Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    06-01-2011
    nieuwsgierig héDe dwaasheid van de zeven zusters
    De dwaasheid van de zeven zusters
    - De legende van de Siete Pecadas -
    Lang geleden leefde er eens een rijk echtpaar op het eiland Panay in de Visayan Archipel. Ze hadden zeven wonderschone dochters. De meisjes hadden alles wat hun hartje begeerde. Ze hadden mooie kleren, juwelen en allerlei spullen om zichzelf mee te vermaken. Ze hoefden niet te werken. Hun dienstboden wisten wat ze wilden hebben zelfs voordat ze er om vroegen. De meisjes werden ijdel en egoïstisch. Ze lachten om de gewoonten van de mensen uit hun eigen stad. Ze praatten alleen met anderen om hun nieuwe kleren en spullen te laten zien. Hun vader was ontstemd door de manier waarop zijn dochters opgroeiden. Hij besloot ze een tijdje te laten wonen in een klein huis dat gebouwd was op de oevers van een brede rivier. Hij dacht dat frisse lucht en het eenvoudige plattelandsleven de gewoonten van zijn dochters zou veranderen. Hij verbood hen om de andere huisjes aan de rivier te bezoeken. Hoewel ze klaagden leken de dochters toch gelukkig te zijn bij de rivier. Ze leken te genieten van het zwemmen, varen en vissen. Wat hun vader niet wist, was dat ze enkele jonge mannen van de andere huisjes ontmoeten. Deze mannen waren net zo verwend als zijzelf, en de gewoonten van de dochters werden slechter.

    "Ik geef een feestje terwijl mijn ouders weg zijn," zei Froilan, één van de vrienden, op een dag. "Waarom komen jullie niet."

    De meisjes keken elkaar aan. Hun vader zou het nooit goed vinden. Het was Inez, de oudste, die antwoordde: "We zullen voorzichtig moeten zijn. Niemand mag ons horen vertrekken. We zullen over de tuinmuur klimmen met de ladder die de tuinman gebruikt bij het snoeien. Na het avondmaal, op zondag." Ze richtte zich tot een van de jongens: "Wil je ons hier ophalen, Froilan?"

    Na het avondeten op zondag kwamen de meisjes bij elkaar in Inez kamer. Ze trokken hun feestkleren aan en glipten één voor één het huis uit via de achterdeur. Voorzichtig en rustig klommen ze over de tuinmuur. Niemand merkte dat de wind uit een gevaarlijke hoek kwam, of dat de wolken door de lucht joegen. De meisjes waren niet gewend aandacht te besteden aan iets anders dan zichzelf.

    Toen ze bij de rivier kwamen stond Froilon al op hen te wachten met een bootje. Niet één van de zusters dacht er aan om naar het water te kijken. Als ze dat wel hadden gedaan dan hadden ze kunnen zien dat de modder van de rivier omhoog werd gespoeld door de golven en dat de stuurman moeite had om de boot te besturen. Maar Froilan's stuurman kende de rivier goed en hij bracht hen veilig naar de andere kant. "Het water is hoog," waarschuwde Froilan's stuurman met gedempte stem. Maar Froilan veronachtzaamde zijn waarschuwing.

    Toen de zeven mooie zusters op het feest aankwamen waren alle ogen op hen gericht. De mensen fluisterden met elkaar, zich hardop verbazend wie zij nu waren en waar ze vandaan kwamen. Zangers brachten hun een serenade. Jonge mannen vroegen hen ten dans. Het ijdele gekakel van de meisjes vulde weldra het hele feest. Ze genoten van alle aandacht. Niet één van hen dacht aan de tijd. Ze hadden niet opgemerkt dat het harder was gaan waaien. Hoewel het begon te motregenen bleven ze nog steeds op het feest. Toen de wind begon te loeien en het harder begon te regenen besloten de zusters pas op het laatste moment dat ze naar huis wilden gaan. Ze renden naar de rivier, waar het bootje heen en weer werd gegooid op de golven. "Wij moeten hier blijven," schreeuwde Froilan, want ondertussen bulderde de wind en sloeg de hevige regen in hun gezichten. "Het is te gevaarlijk om nu de rivier over te steken." - "Maar vader zal er dan achter komen dat we weg zijn!" schreeuwde Inez. "Nee, we moeten nu gaan. Vader mag er niet achterkomen. Als je ons niet over wilt zetten, laat ons dan je boot lenen. We zullen vannacht naar huis roeien."

    De zeven zusters klommen in de boot, en Inez en Catalina grepen naar de roeiriemen. Maar de wind was te sterk. De storm woedde in volle kracht, en ze konden nauwelijks zien in de regen. De boot stampte en deinde en de meisjes konden niets anders doen dan zich vastklampen. Plotseling schreeuwde Inez. Maar het was te laat! Een halve seconde later kwam er een golf die hun boot door de lucht deed vliegen. De meisjes werden in het woeste water gesmeten en meegevoerd naar zee. De lichamen van de zeven zusters zijn nooit gevonden.

    De tijd verstreek. Het verhaal was bijna vergeten. Op een morgen, vele jaren later, ontdekte een visser zeven kleine eilandjes in de zee. Hij had deze eilandjes nooit eerder gezien. Toen herinnerde hij zich het verhaal van de zeven zusters. Hij keek nogmaals. Ieder eiland was gevormd naar het gezicht van één van de meisjes die omgekomen waren in de storm. Sinds die tijd heten ze Siete Pecadas (zeven zonden).

    De mensen van Iloilo (de grootste stad van het eiland Panay) geloven nog steeds dat de eilanden zijn gemaakt uit de lichamen van de zeven zusters. Op sommige nachten kun je vreemde geluiden horen die van de eilanden komen. Velen zeggen dat het het gelach en gebabbel is van zeven egoïstische en domme zusters die niet wisten thuis te komen vanwege de regen.


