Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Voor de fruitliefhebber
16-01-2007
DOREBEZEN GESNOEID EN OPGEBONDEN
Dorebezen gesnoeid en opgebonden
Van het
mooie weer geprofiteerd om in de tuin te werken.
Dorebezen is het Kempisch voor bramen.
Daarvoor
heb ik wel een paar stevige handschoenen nodig.
Toen ik
er aan begon was het nog een kluwen.
Eigenlijk
was het veel eenvoudiger en
werkbesparend geweest als ik eind september, begin oktober vorig jaar de zijstengels
had afgeknipt op een halve meter. Nu zijn dat soms ranken van 3 m geworden. De
top is in de grond gedrongen en heeft al een ferme wortelkluit gevormd. Deze nieuwe
planten kan ik uitdelen.
Ik knip
de zijranken af op ongeveer 30 cm.
De
hoofdrank is nu veel beter te manipuleren bij het opbinden. Ik tracht deze
zoveel mogelijk horizontaal op te binden. De hoogste draad is op 1,8 m. Later
zullen de bloemstengels en daarna de vruchtentrossen hier mooi bovenuit steken,
maar je kan er nog mooi aan. Je loopt geen schrammetje op bij het plukken.
Ik knip
de ranken die gedragen hebben af tegen de grond. Soms zie ik dat men het groene
gedeelte van een oude rank laat staan. Dan ontwikkelt de plant zich minder fel
en bekom je matig ontwikkelde scheuten.Maar ook de vruchten boeten hierbij in.
En wat ik nog spijtiger vind: er schiet te weinig groeikracht over voor het ontwikkelen van forse nieuwe scheuten. Van de regen in de drop.
Deze
braam heeft men twintig jaar terug gevonden te Kingston-upon-Thames in
Engeland.
De
vruchten, vanaf de derde week van augustus, zijn uitzonderlijk groot en bezitten
de stevige bramensmaak die ik al ken van mijn kinderjaren.
Terecht kreeg dit ras de naam Fantasia.
De Royal Horticultural Society gaf er in 1993 haar The RHS Award of Garden Merit aan.
Momenteel ben ik verdiept in het
boek De Mens van Morgen (1998 ) van Dirk Draulans, bioloog schrijver
journalist over zijn bezoek in het oerwoud in de Evenaarsprovincie van Congo,
toen nog Zaire, bij Ellen Van Krunkelsven, bioloog, gespecialiseerd in
Bonobos, de vierde mensapensoort, voor 99 % erfelijk identiek met de
mensensoort.
" Bonobo's zijn voedselspecialisten. Er zijn maar enkele producten van het woud waar ze echt op vallen, en waar ze sterk afhankelijk van zijn. Vele gewone apen
zijn klimmende koeien: ze trekken van boom tot boom en grazen onderweg bladeren en kleine vruchten. De scheikundige
stoffen in hun maag zijn krachtig genoeg om onrijpe vruchten vlot te verteren, iets wat de mens en de bonobo niet kunnen.
Het menu van de bonobo's in het Lomakowoud is
hetzelfde als dat van de verzamelaars in de lokale mensengemeenschappen. De enige groente die ze met grote regelmaat eten, zijn de lookblaadjes van de bofili. Tijdens hun wandelingen en in tijden van voedselschaarste plukken ze de stengels van de Kuumania: een kamerplantachtig gewas waarvan ze het merg en de jonge bladeren eten.
Ze zijn echter vooral op zoek naar
fruit en verkiezen de zoetste vruchten, net als de mensen: inboorlingen én
biologen.
