Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
13-03-2006
GM GEWASSEN KUNNEN HET BODEMLEVEN VERSTOREN
Een artikel uit The Fruit Grower,
het Engels vakblad voor de traditionele fruittelers heeft mij sterk getroffen.
Er staan zeer behartenswaardige zaken in.
GM Gewassen kunnen het Bodemleven
verstoren
Stephan
Timmermans van Lucel HorticulturalinThe Fruit Grower March 2006
Recent heeft de EU beslistGM (Genetic Modified: genetisch gewijzigde)
gewassen toe te laten. Zeer dikwijls worden nieuwe ontwikkelingen aan ons
voorgesteld als goed nieuws en als hulp voor de telers om problemen te
overwinnen.
Plagen en ziektes zijn voor de telers een grote
uitdaging omdat deze een grote weerslag hebben op opbrengst en kwaliteit.
Velen van ons leven in de mening dat
plagen en ziektes niet te vermijden zijn.
De beste vraag die men zichzelf kan stellen als deze
problemen zich voordoen is :
Waarom tast dit insect of deze schimmel
mijn gewas aan?
Is het om mij een kwade periode te
bezorgen? Of zou het kunnen dat ik iets verkeerd heb gedaan?
De natuur heeft simpel haar eigen manier om ons te
vertellen wat er gaande is.
Botritis
Als je bijvoorbeeld kijkt naar botrytis in aardbeien
is het interessant om te zien dat de Elsantas van kweker A al gaan rotten na
één vlaag en dat deze van kweker B zelfs na 10 regendagen nog niet rotten. Is
dat omdat B meer spuit?
Helemaal niet. Het ligt aan
de goede plantenvoeding.
Zolang als de teler zorgt voor voldoende
voedingsstoffen om de plant in evenwicht te houden, kan botrytis de plant niet
infecteren.
Regelmatige bodem en bladanalyses kunnen hierbij
helpen.
Overmaat aan nitraten (stikstof) zorgen wel voor een
donkergroen en weelderig bladerdek, maar voor waterige vruchten, die meteen
geïnfecteerd geraken.
De sleutel voor goede, stevige vruchten is een
gezonde, evenwichtige voeding.
In Nederland heeft een onderzoeker een GM aardbei
ontwikkeld die resistent is tegen botrytis.
Het is ongelukkig dat, in plaats van naar een
duurzame oplossing te streven, genetische modificatie van een plant voorgesteld
wordt als een manier om plagen en ziektes op te lossen.
Vervolgt
Genetische
Modificatie
Genetische modificatie is het kunstmatig veranderen van de genetische
opmaak van organismen (planten of dieren): GGOs:
Genetisch Gewijzigde Organismen. Via ingewikkelde laboratoriumtechnieken
worden hierbij stukjes DNA van één organisme gebruikt, om eigenschappen van een
ander organisme te veranderen. Synoniemen voor genetische modificatie zijn
genetische manipulatie, gentechnologie, recombinant DNA-techniek, genetische
transformatie en moderne biotechnologie.
De theorie zegt dat het alleen gaat om het inbrengen
van een stukje erfelijk materiaal, een gen. Ongelukkiglijk is dit niet het
geval.
Dr Anne Clark van de Universiteit van Guelph in
Ontario, Canada heeft hiernaar veel onderzoek verricht en zegt het volgende:
Ik wil duidelijk maken dat de problemen niet noodzakelijk liggen in de mate van
de genetische verwantschap tussen donor en gast. Dezelfde problemen doen zich
voor bij organismen van dezelfde soort (species). Aldus alhoewel het veel
ingrijpender en meer verstorend lijkt een gen te nemen uit een vis en dit
bijvoorbeeld in te planten bij een tomaat - zijn de neveneffecten , die volledig onvoorspelbaar zijn en daarom in
potentie gevaarlijk, dezelfde, onafgezien vanwaar het gen komt.
Het doel is dus met opzet een gen in te brengen in het
genenstel van de ontvanger.
Hierbij speelt het
toeval een rol, welke methode van inbrengen men ook gebruikt.
Men weet niet welk chromosoom op welke plaats
ingrijpt in de andere chromosomen.Men
weet ook niet hoeveel kopieën van een bepaald paketje in een bepaalde cel
zullen geraken. Dit kan één zijn, maar ook tien.
Deze zaken maken een heel verschil, niet simpel om een
bedoelde trek tot uiting te doen komen, maar ook bij een onverwachte zaak, of bij
niet tot uiting komen, of bij nog andere zaken, zonder verband."
Onlangs bezorgde
Eddy Vets mij een jong exemplaar van de Wassenberger
perzik. Als je naar de pruimenproefdagvan de Nationale Boomgaardenstichting gaat,
is Eddy steeds de man van dienst.
Hij heeft
dit ras al een tijdje en ondervond dat deze perzik duidelijk minder krulziekte
gevoelig is.
Krulziekte
is een specifieke ziekte bij perziken waarbij de bladeren in het voorjaar
aangetast worden door een schimmel. De bladeren zwellen
rood-geel verkleurend en getorst op en vallen daarna af. Bij nat weer kunnen
erg veel bladeren aangetast worden. Voor de boom betekent dit een serieuze
verzwakking. De nieuwe bladeren die daarna gevormd worden blijven wel gaaf.
