist goed om uw gat af te vegen! "               

" Ha!  Maar dat is juist den truc, hé!  Zo'n halve brief is op zich niks waard, maar Legein heeft naar het schijnt de andere helften...En als deze van de schipper passen aan die van de notaris, is dat wél vijfhonderd frank, snapt ge ? Plus meteen het bewijs dat alles goed is afgelopen!  Op dat moment moet Legein ons de beloofde centen geven: gij tienduizend, ikke twintig, en veertig voor de schipper...Verdomd goed gevonden, hé!  Ja man, die joden zijn niet op hun kop gevallen, zijt maar zeker! "                        

" Als we maar de tijd krijgen om van ons geld te profi­te­ren, opperde Leon somber, " die affaire op het strand van De Panne zegt me niet veel...Ze zijn daar misschien al volop aan 't batteren: op de drie dagen dat we daar weg zijn kan er ginder veel veranderen!  Of den Duits zit al in Nieuwpoort, zodat we niet meer thuis geraken...Wat zijn we dan vooruit met al onze centen ?"       

" Geld blijft geld, man, overal in de wereld, of dat het nu in Nieuwpoort is of ergens anders..."         

" En als de patron er z'n kaas bij inschiet ? Of verzuipt, daar in De Panne, met die vijf halve brieven op zak ? Dan blijven wij over, maar we kunnen niets meer bewijzen bij de notaris...Ik zou het toch veel beter vinden, moest hem die vijf briefjes onder ons verdelen...Zelfs als er maar één van ons terug thuis geraakt, dan kan die toch getuigen en alvast z'n part opeisen.       

René staarde even peinzend voor zich uit, en knikte: " Tiens, niet slecht gescheten voor een jonge duif! " glimlachte hij goedkeurend, " Ik zal er den baas eens direct over aanpakken, zie!  Maar ik denk dat ge u zorgen maakt voor niets: Pylieser zal wel zorgen dat z'n Astridje buiten schot blijft. Mocht het in De Panne te erg gaan stinken, muist de schipper er onderuit, daar moogt ge stront op vreten!  Zo'n held is hij nu ook weer niet, vooral als het niets opbrengt..."            

Even bleef Leon stil voor zich uit staren. " Ja maar, en de Andrew dan ? Kan dien ons niet dwingen ?"                                 

René lachte kil: " Zeg, die vent is tach­tig jaar, of 't scheelt niet veel...En hebt gij soms een revolver gezien, of zoiets ? Vergeet niet: wij zijn met drieën en we hebben onze messen...Als dien ouwe zot wat teveel van z'n kloten maakt krijgt hem de keus: naar de wal zwemmen, of héél braafkens  meevaren naar Nieuwpoort...Maar als hem z'n hersens gebruikt, stapt hij over op de eerste boot terug naar Dover: dat zou al bij al nog de beste oplossing zijn..."                              

Een uur later stopte René een bruine omslag in Leons handen: " Met de complimenten van de patron...Hij vond het ook geen slecht gedacht, dat verdelen..."             

Bij het aanbreken van de dageraad kwam over stuurboord tussen de mistflarden door plots de Franse kust in zicht.            

" Dunkerque...",wees Andrew naar de reusachtige zwarte rookpluim aan de einder, " The docks have been bombed yester­day...The oilfuel-port of Saint-Pol..."   

Driekwart van de bootjes, die samen met hen heel de nacht in konvooi hadden gevaren, weken nu af naar het strand.  

De rest bleef onveranderd op koers 110 voortploegen, tegen een goed merkbare deining in. Af en toe kruisten ze een treiler of een kustvaarder afgeladen vol haveloze militairen: het carrou­sel was blijkbaar reeds goed op gang gekomen.                                           

De bleke zon brak juist door de morgennevels, toen Andrew hen dichter tegen de kust liet varen. Daar herkenden ze inderdaad het typische kerktorentje van Bray-Dunes, en verderop de villa's op de dijk van De Panne, half verscholen in een vuile zwarte mist. En op het strand een paar bruine groezen die ze niet meteen thuis konden brengen. Op zee en in de branding was het een drukte van jewelste: bootjes van alle maten, kleuren en type dreven langzaam door elkaar en van een roestige trei­ler stak enkel de rosgeblakerde brug nog boven de golven...Overal dobberde drijfhout, vuilnis, zeildoek en zakken in het rond...           

De schipper stuurde zijn mannen met enterhaken naar de boeg, om te beletten dat al die vuile rommel de schroef zou bescha­digen en schakelde de motor op 'langzaam voorwaarts'. Leon had de handen vol om al wat dreef voor de boot weg te duwen en schrok zich plots een beroerte toen hij merkte dat de bleke zak die hij wegstootte een hoofd had en twee armen!                   

" Een lijk! ", riep hij ontdaan naar René, " hier dreef een lijk! " Maar zijn maat keek niet op en snauwde verbeten: " Houdt uw smoel, vent, ik heb er hier zo al drie gehad! "              

Leon voelde zijn maag keren, maar kon niet braken en wezenloos werkte hij voort...            

Over de duinen galmde een nijdige knal: " They're blo­wing up the ammunition! ",riep Andrew om hen gerust te stellen, maar slaagde daar allesbehalve in!        

Leon keek even op naar het strand: een wirwar van vrachtwagens verstopte de zeedijk, het fijn zand, het nat zand, de branding...Van een vijftigtal die blijkbaar bij laagwater achter elkaar de zee in waren gereden stak enkel het dak van de cabine nog boven de golven uit. De duinen zaten vol met groep­jes wachtende soldaten. Anderen schoven in een paar uitgerekte kaki colonnes ­lijdzaam aan, om dan als apen, half in hun flikker, op handen en voeten over de rijen verzopen camions te klauteren, door de branding heen, steeds dieper en dieper de zee in...                   

Wat eerst een verstoord mierennest had geleken, werd al vlug een ordelijk doordachte organisatie: de verzopen vrachtwagens in het water stonden zij aan zij van ver over de eblijn tot op het witte strand en vormden samen als het ware een lange landingspier, waarop de soldaten per groepjes van tien, sectie na sectie, wriemelend voorwaarts kropen. Tegen het diepe uiteinde van de pieren dobberden een paar roeiboten,  visserssloepen en zeiljachtjes, waarop zwemmende militairen spartelend als hondjes hun toevlucht zochten. Eens volgeladen tuften de scheepjes schuimend weg naar treilers die hen in dieper water op een acht­honderd meter uit de kust opwachtten. 