De goede vruchtenbomen zijn echte woudreuzen. De Parinariu, bijvoorbeeld: een kanjer die de bompombo levert, een soort kiwi zonder haartjes met een
pit van een centimeter doorsnee, die
op de grond valt en daar nog twee dagen moet rijpen voor hij de suikerzoete en geparfumeerde smaak krijgt
die hem zo lekker maakt. Een bonobo propt zo'n vrucht in zijn mond, kauwt, zuigt het sap op en spuwt de resterende
vezelbal op de grond, soms vrij ver
van de plaats waar hij de boom vond -
zo zorgt hij meteen voor diens
verspreiding. Een andere voedsel-bron is de
Antiaris
uit de vijgenfamilie, die massaal
kleine bolletjes linkoko voortbrengt. Ellens favoriet is de bonenge van de Anonidiurn: een langwerpige vrucht met dertig grote pitten op een rij in een mangogele brij. 'Het beste wat ik
ooit gegeten heb,' beweerde ze, maar jammer genoeg vonden we er geen toen ik in het woud was."
Het aanplanten van vergeten,
streekgebonden fruitrassen zoals
Court-Pendu, Jefkespeer, Comtesse de Paris en mispels, wordt aangemoedigd in het kader van het in ere
herstellen van het landschap.
Er worden
hiervoor zelfs subsidies vrijgemaakt door de NBS
(Nationale Boomgaardenstichting). Vroeger genoot
Vlaanderen namelijk internationale bekendheid met zijn rijk assortiment aan
fruitsoorten. De 18de en 19de eeuw
kenmerkten zich zelfs door een ware 'perenmanie'. Iedere zelfrespecterende teler trachtte de mooiste, grootste en lekkerste peer te kweken. 1.100 nieuwe rassen
passeerden toen de revue en waren bovendien onderhoudsvriendelijk en ziektebestendig. Momenteel kennen deze
variëteiten een opkomst in de
biologische teelt.
Veel fruitboomgaarden van weleer worden nieuw leven ingeblazen. Vooral de NBS schaarde zich achter dit project en maakte een inventaris op van ongeveer 3.500 hoogstammige rassen, die men in een genenbank plaatste. Ook neemt deze stichting het behoud, de aanplant, studie en promotie van deze oude fruitvariëteiten voor zijn rekening. Meer dan 500 van deze rassen kunnen er worden aangekocht. Ook leveren de
Regionale Landschappen inspanningen om de
identiteit en landschapselementen te herstellen van fruitstreken, zoals de Vlaamse Ardennen en het
Pajottenland. Het herinvoeren van hoogstamboomgaarden en boomplantacties zoals in de Vlaamse Ardennen dragen
daartoe bij. Streekbewoners kunnen
tegen interessante prijzen en met begeleiding en subsidies streekeigen
(fruit)bomen kopen. Ook zijn er heel wat
telers die er een kunst van maken oude streekrassen
terug tot leven te wekken. Een oude krieken-soortPrunus Cerasus, waarvan
het fameuze kriekbier van de abdij
van Affligem werd gebrouwen, kent bijvoorbeeld een tweede jeugd. Deze
noordkriek bleek overigens immuun regen de schimmel Monilia. Succesvolle
grijsaards bij de appels zijn
Reinette Descadre, Reinette de Chênée, Jacques Lebel, Court-Pendu en Kattekop.
Bij peren zijn Légipont, Comtesse de
Paris, Jefkespeer en Dubbel Flip nog best te pruimen. (Bron:
Het Laatste Nieuws)
Wetenschappers in Australië van het Queensland's Department of Primary
Industries and Fisheries (DPI&F) hebben een nieuw pruimenras ontwikkeld met
een aantrekkelijk uitzicht, een heerlijke smaak en met een voor de gezondheid formidabel
gehalte aan waardevolle antioxydanten.
Het ras is ontwikkeld door Dr Bruce Topp, de hoofdonderzoeker voor steenfruit
te Applethorpe (Queensland) in 1998 en wordt sindsdien elk jaar geëvalueerd.
Het nieuwe ras werd bekomen door wel 20 kruisingen.
100 g van deze pruim bevat 250 milligram antioxydanten.
Dit is meer dan het dubbele van de gewenste, dagelijkse inname bij een
westerse voeding.