In
Nederlands Limburg is dit een bekend perzikras. Het komt van net over de grens
in Duitsland. Wassenberg ligt tegen Mönchen-Gladbach en onder Roermond. Het zijn smakelijke vruchten, witvlezig en ze rijpen
half september; net als de Reine de
Vergers, waarvan ze veel weg hebben.
Beide
rassen komen tamelijk zaadvast terug uit gezaaide stenen.
Gisteren
kwam de werkploeg van de Nationale Boomgaardenstichting de
laatste verplantingen doen met het oog op de verbreding van de piste voor het leggen
van de bijkomende aardgasleiding.
Met
het koude weer van de laatste weken is de groei wat afgeremd.
Aldus heeft het nu nog verplanten meer kans op succes. Men zorgde voor een
goede wortelkluit en de bomen werden daarenboven flink teruggesnoeid.
Deze tip las ik
gisteren in de mailgroep tuinieren op het seniorennet.
Echt het doorgeven
waard.
Kneepje met
As uit Grootmoeders Tijd.
Plantuien en sjalotten kiemen vrij snel, terwijl de beworteling nog vrij los
zit.
Dit jong groen wordt ook opgemerkt door de vogels en het gevaar is groot dat ze
de bolletjes uit de grond trekken.
Om deze schade te vermijden leg je over elke bol een hoopje as van de open haard
of kachel. Deze as isoleert ook én bevordert het kiemen. Als het groen
verschijnt, zitten de uien al goed vast in de grond.
Scoebidoe
Dit lospikken maak je inderdaad geregeld mee.
Met een hoopje houtasse worden de jonge pijpjes
iets meer gecamoufleerd en is de bewortelingsteviger.
Bovendien is ui dankbaar voor wat extra
kalk en kalium (potas).
De laatste
dagen eten we kalkoen. Nu schieten er nog een mannetje met twee wijfjes over.
Mijn bedoeling is die straks te laten broeden. Ik heb gelezen dat kalkoenen
goede broedsters en moeders zijn. Wait and see.
In
vergelijking met de klassieke witte kalkoenen, die ik enkele jaren kweekte voor
de eindejaarsfeesten en waarvan er soms nog zeer weinigen de eindmeet
bereikten, was er vorig jaar maar een van de jonge bronskalkoenen bezweken. Bronskalkoenen hebben een zwart met wit
verenkleed.
Rond hun
hok in de pruimenboomgaard heb ik een bijkomende afsluiting gemaakt. De beesten
slapen nooit in het hok maar boven op de nok.
Het net van
de fruitkooi kwam van pas. Ik was blij met de hulp van Miel Van Der Auwera,
eveneens compostmeester en Veltlid om het net erboven aan te brengen.
Aleide
heeft uit de diepvriezer de rode bessen van de Cornus Mas opgediept. Vorig jaar
droegen de kornellebessen als nooit te voren. Wat wordt het dit jaar? Zijn die
ook beurtjaargevoelig?
De vruchten
gaan uitstekend bij vlees. Als zoetstof komt er een scheutje ahornsiroop bij.
Binnen een
paar weken staan de bomen weer in hun goudgele kleurenweelde.
Mijn kippen
kunnen hun werk niet meer doen en blijven verstoken van menige lekkernij. Voor een deel zorgen ze bij ons voor het biologisch
evenwicht.
In november
zaten we ver genoeg van de vijver in Zoerselbos, maar nu met de algemene
ophokplicht
Tot voor
een paar dagen waren ze nog druk doende met krabben en pikken aan de voet van bomen
en struiken, op zoek naar eieren, larven, wormen en insecten.
Over Kippen als
Opruimers schreef ik vorig jaar op 2 november.
Van André Hendrickx-Fruitbomen bracht ik ook 2 Paters - West-Vlaams voor zwarte bessen - mee.
ANDEGA
Andega is
een ras van het Institut National de la Recherche Agronomique (INRA) te 49071 Beaucouzé
Cedex France.
Het is een
kruising tussen Noir de Bourgogne en Öjebin.
Plant:
Groeikrachtig,
half opgericht - half open.
Sterke
resistentie tegen meeldauw.
Bloeit
eerder laat. Dit is een voordeel om lentenachtvorsten te ontlopen.
Vrucht:
Rijpt toch
tamelijk vroeg.
Middelgrote bessen: 0,65 - 0,9 gram. Vergelijk:
Titania: 1,1-1,25; Ben Connan: 1,2 1,59 en Ben Sarek: 1,3 1,59.
Vast, zuur, veel aroma, goede smaak.
Voor verse consumptie en confituur.
BONA
Dit ras werd ontwikkeld in het Poolse Onderzoeksstation Brzezna teSkierniewice.
Kwam in de handel in 1992.
(Tussen haakjes: Polen is het land met de hoogste productie van zwarte
bessen).
Plant:
Gemiddelde
groeikracht. Eerst opgaande groeiwijze, dan breder wordend. Vroege bloei. (Een
nadeel bij lentenachtvorst).
Sterk tegen
bladziekten.
De
Proeftuin voor Houtig Kleinfruit stelde wel een hoge gevoeligheid vast voor
luizen en spint.