Zwaargewonden op draagbaren en validen met vuil verband rond hoofd of borst, werden van op het strand rechtstreeks in motorbarkassen en reddingssloepen gestouwd, en zo naar zee afgevoerd. Maar het schrikwekkendste vond Leon nog die vijf-zes laaiende villa's op de dijk. En tientallen walmende brandhaarden op het strand en in de duinen: kluwen op elkaar geramde voertuigen allerhande, waarvan de benzine­tanks met een helse knal en een stinkende steekvlam uiteenspatten. Alles wat het wijkende leger moest achterlaten werd in de prak gereden en grondig geruïneerd!  De witte schijf van de morgenzon was in deze vette zwarte brandlucht nauwelijks nog te zien!  Ook op het strand, naast de aanschuivende troepen,  laaiden hoge vuren waarin de vluchtelingen rap hun uniform, uitrusting en wapens wierpen, vooraleer halfnaakt de branding in te waden...    

" Godvermiljaarde nondedju, wat een bordeel! "riep René, " Dat loopt hier nooit goed af! "          

Van op het diepe uiteinde van de geïmproviseerde pier werden de wachtende bootjes door een paar breed-zwaaiende officieren, met een megafoon naar links of rechts gedirigeerd, al naar gelang hun diepgang.    

Andrew schreeuwde vanop de voorplecht naar de schipper: " Get as close as you can to the beach!  Go, man, go!  The tide is running up, there's no danger we'll get caught and stranded!  We'll always manage to get free again!  So go,  damned! "       

De patron verstond er geen yota van, ook al door het helse kabaal op het strand, maar begreep zijn gebaren des te beter! " Die klootzak wil me laten vastlopen, halverwege dat zotte staketsel!  Dat ziet ge van hier!  M'n 'ol, Nicole! !"               

Maar sakkerend waagde hij zich toch voorzichtig dichter en dichter tegen de rij verzopen autowrakken, tot hij na een lugubere bonk op de kiel de motor in paniek 'volgas achteruit' wierp!  Op een tiental meter klampten klitten lijkbleke soldaten zich schreeuwend aan de huiven van de gezonken vrachtwagens vast en wenkten hem wild toe wat dichterbij te komen.                                                

Bij een tweede poging ramde hij een laadbak van een camion en het kreunen van de romp schoot tot in zijn darmen: " René!  Leon!  Hou ons af met de enterhaken! "  Maar zijn woorden waren nog niet koud, of de eerste sukkelaars tuimelden al aan boord!  Van op de wankele pier werkten meer en meer mannen zich naar hen toe, tien, dertig, vijftig!  Een overrompelende horde van lillende witte lijven, roepend en schreeuwend, lachend en huilend, kropen krochend als kapers aan boord...           

" Acht ton mag ik laden ", schoot het door zijn hoofd, " dat is maximum tachtig man!  Die krijg ik nooit aan dek...Andrew!  Andrew!  Steek ze in het ruim, nondedju! !"  Maar hij zag plots dat deze er al mee bezig was. Bevelen geven boven dit lawaai uit had geen zin:  hij moest op zijn stuur letten...Weer bonkte de kiel van de boot op de bodem!

  " Nu is 't miljaardenondedju wel genoeg! "  Hij drukte op de misthoorn om zijn bemanning te gebieden los te gooien en voer achterwaarts van de pier weg, waar onderwijl een paar wanhopige laatkomers in het water tuimelden...Leon kon nog één proestende zwemmer binnen­boord trekken, maar toen waren ze al een vijftien meter van de vrachtwagens verwijderd. Een drietal drenkelingen spartelden 'op-z'n-hondjes' vertwijfeld vloekend achter de 'Astrid' aan, maar zwommen uiteindelijk ontmoedigd naar de autowrakken terug.                   


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
28-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
29-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 148
Klik op de afbeelding om de link te volgen

GOOD OLD ANDREW...

Met al dat volk op dek zag de schipper geen steek voor de ogen en weer was Andrew hem vóór om met veel wijds armgezwaai de drenkelingen toe te schreeuwen:"Sit down!  Everybody sit down! ". Veel haalde het niet uit en Pylieser be­greep plots waarom. Al zijn passagiers keken gespannen één richting uit:  in de verte, naast en rond de treilers die hen dieper in zee opwachtten, schoten reusachtige schuimfonteinen omhoog en een ogenblik later flitsten twee-drie jachtbommenwerpers met een oorverdovend geraas scherend over zijn schip weg.       Iedereen op dek dook bollend inéén en de schipper, die zich ook instinctief achter het stuurwiel liet vallen, zag vanuit zijn ooghoek de vliegtuigen met een wijde boog over zee verdwijnen, achtervolgd door garven vuurspoorkogels en de nijdig blaffende pom-pom-wolkjes van de lichte luchtafweer.          

" Moordenaars!  Smeerlappen! ",riep hij hen na en wendde wild de steven naar dieper water. Schichtig achterom glurend, zag hij hoe op het strand de wachtenden in alle rich­tingen uitéénstoven. Gelukzakken, die konden tenminste nog weglopen en dekking zoeken!  Terwijl hij hier miljaarde als een rat op zijn boot gevangen zat, samen met een kluwen van honderd levende lijken: een ideale schietschijf voor die schurken!  Hij joeg de motor tot het uiterste op, maar de slome sloep vorderde slechts tergend langzaam op de vluchtkoers naar open zee, overladen en loom laverend tussen een wirwar van andere schuiten, die ook in paniek van de pier wegvluchtten.    

" Good Old Andrew" was de enige die op de boegspriet nog krijgshaftig rechtop stond, opstijgend als een pater missionaris boven een groezige hoop onderdanig  neerknielende inboorlingen. René viel nergens te bekennen en Leon staarde, ineengekrompen naast de borstwering, midden tussen de soldaten lijkbleek met grote angstogen naar de schipper. Onder het vuilzwarte wolkendek scheerden geen vliegtuigen meer rond, maar op de wal achter Pylieser galmden nog steeds de knallen van ontploffende munitiedepots en uitéénspattende brandstoftanks. Een oorverdovende danteske tragedie... 

" Rapper, miljaarde! ",vuurde Pylieser zijn bootje aan, maar Astridje was te zwaar geladen en raakte slechts met moeite vooruit...                    

Na tien eindeloze minuten schoven ze dan toch schomme­lend tegen de roestige flank van de ouderwetse kustvaarder, waarvan de reling ruim vier meter boven hem uitstak. Op de achtersteven had hij de naam "Yukon Gold" en San Francisco als thuishaven gelezen, en dacht: " Die oude sukkel is verdomme ook een héél eind van huis! ..."  Het dek van de stoomboot stond al dichtbevolkt en een tiental opvarenden schreeuwden aanwijzingen naar beneden waar Pylieser niets van verstond. Maar dat was ook niet nodig: René en Leon pikten hun enterhaken vast in het laag neerhangend klimnet en onmiddellijk klauterden twee, vijf, tien man tege­lijk vierklauwens tegen de zwart-geteerde wand van de "Yukon Gold" omhoog, waar helpende handen hen over de reling trokken.       