Uit studies bleek dat antioxydanten leeftijdsgebonden ziekten tegengaan en
het verouderingsproces vertragen. Antioxydanten gaan de vrije radicalen tegen
die de cellen beschadigen en tot kanker en hartziekten leiden.
De eigenschappen van dit nieuwe pruimenras (o.a. kwaliteit en groei in
verschillende streken van Australië, bewaarbaarheid en transport) worden nu
verder onderzocht.
Ze worden eveneens uitgetest bij partners van DPI&F in Europa om ook daar
de kwaliteiten te screenen. Waar dit is
weet ik niet. Misschien iemand van de lezers?
Queensland is een streek met wijnklimaat. In ons land zitten we op de grens,
maar of we willen of niet, ook bij ons wordt het warmer.
Ik wou mij vergewissen van de
resistentiedoorbraak bij Reanda, een winterappel uit de RE-rassenreeks van het
opzoekingsstation te Dresden Pillnitz.
Ik informeerde bij de Redactie
van Obstbau, het vaktijdschrift van de Duitse fruittelers.
Ik kreeg volgend antwoord:
Die Schorfresistenz von Reanda geht
auf die Wildart Malus floribunda zurück
und beruht somit auf einem einzelnen Gen, genannt Vf. Diese Resistenz findet
sich in den meisten der schorfresistenten Apfelsorten.
Das Durchbrechen dieser Resistenz
wurde bereits von mehr als 10 Jahren zum ersten mal beobachtet. Mittlerweile
tritt die neue Schorfrasse, die diese Resistenz
überwindet, an vielen Standorten auf. Der Ihre scheint dazu zu gehören.
Deshalb ist Reanda bei Ihnen schorfanfällig.
Eine Resistenz gegen Krebs wird in den Sortenbeschreibungen nicht angegeben.
Daher gehe ich davon aus, dass es bei Reanda zu einem Befall mit Krebs
kommen kann.
Mit freundlichen Grüßen
Dr. Annette Urbanietz
Redaktion OBSTBAU
De schurftresistentie van
Reanda berust op de Malus floribunda, een wilde sierappel, met een specaal gen,
genaamd Vf. Deze resistentie treft men aan in de meeste, schurftresistente
appelrassen.
Het doorbreken van deze
resistentie werd al meer dan 10 jaar terug vastgesteld.
Ondertussen dook dit
nieuwe schurftras op veel plaatsen op.
Uw aanplanting schijnt
daarbij te behoren. Vandaar de schurftaantasting van uw Reanda.
Een resistentie tegen
kanker wordt bij de rasbeschrijving niet aangegeven. Vandaar ga ik er vanuit
dat Reanda bij u kanker kan krijgen.
Vanmiddag
in mijn hemd gewerkt in de tuin en toch nog gezweet.
Ik ben een
pruimenperceel verder aan het ruimen. Rondom de wortels afhakken van de stam en
ze dan een meter ver uitgraven. Meestal strekken de wortels zelfs niet zo ver.
En ik heb
gezelschap van een van mijn kippen. Een mooie, bruine kip. Ze is zo tam dat ik
ze zelfs eventjes kan strelen. Ik ben voor haar de man die de grond open maakt,
zodat ze de pieren maar op te pikken heeft. De andere kippen blijven meer uit
de buurt.
Vandaag
heb ik wel degelijk de myceliumdraden van de honingzwam gezien, doch de
aantasting van de wortels was maar licht.
Op dit perceel ben ik van plan mijn zwarte bessencollectie
over te brengen.
Na een goede 10 jaar is het wenselijk de collectie te
verhuizen naar nieuwe grond.
Uit een artikel van de Fruit Grower, het Engelse
maandblad voor de fruitvakman, Januari 2006.
The other major trends in future production
will come from the increased greening of all
German agriculture, where consumers seek clean fruit
with zero residues on them, whilst demanding better and better flavours to
enjoy.
De andere hoofdontwikkelingen in de toekomstige productie
zullen komen van het groeiende groener
worden van de ganse Duitse landbouw. Consumenten zoeken zuiver fruit, met een nultolerantie
van residuen. Terzelfder tijd zijn zij vragende partij voor steeds betere en
betere smaken.