Vrucht:
Grote
bessen; zeer vroeg rijpend, goede, milde smaak.
De Proeftuin voor Houtig Kleinfruit te Tongeren , in
zijn 27ste Jaarverslag (Gegevens betreffende 2004) geeft zijn mening
als volgt: een
Pools ras waarvan de bessen uitzonderlijk goed smaken, bleek extreem gevoelig
voor luizen en spint.
Van André Hendrickx-Fruitbomen te Stabroek bracht ik ook nog 2 Poolse frambozen mee:
Pokusa en Polka. Beiden herfstframbozen.
Beiden komen van het Onderzoeksstation Brzezna teSkierniewice. Beide rassen zijn het werk van
J. Danek.
POKUSA
Dit nieuwe
ras is het resultaat van meervoudige kruisingen met: Autumn Bliss, Hertitage
(een late herfstframboos), Rubus odoratus en Rubus occidentalis.
Introductiejaar:
2001
Vrucht:
groot tot
zeer groot, gemiddeld vast, rood tot donkerrood, wat dof. Rijpend in augustus,
zoals Polana, een vorig ras van hetzelfde onderzoeksstation. Gemiddelde vatbaarheid
voor rot.
Plant:
Groeikrachtig;
rechtop groeiend met gekromd uiteinde; niet zo productief als Polana, maar veel
grotere vruchten. Matig vatbaar voor het Mosaic virus.
POLKA
Vroegrijpende
herfstframboos (iets na Autumn Bliss). Het ras werd bekomen uit open bestuiving
door Autumn Bliss.
Introductiejaar:
2001
Vrucht:
Gemiddeld
tot groot; glanzend rood, langwerpige, conische vorm, vast (belangrijk voor de
bewaarbaarheid), kleine vruchtkorrels, uitstekende, zoete smaak, aromatisch, eerder sappig.
De vruchtsortering is opvallend goed (weinig kleine vruchten). Rijpt 10 dagen
voor Polana.
Relatief
lage vatbaarheid voor rot.
Plant:
Gemiddelde
groeikracht, zoals Polana. Vormt minder, maar gelijkvormige, stevige, stengels
met stekels.
Relatief
lage gevoeligheid voor wortelrot en Mosaïc virus.
Productief.
Teelt:
Zeer gemakkelijk. Behoeven geen steun. Enkel
in +/- januari stengels tot tegen de grond afknippen.
Herfstframbozen
groeien, bloeien en geven vruchten in hetzelfde jaar.
(Worden ze niet afgeknipt, dan geven ze nog wat vruchtjes in de volgende
zomer ( zoals de gewone tweejaarse zomerframbozen), maar dan groeien de nieuwe
stengels veel minder goed uit en brengen eveneens beduidend kleinere vruchten
voort. )
Uit
de jarenlange vergelijkende proeven op de Proeftuin
voor Houtig Kleinfruit te Tongeren bleek Polka de interessantste herfstframboos en wordt dit ras als nummer één aanbevolen voor de
beroepsteelt.
Gisteren kon ik via
André Hendrickx Fruitbomen te Stabroek deze nieuwe, Zwitserse framboos
bekomen.
Dit ras werd door Peter Hauenstein in zijn kwekerij
Edelobst und Beeren te 8197 Rafz/Schweiz ontwikkeld.
Het is een kruising tussen Malling M en Chilcotin.
De rasnaam is eigenlijk Rafzmach.
Elida is de commerciële merknaam.
Peter Hauenstein ontwikkelde ook de appel Rubinette.
Een lekkere appel, maar veel te schurftgevoelig voor de liefhebber.
Van hem komt ook de kruising tussen een Nashi en een
gewone peer: Benita. Die gaat nu
zijn derde groeijaar in. Dit jaar verwacht ik weer vruchten. In het jaar van
aanplant liet ik een paar vruchten hangen om de smaak te kunnen beoordelen.
Deze viel mee.
Planteigenschappen:
De groei is middelsterk; middellange, vaste
zijtakken. Vormt veel uitlopers. Eerder dunne takken.
Het ras is
vrij resistent tegen wortel en stengelziektes.
De rijpheid is zeer vroeg: tweede helft juni. (In
Zwitserland).
Men zegt dat de vrucht met zijn helle kleur zeer
aantrekkelijk oogt, maar over de smaak wordt niet gesproken!
Als troeven voor de huistuin heeft men
het over de robuustheid, de hoge opbrengst en de vroege rijpheid, voor de grote
vakantie.
Cultuur:
Planten op 40-50 cm in de rij. Per lopende meter 8 à
10 stengels laten staan. De overtallige van zodra ze 20 -30 cm hoog zijn
wegknippen. Vormen anders veel te veel takken.
Vanmiddag
kwamen de projectverantwoordelijken van Fluxys ter plaatse kijken.
Beslist
werd van op de as van de eerste leiding aan de oostzijde 8,5m aan te houden. Deze
strook is reeds beschikbaar.
Aan de
westkant wordt dat 4,5 m.
Dit
betekent dat ook de 2 de rij van de bramen en braambozen (Dit zijn kruisingen
tussen braam en framboos, waarvan de interessantste vertegenwoordiger de Taybes
is.) dient verplant te worden.
Verder
10-15 Blauwe bessen en nog wat ander kleinfruit.