                                              * * * Einde * * *
    Bron : - "The girl who fell from the sky" Klassieke legendes uit de Filipijnen, naverteld door: Maria Elena Paterno.
               Vertaald door Karin Bruggert (Stichting Beleven).
               - www.beleven.org

    06-01-2011 om 00:13 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (16)
    05-01-2011
    nieuwsgierig héBroer vos en broer konijn
    Broer vos en broer konijn
    - Een Afro-Amerikaanse fabel over een listig konijn -
    Broer vos en broer konijn waren vroeger de beste vrienden. Zij gingen overal samen naar toe, zelfs als ze op vrijersvoeten waren. De vos had in een dorpje vlakbij een vrouwtjesvos opgemerkt en broer konijn ging altijd met hem mee op bezoek bij haar. Maar toen de vos verkouden was, ging het konijn alleen naar het vossinnetje.

    In werkelijkheid was broer konijn een beetje jaloers op de vos. Toen ze samen zaten te praten, hadden ze het over broer vos. "Oh, die vos," zei broer konijn, "ik ken hem vrij goed. Hij is mijn beste paard. Als ik ergens naar toe moet, zadel ik hem op en rij als een heer." Het vossinnetje was zeer verbaasd, maar broer konijn hield vol dat de vos zijn paard was. Toen bedacht het konijn dat hij maar niet zo moest opscheppen, anders zou de vos misschien boos worden.

    En inderdaad, de vos was boos. Nauwelijks was hij hersteld of hij ging op bezoek bij het vossinnetje. Daar hoorde hij alles wat het konijn over hem verteld had. Woedend rende hij naar het huis van het konijn, klopte op de deur en zei: "Broer konijn, kom naar buiten!"

    Broer konijn stond al te wachten op de vos. Hij vroeg met een klein stemmetje: "Wat wil je, broer vos?"

    "Ik wil je spreken!" gromde de vos boos. "Ik hoorde dat je gezegd hebt dat ik je paard ben."

    "Dat is niet waar," zei broer konijn zachtjes. "Zoiets heb ik niet gezegd." Broer vos was al een beetje gerustgesteld. "Als het niet waar is, ga dat dan maar vertellen aan mijn vriendinnetje," zei hij.

    Broer konijn begon te snikken. "Ik wil dat wel, mijn vriend, maar ik kan het niet," zei hij. "Gisteren ben ik gevallen en ik kan nauwelijks lopen. Maar als je me zou willen dragen op je rug, zou ik kunnen gaan." De vos wilde het zo snel mogelijk in orde maken met het vossinnetje, dus hij gromde: "In orde, kom op, ik zal je er heen brengen."

    Broer konijn kwam naar buiten, keek naar de vos en zei toen bescheiden: "Zo gaat het niet. Vos, zo kan ik je niet vasthouden. Als je een zadel op je rug hebt en teugels, dan heb ik iets om vast te houden." De vos wilde het konijn zo snel mogelijk naar zijn liefje brengen, dus gromde hij: "In orde, als het niet anders kan, maar schiet een beetje op."

    Dat hoefde je het konijn geen twee keer te zeggen. Vlug haalde hij een zadel uit de stal. Toen het konijn ook een zweepje had gepakt gingen ze op weg. Even later kwamen ze bij het dorpje waar het vossinnetje woonde. De vos stopte en zei: "Kom eraf broer. We gaan te voet verder. Ik draag je niet meer."

    Maar broer konijn stapte niet af. Hij sloeg met zijn zweep de vos zo hard, dat hij er pijlsnel vandoor ging en niet stopte voordat hij in de tuin van het vossinnetje was. Broer konijn sprong eraf en maakte de teugels aan het hek vast en ging naar binnen.

    "Nu zie je het," zei het konijn tegen het vossinnetje, "dat ik niet gelogen heb en de vos echt mijn paard is. Kijk maar naar buiten!"

    Het was waar. De vos sprong heen en weer in de tuin. Op zijn rug zat een zadel en aan zijn kop zaten teugels die aan het hek gebonden waren. Pas toen hij zo hard trok dat de teugels braken, kon hij wegrennen om zich nooit meer in het dorp te vertonen.

    Dit is het verhaal over broer konijn en zijn paard: de vos. Sindsdien blijft het konijn ver uit de buurt van de vos, want de vos is het nog steeds niet vergeten en blijft het konijn achterna zitten als hij de kans krijgt.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Dierensprookjes"
               uitgegeven door Rebo Productions BV, Sassenheim. ISBN: 90 36600 766
               - www.beleven.org
    afbeelding : - Hans Van Halteren

    05-01-2011 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (6)
    04-01-2011
    nieuwsgierig héEen huilende koe
    Een huilende koe
    - Brahma helpt Moeder Aarde -
    De aarde is een levend wezen. Ze heeft geen armen en benen, maar dat heeft een slang ook niet. Ze heeft geen ogen en geen mond, maar dat heeft een pompoen ook niet. Maar zoals een slang en een pompoen toch leven, leeft de aarde ook.

    De mensen, de dieren en de planten wonen op de huid van de aarde zoals er mijten en microben op onze huid wonen. Hele kleine wezentjes die je met het blote oog niet kunt zien. Soms zitten er van een bepaalde soort opeens te veel op je vel. Als dat een kwaaie soort is, krijg je een huidziekte.

    Meer dan vijftig eeuwen geleden had Moeder Aarde zo’n huidziekte. Er zaten te veel kwaaie mensen op haar vel. Het waren duivelse vorsten met oppermachtige legers.

    Moeder Aarde voelde zich er akelig van. Ze zag maar één mogelijkheid om ervan af te komen. Als Visnu haar te hulp zou kunnen komen, zou ze weer gezond verder kunnen leven.

    Moeder Aarde bezit vele wondervermogens. Een ervan is dat ze net als Visnu van vorm kan veranderen. Bijvoorbeeld in een smetteloos witte koe. Als zo’n koe kan ze dan over haar eigen huid heen en weer lopen: over de aarde. En als zo’n koe kan ze haar eigen aarde-gras grazen.