Andrew, die van op de boeg de vluchters wat bevelen toeschreeuwde, keek plots op over zee, bevroor één ijzig ogenblik en sloeg toen als een bloederige zak overboord!  Waar hij gestaan had spatten de dekplanken in splinters uitéén en op de zwarte stalen scheepswand achter hem ratelde oorverdovend een garve inslaande kogels!  De schipper kreeg de tijd niet ach­terom te zien, want plots schoten drie vliegtuigen als gieren­de schichten over hem heen. Leon liet van 't verschieten zijn gaffel vallen en dook ineengekrompen naast het voorluik in dekking. In paniek sprongen de laatste soldaten naar het klim­net toe of plonsden overboord om zich zwemmend te redden, want de Astrid dobberde wild deinend al drie-vier meter van het stoomschip af...  René kwam toegelopen en hielp Leon recht die wezenloos op het luik inéénzakte als een natte vod...      

" Hij heeft niks! ", riep hij naar de schipper en liep door naar de voorplecht om daar de schade op te nemen...De Astrid botste zijdelings tegen een andere volgeladen schuit op, vol schreeuwend mansvolk. Maar Pylieser trok het zich niet aan en zwenkte volgas weg uit de wirwar van laverende bootjes rond het klimnet van de zwarte "Yukon Gold"!  Oef! ...               

René sprong lenig in het nu lege ruim en dook tien seconden later weer op: " We maken water! " riep hij naar de stuurhut, " Een gat of vier, vijf!  Kom maar eens zien! "                      

" Hier, Leon, neemt over! ", beval de schipper bleek, " en koers recht vooruit, verdomme! "      

Toen Pylieser vloekend van razernij het ruim indook keek Leon hem smekend aan: "Alsteblief, schipper, laat ons naar huis gaan! "       

Schuimbekkend beet deze hem toe: " Tegen wie zegde 't verdomme! " en alle goden vervloekend verdween hij wraakzuchtig onder dek.        

Daar had je 't spel!  En er viel niet aan te twijfelen: water maakten ze volop!  Een viertal stevige stralen spoten onder de versplinterde voorplecht het ruim in en al was de toestand nog niet dramatisch, ze zouden zich als woestelingen moeten weren als ze Nieuwpoort nog wilden halen, zoveel was wel zeker!  Als een Razende Roeland kroop hij weer aan dek:           

" Gauw!  Vindt rap wat vodden en kallen! ",riep hij tegen Leon, die zich ondertussen weer wat vermand had, " en gij René: een zaag en een hamer!  Rap, miljaarde! "  

Haastig zette hij het stuurwiel klem op een koers noordoost 045, even­wijdig met de kust, graaide rap twee emmers mee en gooide de hoosput open onder de vloer van het laadruim: het donkere gat stond nog maar halfvol vettig water, dus dàt viel nogal mee...       

Gejaagd begon hij met een emmer te scheppen en wierp het water met een wijde boog door het open luik op dek: schep, plets!  Schep, plets!  Hij hoorde René hameren in de boeg, maar keek niet op: schep, plets!  Schep, plets, met de ritmi­sche regelmaat van een robot. " Leon!  Hier helpen, verdomme, in plaats van daar te staan gapen! !"                                   

Na een kwartier zwoegen zakte het water: " Gaat het,  René ?",vroeg de schipper hijgend, " René, gaat het ?"

" Twee klein kallen zitten er al in...", klonk het proestend uit het voorruim "maar...die andere gaten... zijn wat te groot, denk ik...ai, verdomme! ...daar zou ik van hier binnen...een plank op ...moeten...kunnen nagelen..."              

" Leon, trekt er één los van de voorplecht!  En zoekt wat nagels, rap! "  Hij kroop uit het luik om na te gaan of ze nog op koers lagen: ze tuften gezapig op een kilometer langs de kust...De walmende hel van De Panne lag reeds ruim een mijl schuin-achter over stuurboord en recht vooruit lag de zee vredig verlaten, vol groene zonnevelden...        

Een half uur later was het ergste leed geleden en kon het hozen worden gestaakt: " Als we goed thuis geraken met de Astrid, mogen we toch een ferme bougie branden! ", vond de patron...                

Kletsnat, en met een bloedende hand kroop René weer aan dek: " Wat zeide daar ? Een bougie ? Ge zoudt ons beter een ferme borrel betalen, ja!  En bibbergeld voor die smeerlappe­rij waar ge ons ingeluisd hebt!  Vergeet niet dat wij uw mosselschuit gered hebben, hé vader, want een uur geleden had ik héél veel goesting om naar de wal te zwemmen, als ge dàt maar weet!  Een bougie, verdomme! ...En meneire rijdt morgen met z'n Minerva door de stad!  We moeten hem nog voortduwen ook, zeker ?! En in ons handen kletsen ?...Boter bij de vis, hé schipper, miljaardedju, boter bij de vis, want die kallen in de boeg kunnen er ieder moment weer uitvliegen: 't is bijlange niet zeker dat ze het tot in de Geule houden! ",voegde hij er dreigend aan toe...         

" Allee René, kalmtjes aan jongen...Na alles wat we samen meegemaakt hebben..."           

" Schipper, ik heb niet gevraagd om dat mee te maken!  Maar nu het toch gebeurd is, zijt gij niet de enige die daar­van zal profiteren: er zijn er hier nog twee die door uw schuld bijna de pijp uit waren, en die aan boord gebleven zijn om uw mast boven water te houden...Dus denk eraan: boter bij de vis! ..."         

" Dat is zeker, jongen..."suste Pylieser," ik zal jullie niet vergeten, maar laat ons eerst zien dat we thuis geraken om een bilan van de schade op te maken..."  

Zo had Leon zijn oom nog nooit meegemaakt!  Hijzelf was dus blijkbaar niet de enige die wat last kreeg van de zenuwen...         

" Wat is 't met die poot ?",vroeg de schipper, om het over een ander boeg te gooien, nu René zijn stoom had afgebla­zen en aan zijn hand stond te likken...      

" Och, hout zagen in 't donker is niet direct m'n specialiteit..." mees­muilde de machinist.         

Bij het zien van al dat bloed dacht Leon plots weer aan die ouwe Andrew met zijn verbrijzeld gezicht... 