Verder moet
de kwee Champion, de Reinette Blanche , die ik van het eerste Congres van Les
Crocqueurs de Pommes te Montbéliard (Frankrijk) in 1987 meebracht en de Reinette
de Chenée nog overgeplant worden.
Het zijn
niet te grote bomen en de Nationale
Boomgaardenstichting zal dit deskundig doen, met zon groot mogelijke
wortelkluit.
Het doel hiervan is een regelmatige verdeling van
energie door de gehele plant te verkrijgen, teneinde
daardoor de kwaliteit en de opbrengst te verbeteren.
Uit ervaring weten we dat de boom in de jeugdfase
het krachtigst groeit.
In de productiefase is er meer evenwicht
tussen groei en vruchtbaarheid. Maar zoals we verder zullen zien, dient ook
hier wat gesnoeid.Deze groei en
vruchtbaarheid laten het in de ouderdomsfase steeds meer afweten en dan
trachten we meer prikkelend te snoeien om nieuwe scheutvorming te bekomen.
Het groeiproces verloopt met grote wetmatigheid.
De eerste die dit duidelijk onderkende was Vöchting.
De naar hem genoemde groeiwetten maken ons duidelijk
hoe door de onderlinge stand van de takken de energie over de boom wordt
verdeeld.
De
Groeiwetten van Vöchting:
Als 2 even lange en even dikke takken op de harttak
staan
- en ze
maken dezelfde hoek,dan groeien ze even
hard.
- indien ze
een verschillende hoek maken, dan groeit de steilste tak het hardtst.
- indien
deze op verschillende hoogten staan, dan groeit de hoogste tak hethardst.
Als 2 takken op dezelfde hoogte staan en dezelfde
hoek maken, maar verschillen in dikte, dan groeit de dikste tak het hardst.
Als 2 gelijke takken op verschillende afstand van de
harttak staan, dan groeit de tak die het dichtst bij de harttak staat het
hardst.
Hierop aansluitend herhalen we
De
Snoeiregels van Koopman:
1.De
grootste totale lengte van één plus tweejarig hout te samen wordt
verkregen als niet wordt gesnoeid.
2.De
grootste hoeveelheid groei wordt verkregen als 70 % van de
scheut
wordt afgesnoeid.
3.De
grootste verdikking van de scheut wordt verkregen als van de scheut de helft of
iets minder wordt afgesnoeid.
4.De
groei is het sterkst aan de toppen van de scheuten.
5.De neiging
tot verlenging neemt af en de bloemvorming neemt toe
naarmate
de stand van de takken horizontaler wordt. Appel mag men
zelfs iets
door het horizontale buigen.
Doch
hierbij moeten we letten op de inplanthoek van de tak.
Staat deze
steil ingeplant dan blijft de groei sterk, ook al buigen we
de tak
zoveel mogelijk horizontaal.
Deze
takken staan dikwijls op ruggen. Deze takken kan men
wegsnoeien.
Doch de meer schuin ingeplante takken laat
men ongesnoeid. Deze
buigt men
wel horizontaal, waardoor de lengtegroei wat afgeremd
wordt ten voordele
van de vorming van vruchttakjes met
bloembotten.
Een goed
groeiende boom geeft echter te veel bloembot. Dit is zeker
het geval
na een beurtjaar, een jaar zoals we in 2005 kenden.
Zonder
ingrijpen zal de boom te uitputtend bloeien en te
veel, doch
te kleine vruchten voortbrengen en daarbij te weinig energie
overhouden voorde vruchtzetting in 2007.
Verwijder wat
vruchttakken. Knip takken met te
veel
bloembotten door of knip een deel van de bloembotten weg.
Ik begin
met de slecht belichte takken in de broek van de boom weg
Met de hoofdingenieur van Fluxys werd destijds voor
het leggen van de gasleiding een versmald tracé afgesproken en contractueel
vastgelegd. Het tracé loopt dwars door onze fruittuin; voor zover we weten de
rijkste aan fruitvariëteiten in Vlaanderen.
Bemiddelaar A. Wauters en expert A. Lamberts hadden de
best mogelijke oplossing uitgewerkt voor
de verplaatsing van de unieke fruitverzameling.
De Nationale Boomgaardenstichting had de bomen tijdens
de winter van 2005 voorbereid op de verplanting en in de herfst samen met het Kleinfruit verplant.
Aldus lag de piste klaar om de gasleiding in te
graven.
Groot was onze ontzetting toen op 16 februari 2006 bleek dat nu een veel
breder tracé was aangeduid, zonder ons
medeweten.
Bij de twaalf meter tekende men nog 5,5
meters bij dwars door de boomgaard.De nieuwe strook moet dienen om de uitgegraven
aarde te deponeren. De eerste afspraak was dit op een andere plaats te doen.
In die strook staan 25 van onze waardevolste bomen en
heel wat kleinfruit. Een onoverkomelijke aanslag.
Aan de oostkant neemt men nu een meter minder; doch
aan de westzijde schuift men een 6 tal meter op.
Men heeft bij het herzetten van de afbakening, die
gebeurde zonder dat wij het wisten, niet alleen de strook verbreed, maar ook een
meter naar het westen verschoven. Dit betekent een bijkomende meter kaalslag.