    Toen de duivelse vorsten haar huid bezeerden, veranderde Moeder Aarde zich in een sneeuwwitte koe. Droevig loeiend hief ze haar kop op. Niet naar Visnu, want God was te ver weg. Ze hief haar kop op naar Brahma.

    Brahma is de onderkoning van het heelal. Hij heeft vier armen en ook vier hoofden. In opdracht van Visnu heeft hij de hele wereld geschapen. Hij woont boven in de kosmos op een hemellichaam in de vorm van een lotusbloem. Met onze mensenogen kunnen we hem niet zien.

    Maar Moeder Aarde, die geen mens is maar een godin, zag hem heel goed. Loeiend deed ze bij Brahma haar beklag. Meteen nam Brahma haar mee naar de kust van de Melkzee.

    De andere goden kwamen in een stoet achter hen aan: Siva, Ganesa, Indra, Narada, Varuna, Kuvera en hoe ze allemaal ook mogen heten. Honderden, duizenden goden en andere hemelbewoners volgden de schepper met zijn vier hoofden en Moeder Aarde in de gedaante van een witte koe. Het was een wonderlijke stoet... Aan de kust van de Melkzee bleven ze allemaal staan.

    De Melkzee is een eindeloze plas van licht, waarin Visnu en Lakshmi wonen. Visnu ligt languit op zijn rug op een reusachtige slang, die languit op zijn rug in de Melkzee drijft. Visnu ligt dus op de slangenbuik, die wit is en zacht als fluweel.

    De slang heeft honderden koppen. Al die koppen houdt hij als een parasol over Visnu en Lakshmi heen. Lakshmi zit op de fluwelen slangenbuik aan Visnu’s voeten. Ze masseert ze met haar vier handen.

    De naam van de slang is Ananta.

    Dat betekent: Eindeloze. Je zult wel begrijpen dat hij geen gifslang is. Hij is een honingslang. Uit zijn monden komt geen gif maar honing. Zijn honderden koppen vertellen in alle eeuwigheid honingzoete verhalen over Visnu. En geen twee koppen zeggen hetzelfde: zo veel verrukkelijks is er over God te vertellen. En God maar zalig liggen luisteren naar al die prachtige verhalen over hem. Als we alles zouden proberen op te schrijven wat Ananta’s koppen over Visnu hebben te zeggen, zouden we aan al het papier van de wereld niet genoeg hebben.

    We hebben al verteld dat Visnu in zichzelf vele vormen van God meedraagt; en dat een aantal van ze er anders uitziet dan hij. De slang Ananta is er één van. Ananta is even goddelijk als Visnu zelf. God kan eruit zien zoals hij wil. Hij is almachtig.

    Moeder Aarde en de goden konden Visnu, Lakshmi en Ananta niet zien. Alleen Brahma de schepper zag God. Eerst aanbad hij hem, samen met de anderen. Toen bracht hij hem de klacht over van Moeder Aarde, die haar droevig loeien even staakte.

    Visnu weet alles. Hij kent het verste verleden, hij kent het heden en hij kent de verste toekomst. Als je dat vreemd vindt, weet hij dat je dat vreemd vindt. Hij is immers alwetend. Hij wist dus ook dat Moeder Aarde last van haar huid had. Dat kwade vorsten er met hun reusachtige legers over rondrosten en de gewone goede mensen onderdrukten.

    Maar Visnu liet Brahma helemaal uitspreken, alsof hij nergens van afwist. Dat was zijn goddelijke spel. Toen de schepper was uitgesproken zei Visnu:

    "Luister. Heer Ananta en ikzelf zullen naar de aarde komen. Maar niet zoals we er nu uitzien. We zullen op aarde verschijnen in de gedaante van gewone mensenkinderen. We zullen ervoor zorgen dat we samen geboren worden in de koninklijke familie Yadu.

    "En niet alleen wij tweeën zullen komen. Ook Yogamaya, mijn wonderkracht, zal neerdalen. Zij komt in de gedaante van een meisje.

    "Ook jullie goden zullen in de familie Yadu op aarde geboren worden. En de godinnen. Daal allemaal neer. Met elkaar zullen we de aarde redden van het gespuis."

    Toen Visnu zo gesproken had dankte de witte koe de Heer. Ze liet de Melkzee achter zich. En was de ronde aarde weer.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "De wonderbaarlijke avonturen van Krsna en Balarama" Verhalen uit het Bhagavata Purana.
               Opnieuw verteld voor de jeugd. Uitgevrij Miranda.
               - www.beleven.org

    04-01-2011 om 00:06 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (8)
    03-01-2011
    nieuwsgierig héHoe de dieren op de wereld kwamen
    Hoe de dieren op de wereld kwamen
    - Een scheppingssprookje van de Amerikaanse indianen -
    Lang geleden, toen de wereld nog jong was, leefde het opperhoofd, de Zon, in een tent in de lucht. De hele dag scheen hij en verwarmde de wereld onder hem. De krachtige Napi hielp hem hierbij. Op een dag was Napi eerder klaar dan de Zon. Hij ging bij de bron zitten en rookte rustig zijn pijp. Om de tijd te doden pakte hij een stuk klei en begon het te kneden. Even later had hij een diertje in zijn handen. Hij maakte er nog een en nog een tot hij alle dieren had die nu op aarde leven.

    Napi zette de dieren op een platte steen om te drogen. Toen ging hij weer zitten en rookte zijn pijp. Na een poosje pakte hij het eerste dier, blies erop en zei: "Ga mijn zoon, je bent een bizon en je zult in de bergen leven."

    Hierna pakte hij één voor één de kleidiertjes op, blies erop en zo kwam er een antilope, een hert, een bever, een bergschaap, een das en alle andere dieren. Hij gaf elk dier een naam en vertelde ze waar ze moesten wonen.