"Enkel de dood is gratis...",had de jood gezegd...  

Enfin, zij leefden tenminste nog!         

René en de schipper doken weer in het ruim om, waar mogelijk, de noodherstellingen wat te verstevigen. Leon zette het stuurwiel weer los, want ongemerkt waren ze naar noordelijke richting afgebogen. Maar toen hij de koers wilde verbeteren viel zijn oog op dat puntje, een dikke mijl voor de boeg...Daar dreef iets: een vlot of een jol, zo te zien...Geïntrigeerd bleef hij naar het puntje pieren...                     

Na een minuut kon hij echter alle twijfel laten varen: het was wel degelijk een reddingssloepje dat recht voor hem uit af en toe in een golfdal verdween. Hij hoorde de schipper nog steeds met René bonken en rommelen in het ruim en besloot nog even de zelfde koers aan te houden: het gevaar dat ze zouden zinken leek nu voorlopig toch bezworen.                       

Toen hij de jol op een vijfhonderd meter genaderd was meende hij een gedaante in het sloepje te ontwaren, liggend... levensloos...Tot plots de arm bewoog in een zwak gebaar.             

" Schipper!  Een drenkeling!  Recht vooruit! "       

Het hameren hield op en even later stak René zijn kop door het voorluik.                    

" Drenkeling, recht vooruit! ", riep hij nogmaals.

René verdween weer en Leon hoorde het hem tegen de schipper herhalen. Deze vloog uit: " Hebben w'er verdomme vandaag nog niet genoeg gezien, soms ?! Naar huis, heb ik gezegd, en rap! "           

De machinist kroop toch op dek en samen met zijn kozijn staarde hij gespannen naar de schipbreukeling, die weer zwak met de arm zwaaide. Nu kon hij het kengetal op het boegje ontcijferen: " Het is de 'Josephine' van Roger Titteca!  Hey,  schipper, komt eens rap zien: het is de Josephine! "                 

Schuimbekkend dook Pylieser uit het ruim op:     

" Miljaarde, wat heb ik gezegd ? Naar huis, verdomme! " Maar Leon vermin­derde al vaart, zonder op de patron te letten en stuurde tot vlak naast de jol voor hij de motor in achteruit wierp. René greep de boeg van de jol met een enterhaak vast. Toen kalmeerde de schipper plots: hij herkende zijn collega Roger Titteca, die een paar dagen geleden tegen heug en meug die troep Hollanders naar de overkant moest varen!  Miljaarde, wat zag die vent eruit!  Een grijze stoppelbaard rond de gebarsten lippen, vermagerd als een teringlijder en ogen die gloeiden van de koorts...Ja, Rogeetje, ge ziet er niet erg vinnig uit!         

René was al in de jol geprongen met een trosje en legde het vlug met een mastworp vast aan de Astrid. Samen met de schip­per hees hij de slappe Titteca aan boord als een centenaar mosselen en sleepten hem bij de schouders voorzichtig tot in de schaduw van de stuurhut.      

" Gij: volle petrol naar ons kot! ", schreeuwde Pylieser naar Leon, om zijn aangetaste autoriteit te herwinnen. " En gij, René, pakt een fles Spa, van de joden! " Die hadden hun koshere passagiers een paar dagen geleden hooghartig gewei­gerd...                      

Een kwartier later was 'de Roger' over het ergste heen en kon hij met raspende stem in korte hijgende zinnen zijn verhaal doen...                 

Dat ging zo: een paar uur nadat zijn neef Misten met de Charlotte terug richting Nieuwpoort was getuft,  was de motor van de Josephine om een onverklaarbare reden beginnen hoesten en tegen de avond helemaal uitgevallen. Met de hulp van twee Hollandse soldaten had hij het hele zootje gedemonteerd en doorgeblazen, terwijl die slimme sergeant Vissers het zeil in 't oog hield en de luitenant "voor de friem" aan 't stuur stond, want wind was er bijna niet. Maar tegen de morgen weigerde de motor nog steeds en dan hebben ze maar gehoopt dat de bries zou opsteken, terwijl hij ging slapen.            

De volgende dag, de vierentwintigste, bleef het echter windstil en met de getijen dreven ze steeds meer af...De Hollanders hadden hun eten met hem gedeeld, want bij zijn overhaast vertrek uit Nieuwpoort had hij niets te bikken meegenomen. Maar na twee dagen rondzwalpen was alles op en kwam een zekere Kruyf met het idee af om de netten uit te gooien...Veel hebben ze niet opgehaald, maar de honger was tenminste bezworen en ze dreven veel minder af.                      

De morgen van de zesenentwintigste, juist toen er een goede wind kwam opzetten, is het drama dan gebeurd.  Plots was een snelboot komen aanrazen. Eerst hoopten ze nog eindelijk gered te worden. Maar het was een Duitser, gewapend met een kanon en twee zware machinegeweren...Die zag direct al die Kezen-in-uniform aan boord staan en loste een paar schoten in de boeg.

" Toen die snelboot zo langszij kwam en een paar zwaargewapende matrozen met mitraljetten oversprongen, staken al die Hollanders seffens hun handen omhoog... Den Duits heeft hen dan compleet gepluimd en aan boord genomen...Maar ik mocht niet mee van die moef, ook al maakte de Josephine water 'lijk een zeef: ik moest me maar redden met de jol...Op het laatste zei die Hollandse officier nog zoiets van " Nou, dàt is dan pech hebben, Ouwe! ", juist vóórdat een matroos een granaat in m'n ruim wierp...Een zware "Boenk! " met veel rook en 't was ineens gedaan met mijn Josephine: ze zonk lijk een baksteen...De kapitein riep nog dat Oostende 3O mijl pal zuid lag en deed ook een pulle water in m'n jol smijten voor ze weg stoven...Pal zuid, dàt wist ik ook!  Maar dertig mijl is godvermiljaarde een héél stuk! " 

Sindsdien had hij geroeid en geroeid, geslapen in de namiddag en 's nachts weer geroeid en geroeid...Geen sinecure, want door de steeds wisselende drift van de getijen ziet ge verdomme geen vooruitgang...Hij was niet meer van de jongste en met zijn droge lever geraakte het water uit de drinkbus vlug op. Zo'n zwaar werk, zonder eten...en vanaf de tweede dag zonder drinken... Op het laatste moet hij " Godvermiljaarde van zijn sus gevallen zijn "...                      

De rest wisten ze.        

" En nog iets, Gerard: hebde gij nu nondedju niks ànders t'offreren dan die slappe zeik hier ?!" Spa-water bleek niet zijn meest geliefde drank.           

