Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
29-07-2009
Muizen
Muizen
In Kortessem woonde een jongetje dat muizen kon maken. Zijn vader vreesde dat de jongen misschien behekst was, en nam hem daarom op bedevaart naar Kortenbosch. Onderweg kwamen ze voorbij een tarweveld, waarbij de vader uitriep: "Wat een mooie tarwe!" Daarop zei de zoon: "Als ik het wil, dan is die tarwe helemaal verbrand wanneer we terugkomen." "Nee, dat mag je niet doen", zei de vader, "maar ik wil weleens weten of jij werkelijk zulke dingen kan!", en hij gaf zijn zoon een busseltje tarwe en vroeg hem of hij dat kon verbranden tegen de tijd dat ze terugkwamen.
Op de terugweg zagen ze reeds van ver dat het busseltje tarwe inderdaad helemaal zwartgeblakerd tussen de groene tarwe stond. De pastoor heeft de jongen opnieuw gedoopt.
Een vrouw zette 's avonds voor de alvervrouwtjes de wasteil klaar, met vier kleine kopjes ernaast.
Twee nieuwsgierige knechten boorden een gaatje in het plafond, zodat ze de dwergvrouwtjes 's nachts konden bespieden.
Eén van de knechten zag door het gaatje hoe de alvervrouwtjes de was deden. De andere knecht sprak toen ongeduldig: "Mag ik ook eens kijken?" De alvervrouwtjes hadden het echter gehoord en één van hen zei: "Blaas dat lampje eens uit!", waarop een ander door het gaatje blies.
De alvermannetjes woonden in een spelonk van de Bolderberg. Gewoonlijk kwamen ze 's nachts in het donker de werkjes van de mensen opknappen. Op een middag zuchtte een vrouw uit Wellen echter: "Ik wou dat de alvermannetjes onze was kwamen doen!" Onmiddellijk na deze woorden stonden er drie alvermannetjes bij de wasteil. De dwergjes hadden slechts enkele minuten nodig om alles te wassen. Daarna sprak één van de alvermannetjes tot de verbaasde vrouw: "Wij hebben jouw werk gedaan omdat je het ons had gevraagd. In ruil willen wij nu je dochter. Je mag je dochter alleen houden indien je binnen drie dagen mijn naam kan raden." Omdat iedereen diepbedroefd en wanhopig was, besloten ze naar de spelonk van de alvermannetjes te gaan om de naam van die ene dwerg te achterhalen. De eerste dag zoeken leverde geen resultaat op. Tegen de avond van de tweede dag hoorde men in de spelonk echter iemand zingen: "Ik heet Kwispeltore-Kwispeltuit, morgen trouw ik met mijn bruid!"
De dochter, die de hele tijd wanhopig zat te huilen, was gered. Toen de alverman de volgende dag opdook om zijn bruid te komen halen, sprak hij: "Je mag nu driemaal naar mijn naam raden, en als je niet kan zeggen hoe ik heet, dan neem ik je dochter mee." Toen de ouders de eerste en de tweede keer opzettelijk een verkeerde naam noemden, dacht de alverman al dat hij gewonnen had. De derde keer zeiden ze echter: "Je heet Kwispeltore-Kwispeltuit!" Daarop riep de alverman: "De duivel heeft het jullie gezegd!", en rood van woede verdween hij door het sleutelgat.
Heksen verschijnen in allerlei gedaanten om de mensen te bespioneren of ziek te maken. Als je een heks wil volgen op een bezemsteel, let dan goed op wat je precies zegt... Heksen herkennen is niet moeilijk; kruis haar voetspoor, strooi zout in de pap, verwond een heksendier...
Op de hoeve van X stond een boer met zijn knecht in de stal, toen hij op de heide plots een vuurman zag lopen. "Zal ik eens fluiten? Hij is toch nog ver", zei de knecht, en hij floot naar de vuurman.
De boer en de knecht waren nog maar net binnen, of de vlammen sloegen reeds tegen de deur. De knecht en de boer waren erg bang geworden, en de oude Y sprak tot hen:
"Al wat rust, moeten jullie met rust laten!" Na een tiental minuten vertrok de vuurman weer.