Op 2 september 2006 (blog 13/09) wandelden we op de NBS-reis naar Engeland in Stourhead. Van Tony Janssen ontving ik een magnifieke fotoreeks. Een van de natuurfenomenen die mij toen sterk trof was de bomenkathedeaal. Tony wist er een zeer geslaagde foto van te maken. Met mijn dank en waardering
In Obst
und Garten van deze maand prijst Hans-Jürgen Franzen uit Bremm aan de Moezel deze
oude peer aan.
Deze
zaailing werd in 1812 gevonden te Montluçon in Frankrijk, vandaar de naam Sucrée de Montluçon.
Dit ras
werd ook beschreven en afgebeeld in Nederlandse Fruitsoorten van 1942. Een
aanduiding dat het ras ook bij ons kan voldoen.
De
middelgrote vrucht weegt tussen de 150 en 250 g.
De steel
is opvallend lang, 3 tot 4,5 cm.
De pel is
groen, later geel met een roodachtige schijn.
Het
vruchtvlees is halfsmeltend en wat grofcellig.
Al in
groene, boomrijpe toestand is de vrucht zeer sappig en smaakt al zeer zoet. Best
te genieten voor iemand die van een harde peer houdt.
Het
suikergehalte bedraagt 78 ° Oe, het suikergehalte van Rieslingdruiven van
gemiddelde kwaliteit!
Zijn
peren (Moezeldal) zijn boomrijp midden oktober. Ze houden tot november.
Daar zijn
boom niet op de zonnigste plaats staat en ook niet op een beste bodem trekt hij
de conclusie dat het ras op een zonnige plaats, op een goede bodem en in een
frisser klimaat ook zal voldoen. Olivier
de Serre is in dat opzicht een moeilijker ras.
De
suikerpeer van Montluçon is een zeer vruchtbaar ras en draagt regelmatig.
Daarenboven
is de ziekteweerstand hoog. Schurftvrij aan de Moezel.
Van Andre
Hendrickx (Stabroek) heb ik gehoord dat hij deze peer vroeger nog in zijn
assortiment heeft gehad.
Vandaag
heb ik een paar van mijn te talrijke Kempische pruimen geveld.
Het zijn
uitlopers van de 2 pruimelaars die ik hier naast de moestuin in 1962 aantrof.
Dat jaar waren de bloemen niet bevroren en was er een rijke oogst van vrij goed
smakende, blauwe pruimen.
Later heb
ik er uitlopers van uitgeplant en er ook tientallen uitgedeeld.
De
laatste jaren waren er geen of zeer weinig vruchten op de bomen die ik vandaag
rooide. Ik schat dat de bomen een goede 25 jaar oud zijn.
Een
hypothese was dat de wortelen konden te lijden hebben van de honingzwam. De
schoenveterachtige draden vielen echter niet te bespeuren.
Deze
bomen moesten hun plan maar trekken en werden niet van compost voorzien.
Bekalking was er nog niet zo lang geleden wel gebeurd.
Een
gebrek aan bemesting is zeker een gedeeltelijke verklaring voor de uitgedoofde
vruchtbaarheid. Pruimen verliezen hun vitaliteit ook veel vroeger dan
appelbomen.
Pruimen, net als peren vragen in zandgrond een rijkelijke
bemesting.
Zonder
onvoorziene omstandigheden komt de container vandaag aan in Douala, de grote
havenstad van Kameroen. Als de douane geen stokken in de wielen steekt gaat hij
de trein op tot Ngaundere, een stad in het midden van Kameroen. Dan moet hij op
een camion om nog 300 km verder naar Going in het droge Noorden te worden gebracht.
De streek
van Ngaundere ligt zon 1000 m boven de zeespiegel en heeft een aangenaam
klimaat. Toen ik er twee jaar terug was, ongeveer deze tijd, plukte men de eerste
avocados.