Ze schoten allemaal in een brullende lach: de Roger Titteca was er zo te zien weer helemaal bovenop...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
29-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
30-11-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 149
Klik op de afbeelding om de link te volgen

           B10:   CHAOS EN ANARCHIE !               

                            Westende, 28 mei '40.     

Reeds van vroeg in de morgen drong het aanhoudend gerommel in de verte, als van een zwaar onweer, dreigend tot de mensen rond de hulppost door...Beklem­mend vooral, omdat het uit de richting kwam waar zij, pas drie dagen geleden,  nog drin­gend naartoe wilden: de Franse grens­post bij de kust...                            

Als daar reeds gevochten werd, was verder vluch­ten inderdaad zinloos! Maar misschien hoorden ze enkel een bom­aan­val uit de lucht, wat ze meenden te mogen afleiden uit het voortdurend overvliegen van Duitse toestellen, waarop de Belgische lucht­afweer niet eens meer reageerde. Misschien, ja, wie weet ? Of was het toch een onweer, met al die zwarte wolken in het westen ? Niet dat het van enig belang was, maar ­ze moesten toch over iéts rede­twisten, wilden ze niet helemaal afgestompt geraken en als een kudde weerloze koeien wachten op een sordide afslachting door de Hunnen.              

Ze kampeerden nu al ettelijke dagen rond de R-K hulppost 'Marche­vins'  in de duinen, zo goed en zo kwaad het ging, slapend op of onder hun karren, terwijl de fietsers gewoon onder de blote hemel lagen, want de nachten waren niet echt koud. Eten kregen ze van de  Rode Kruis helpers en al was de kost eerder elemen­tair en eentonig - alle dagen brood met sardienen en tegen de avond een vette groen­tesoep met wat duinzand op de bodem - van honger zouden ze hier voorlopig niet omkomen...       

Toen Joseph tegen de middag aan zijn shift begon, leek het zogenaamde 'onweer' in het westen nog in hevigheid toe te nemen en de eerste vluchtelingen begonnen weg te trekken, met pak en zak, terug van waar ze gekomen waren, richting Oosten­de. Hij had geen spijt van deze uittocht, want teveel was teveel: al deze radeloze mensen begonnen lelijk op de zenu­wen te werken! Van de deserteurs, of de geïsoleerde groep­jes militairen die het contact met hun eenheid hadden 'verloren', kreeg hij al lang geen 'merci' meer: opdringerige dronkaards waren het, veeleisend, en brutaal op de koop toe! Ze drumden ongege­neerd de burgers opzij telkens er moest worden aangeschoven voor het voedsel en vanmorgen was er al een rel geweest, toen het brood opraakte. Nog een geluk dat de ijzeren deur van het magazijn aan hun inbraakpo­ging weerstond, of die bende schooiers hadden het hele zootje leeggeplunderd! ...Gaston, de postoverste, moest zelfs tweemaal in de lucht schieten, voor het schorem verdomme wilde wijken...Neen, leuk is ànders...         

Het drama barstte pas goed los rond drie uur, toen iedereen al flink over z'n toeren draaide.          

In de wolkeloze lucht en boven de zee, vlogen regelmatig Duitse jachtbommenwerpers over, in groepjes van twee of drie, zonder merkbare afweer van op de grond. Enkel langs de kanten van Middelkerke bleek nog een D.C.A.batterij te reage­ren, zonder veel succes weliswaar, want de vliegtuigen trok­ken onverstoorbaar verder...               

Tot plots een afwijkende hoge toon het gekende motorenconcert verstoorde! Iedereen stoof naar buiten en staarde in de blauwe hemel om het gehuil als van een sirene te lokalise­ren...En ja, hoog boven Westende-Bad verscheen een zwart stipje, dat vlug in hun richting naderde.                             

" Ze hebben hem! Ze hebben hem! "         

Maar het donkere stipje met zijn zwarte rookstaart daalde meer en meer en scheen, met hoog gillende motor als de langgerekte noodkreet van een gekeeld varken, recht op hen af te stormen! Ogenblikkelijk bevroor het enthousiasme bij de verschrikte omstaanders: die duikende duivel dreigde verdomme voor hun voeten neer te storten! Als gehypnotiseerd bleef Joseph het vallende vliegtuig met de ogen volgen, zag het weer even hoogte winnen en dan brullend over hun hoofden razen, richting zee, rook en vuur uitbrakend!             

Een àndere hoge fluittoon deed hem verschrikt omkijken: de zware schok onder zijn voeten gevolgd door een oorverdoven­de knal herinnerde hem in een flits de dood van zijn vader, drie jaar geleden...Boven de 'Lekkerbek', op nog geen honderd meter, torende een vuil-bruine wolk de lucht in, juist zoals toen!        

" Dat's vlak bij ons! ...Miljaarde, dat's in ons straat, vlak voor ons deur! ...Zeker een bom! "         

En voor hij het goed realiseerde, rende hij al de baan over voorbij de tramhalte naar zijn 'stamcafé', waar het terras bezaaid lag met glasscherven en het puin van de dakpannen...Maurice, de waard, stond witbestoven door plaasterstof middenin deze rommel verbijsterd naar zijn ven­sterloze gevel te staren...               

" Is die bom hier gevallen ?",hijgde Joseph hoopvol, want het eigen huis stond toch nog een heel eindje verderop.        

" Oejoejoejoejoej! " snikte de witte waardin wenend door haar handen. "Aan de straatkant hier vlak achter! ", hoestte de patron terug, maar Joseph rende al weer verder. En inderdaad, achter de hoek lag de weg vol afgerukte takken en stonk het bitter naar carbid .De kassei­en lagen bezaaid met dampende kluiten klei rond de rokende bom­trechter, die de gracht tussen weide en wegdek had open gere­ten tot een vijver en zo half de Bassevillestraat versperde. Zijn barak, honderd meter verderop, leek ongedeerd, goddank!             

De mensen uit de straat kwamen haastig toegelopen, een paar uitgelaten bengels voorop, voorzichtig gevolgd door de oudere buren, om dan schoorvoetend rond het zwarte gat te staan gapen...Marie kwam ook kijken, haar handen onderwijl afdrogend aan haar schort.                   

" Moeder, hoe zit het bij ons ? Is 't erg kapot ?"  

" Ik dacht dat de wereld verging! ",antwoordde Marie hijgend, " de vloer is zeker een halve meter omhoog gestuikt! "              

" Is er veel kapot ?",drong hij aan.         

" Een schoon teljoor van 't schab...En de kaders zijn van de muur gevallen! "                       

" En de ruiten ?"                            