    Eén stuk klei bleef liggen op de platte steen. Napi bekeek het en zei: "Ga maar mijn zoon, jij bent een mens en je zult bij de wolven leven!" En zo kwamen de dieren op de wereld en met hen de mens.

    Toen alle dieren een naam en een huis hadden, dacht Napi dat iedereen tevreden was. Maar dat was niet waar. Na een paar dagen kwam Napi weer naar de bron om te rusten. Hij zat net toen alle dieren naar hem toe kwamen gehold om hem te vertellen dat ze niet tevreden waren.

    De eerste die sprak was de bizon en die zei: "Napi, je hebt het niet goed geregeld, we zijn niet gelukkig!" - "Waarom zijn jullie dan niet gelukkig?" vroeg Napi, "ik begrijp het niet, na alles wat ik voor jullie gedaan heb!"

    "Ik kan niet leven in de bergen," zei de bizon, "ze zijn zo steil dat ik niet kan lopen en zo hard dat mijn hoeven pijn doen. Er is ook te weinig gras in de bergen, Napi, daarom kan ik er niet leven."

    Het bergschaap zei: "Napi, ik kan niet leven op de vlaktes, ik kan er niet klimmen en er groeit geen mos om te eten."

    Napi luisterde naar alle dieren, de bizon en het bergschaap, de antilope en de beer, de geit en de wolf. Toen zei hij: "Ik begrijp het, mijn kinderen. Ik zal de wereld opnieuw verdelen tussen jullie. Alle dieren die gelukkig zijn op de vlaktes gaan met de bizon mee, alle dieren uit de bergen gaan met het bergschaap mee. En jij mens, jij mag ook in een gebied leven."

    En zo had Napi de wereld opnieuw verdeeld onder de dieren en ze waren allemaal gelukkig. Alleen de mens nog niet, hij wandelde maar rond en ging naar elk hoekje op de aarde. Daarom kun je nu overal op de aarde mensen vinden.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "Dierensprookjes"
               Uitgeverij: Rebo Productions, Sassenheim, ISBN: 90 36600 766
               - www.beleven.org

    03-01-2011 om 00:05 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (14)
    02-01-2011
    nieuwsgierig héDe zoon van de rechter
    De zoon van de rechter
    - Een oud volksverhaal uit Celebes over de rechtspraak -
    In veel oude volksverhalen uit Indonesië speelt het rijk Antah Berantah op het voormalige Celebes (Sulawesi) een rol en in dit rijk - dat nooit echt heeft bestaan - woonde vroeger een bekwaam rechter die bij iedereen in hoog aanzien stond om zijn rechtvaardigheid.

    De rechter had een zoon die rechtswetenschappen studeerde en later ook rechter wilde worden. Tijdens zijn studie kwam echter bij hem steeds vaker de gedachte op dat rechtspreken niet altijd zonder gevaren was als er een niet rechtvaardige uitspraak werd gedaan.

    De zoon raakte zo in zijn gedachten verstrikt dat hij tot de conclusie kwam dat het niet mogelijk was om een goed rechter te zijn. Hij maakte zich daardoor zorgen om zijn vader en vroeg hem om zijn functie neer te leggen, maar de rechter had daar geen begrip voor en ging gewoon door met zijn werk.

    Dag in dag uit praatte de zoon op zijn vader in om hem te bewegen met rechtspreken te stoppen, maar de rechter weigerde zijn werkzaamheden te beëindigen. Uiteindelijk zag de jongeman in dat de gesprekken met zijn vader vruchteloos waren en besloot te vertrekken, de wijde wereld (Celebes) in. Hij wilde er niet bij zijn als zijn vader in gevaar zou komen als deze een onjuiste uitspraak zou doen in een belangrijke rechtszaak. Met lede ogen zag de rechter zijn zoon vertrekken en hoopte op een terugkeer als de jongen zou inzien dat zijn gedachten niet reëel waren geweest.

    Op zijn reis door Celebes ontmoette de jongen een oude vriend waar hij van harte welkom was en waar hij bleef logeren. Na een paar dagen moest zijn gastheer, een handelaar in alle mogelijke goederen, op reis en hij vroeg de jongen de twee vrouwen waarmee hij getrouwd was, gezelschap te houden en eventueel te beschermen bij dreigend onheil.

    De eerste vrouw van de handelaar had een baby en op de tweede dag na vertrek van de man gebeurde er een drama. De baby werd dood aangetroffen en bleek te zijn vermoord en de moeder, die haar kind zelf had omgebracht, gaf de tweede vrouw de schuld van de moord.

    De moeder van de baby wilde kort na vertrek van haar man, naar een vriend, maar de baby begon te huilen toen zij weg wilde gaan. Nadat zij het kind tot bedaren had gebracht door het wat te eten te geven, wilde ze weer vertrekken, maar opnieuw begon de baby hard te huilen. Ook een derde poging om weg te gaan mislukte omdat het kind begon te schreeuwen. Daarop werd de moeder razend, pakte een grote steen en doodde haar baby.

    De rechter in het dorp kwam er aan te pas en hij vermoedde dat de twee echtgenotes van de handelaar elkaar niet mochten en dat daarom de tweede vrouw de schuld kreeg van de moord op de baby. Deze kreeg dan ook de schuld en werd door de rechter veroordeeld. Maar omdat de veroordeelde in hoger beroep ging, kwamen beide vrouwen voor een andere rechter te staan, die echter hetzelfde oordeel uitsprak. De geschiedenis herhaalde zich keer op keer en de zaak van de moord op de baby kwam negenendertig keer voor. Alle rechters veroordeelden de (onschuldige) tweede vrouw van de handelaar.

    Uiteindelijk kwam de zaak voor de rechter wiens zoon zijn ouderlijke woning had verlaten. Deze stelde het duo tijdens de rechtszitting slechts enkele vragen waaronder de vraag of ze wilden doen wat hij hen zou zeggen. De eerste vrouw ging direct akkoord, maar de andere wilde alleen doen wat netjes en rechtvaardig was.