Avocados groeien aan behoorlijk grote bomen, met een dicht
bladerdak.
Momenteel
komen de laatste peren van Beurré de Naghin en David aan de beurt. Comtesse de
Paris heb ik nog tot eind januari.
Beurré de Naghin heeft
goed gedragen, maar veel peren werden al rot op het ogenblik dat ze moesten
geplukt worden. Ik heb de peren liefst met smeltend, nog zeer saprijk vlees.
Deze peer zou ik eerder iets boven de middelmaat rangschikken. David, een recent Duits ras is nog een
jong boompje. De peren zijn iets slanker, met een groengele pel. Ze blijven
goed gezond. Hier geen uitval. De smaak is slechts middelmatig. Van smeltend
vlees kan je niet spreken.
Comtesse de Paris is dit
jaar echt super. Ze bewaren goed. Er
is echter een maar. Ik heb drie bomen en één ervan staat op de hoek van
mijn plastiekserre (veel afstromend water). Tegen de oogst waren de meeste
peren al gerot. Die uitval begon al volop in zeer regenrijke augustus.
Ik zoek een verklaring
in de geconcentreerde nattigheid aan de voet, met een overdaad van
schimmelsporen als gevolg.
Deze
appel werd door het INRA van Angers (Institut National de Recherches
Agronomique) in 1977 op de markt gebracht.
Het
is een kruising tussen Golden
Delicious (USA) en de franse appel Reinette Clochard.
De
vruchten zijn middelgroot, rond, wat afgeplat, geelgroen en iets beroest.
Het
vlees is vast en sappig, fijncellig met een uitstekende zoet-zuur verhouding,
zeer aromatisch. De appel wordt laat geplukt en is zeer lang bewaarbaar (april).
Het
bloeitijdstip is laat.
De
groeikracht is sterk. De productie zet vroeg in en is hoog. Men raadt als
onderstam M9 aan. Op MM106 zou het ras te fel groeien.
Gemiddelde
gevoeligheid voor ziektes (schurft, meeldauw, kanker).
Zeker een appel voor het verlanglijstje: zeer lekker, zeer lang bewaarbaar, vruchtbaar.
Met deze schilderij 'Vruchten van de Tuin' van de Antwerpse schilder Joris van Son (1623-1667) wens ik ik u via deze weg een gezond en vruchtbaar 2007.
Wat betekent resistent? Resistere (latijn) :
weerstand bieden. Resistentie is geen absoluut begrip. Veel hangt af van al
of niet gunstige omstandigheden. Het ene ras is al resistenter, meer weerstand
biedend dan het andere. Je hebt hebt eenvoudige resistentie: 1 factor, het
VF-gen van bv Malus Floribunda en de meervoudige resistentie.
Zo las ik dat het Tjeckische ras Otava tot
tweemaal toe opgenomen werd in de onderzoeksboomgaard van Wageningen en telkens
afgevoerd werd als te weinig resistent tegen schurft. Mijn exemplaar (op MM106?) bekwam ik
van de Nationale Boomgaardenstichting in 1994. Schurftaantasting heb ik nooit
geconstateerd. Daarenboven is het een zeer smakelijke en zeer goed bewarende
appel tot april.
Het ras is wel vrij beurtjaargevoelig. Maar er is
nog een ander gebrek: het ras (bij mij) is ook zeer kankergevoelig. Gelukkig bleef
tijdens de eerste jaren de aantasting beperkt tot de fijnere takken, die ik
regelmatig weghaalde om te verbranden.
Sinds een drietal jaar worden ook de spiltakken en
stam zwaar aangetast. Zo heb ik na het oogsten dit jaar het sterk aangetaste
bovenstuk van de stam met verkankerde takken drastisch weggenomen. Momenteel
ziet de boom er weer toonbaar uit.
