Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
09-11-2009
Pastoor tovenaar
Pastoor tovenaar - tovenaars -
Pastoor Xelen van Beek was op een dag langs de familie Youma en de familie Zalven naar Weert gegaan. Toen de pastoor 's avonds terugkwam, ontmoette hij twee mannen.
De mannen wilden de pastoor beroven van de zilveren gespen op zijn schoenen. De jammerklachten van de pastoor negerend, begonnen de mannen de gespen los te maken.
Daarop sprak de pastoor: "Wie zit, blijft zitten en wie staat, blijft staan."
De pastoor vertrok en liet de mannen onbeweeglijk achter. Wat verderop kwam de pastoor iemand tegen, die zei: "Je moet eens tot daar gaan; daar zijn twee mannen vastgenageld aan de grond",
waarop de pastoor antwoordde: "Zeg maar tegen de mannen dat ze kunnen gaan".
Xelina werd opgehangen omdat ze samen met de bokkenrijders schoenen had gestolen en omdat ze gestolen sjaaltjes voor de bokkenrijders had verkocht.
Toen men de vrouw naar de galg voerde, droeg ze een pruik, waardoor iemand zei: "Hé Xelina, hoe past je pruik je nu?"
Op het moment dat Xelina werd opgehangen, stonden er zelfs schoolkinderen toe te kijken, net zoals dat bij Yanick het geval was toen die op de heide van Bree aan de galg werd gehangen.
Seppe van het kasteeldomein van Wermerbos beschikte over bijzondere krachten. Hij bezat heksenboeken, die hij in Maastricht had gekocht. Seppe kon muizen maken van een handvol aarde of keitjes. Seppe kon ook voorspellingen doen.
Aan de mensen die samen met hem op het veld werkten, zei hij soms: "Vandaag is het eten aangebrand." of "Vandaag krijgen we pap."
Omdat die voorspellingen altijd uitkwamen, geloofden sommigen dat Seppe een relatie had met de meid. Op een dag zat Seppe in de herberg, waar hij een haan liet komen en het dier gebood op een stoel te staan en te zingen.
Bij één van zijn vrienden die op het kasteeldomein van Ridderborn werkte, had men last van een rattenplaag. Toen Seppe bij de knecht in de paardenstal kwam, liet hij de vervaarlijk kijkende ratten één voor één uit de kribbe komen, waaruit de paarden aten. Tot de laatste rat, die een felle blik in de ogen had en halfweg probeerde terug te keren, sprak Seppe: "Vooruit, jij ook!"
Vanaf dat ogenblik had de knecht geen last meer van de ratten. 's Nachts zag men vaak hoe Seppe tot één of twee uur bij kaarslicht zat te lezen in de boeken die hij altijd bij zich droeg.
De pastoor had al meermaals gezegd: "Je moet die boeken in het vuur gooien", waarop Seppe gedwee antwoordde dat hij het zou doen. Omdat Seppe de volgende dag toch altijd weer met zijn boeken rondliep, stuurde de pastoor een pater naar hem, die hem na lang praten wist te bekeren.
Seppe liet zich overlezen en beloofde iedere donderdag in Hasselt naar de H. Sacramentsmis te zullen gaan.
Deze keer meende Seppe echt wat hij zei, want hij stond zelfs toe dat de pater zijn boeken verbrandde. Sindsdien leidde Seppe een bijzonder godsvruchtig leven en ging hij elke week naar de mis.
Toen Seppe dood was, heeft het toch nog gespookt op het kasteeldomein.
's Nachts hoorde men vaak geluiden op de zolder en op het dak, maar wanneer men ging kijken, was er niets te zien.
Uiteindelijk hebben de kasteelbewoners boete gedaan in Scherpenheuvel, waarna de rust in het kasteel is teruggekeerd
Een man die in een veld langs de weg zijn schapen aan het hoeden was, zag in de verte een leger aankomen.
Omdat de schaapherder bang was dat de soldaten hem zijn schapen zouden afnemen, veranderde hij de dieren in mesthopen.
Toen één van de soldaten vroeg: "Wat heb je daar?", antwoordde de herder: "Mest". De soldaat zei: "Oh, dat zullen we maar laten liggen", en hij ging verder.
Toen de herder de mesthopen echter weer in schapen wilde veranderen, lukte dat niet.
Ten einde raad is de herder het leger achterna gelopen en hij heeft de soldaat om genade gesmeekt.
Toen de herder terugkwam bij het veld, stonden zijn schapen er weer.