" 'k Heb er geen horen breken..."                

Ze gingen omzichtig traag naar de zwarte trechter kijken, nu bijna vol groezelig water uit de gracht...En ze beseften nog niet hoe nauw deze trechter binnen een paar jaar met hun noodlot zou worden verbonden...                     

 

Schipper Pylieser en zijn bemanning waren verder zonder tegenslag en dankzij aanhoudend hozen tot in de achterhaven van Nieuwpoort gesuk­keld, waar ze de kreupele 'Astrid' juist op tijd op de slipwayhelling van de scheepsherstel­ler konden trekken, vooraleer de kallen in de bescha­digde boeg het begaven. De baas van de werf bracht Roger Titteca met de camionnette naar de hulppost in 't klooster van de Arme Klaren in de Recollettenstraat, tot grote opluchting van de schipper die blij was van deze lastpost af te zijn. Het schoren van het schip nam nog een uurtje in beslag. Voor Leon was dit het laat­ste wat hij kon opbren­gen, en uitgeblust fietste hij langs de drukke kade naar huis.        

Wat een chaos! Op 25 mei, drie dagen geleden,  werd de stad door de Luftwaffe zwaar gebombardeerd. Misschien al goed dat hij op dat ogenblik in Ramsgate gevangen zat, want de kaai had er flink van langs gekregen, zo te zien: in de Valckestraat lagen verschillende huizen plat, op de hoek van de Ieper­straat kreeg café 'Het Vliegend Paard' een voltreffer die 't al aan spaanders sloeg en ook de binnenstad was op meerdere plaat­sen erg getroffen, naar men zei...Op de kaai wierpen de vrij­wil­ligers van de burgerbescherming een paar bomtrechters voorlo­pig dicht met het puin van de getroffen huizen, en tegen de Langebrug sneed een ploeg met lasbranders de rechtop geplooide spoorstaven van de kusttram aan stukken, in stralen gloeiende gensters.            

Er hing een vreemde beklemming over de mensen. Op de radio was omgeroepen dat de Koning een wapen­stilstand had aange­vraagd en dat het leger zich zou gaan overgeven. De eerste Duitse troepen werden ieder ogenblik verwacht. De oproep tot kalmte haalde blijkbaar niet veel uit, want de rokerige cafés bulkten van bezopen baliekluivers en scheldende soldeniers, die onder luid gekra­keel des Heren naam vervoegden in beide landstalen, als in een laatste opstoot van vaderlandse eendracht...                       

Ook op straat viel van een geordende Belgische troepenmacht niets meer te bekennen, tenzij wat haveloze hordes halfgeuniformeerde zatlappen die brallend het vrouwvolk lastig vielen...De Engelsen daarentegen bezetten met kleine tanks, ge­schut en mitrailleurstellingen achter zandzakken de strategische straathoeken en lieten goed merken dat voor hen de oorlog absoluut nog niét was afgelopen. Maar aan hun rode koppen en bloeddoorlopen ogen kon je duidelijk zien dat de whiskyfles hen bij deze wanhopige vol­harding stevig had gesteund. De meeste drankwinkels in de stad stonden er dan ook leeggeplunderd bij na het kordaat 'indringend bezoek' van al die kaki's, zowel nationale als geallieerde...            

Hoe dan ook, deze cocktail van dronken defaitisme en gemarineerde heldhaftigheid in de diverse legerscharen beviel de bange burgers allerminst: nu de oorlog ver op zijn einde liep, hielden ze het liefst zo proper mogelijk, zonder krampachtige stuipen of nutteloos bloedvergieten...Die Britse stellingen voor hun deur herinnerde de inwoners ietwat té duidelijk aan een vorige "Slag-aan-den-Ijzer", waarvan ze na vijfentwintig jaar nog altijd niet waren hersteld. Ze zagen de tommy's dan ook liever gaan dan komen. En op deze openlijke aversie reageerden de Britten dan weer met een brutaliteit alsof ze in Zoulouland zaten: alle bruggen over de Ijzer en het kanaal op Veurne hadden ze zo zwaar ondermijnd dat ook van de huizen rondom de landhoofden geen spaander héél zou blijven. De bewoners sleepten verwoed in paniek de 'kostbaarste' bezittingen uit hun woningen, om te redden wat ze nog redden konden, in de zes uur tijd die de militairen hen daarvoor grootmoedig hadden gegund. Naar het schijnt had burgemeester André Van Damme nog bij de Engelse commandant gepleit voor meer soepelheid en erbarmen ten overstaan van zijn medeburgers, maar was daarbij hooghartig wandelen gestuurd met de kwetsende vraag:  " Don't you know there's a war going on Sir ?"...    

Toen Leon over de Langebrug de broeierige chaos op de Nieuwpoortse kaaien wilde ontvluchten om naar huis te fietsen, vond hij plots het brugdek met prikkeldraad versperd. De schildwachten in hun zandzakstelling weigerden hem nors elke doorgang naar de rechteroever: de vijand kon daar ieder ogenblik opduiken! En misschien was hij wel een vuige spion die de Duitsers ging inlichten over de sterk­te van de Britse verdediging, hé ? Bij de postoverste zat een Belgische korporaal als een pasja Engelse sigaretten te paffen terwijl hij het Britse kruisverhoor in plat Oostends vertaalde, de dreigende intonaties incluis.                    

Dit treiterig spelletje was juist iéts teveel voor zijn afgepei­gerde zenuwen en Leon barstte in snikken uit: hij kón niet meer! Zijn hartverscheurend gesnotter bracht de soldaten zo aan het schrikken, dat ze hem gauw-gauw op zijn fiets zetten en hem, na wat haastig gewriemel aan hun prikkeldraadversperring, over het houten brugdek een zetje huiswaarts gaven, als gratis service van His Majesty's Own Scottish Rifles!             


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
30-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 149bis
Klik op de afbeelding om de link te volgen

B10Bis   OORLOGSBUIT

                                                Westende, 28 mei 1940

Marie en Joseph zaten nog aan tafel te beko­men van de bominslag achter de 'Lekkerbek' toen hun jongste de keuken­deur openduwde.                         

" Maar Jesus-Maria-Jozef, begot m'n ventje toch, waar zijt ge zo lang gebleven?!"       

Leon vloog haar snikkend in de armen: " Moe­dertje Moedertje! " kreunde hij in haar hals...Joseph verstijfde: zo'n sentimente­le uit­barstingen waren bij hen hele­maal niet gangbaar. Maar Marie keek hem over de schouder van haar zoontje vergoelijkend aan en kneep de ogen dicht, als wilde ze zeggen: " Laat hem nu maar even uitblazen..."                                