Bij Relinda, een schitterend ras, bleef de
kankeraantasting tot nog toe zeer beperkt. Ook Remo doet het tamelijk
goed, maar dient in het oog te worden gehouden. Rewena kreeg kanker op
de stam, maar wist zich toch behoorlijk te herpakken. Mijn grootste
ontgoocheling betreft het Re-ras Reanda (2003 op M 26). Al dadelijk
bleek een erge schurftaantasting; het jaar daarop de erge stamkanker. Ik heb
een tak overgeënt.
Afwachten wat het wordt. De moederboom is kapot. Reanda geldt als een ras
met meervoudige resistentie! Het kan nog altijd zijn dat ik een verkeerde
boom gekregen heb bij de Duitse boomkwekerij Herr in Meckenheim, nochtans een
Mekka voor de boomkwekerij.
Ik zag ook veel te veel kanker op mijn Pinova,
ooit een resistent ras, maar nu sterk schurftgevoelig, alhoewel de schurft dit
jaar nog meeviel.
Wat de rassen van Hugh Ermen betreft: Winter Gem,
op M26, geplant in 1998 gaf tot nog toe haast geen vruchten. Er zijn wel
verzachtende omstandigheden: de boom werd in het voorjaar 2005 eerst voorbereid
op de verplanting, wat inhoudt het afsteken van wortels voor de verplanting in
de herfst. Dit jaar is de boom nog aan het herstellen van de verplanting. De
jongste rassen Limelight en Scrumptions blijken bij mij sterk
kankergevoelig. Red Devil heb ik nog maar een jaar staan en blijkt nog
gezond, in tegenstelling met beide voornoemden, die al dadelijk sterke
kankeraantasting vertoonden.
Ecolette blijft een zeer
gezond ras. In al de jaren (geplant in 1999, onderstam MM 111) heb ik ooit maar
1 klein takje met kankeraantasting weggeknipt.
Nog een ras dat kapot ging aan kanker was het
eerste (?) resistente, Franse ras van Delbard Querina Florina.
Erno Eersels van de NBS is er
stellig van overtuigd dat resistente rassen een grotere vatbaarheid voor kanker
vertonen.
Van de 17 in Pomologia vermelde,
resistente rassen, bekoort mij dit ras het meest.
Al af te leiden uit de Re (van resistent) is dit ras eveneens
afkomstig van het Institut für Obstforchung van Dresden-Pillnitz.
Sinds 1996 in de handel.
Herkomst: kruising tussen Clivia en een
schurftresistente Malus floribunda (sierappel).
Groei: zwak
tot middelsterk, opgaande groeiwijze. Naast de nog niet doorbroken resistentie
tegen schurft, ook weinig meeldauwgevoelig en weinig gevoelig voor bacterievuur.
Bloei:
middenvroeg tot middenlaat, goede pollen, bestuiving door de meeste Rerassen en
nog een hele boel andere. Bloemen weinig vorstgevoelig. De dracht zet vroeg in
en is regelmatig.
Vruchtkwaliteit: middelgrote
appelen, matrood op witgeelgroene ondergrond.
Goede
tafelappel, De smaak is zoetzuur met een mild aroma, sappig, vast, knapperig
vruchtvlees. Suikergehalte: 12,2- 16,4% Brix. Appelzuren: 7,4-9,9 g/l.
Pluktijdstip:
eerste helft oktober. Eetrijp van december tot april/mei
(Dit is
een eigenschap die mij zeer sterk bekoort!)
Al
een paar dagen krijg ik bezoek van de Groene Specht. Hij
komt snoepen van een
achtergebleven appel.
Voor het raam
van de computerkamer staan tussen het huis en de schuur een paar
appelbomen, Er onder liggen nog enkele vruchten. De merels krijgen er
nu een forse concurent bij, een groene specht.
Gisteren leek
het rood van de kop meer uitgesproken. De vogel vandaag heeft een
rode bovenkop en rode nekveren. De zijkant van de kop is zwart,
inbegrepen de zwarte snorharen: een wijfje, Bij
het mannetje zijn die rood, wat de meer roodgekleurde indruk geeft.