Een blinde man die zich in een holle boomstronk had verborgen, luisterde het gesprek van een wolf, een beer en een vos af. De vos zei: "Wie in dit water komt, zal beloond worden", waarmee de wolf instemde.
Daarna zei de beer: "Een blinde die met dit water zijn gezicht en zijn handen wast, zal weer kunnen zien", ook dit vond de wolf goed.
Toen de dieren weg waren, kroop de blinde uit de boom en waste zijn gezicht en handen met het water. Wonderbaarlijk genoeg kon de blinde inderdaad zien.
Omdat de man had gehoord dat de koningsdochter ook blind was, trok hij naar het paleis. De koning geloofde niet echt dat de man zijn dochter haar gezichtsvermogen zou kunnen teruggeven en hij zei:
"Als jij dat kan, dan mag je in mijn plaats koning worden!" De man bracht de koningsdochter naar het water, waardoor ze kon zien.
Toen de bokkenrijders 's nachts bij de familie van Xander kwamen stelen, was de meid van angst onder het bed gekropen.
Een bokkenrijder van Opoeteren herkende de vrouw en gooide een deken over haar heen, zodat de anderen haar niet zouden zien. Toen de nieuwsgierige meid stilletjes rondgluurde, herkende ze alle bokkenrijders.
De rover van Opoeteren fluisterde: "Blijf nu onder het deken zitten, want anders moet ik je doodsteken."
Diezelfde nacht kwam bij de smid die om drie uur al aan het werk was, een man binnen die stamelde: "Attattatte ... Xander, weet je het al, vannacht hebben ze bij Yanus gestolen!"
Daarop antwoordde Xander: "Dan, ben jij er zeker ook bij geweest, want ik zie nog zwarte vegen op je gezicht."
In een huis werkten twee knechten. Naar jaarlijkse gewoonte werd er ter gelegenheid van Driekoningen een koning gekozen, die aan zijn vrienden een fles jenever moest geven.
De koewachter van de hoeve werd uitgedaagd om in Hern-St.-Hubert een fles jenever te gaan kopen. Niemand wist echter dat de jongen een mestvork had meegenomen.
Zodra de koewachter was vertrokken, verkleedde één van zijn vrienden zich met een koeienvel en ging op de hoek van het veld staan.
Toen de koewachter de vreemde verschijning zag, vroeg hij: "Ben jij van God of van de duivel?"
Omdat de vriend de koewachter bang wilde maken, antwoordde hij: "Van de duivel!" Daarop sloeg de koewachter zonder het te weten met een mestvork zijn vriend de schedel in.
Om die tragische gebeurtenis te gedenken, zette men op die plaats een kruis, dat het 'Duivelskruis' werd genoemd.
Een man was 's avonds laat nog bij een smid in Gelinden.
Wanneer de man naar huis vertrok, zei de smid: "Ga niet langs het Paardskerkhof in Engelmanshoven, want je weet toch dat daar een veulen rondloopt dat niet deugt."
De man antwoordde: "Ik ben voor niets bang en ik durf wel langs daar gaan."
Toen de man op het Paardskerkhof liep, sprong er echter plots een weerwolf op zijn rug. De poten hingen over zijn borst en leken op die van een veulen.
De man heeft de weerwolf moeten dragen tot hij thuis was. Daarna ging de man in zijn bed liggen, waar hij is gestorven van angst.
Op een boerderij werkten twee knechten. Eén van de knechten stond 's nachts altijd op, trok een vel aan en liet zijn kleren achter. Wanneer de knecht terugkwam, had hij steeds koude voeten.
De andere knecht had zijn kamergenoot al verschillende malen bespied en hij besloot een grap met hem uit te halen. Toen de knecht met zijn vel weg was, gooide de andere knecht diens kleren weg.
De knecht met het vel is nooit meer teruggekomen. Indien een weerwolf zijn kleren kwijtraakte, moest hij voor altijd weerwolf blijven.
In het Weerter Broek tussen Beek en Stamprooi had een landmeter het land onrechtvaardig verdeeld.
Tijdens de nacht na Kerstmis kwamen enkele burgemeesters naar het Broek om de zaak op te lossen.
Enkele jongemannen van een boerderij in Beek konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en gingen 's nachts kijken hoe de burgemeesters het land verdeelden. Omstreeks twee uur 's nachts kwamen de jongens terug bij de boerderij.