Vuurmannen en dwaallichtjes waren vaak landmeters die tijdens hun leven niet goed hadden gemeten; en zo waren er veel!
In Kozen stond een hoeve waar het zo erg spookte dat niemand er 's avonds durfde voorbijlopen. De boer die er vroeger woonde, kwam na zijn dood in de buurt van de hoeve spoken. De ene keer werd hij vergezeld door twee honden die ogen hadden zoals vuur. De andere keer reed hij rond in een geestenkoets die werd getrokken door vier paarden.
Soms liep hij helemaal in het zwart gekleed van het kasteel van Wijer tot aan het kerkhof van Kozen. Op een nacht werden de mensen wakker van het geluid van de koets. De geestenkoets stopte bij de hoeve en er stapten wel tien mensen uit.
De mensen zijn naar binnen gegaan en hebben in de hoeve een groot feest gehouden.
Uiteindelijk heeft men een pater laten komen, die hem voor negenennegentig jaar heeft verbannen naar een woestenij in Alken.
In het kanaal huisde vroeger een waterduivel die men vaak hoorde blazen en bruisen. Wat later lagen in het water tientallen dode vissen, waarvan niemand durfde te eten.
Wanneer de vader van X uit Loon kalveren ging kopen, logeerde hij vaak bij een boer in Sint-Truiden.
Toen hij daar op een dag weer was, vond hij dat de boerin er erg bedroefd uitzag, en hij vroeg: "Wat is er aan de hand?" De boerin begon te huilen en vertelde: "Elke nacht worden we gewekt door een slag op de poort. De koeien en paarden zijn dan losgemaakt, waardoor we een heel uur nodig hebben om de dieren te vangen en weer vast te binden. Daarom hebben we besloten om te verhuizen. De boer heeft aan vijf dappere mannen gevraagd om hier een nacht te komen waken."
Die nacht hielden vijf mannen de wacht op de boerderij. Ze speelden een kaartspel tot vijf vóór twaalf, en bereidden zich dan voor op wat komen zou. Om middernacht weerklonk er een luide slag. Alle ramen en deuren vlogen open en er kwamen zes in het wit geklede heren binnen met een draagberrie waarop het lijk lag van de vroegere bewoner van de boerderij. De vijf wachters, onder wie één is gestorven van angst, maakten zich gauw uit de voeten.
De volgende dag kwam een pater de hele boerderij overlezen tot het zweet van zijn gezicht droop. Na afloop sprak hij tot de boerin: "Ik kan de geest niet wegkrijgen, maar ik zal een andere pater laten komen." Enkele uren later kwam er een klein, uitgemergeld patertje, dat vriendelijk sprak: "Boerinnetje, we zullen die geest hier eens wegsturen zodat je weer rust hebt."
Het patertje zat een hele tijd in de boerderij te bidden en sprak toen tot de boerin: "Je moet nu niet meer bang zijn, want de rust is werdergekeerd. Ik zal de geest meenemen en hem verbannen naar een plaats waar hij zon noch maan ziet." regio : Voort verzamelaar - F. Beckers -
De kaboutertjes waren kleine mannetjes die in ruil voor voedsel het werk van de mensen deden. Soms kwamen de kaboutertjes echter ook ongevraagd. Er was geen enkele manier waarop de mensen ze konden buitensluiten.
Omdat de mensen dat beu werden, heeft men de laatste zeven kaboutertjes in een klooster in Genk opgesloten. Zo zijn ze uitgestorven.
Bij een gezin dat naast het kerkhof woonde, was er een kindje gestorven. Zoals de traditie voorschreef, versierde men het graf van het kindje met papieren bloemen. Elke keer wanneer de ouders de papieren bloemen zagen, waren ze zo ontroerd dat ze bijna stierven van verdriet.
De oude grootvader wilde het lijden van de ouders wat verzachten door 's nachts de papieren bloemen van de grafsteen te halen. Toen de grootvader 's nachts de bloemen had weggenomen, kon hij echter de uitgang van het kerkhof niet meer vinden. Hij doolde de hele tijd rond en kwam steeds weer voorbij het graf van het kind.