    De vraag van de rechter was of de vrouwen zich wilden uitkleden, naar een bepaald punt lopen en weer terugkeren, om zich vervolgens weer aan te kleden. De eerste vrouw ontkleedde zich meteen, snelde weg en keerde meteen weer terug. De tweede vrouw weigerde aan de opdracht van de rechter te voldoen omdat ze het niet netjes was om naakt rond te lopen en zou haar echtgenoot zou beledigen.

    De rechter deed meteen uitspraak. Hij besliste dat de eerste vrouw, degene die haar kind had gedood, schuldig was, omdat zij beslist de rechtszaak had willen winnen en daarvoor niet had geaarzeld naakt te gaan rondlopen en zodoende haar man zou beschamen. De vrouw bekende de moord op haar baby en werd door de rechter veroordeeld.

    De zoon van de rechter had het hele proces aandachtig gevolgd en was, nadat negenendertig rechters een verkeerde uitspraak hadden gedaan, er van overtuigd dat zijn vader een rechtvaardig rechter was. De zoon vond dat zijn vader zijn functie als rechter moest blijven vervullen en keerde terug naar het ouderlijk huis.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - Een oud volksverhaal uit Celebes opgetekend door Achmad, in een bundel "Indonesische volksverhalen"
               van de heer Schaap opgenomen en bewerkt door Karel van der Veen.
               - www.beleven.org

    02-01-2011 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (11)
    01-01-2011
    nieuwsgierig héOdysseus en de Laistrygonen
    Odysseus en de Laistrygonen
    - Een verhaal uit de Griekse oudheid over mensenetende reuzen -
    Na een moeizame tocht vol wind en storm kwamen Odysseus en zijn metgezellen bij het land van de Laistrygonen. De haven was prachtig gelegen, omringd door rotsen die tot in de hemel reikten. De bemanningen loodsten hun schepen door een nauwe toegang tussen de rotsen en meerden de schepen dicht tegen elkaar af.

    Alleen Odysseus bleef buiten de haven liggen, gekweld door een donker voorgevoel meerde hij daar zijn schip aan de rotsen. Meteen beklom hij de hoge rotsen om te kijken of er mensen waren. Maar er was niemand te bekennen; hij zag alleen rook ten hemel stijgen. De held stuurde daarom verkenners uit om zo te weten te komen wat voor mensen dit land bewoonden.

    De verspieders van Odysseus gingen over een weg waar met hout beladen wagens vanuit de bergen naar de stad reden. Vlak bij de stad ontmoetten ze een meisje dat voor de poorten van de stad water putte uit de bron Artakia. Het was de reusachtige dochter van Antifates, de koning der Laistrygonen. Vriendelijk vroegen ze het meisje wie koning was van dat land, en over welk volk hij heerste. De koningsdochter wees hun het huis van haar vader.

    Toen de metgezellen van Odysseus het prachtige paleis van de koning betraden, was alleen de vrouw van de koning aanwezig. Zij was een reuzin, zo groot als een bergwand. De vrienden van Odysseus werden door ontzetting en afschuw bevangen. De koningin stuurde echter meteen boden uit om haar gemaal naar het paleis te laten komen.

    Toen de afschrikwekkende koning het paleis binnenstormde greep hij meteen een van de bezoekers en verslond hem met huid en haar. De overige metgezellen van Odysseus vluchtten snel weg, terwijl Antifates met bulderende schreeuwen zijn volk bij elkaar riep. Van alle kanten kwamen toen de Laistrygonen aangesneld en achtervolgden met hun koning de vreemdelingen tot aan de haven.

    Daar aangekomen slingerden ze vanaf de hoge rotsen enorme rotsblokken naar de schepen die beneden in de haven gevangen lagen. Er ontstond een verschrikkelijk gedrang. Met luid gekraak werden de schepen verpletterd door de rotsblokken die de reuzen naar beneden slingerden. Vervolgens stortten de Laistrygonen zich in de haven en spiesden de wegzwemmende mannen van Odysseus als vissen en namen ze mee naar huis om ze daar te verorberen.

    Odysseus sneed snel het touw door waarmee hij zijn schip aan de rots buiten de haven had gemeerd en liet zijn bemanning met al hun kracht aan de riemen trekken. Doodsbang voor een dood in de muilen van de menseneters doorkliefden zij het water. Zo ontsnapte alleen het schip van Odysseus omdat de held uit voorzichtigheid zijn schip niet in de haven had gemeerd.

    Alle andere schepen waren met hun bemanningen verloren gegaan.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes uit de Griekse oudheid" bewerkt door Erich Ackermann.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1994. ISBN: 90-389-02697
               - www.beleven.org

    01-01-2011 om 00:41 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    31-12-2010
    nieuwsgierig héHet oudejaarsverhaal
    Het oudejaarsverhaal
    - De ontaarde verloren zoon -
    Er was eens een verloren zoon die Gerrit heette. Gerrit was volkomen de weg kwijt en compleet dwalende. Maar dat had hij niet door. Hij dacht in zijn narcisme dat hij goed bezig was. Gerrit verloochende al uren, dagen, maanden, jaren zijn afkomst en vloog als een schaap door het veen.

    Op een goede dag, het was eind december en iedereen bleef thuis uit angst voor de ijzel, kreeg Gerrit een visioen. Hij zag zijn oude moeder in een riant landhuis op sterven liggen, terwijl ze zich mompelend afvroeg: 'aan wie moet ik toch al mijn miljarden nalaten? Mijn enige nazaat, m'n zoon Gerrit is verloren. Ik denk dat butler James alles maar moet erven. Hij is me altijd trouw gebleven.' Gerrit schrok op uit z'n dagdroom die verdomd echt had geleken. Naast tranen sprongen eurotekens in zijn ogen vanwege de verspilling van zoveel geld aan een onnozele bediende.