Eén van de jongens viel flauw en de anderen waren te zeer geschrokken om nog te kunnen spreken.
Nooit hebben ze verklapt wat ze die nacht hadden gezien.
Xavier was een man die vreemde dingen kon. Op een dag kwam Yan de bakker samen met Xavier terug van Hoepertingen, waar ze op de kermis veel plezier hadden gehad.
Onderweg zei Xavier: "Zal ik er eens voor zorgen dat de pannen van het dak vliegen?" Ogenblikkelijk weerklonk er een hels lawaai, toen alle pannen van de daken op en neer bewogen.
Yan de bakker, die dit alles had zien gebeuren, had doodsangsten uitgestaan. Op een dag zat Xavier in een café, toen er een man langs de achterdeur naar buiten ging. Op dat moment ging Xavier langs de voordeur naar buiten.
De andere man was plots elk gevoel van richting kwijt; hij bleef maar ronddwalen in de tuin en kon geen deur of poort meer vinden.
Men vertelde dat Xavier zijn krachten uit een toverboek haalde. De oude pastoor heeft hem dat boek meermaals moeten afnemen, want Xavier wist het elke keer opnieuw te bemachtigen.
Uiteindelijk heeft de pastoor het boek overlezen, het besprenkeld met wijwater en het daarna verbrand. Daardoor verloor Xavier al zijn toverkracht.
Op 15 mei 1917 droomde de Duitse Keizer X dat hij een oorlog voerde met alle omringende landen. Omdat Y de droom niet kon verklaren, liet de Keizer een advertentie plaatsen in de Rotterdamse Courant. Een man die beweerde de droom te kunnen verklaren, werd de volgende dag door twee sergeant-majoors bij een herberg in Henis opgehaald en naar de Duitse Keizer gebracht. De man verklaarde de droom van de Keizer als volgt: "Duitsland zal in een oorlog achtereenvolgens Frankrijk, Rusland en Engeland overwinnen. Daarna zal Duitsland een oorlog voeren tegen Amerika". Toen de Keizer zei: "Dan zal ik ook een oorlog voeren tegen België", stond de man recht en sprak: "Ik ben Napoleon Bonaparte. Mijn soldaten zijn gevallen in Waterloo. Die van u zullen vallen bij de Ijzer." Daarop stuurde de Duitse Keizer de man prompt weg.
Op de hoeve van Xander in Vrijhern zat de boer met enkele vrienden te wachten tot de merrie haar veulen zou werpen.
Ondertussen speelden ze met de kaarten en dronken ze jenever. Toen de jenever op was, daagde de boer zijn knecht uit om in Hern-St.-Hubert een nieuwe fles te gaan kopen.
Zodra de knecht was vertrokken, ging één van de mannen met een stierenvel op zijn rug bij het Duivelskruis staan. Op de terugweg schrok de knecht door de vreemde verschijning die hij voor de duivel aanzag.
Hij sloeg met zijn mestvork zijn vriend de schedel in.
Xander van Niel bezat een boekje waarmee hij heksen kon doen blijven staan alsof ze aan de grond waren genageld. Op zekere dag stond hij met enkele vrienden buiten en zei: "Daar komt een heks aan. Zal ik ze eens doen stilstaan?" Toen de heks voorbijkwam, las Xander enkele woorden in zijn toverboekje waardoor de heks bleef staan als een paal.
Vervolgens stak de heks haar vuist uit en sprak: "Xander, Xander, dat zal u nog zuur opbreken!"
Datzelfde jaar stierven bij de familie Zuipen - dat was de familienaam van Xander - vier van de beste melkkoeien.
Alle heksen van Niel waren boos op Xander. Toen Xander ging sterven, wilde dat maar niet lukken.
De pastoor kon hem niet helpen. Hoewel Xander nooit iemand kwaad had gedaan, bezat hij een boekje met bijzondere krachten, die de pastoor niet kon wegnemen.
Daarom heeft men een heilige pater laten komen, die Xander van zijn krachten kon bevrijden door het boekje te verbranden.
Een man uit Velm zat met vrienden bier te drinken.
Toen de politie er aankwam om het gezelschap te arresteren, verzekerde hij zijn vrienden dat ze zich geen zorgen hoefden te maken.
De politiemannen vond niets anders dan kachels in de herberg, en keerden van een kale reis terug.
De man had zijn kunsten uit speciale boeken geleerd. Hij kon bijvoorbeeld ook tegen de muur op lopen of een glas omdraaien zonder dat er een druppel uit liep.