Ze hielp Leon in een stoel om een einde te maken aan deze scène: " Wat is 't, m'n ventje ? Was den overtocht zo erg ? Hebt ge zo'n schrik gehad ? Hier, pakt een zakdoek, en snuit uw neus eens goed door! "...'Veeg je tranen af' mocht ze niet zeggen, dat wist ze: daarvoor was hij al veel te groot.                            

Leon zat ineengezakt aan tafel na te snikken van altera­tie, terwijl Marie een kop hete koffie inschonk en die naar haar benjamin toeschoof: " Hier zie, drinkt eens, dat zal deugd doen..."               

Joseph ging er gegeneerd bij zitten en wist zich met zijn houding geen raad: zo snotteren voor een grote vent, en dan nog wel waar zijn moeder bij was!    

Leon nam twee voorzichtige slurpjes en ademde diep. Bedeesd glimlachend veegde hij zijn vuile mouw over de natte wangen: " 't Is gedaan, laat maar zijn... Die vent die voor m'n ogen aan stukken werd geschoten heeft me te erg gepakt, denk ik...Ge kunt niet geloven hoe verschietachtig dat is: eerst staat hem gewoon naast u, en dan opeens, - flatch! -,spat hem uiteen lijk een verse koeiestront!...En voor hetzelfde geld was 't ik geweest! ..."                    

Marie staarde hem ontzet aan, haar hand voor haar open­gezakte mond: " Een mens?!...Aan stukken geschoten zegt ge ?!"               

" Een Waal ?",vroeg Joseph.                

" Een Waal ? Neen verdomme, een Engelsman! "            

"  Hoezo, een Engelsman ?...Op de Astrid ?...In de haven van Ramsgate dan ?"                     

" Maar nee, miljaarde! In De Panne, nondedju! "              

 " Maar wat zaken had ge nu in De Panne, ge moest toch Walen naar Engeland varen ?!"...             

" Walen ?? 't Waren allemaal gestampte joden! " Tegenover de twee verbijsterde gezichten vóór hem moest Leon moeizaam zijn gedachten ordenen: " Och, die joden, overvaren, dat was niets: een scheet in een fles! Maar op de terugweg moesten we van de Engelsmans hun soldaten gaan redden, die hier op het strand van De Panne omsingeld zitten en terug over het Kanaal naar huis willen geraken...En terwijl wij ze van het strand naar de grote schepen in diep water vaarden, werden we door de Duitse vliegers beschoten 'lijk plaasterpijpen in een schietkraam op de kermis..."              

Marie bracht met wat punctuele vragen een beetje meer orde in zijn relaas. Terwijl ze vier eieren met spek bakte, kwam het er dan met stukken en brokken uit: de inscheping van de vijf gezinnen in Nieuwpoort, drie dagen geleden, de bijna-aanvaring  met het oorlogsschip middenin de nacht, de ont­scheping in Ramsgate met de volle dag opsluiting, de opeising van de 'Astrid' en de heksenketel voor De Panne...En uiteinde­lijk, het neermaaien van Andrew en de precaire thuisvaart met de zwaar beschadigde sloep...Bijna vergat hij de redding te vertellen van Roger Titteca, alsof dit maar een peulschil was geweest...Maar Joseph scheen juist dààr veel belangstelling voor te hebben en ging er schijnheilig wat dieper op in: waren àlle Hollandse soldaten door de Duitsers gevangen genomen ? Ook dat pretentieus stuk stront van een officier ?...Heimelijk vond hij dat die beunhaas zijn verdiende loon had gekregen en verwenste hem naar de hel. Hij zou die vent toch nooit meer terugzien... Dacht hij! Dat hij die kwibus vier jaar later in Berlijn nog tegen het lijf zou lopen, verdomme, dat kon toch niemand voorzien! ... 

Leon kreeg weer tranen in de ogen, en schraap­te na­druk­kelijk zijn keel. Om de pijn­lijke stilte te verbreken merkte Joseph ver­ontwaardigd op: " En dat allemaal voor die luizige tweedui­zend frank! Ge had wel voor uw leven kreupel kunnen blijven..."              

" Och zwijgt! Er liggen er nog tiendui­zend bij de nota­ris te wachten! "                       

" Tienduizend ?!",riepen Marie en Joseph tegelijk, onge­lovig.                           

" Ja, in een omslag bij Legein...",en hij vertelde hen in 't kort de hele rimram met de auto's en het notarieel contract dat hij onder­tekend had.                 

" En misschien nog wat bibber­geld er bovenop ", voegde hij er fier aan toe," want toen de lekken gestopt waren, deze morgen, heeft de schipper gezworen van ons niet te vergeten, als we verder zonder vodden terug thuis zouden geraken met de As­trid...Hij was zeker bang dat we zijnen boot in Koksijde op het strand zouden laten lopen en er onderuit muizen..."              

" Reken daar dan maar niet teveel op! ",zei Marie bitter " Die beloftes van Pylieser kén ik. Gelijk dat die op z'n zak zit! " Maar ze remde meteen af: " Legt u vanmiddag efkens op uw bed, jongen, dat zal u deugd doen na al die alteratie...En gij Joseph, moet gij niet meer naar de hulppost terug ?" Ze wilde blijkbaar de vloer vrij om eens rustig over al dat geld na te denken... 

" Nadine is er met de rest, maar vanmorgen waren er bijna geen vluchtelingen meer en de deserteurs zijn het gisteren ook al afge­trapt! De oorlog is ver gedaan en de mensen weten toch niet meer waar vluchten...Ik zal eens gaan zien of ik nog iets kan doen..."     

"En doe maar wat op uw gemak hé, met uw Nadine! ", smaalde Marie van bij de gootsteen en voor het eerst sinds dagen kon Leon weer lachen met de verontwaardigde snuit van zijn broer.        

 

Nauwelijks een kwartier later stormde Joseph plots weer bin­nen: " Komt rap! ",riep hij tegen zijn moeder, " ze zijn de 'Marchevins' aan 't plunderen! "        

" Stil, verdomme! Leon slaapt! ",siste ze. En toen wat geïntrigeerd: " Hoezo, plunderen ?"           

" Wel, heel 't dorp is 't daar alles aan 't leeghalen! Ze zeggen, nu dat de Belgen weg zijn, is dat hulphospitaal toch van niemand meer...En als den Duits hier straks binnen­valt slaat die toch alles op z'n bil! Heel den boel sleuren ze buiten: beddegoed, eten, medicamenten, alles! Ik heb hier al vier dekens bij en kom het karretje halen, want ik heb een hoop conserven verborgen...Maar we moeten rap zijn! "...          

