woorden lopen met opgetrokken schouders
in bange tijden
ze durven zelfs geen zin maken
en blijven binnenhuis in holen van papier
ze klinken amandelbitter
woorden worden zelfs anders uitgesproken
als de stilte met afgehakte handen op hun lijf plakt
ze worden nog anders geschreven ook
in de lente dragen ze hoofddoeken
ik heb er fotos van gezien
en dikke jassen trekken ze aan als het winter wordt
dit om de zijwind niet te horen
die fluit naar giechelende meisjes op de fiets
woorden trekken zich terug in donkere torens van kathedralen
hun inkt een verroeste nagel
die woeste stieren in de balken krast
woorden planten zich ondergronds voort
en zoals bloemen en gele vlinders
durven ze wel eens kreunen
als ze door de pantservoertuigen van de leugen
tot letters worden verpulverd
of door hooggelaarsde spionnen worden verkracht
tot de eerste klank
maar eens komen zij terug
samen met de zang van duizend merels
scherp als de rand van een conservenblik
morgen begint de tuin uit zijn neus te bloeden
|