Op 16 februari hebben wij samen met de bemiddelaars
vastgesteld dat men aan de westzijde bij de eerste opmeting anderhalve verder
moest afgebakend hebben.
In deze anderhalve meter vallen slechts 3 bomen en praktisch
al het resterende kleinfruit; hoofdzakelijk de lange rij bramen-braambozen en
een 15 tal, allemaal verschillende blauwbessen.
De laatste afbakening betekent een verwoesting van de
tuin over de ganse lengte, op zijn beste groeiplaatsen. De bomen, allemaal verschillende variëten, zijn
in volle dracht en verscheidene, speciale
rassen werden persoonlijk in het buitenland aangeschaft.
De werken vangen aan begin volgende maand
maart!
WIJ ZIJN WOEST.
We vinden een dergelijke handelswijze van de firma
Fluxys ongehoord.
Welke rechtsmiddelen hebben wij om ons
hiertegen te verzetten?
Aleide en ik volgen nu het 3 de en laatste jaar Esperanto
Ik beschouw mezelf niet als de meest ijverige leerling, maar sta toch te kijken hoeveel je op zo'n korte tijd opsteekt. Bij een andere taal is dit niet mogelijk.
Hieronder geven we de onverdachte mening van een Engelse prof betreffende een gemeenschappelijke taal voor het toekomstige Europa
ENGELS OF ESPERANTO ALS GEMEENSCHAPOPELIJKE TAAL IN EUROPA?
Over die vraag volgt hier de
opinie van John C. Wells, hoogleraar in de fonetiek aan de Universiteit van
Londen.
Esperanto
De gebruikers van het Esperanto hebben bewezen - en bewijzen elke dag
opnieuw - dat er een andere weg is. Als een ontworpen taal, gebaseerd op
Europese wortels maar verregaand gestandaardiseerd, biedt het Esperanto het
voordeel dat het veel gemakkelijker te leren is dan etnische talen. Een eeuw
van effectief gebruik in tal van landen heeft bewezen dat het een levende,
functionerende taal is en niet het één of ander studeerkamerproject. (Het is
nog steeds niet algemeen geweten dat Esperanto een echte taal is waarin
honderdduizenden mensen met elkaar spreken: elkaar ontmoeten, trouwen en
kinderen groot brengen.)
Daarom betekent het Esperanto een eerlijke oplossing voor het probleem. Het
Esperanto behoort niet toe aan een bepaalde natie of etnische groep - het is
ieders eigendom op gelijkwaardige wijze. Het geeft aan geen enkele taalgroep
een overwicht over alle anderen. Het is ongetwijfeld oneindig veel eerlijker
dat 100 % van de wereldbevolking een gemakkelijke taal moet leren, dan dat 90 %
een moeilijke taal moet leren, terwijl 10 % - door het stom toeval dat zij
toevallig in een bepaald land geboren zijn - die taal gratis voor niets
krijgen.
Besluit
Het Esperanto verdedigen en naar voren schuiven betekent een radicaal
herdenken van onze houding tegenover het taalprobleem in de wereld. De kracht
van een status-quo is zeer groot - er zijn tal van politieke, economische en
sociale factoren om het huidige gebruik van het Engels voort te zetten. Toch
wil ik er met aandrang op wijzen dat de argumenten die voor het invoeren van
het Esperanto pleiten, op lange termijn sterker zullen blijken. Esperanto
vertegenwoordigt ontegensprekelijk een gelijkere en een efficiëntere oplossing
voor het taalprobleem in de wereld.
De voorbije
paar weken waren helemaal gewijd aan de inrichting van het grotere appartement
van mijn dochter Mieke met Jonas en Yamsi.
Naast de
hulp van vrienden en familie was ik toch het meest inzetbaar voor het effenen
van de muren, het wassen van de plafonds, het schilderen en het leggen van
laminaat, waarbij veel zaagwerk te pas komt. Dat ik het tot een goed einde kon
brengen heeft mij voldoening gegeven.
Nu kan ik
aan het snoeiwerk beginnen. Een werk dat de ganse zomer doorgaat.
Het lijkt
mij interessant mijn inzicht ter zake weer wat op te frissen.
Achtergronden van de
snoei
Snoei kan het best en het meest eenvoudig worden
gedefinieerd als het wegnemen van plantendelen.
Het doel van snoeien in de fruitteelt is
een evenwicht te bewerkstelligen tussen de groei en de vruchtbaarheid.
Andere vaak niet minder belangrijke redenen zijn: de
productie, de grootte en de kwaliteit van het fruit te verbeteren, de gewenste
boomvorm in stand te houden of te herstellen en de groeikracht en de gezondheid
van de bomen te behouden.
In de fruitteelt vormt de snoei dan ook de meest
besproken en toegepaste cultuurmaatregel, vaak zonder voldoende theoretische
achtergrond.
De kennis van de snoei berust nog steeds voornamelijk
op ervaring. Ook die is broodnodig en die moet je zelf verwerven op
snoeidemonstraties. Vele jaren lang was dit een van de best bijgewoonde
initiatieven uit mijn VELTperiode.
De Snoeiregels van
Koopmann
De belangrijke regels die inzicht geven in de groei
van de takken in de boom, maar dan na de snoei,
zijn door Koopmann in 1896 opgesteld.