    Hij besloot terstond z'n moeder op te gaan zoeken. Dat vergde nogal wat speurwerk, want hij had haar minstens dertig jaar geleden voor het laatst gezien en wist niet waar ze zich in de tijd opgehouden had. Maar uiteindelijk stond hij voor de deur van het pand waar zij woonde, zo had men hem verteld. Het was 31 december, vijf voor twaalf. Gerrit bekeek het huis met gemengde gevoelens. Het leek in de verste verte niet op een landhuis. Eerder op een gesticht. Maar de miljarden euro's vertroebelden zijn beoordelingsvermogen en hij belde vastberaden aan.

    Een oude, in lompen gehulde vrouw opende de deur. Ze keek de goedgeklede, deftig ogende man wantrouwend aan. 'Gerrit???' stamelde ze. 'Ben jij het echt????' 'Jawel moeder', sprak Gerrit. 'Ik ben het. Hoe gaat het met je miljarden?'

    De blik van de oude vrouw veranderde van verwondering in pure woede. Ze pakte haar wandelstok en mepte er op los. 'Jij grote klootzak!!! Jij minkukel, leugenaar en machtswellusteling van het bovenste water!' Ze sloeg en mepte met al haar kracht. 'Jij enorme grote zeikerd!! Ik wou dat ik je nooit op deze wereld had gezet!!! Laat z'n eigen moeder wegrotten in een tochtend, lekkend gesticht dat rijp is voor de sloop, en waar ze met tien doodzieke lotgenoten op één kamer moet slapen.' Ze spuugde hem in het gezicht. 'Ik heb niet eens geld om WC-papier te kopen, laat staan om m'n kont te krabben, en ik lees in de krant dat jij zegt dat er geen armoede in dit land is!!! Rot op, jij ontaarde verloren zoon. Jij hebt je ziel verkocht aan de duivel. Ik wil je nooit meer zien!!!' En na een laatste zwieperd met haar stok smeet ze de deur dicht.

    Op de brancard onderweg naar het ziekenhuis bedacht Gerrit twee dingen voor hij in vergetelheid wegzakte. Ten eerste had hij ontdekt dat visioenen schijnbaar niet altijd kloppen. En ten tweede was hij tot de conclusie gekomen dat moeder Zalm best nog wel enorm veel kracht had voor zo'n klein wijfie.


                                          * * * einde * * *
    Bron : - www.mosterman.com

    31-12-2010 om 00:21 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (10)
    30-12-2010
    nieuwsgierig héAkkes-Kil
    Akkes-Kil
    - Een heksenverhaal uit de Waddeneilanden -
    Akkes-Kil was een echte heks en ze woonde in het dorpje de Waal op Texel.
    Ze was beslist niet zo goedaardig als de Sommeltjes van de Sommeltjesberg.
    Ze wachtte lang niet altijd tot het avond was voor ze te voorschijn kwam om haar nare streken uit te halen, hoewel ze zich in het nachtelijk donker, als de wind de takken van de bomen deed kreunen, wel op haar best voelde.

    Ze had de gewoonte om over haar onderdeurtje te hangen, zo'n groen half deurtje met zo'n mooie koperen klink eraan.
    Dat deurtje en die klink zagen er onschuldig genoeg uit, maar als je Akkes-Kil zag, wist je meteen dat iets loos was.

    Ze stond daar zoals heksen wel vaker doen, haar armen over elkaar en haar scherpe neus vooruitgestoken.
    Ze had een paar ogen boven die enorme neus die je niet gewoon aankeken, nee, die keken dwars door je heen.
    Naast haar zaten altijd twee witte katten op het randje van de onderdeur, elk aan een zijde.
    Die katten hadden ogen om bang van te worden en ze zetten kromme ruggen en dikke staarten om van te griezelen.
    Wanneer er dan per ongeluk iemand langskwam, begon Akkes-Kil haar kunsten te vertonen.
    Ze keek de ongelukkige scherp aan met haar heksenogen en als hij zo bang was dat zijn benen trilden, begon ze hem te bekogelen met de loden gewichten van haar klok.
    Van die grote gewichten zoals ze aan een staande Friese klok hingen, dus dat kwam hard aan.

    Nee Akkes-Kil was beslist een hele slechte heks.


                                             * * * EINDE * * *
    Bron : - Uit Verhalen van de Waddeneilanden, uitg. HMP Voila 2002

    30-12-2010 om 00:06 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (13)
    29-12-2010
    nieuwsgierig héDe gierige koopman en de zon
    De gierige koopman en de zon
    - Een Russisch volksverhaal over een man die de dagen te kort vindt -
    Er was eens een gierige koopman. Hij at en dronk de hele dag, maar werken deed hij nooit. Hij sliep liever en liet zijn knechten werken tot ze er bij neervielen en dan klaagde hij nog dat de dagen zo kort waren.

    Hij ging op zoek naar een wijze man die hem zou kunnen leren de dagen te verlengen. Hij zocht en zocht en tenslotte vond hij een wijze man, die de naam had dat hij een goede kijk had op de zon en op alles wat onder de zon was.

    Hij legde de wijze man uit: "De dagen zijn mij te kort. Zelfs in de zomer vliegen de dagen als zwaluwen voorbij. Nauwelijks zijn mijn knechts begonnen met werken of het wordt alweer donker. Leer mij de dag langer te maken."

    De wijze man dacht even na en zei toen: "Trek zeven hemden aan, daar overheen een bontjas, zet een pelsmuts op, trek aan je voeten dikke wollen sokken en warme pantoffels, neem een zak vol proviand op je rug en klim dan in de hoogste boom die je vinden kunt. Neem ook een hooivork mee. Prik die hooivork stevig in de zon en houd de zon dan vast, alsof het een ronde koek is! Op die manier belet je de zon onder te gaan en de dag zal niet eindigen."