Toen het bijna ochtend was, besloot de grootvader om de bloemen toch weer op het graf te leggen.
Daarna vond hij de uitgang van het kerkhof onmiddellijk.
Een jongen van veertien bracht veel tijd door met zijn vriend X, met wie hij zijn Communie had gedaan. Op een dag zag X de vuurman, die als een grote vuurbol door de bomen vloog.
Tegen beter weten in, floot X naar de vuurman om hem te tergen. X kon nog net op tijd naar binnen lopen en de deur achter zich dichtslaan.
De volgende ochtend stond er een grote zwarte hand op de deurpost gebrand.
Een meisje wiens moeder was gestorven, sliep 's nachts alleen in huis. Op een nacht zag het meisje haar moeder voor haar bed verschijnen. Aanvankelijk dacht het meisje dat ze gedroomd had, maar toen het elke nacht gebeurde, werd het kind toch bang.
Het meisje ging te rade bij een pater, die haar vroeg: "Heb je je moeder wel een hemd aangetrokken voor ze begraven werd?", waarop het meisje "Neen" antwoordde.
De pater sprak tot haar: "Wanneer je moeder nog eens verschijnt, dan moet je een hemd over haar heen gooien."
Toen het meisje dat had gedaan, bleef het spook weg.
De familie X, die in een witte hoeve woonde, zette 's avonds altijd de was buiten, samen met een kom pap. In ruil voor de pap kwamen de alvermannetjes het werk doen.
Op een nacht besloot de nieuwsgierige boer echter door het sleutelgat te kijken om de alvermannetjes te zien. Eén van de dwergjes zei plots: "Blaas die kaars eens uit", waarop een ander door het sleutelgat blies.
Op een ochtend zat Nol bij een brug te vissen. Plots hoorde een man uit een naburig huis een hels lawaai.
De man snelde naar buiten en zag nog net hoe Nol door een zwarte gedaante naar beneden werd getrokken. Later op de dag heeft men het lijk van de visser uit het water gehaald.
Nols ogen stonden nog wijd opgengesperd van angst.
In Vechmaal hadden de alvermannetjes grote ondergrondse gangen gegraven. Een vrouw uit Engelingen-molen liet de alvermannetjes vaak haar was doen in ruil voor een bord pap.
De vrouw was zo nieuwsgierig naar de alvermannetjes dat ze besloot om 's nachts eens een kijkje te nemen bij deze dwergen. De alvermannetjes merkten haar echter op en waren woedend. Ze bonden de handen en voeten van de vrouw vast en sleepten haar naar de eendenstal.
In de buurt van de sluis in Weert huisde een waterduivel. Wie daar ging zwemmen, werd onder water getrokken. Zo is X bij de sluis verdronken. Later is die waterduivel met een schip meegegaan.
Een meisje pochte altijd tegen haar vriendinnen dat ze nergens bang voor was. Op een dag waren die vriendinnen dat zo beu dat ze het meisje weleens wilden op de proef stellen. De vriendinnen daagden het meisje uit om 's nachts drie keer rond de kerk te lopen en elke keer met haar hand op de kerkdeur te slaan.
Het meisje nam de uitdaging zonder aarzelen aan. Toen ze voor de tweede maal rond de kerk had gelopen, zag ze echter een witte schim op het kerkhof. In de overtuiging dat het één van haar vriendinnen was, die haar probeerde bang te maken, liep het meisje recht op de schim af en trok het witte laken weg.
Toen het meisje terug bij haar vriendinnen kwam, vernam ze echter dat niemand onder hen was weggeweest. Het meisje was zo ontzet van angst dat ze onmiddellijk naar de pastoor ging. Die gaf haar de raad om het laken terug te brengen en voor haar eigen veiligheid een pasgedoopt kind mee te nemen.
Na lang smeken kreeg het meisje van iemand een kindje mee. Toen het meisje op het kerkhof kwam, zag ze het geraamte van haar eigen moeder. Toen ze het laken naar het spook gooide, sprak het: "Als je dat onschuldig kind niet had meegebracht, dan zou ik je verscheurd hebben."
Het meisje was zo geschokt door deze uitspraak dat ze uiteindelijk van verdriet gestorven is.