Als hoofdopzichter van de keizerlijke tuinen in
Duitsland heeft hij verscheidene jaren achtereen proeven gedaan naar de invloed
van de snoei op de lengte- en diktegroei van de takken.
Aan de basis van zijn bevindingen ligt een
belangrijke planteneigenschap, die apicale
dominantie genoemd wordt. Deze eigenschap houdt in dat de top van de scheut
een remmende invloed uitoefent op het uitgroeien van zijknoppen. Hormonen in de
plant spelen hierbij een belangrijke rol.
Door de scheuten te toppen of in te knippen kan de
apicale dominantie worden opgeheven, waardoor de zijknoppen tot uitlopen worden
aangezet. Een goed voorbeeld van een volledig opheffen van deze remmende
invloed is een zogenaamde heksenbezem: een infectie met schimmels doet ter
plaatse alle slapende knoppen uitlopen, waardoor een groot bos fijne scheuten
op één plaats ontstaan.
De apicale dominantie eigenschap is niet bij alle
soorten of zelfs rassen even sterk.
Ondanks dit verschil gelden voor de
hergroei na het snoeien de volgende algemene
regels:
·Hoe
meer een twijg wordt ingekort, hoe krachtiger de nieuwe scheuten. Dit gaat
echter niet meer op wanneer een twijg zover wordt teruggeknipt, dat de verlengenissen
moeten ontstaan uit de slapende knoppen van de twijgbasis.
·De
totale lengte van de tak plus de verlengenis blijft na niet of nauwelijks
insnoeien vrijwel gelijk. Na diep inknippen wordt de totale lengte kleiner .
Sterke snoei remt de groei dus af.
·De
totale scheutgroei, met inbegrip van de zijscheuten, blijft min of meer
constant zoIang niet meer dan 2/3 van de twijg wordt verwijderd. Wordt meer
weggesnoeid, dan wordt de totale lengte minder.
·Het
aantal langloten, maar vooral het aantal kortloten neemt af naarmate verder
wordt ingesnoeid.
·Naarmate
een twijg dieper wordt Ingesnoeid, vormen de nieuwe scheuten minder
vruchtknoppen. In combinatie met de vorige regel betekent dit verschijnsel dat
diep insnoeien van twijgen nadelig is voor de vruchtdracht. Het is echter voor
een goede vormingssnoei veelal onontbeerlijk, want dan wil men vooral
twijggroei.
Op Evenwicht
komt het aan
Tussen de bladeren en de wortels van een boom bestaat
een zeker evenwicht.
Dit blijkt duidelijk als een deel van de wortels
beschadigd is. Door de verstoring van het evenwicht is het aantal wortels te
klein geworden ten opzichte van de hoeveelheid blad en wordt er te weinig water
met daarin opgeloste voedingsstoffen aangevoerd. Het gevolg is dat een deel van
de bladeren verdort of hangt te treuren tot het evenwicht weer is hersteld. (
Denk even aan een grotere, verplante boom.)
Het omgekeerde treedt op als het wortelstelsel intact
blijft, maar een groot deel van de takken wordt verwijderd. Het gevolg is dat
zich veel nieuwe scheuten met bladeren gaan ontwikkelen om de hoeveelheid
groene delen weer op peil te krijgen.
Conclusie: sterke snoei bevordert de scheutvorming: hoe sterker we
snoeien, hoe sterker de nieuwe groei zal zijn.
Bij een dragende boom is het de kunst
evenwicht te bereiken tussen nieuwe scheutvorming en vorming van stevige
vruchtknoppen, vooral op kortloten.
Van de voorbije weekend trip naar Engeland maakte ik
gebruik om enkele bomen aan te schaffen bij Keepers Nursery en Brogdale.
Meridian en Falstaff werden beiden gekweekt door Dr
Frank Alstom aan het opzoekingsstation van East Malling.
Meridian is een kruising tussen Falstaff en Cox Orange Pippin.
Het ras werd geïntroduceerd in 1999.
Het vlees is crèmekleurig, zoet met voldoende zuur,
cox smaak, aromatisch. Middentijdse bloei, productief ras. Pluk midden
september. Te genieten van oktober tot december.
Red Falstaff is een rode mutatie van
Falstaff,een kruising tussen James Grieve en Golden Delicious, in de
handel gebracht in 1986. Smaak: fruitig, gebalanceerd, knapperig, sappig.
Vruchtbaar ras. Bloemen verdragen wat vorst. Heeft wat resistentie tegen
schurft (Een hele tegenstelling met de schurftige moeder Golden Delicious!).
Pluk eind oktober en te genieten tot december.
Om bij Keepers Nursery te East Farleigh te geraken
moet je over een oud, smal bruggetjeover de Medway. Een camion kan er niet over. Voor het overrijden heb je
gelukkig een uitkijk of er geen tegenligger is!
Limelight is een kruising tussen Discovery en Greensleeves door Hughes
Ermen, destijds medewerker op Brogdale.In de handel sinds 2000.
Het is een schurftresistent ras, maar wel
kankergevoelig. Mijn eerste exemplaar is er aan bezweken. De enige
citroengroene vrucht vond ik echter zo lekker dat ik het nog eens wil proberen.