De eeuwenoude strand­jutterskoorts sloeg weer toe!     

Zonder moraliseren sprong Marie op haar fiets. Joseph haakte het zelfgemaakte aanhangwagentje vlug aan zijn bagage­drager en samen stoven ze de Bassevillestraat uit, dwars door het puin en de takken rond de bomtrechter.       

De lucht was zwaar overtrokken en een dreigend gerommel in de verte kondigde een fiks voorjaarsonweer aan. Eens de Koninklijke Baan over, kregen ze de vreem­de bedoening rond de vroegere kinderkolonie in 't oog. Als mieren liepen geburen heen en weer, de armen zwaarbeladen met buit: de éne met een kreunende kruiwagen propvol blikgroenten, een ander met een dichtgeknoopt laken op de rug, uitpuilend van de kartonnen dozen. Bij de poort moesten ze uitwijken voor een zwalpende stapel matrassen op vier vrouwenbenen. Niemand stoorde zich aan het gedoe van een ander:  het was: " Elk voor zich, en God voor ons allen! "                  

Joseph leidde moeder achterom naar het magazijn dat hij van zijn werk zo goed kende, wierp de fiets met het karretje tegen de muur en opende de ijzeren deur met een sleutel die hij geheimzinnig uit zijn broekzak opdiepte...Een erfenis van Korporaal Louis, vooraleer die er vanmiddag in een samenge­raapte bur­gerplunje vanonder was gemuisd...                   

Hij stak het licht aan in het vensterloze lokaal en Marie voelde zich plots in de grot van Ali-Baba: op lange rekken en schabben prijkten, als in de Uniprix van Nieuwpoort, duizenden dozen en blinkende blikjes in alle vormen en forma­ten, ordelijk soort bij soort!           

" Moeder, gij moet kiezen! Ik hou buiten de wacht om de geburen van ons lijf te weren! Rap! Ik zet de kar voor de deur en gij werpt er alles in wat ge maar wilt hebben! "             

" Vlees! ," besliste ze vlug, "en paté, hesp, zalm, pil­chards en sardienen! Dàt in de eerste plaats! En koffie, suiker, condensmelk! "...Groenten kon ze missen, daarvan stond er genoeg in de hof...       

Na een korte aarzeling roffelden de conservenblikken in het karretje, dat al vlug dreigde te bezwijken onder de overlast, de fletse fietsbanden beangstigend plat...    

" Stopt! Straks zakt ons kar door z'n poten! Moeder, rijdt gij er rap mee naar huis en haal de Leon uit z'n nest! Dat hij komt met de kruiwagen! Ik sluit de deur en blijf hier waken! ..."         

De mannenfiets van Arthur Birnbaum was voor Marie geen hindernis: ongege­neerd voor haar zoon trok ze haar rokken tot boven haar bleke billen omhoog, zwaaide haar been over het zadel en Joseph duwde haar aan de achterkant van het karretje op snelheid.           

In het aanpalend magazijn lag de reserve beddegoed,  medische uitrusting en geneesmiddelen, wist hij, maar daarvan had Louis hem geen sleutel gegeven omdat er eveneens vergif en andere gevaarlijke producten lagen opgeslagen...Moesten ze later op de dag nog dekens en lakens willen halen, kon hij altijd nog een ruit uitslaan...zonder complexen!          

Tien minuten later kwam Leon op de fiets aangestormd: " Moeder komt achter met de kruiwagen! " Samen laadden ze het karretje weer boordevol ongekende schatten: blikken cornedbeef, ananas, perziken, gedroogde abrikozen. Een paar dorpelingen wilden hun deel van de buit, maar de twee jongens konden hen hardhandig wandelen sturen. Plots schokte de vloer onder hun voeten en ze keken elkaar verbijsterd aan toen vanuit de verte een reusach­tige knal door de lucht schalde en boven de zee driedubbel weer­galmde! Nog een klap, en nog één!        

" Miljaarde, was da! ?"       

Boven Nieuwpoort torenden zwarte wolken....        

" Ik denk dat den Engelsman alle bruggen in de lucht laat vliegen over 't sas en de Veurnevaart: daar was vanmorgen al sprake van op de kaai..."              

" Dan zijt ge er maar op 't laatste nippertje weg ge­raakt! Twee uur later, en ge zat voor de rest van de oorlog in Nieuw­poort gevangen, makker! "         

" Dat ziet ge van hier! Al moest ik over de Geul zwem­men, maar mij hadden ze daar niet gehouden! M'n kop eraf als 't niet waar is! Miljaarde, nee zeg! "     

Moeder kwam zwetend aange­lo­pen met de krui­wa­gen, verge­zeld van haar vrien­din Jetje die ook een karretje voort sleur­de, en vlie­gensvlug laadden ze alles vol.

Ze slaag­den er nadien nog in twee reizen te doen, vooraleer overwel­digd te worden door andere plunde­raars uit de buurt...       

In de overtrokken lucht bromden weer vervaarlijk veel vlieg­tuigen en plots begon opnieuw het schokken en bonken van een bombardement! Geen twijfel mogelijk:  Nieuwpoort kreeg de volle laag! Een vuilgrijze nevel hing over de stad in de verte, en op twee-drie plaatsen woedde een hevige brand. Maar de plunderaars werden door dit duivels inferno eerder opge­jaagd dan afgeschrikt en als door waanzin gedreven sleurden ze de zotste zaken mee naar huis.          

Het langverwachte voorjaarsonweer barstte los,  maar dat deerde de drieste dorpe­lingen niet, en tot laat in de avond sleepte iedereen onder de gutsende regen alles weg wat niet te heet of te zwaar was. Op den duur verdwenen uit de keuken zelfs de potten, de pannen en het keukengerief in de richting van de 'Lekkerbek'...

Toen plots het gerucht als een lopend vuurtje rondschoot dat de eerste Duitse troepen in Westende-bad binnenreden, vonden de laatste plunderaars het toch geraadzaam de plaat te poetsen om niet door de barbaren te worden opgepakt en standrechtelijk doodgeschoten ! Veel was er tenandere niet meer te halen : van de riante schoolkolonie 'Les Marchevins' , ex-hulphospitaal van het Belgisch leger , bleef enkel nog een lege eierschelp over...


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
30-11-2012, 00:00 geschreven door jaakmaes
Reacties (0)
Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 27/11-03/12 2017
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Inhoud blog
  • Deel 400
  • Deel 399
  • Deel 398
  • Deel 397
  • Deel 396

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!