    De koopman schonk de wijze man honderd roebel als beloning en ging terug naar huis, vast van plan nog diezelfde dag te verlengen. Hij trok zeven hemden aan, daaroverheen een bontjas, hij zette een pelsmuts op zijn hoofd, deed sokken en pantoffels aan zijn voeten, nam een zak met proviand en een hooivork en klom in de hoogste boom die hij vinden kon. Boven aangekomen prikte hij de zon aan de hooivork en ging zitten wachten op een tak.

    "Denken jullie er wel om," riep hij omlaag naar zijn knechts, "jullie blijven werken tot de zon ondergaat!"

    Een uur ging voorbij. De koopman kreeg het warm. Nog een uur ging voorbij. De koopman stikte bijna. Weer een uur later dreef de koopman van het zweet. Hij was zo uitgeput dat hij met moeite de hooivork kon vasthouden. "Luisteren jullie eens," riep hij omlaag naar zijn knechts, "jullie kunnen nu wel naar huis gaan om te slapen. De zon gaat straks onder. Ik houd het niet langer vol!"

    De hooivork glipte uit zijn hand, de zon ging onder, de koopman viel als een overrijpe peer uit de boom. Gelukkig dat hij zo dik gekleed was. Nu kwam hij er vanaf met blauwe plekken. En hij had een goede les geleerd: "Een koopman moet er niet al te warmpjes bij willen zitten. Genoeg is genoeg en gierigheid is een ondeugd."


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Sprookjes en vertellingen uit Rusland" vertaald en bewerkt door Hans Werner.
               Deltos Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1972. ISBN: 90-10-30122-2
               - www.beleven.org

    29-12-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (11)
    28-12-2010
    nieuwsgierig héHet verhaal van de vleermuis-vervolg
    Het verhaal van de vleermuis (vervolg)
    - Een Chinees verhaal over waarom de vleermuis verschilt van de vogels -
    De feniks is de koning der vogels en toen hij begreep dat de kraai en de ekster in onmin leefden wilde hij hen met elkaar verzoenen. Op een zekere ochtend kwamen alle vogels bijeen: de leeuwerik, de lijster, de koekoek..; allemaal; ook de vleermuis was gekomen en als laatste kwamen de kraai en de ekster. Zodra die twee elkaar zagen, puilden hun ogen van woede uit hun kassen. Toen de feniks zag dat alle vogels verzameld waren, beval hij de kraai en de ekster om eerst eens te vertellen waarom ze zo'n ruzie hadden opdat men daarna gezamenlijk een oordeel zou kunnen vellen. De kraai vertelde dat ze ruzie hadden gemaakt om een korenaar en dat de ekster hem had uitgemaakt voor én zwart, én lelijk, en bovendien een domkop. Terwijl hij dit hele verhaal deed, kon de ekster zich niet langer beheersen, zodat hij tegen hem uitvoer met de woorden: "Ik heb hem helemaal niet uitgescholden! Maar hij heeft mij uitgemaakt voor een deugniet die niets waard is, en bovendien wil hij mij doodbijten!" De kraai zei daarop: "Als jij niet begonnen was met schelden zou ik jou toch niet hebben uitgescholden?" De ekster zei dat hij hem nooit had uitgescholden en de kraai zei dat hij dat wel had gedaan en ze schreeuwden tegen elkaar met een dikke nek en rood aangelopen gezicht.

    Toen de feniks hen had aangehoord bepaalde hij dat zij beide getuigen moesten vinden om hun verklaringen te bewijzen. De kraai en de ekster riepen als uit één mond: "De vleermuis is getuige!" Ieders blik richtte zich toen op de vleermuis, in afwachting van wat hij te zeggen zou hebben. Maar de vleermuis besefte dat zijn doortrapte rol aan het licht zou komen en hij wist geen woord uit te brengen. Iedereen drong er bij hem op aan dat hij toch iets zou zeggen, maar wat moest hij zeggen? Hij wist alleen maar met gebogen hoofd, vuurrood van schaamte, stilletjes weg te vliegen.

    Toen eerst begreep iedereen de ware toedracht: dat de kraai en de ekster zulke vijanden waren geworden door het gestook van de vleermuis! De kraai en de ekster hadden spijt dat ze naar de vleermuis hadden geluisterd en sloten weer vriendschap. Vanaf dat moment wisten alle vogels dat de vleermuis niet te vertrouwen was en niemand wilde meer iets met hem te maken hebben.

    De teruggekeerde vleermuis voelde zich erg beschaamd. Omdat hij de vogels niet meer wilde ontmoeten, trok hij weg uit het bos om voortaan onder de overstekende daklijsten van huizen te wonen. Overdag is hij bang de vogels tegen te komen en houdt hij zich schuil. Pas tegen de avond, wanneer de vogels zijn teruggevlogen naar het bos, vliegt hij uit om alleen maar wat rond te fladderen in de directe omgeving van zijn nest, op jacht naar insecten. Omdat hij bang is dat de vogels zijn stem kunnen horen zingt hij ook nooit meer een lied. Tot op de dag van vandaag verschilt het leven van de vleermuis radicaal van dat van de vogels.


                                              * * *einde* * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase,
                 Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
                 - www.beleven.org

    28-12-2010 om 00:32 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (11)
    27-12-2010
    nieuwsgierig héHet verhaal van de vleermuis
    Het verhaal van de vleermuis
    - Een Chinees verhaal over waarom de vleermuis verschilt van de vogels -
    Heel lang geleden woonde de vleermuis samen met de vogels in het bos, en elke dag zodra de zon opging vloog hij zijn nest uit om te zingen en dan naar voedsel te zoeken. Op een zekere dag kregen de kraai en de ekster ruzie om een korenaar. De kraai zei dat hij hem als eerste had gezien en dat hij hem dus mocht opeten, en de ekster zei dat hij hem had gevonden en dat hij hem niet aan de kraai kon laten. Geen van tweeën wou wijken voor de ander, zij scholden elkaar verschrikkelijk uit en later raakten zij zelfs slaags. Ze bleven vechten tot buiten het bos en geen van tweeën kwam ertoe om de korenaar op te eten.