Gage is het Engels voor Reine Claude. De Engelsman
Gages die destijds de Reine Claude, genoemd naar de vrouw van koning Frans I
van Frakrijk naar Engeland bracht, gaf er zijn eigen naam aan.
McLaughlins Gage is een Reine Claude van rond 1840
uit de staat Main in de Verenigde Staten.
Jim Arbury, de fruitman van Wisley Gardens zegt in
zijn boek Plums dat de pruim sappig
is en een excellente smaak heeft and deserves to be more often grown as a
garden cultivar. Rijp begin augustus.
Ik heb gezorgd voor een onder meer met leem verrijkte
grond bij het planten.
Enkele jaren geleden maakte Wouter Tigges, verbonden
aan de universiteit Wageningen mij attent op een artikel over Tijs Visser, een
vroegere fruitonderzoeker bij het I.V.T., het Instituut voor Veredeling van
Tuinbouwgewassen te Wageningen en aldus betrokken bij het ontstaan van de
Elstar, de Nederlandse appel bij uitstek.
Deze heer Tijs Visser, afkomstig van Schiermonnikoog,
het verste van de Waddeneilanden, werd getroffen door de vele gezonde
natuurappels langs de wandelwegen op dit eiland.
Vanaf het
begin der tachtiger jaren begon Tijs Visser deze zaailingen te registreren.
In eerste
instantie was hij getroffen door het gezond
voorkomen: vooral geen of nauwelijks schurftaantasting.
In zijn
jeugd had hij er geen appelzaailingen gezien.
De bomen
die hij nu aantrof waren ten hoogste 30 jaar oud. Tot begin der jaren vijftig
krioelde het er nog van konijnen. Toen sloeg de Myxomatose toe. Ik herinner mij
die plaag van in mijn jeugd. Overal rond en in het Wijnendalebos lagen
rottende kadavers. De drie boswachters hadden hun handen te vol met het
ingraven.
Voordien
werd alles opgepeuzeld door de konijnen. Maar evenzeer speelde mee de grote
groei van appeletende toeristen, die vele klokhuizen wegwierpen.
Slechts een
zeer kleine fractie van de zaailingen zagen kans op te groeien: de sterkste.
Dit wil zeggen vooral bestand tegen de ergste appelziekte: schurft. Minder dan 1
% van de zaailingen van consumptieappels zijn resistent.
Tijs Visser
schat dat er 10.000 pitten uit een paar
duizend klokhuizen nodig zijn om 1 goed groeiende zaailing in het duin te
vinden.
Wat hem
speciaal interesseerde was uit te zoeken of deze appelaars ook in het
binnenland gezond bleven.
Ze werden
geënt op een onderstam en op een paar plaatsen opgeplant in het binnenland. En
wat bleek: de resistentie tegen ziekten kwam er evengoed tot uiting. Hun gezondheid
steunde dus op hun erfelijke aanleg.
Vervolgens
werd hun gebruikswaarde (vooral uitzicht en smaak) getoetst.
Van de
eerst onderzochte appels stak er naar uitzicht en smaak één bovenuit. Hij kreeg
de naam AMBRO. (ZIE FOTO BOVENAAN)
Het
kwekersrecht berust bij de Vermeerderingstuinen Nederland te Horst.
Dit is de
peer die mij veertig jaar geleden voor de streek (zand) aangeraden werd. In het
Broechemse, van oudsher een rijke fruitstreek, groeit het ras nog beter.
Het zijn
struikvormen met korte stammen. Ik heb enkel een ladder nodig om de hoogste
vruchten te bereiken.
Nu genieten
we van de laatste vruchten: wit, zacht, zoet, vrij sappig vruchtvlees. De late
herfstzon van vorig jaar heeft ze extra smakelijk gemaakt.
De vruchten
die ik de laatste jaren oogst zijn duidelijk groter en mooier, sinds ik de bomen
wat beter bemest en van compost voorzie.
Ik zie ook
hoe ze duidelijk baat hebben met het korter snoeien van de vruchttakken. Ik doe
dit meestal net voor de knoppen gaan openbarsten.
Ik laat een
tweetal botten staan. De rest van de tak met meerdere bloembotten wordt weggeknipt.
Aldus wordt verhinderd dat te veel energie verloren gaat in nutteloze bloei en uitputting
van de boom. Jonge scheuten zonder bloembot worden onberoerd gelaten. Volgend
jaar zijn het excellente vruchttakken.
Een boom
geeft vruchten voor de zaden, niet voor het vruchtvlees waarop wij verlekkerd
zijn.
Voor de
natuur komt het niet aan op grote vruchten, maar op veel zaden van een groot
aantal (kleine) vruchten.
Op 12 december schreef ik al een blog
over (ongefilterd) appelsap en darmgezondheid.
Fruitteelt NieuwsBerichten
uit Wetenschap en praktijkVeertiendaags
vakbladSint-Truiden Nummer 01 van 13
jan 2006 bericht over een samenkomst op 6 december jl. te Sint-Truiden georganiseerd door
Fruitbiz.be, de overkoepelende organisatie van de BFV en Veiling Borgloon.
Naar aanleiding van een studie van
3 Duitse universiteiten (München, Bonn en Rheinpfalz) die de gezondheidswaarde
onderzochten van 31 verschillende appelrassen, achtte de organisatie Fruitbiz.be
de tijd rijp om de Belg te overtuigen van de positieve punten van onze
Jonagold.
Dr. Michaela Schmitz-Eiberger van
de Universiteit van Bonn heeft gedurende enkele jaren een uitgebreid onderzoek
gevoerd naar de gezondheidsaspecten van appelen. Zij was tijdens deze
bijeenkomst aanwezig om verdere toelichting te geven bij haar onderzoek.
Tevens was de heer Dirk Lemaître, nutritionist en lector aan de KULeuven,
uitgenodigd om meer uitleg te geven over de verschillende gezondheidskwaliteiten
van Jonagold.
Resultaten
De resultaten van de Duitse studie
leren ons dat Jonagold het allerbeste
scoort bij de secundaire plantenstoffen, gevolgd door Boskoop, Golden,
Rubinette, Berlepsch, Braebum en EIstar.
Secundaire plantenstoffen hebben een antioxidatieve
werking, zij neutraliseren de schadelijke stoffen in het lichaam, de vrije
radicalen, en beschermen zo tegen hart-en vaatziekten en kankers.
In tegenstelling tot primaire
plantaardige stoffen zoals koolhydraten, eiwitten/ mineralen en vetten,
hebben de secundaire plantenstoffen geen voedingswaarde, maar hebben dus wel
een duidelijk grote invloed op ons lichaam.
Volgens
Dirk Lemaître van de KULeuven wisten wetenschappers al langer dat appels
gezond zijn. Maar zij bleken toch verrast door het hoge aantal antioxidanten
in Jonagold. Door slecht eten, vervuiling, stress of ultraviolette stralen
maakt ons lichaam vrije radicalen aan. De antioxidanten neutraliseren
de vrije radicalen. Antioxidanten vindt men vooral in gekleurde groenten en
fruit.
Overigens bevat Jonagold nog meer
heilzame elementen zoals mineralen en spoorelementen, vitamines en vezels. Spoorelementen
bevorderen de aanmaak van de rode bloedcellen en helpen de opname van vitamine
C. Deze vitamine C versterkt het afweersysteem en is goed voor de aanmaak
van bindweefsel. Een gemiddelde appel bevat 24 mg vitamine C; Jonagold bevat 31 mg. De optimale dagelijkse
dosis vitamine C is vastgesteld op 60 mg. Dus met 2 appels heb je je dagelijkse
hoeveelheid vitamine C.
De vezels zorgen voor een goede
darmtransit.
Doel van de
bijeenkomst
Fruitbiz.be BFV en Veiling Borgloon willen met het
propageren van de gezondheidswaarden van Jonagold het ras een duwtje in de rug
geven. Nog steeds maakt Jonagold ongeveer 56
% uit van de appels die in Limburg
worden geteeld.
Verontrustend zijn tevens de
berichten in verband met het overgewicht van de Belgen. De bestrijding van de
gevolgen van overgewicht zullen de volgende decennia handenvol geld kosten.
De promotie van Jonagold, de gezondste appel" kan helpen het
eetgedrag van de Belg te veranderen. Een appel is trouwens een zeer gebruiksvriendelijk
product dat je overal mee naartoe kan nemen en overal kan consumeren.
Een probleem met de Jonagold appelen was dat ze te
vlug hun goed uitzicht verloren in de winkelrekken. Nu kan men er een
flinterdun laagje Smartfresh over aanbrengen, zodat de vruchten er veel langer fleurig
uitzien.
Als liefhebber moet je geen Jonagold aanplanten (te
veel schurft). Je zal veel meer plezier beleven aan deSchone van Boskoop
die wat de gezondheidswaarden betreft, zoals je kon lezen, niet veel moet
onderdoen voor de Jonagold.
Oppervlaktes en productie van zachtfruit in
2004 en 2005
SOORT
Aantal hectaren
20042005
Productie in Ton
20042005
Aardbeien
1900
1900
44.000
42.000
Stekelbessen
4
5
125
95
Frambozen
30
33
230
320
Aalbessen
49
74
1600
2100
Blauwe Bessen
25
45
165
330
Braambessen
8
8
207
240
Andere Bessen
8
-
275
-
Pruimen
96
88
275
400
Kersen
1201
1215
6.400
6.800
Zure (Krieken)
565
565
4.200
4.200
Zoete
636
650
2.200
2.600
·Mij treft de belangrijkheid van de
aardbeienteelt.
·Het kleine areaal van de
stekelbessen. Bij de liefhebbers ligt dit hopelijk anders.
·De opmars van de
aalbessen en blauwe bessen. De uitbreiding van aalbessen gaat
praktisch integraal naar verwerking. Ook de blauwe bessen gaan er sterk op
vooruit.
Ik raad
deze fruitsoort sterk aan bij de liefhebbers. Mijnkleinkinderen zijn er verzot op!
·De teelt van pruimen is op enkele
tientallen jaren enorm achteruitgegaan.
·Dat zure krieken nog zo belangrijk
zijn wist ik helemaal niet. Een liefhebber kan die zonder spuiten niet meer
telen. Eventjes had ik gerekend op het nieuwe, zogezegd resistent Duits ras
Gerema, maar dat bleek een grote misvatting.