    Terwijl de kraai en de ekster ruzie maakten, zat de vleermuis juist in een boom daarnaast wat uit te rusten. Toen hij zag dat zij ver weg waren, daalde hij haastig neer en maakte zich met de korenaar uit de voeten.

    Nadat de vleermuis zo zijn buikje vol en rond had gegeten, vloog hij vrolijk en opgewekt door het bos op en neer terwijl hij het hoogste lied zong. Aangekomen bij het nest van de kraai zag hij dat deze zo'n pak slaag had gekregen dat zijn neus bont en blauw was en zijn kraaigezicht gezwollen. Terwijl de kraai nog niet bekomen was van zijn woede, kroop de vleermuis dicht tegen hem aan en fluisterde: "Broer kraai, broer kraai, wij zijn oude vrienden en vanwege die goede vriendschap ben ik speciaal hierheen gekomen om je wat te vertellen. Die ekster schold je zoëven toch uit! Hij zei dat jij én zwart én lelijk bent, en een domkop. Bovendien zei hij dat jij zijn korenaar niet had mogen stelen." Toen de kraai dat hoorde werd hij zo kwaad dat hij luid op de ekster begon te schelden: "Wie denkt hij wel dat hij is? Hij is zonneklaar een deugniet! Zolang ik hem niet heb doodgebeten heb ik mijn woede niet gekoeld!" Ook de vleermuis deed of hij heel erg verontwaardigd was en nadat hij wat onaangename dingen over de ekster had gezegd vloog hij weg.

    De vleermuis vloog toen naar het nest van de ekster en zei: "Broer ekster, broer ekster, wij zijn oude vrienden en vanwege die goede vriendschap ben ik speciaal hierheen gekomen om je iets te vertellen. Die kraai scheldt jou toch uit! Hij zegt dat jij een deugniet bent en hij zegt dat jij niets voorstelt; bovendien zegt hij dat hij je dood wil bijten!" Toen de ekster dat hoorde was hij zo kwaad dat hij geen woord kon uitbrengen. De vleermuis sprak voor de schijn wat sussende woorden, schold nog eens op de kraai en vloog toen weg.

    Vanaf dat moment waren de kraai en de ekster gezworen vijanden. Maar beide beschouwden ze de vleermuis als hun beste vriend en vroegen ze hem regelmatig te gast.


                                        * * *wordt vervolgd* * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase,
                 Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
                 - www.beleven.org

    27-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (9)
    26-12-2010
    nieuwsgierig héDe godin Benten en de draak
    De godin Benten en de draak
    - Een Japanse legende over de godin van het geluk -
    Wat een verrukkelijk oord is Enoshima! Het is een groen eiland, omgeven door een diepblauwe zee en geheel bedekt met prachtige bossen. Hier en daar vindt men theehuizen waar de bezoekers, gezeten op gevlochten matten, zich vergapen aan de schoonheid van het schilderachtige landschap. Men mag Enoshima niet verlaten zonder een bezoek gebracht te hebben aan de grot die aan de godin Benten is gewijd. Benten is een van de zeven godheden van het Geluk. Zij is de patrones van de literatuur, de muziek en de rijkdom. Zij wordt dikwijls afgebeeld met de Japanse luit, de biwa, en haar heiligdommen bevinden zich veelal langs de zeekust. Uit de volgende legende zal blijken waarom.

    Vijftien eeuwen geleden bestond Enoshima nog niet. Er was toen op die plek alleen maar een grot die slechts voor een klein gedeelte boven het water uitstak. Daarin woonde een draak, de meest verschrikkelijke van alle draken. Hij kon zwemmen, maar zich ook over land voortbewegen. Uit zijn enorme muil staken honderden, puntige tanden. Zijn lievelingsspijs was het zachte vlees van jonge kinderen.

    Hij zwierf altijd langs de kusten op zoek naar kinderen die aan het baden waren. Dan dook hij plotseling uit het water op, greep zijn slachtoffer en verslond het. De moeders gilden van ontzetting wanneer zij het zagen, maar het was al te laat, het monster was weer in de diepte verdwenen. Er heerste rouw in de familie van het slachtoffer. De ouders besloten beter op te letten en enkele van hen lieten hun kinderen zelfs helemaal niet meer in zee baden. Maar dan zocht de draak weer andere, verafgelegen plekken uit om zijn prooi te vangen.

    De godin Benten was dit een doorn in het oog. Zij wil immers dat alle mensen gelukkig zijn en niet door monsters bedreigd worden. Zij dacht erover na op welke manier zij een einde zou kunnen maken aan de wreedheid van de draak.

    Op een goede dag was de grot waarin het monster huisde helemaal door wolken omhuld. Op een ervan daalde de godin neer. Door haar wil rees de drakengrot uit de golven op en verscheen geheel boven het water. Daaromheen groeide de aarde en werd bedekt met grote bossen. Zo ontstond het eiland Enoshima.

    De draak lag voor de grot en zag het wonder gebeuren. Hij zag dat de godin uit de hemel neerdaalde en naar hem toekwam, terwijl zij haar liefste glimlach ten toon spreidde. Zij richtte het woord tot hem: "Woon je helemaal alleen in deze grot? Verveel je je dan niet? Is er niemand die zich om je bekommert? Wat moet je je dan ongelukkig voelen! Waarom zouden wij eigenlijk niet met elkaar trouwen? Wij zouden gelukkig met elkaar kunnen worden en wij zouden ook kinderen kunnen krijgen... Je zou dan echt van je kinderen gaan houden, en... en... je zou er niet meer over denken om kinderen van anderen te verslinden."

    Zo sprak Benten nog lange tijd. En werkelijk de draak liet zich bepraten en gaf zijn toestemming tot een huwelijk.

    Niet dat het nu direct een gelukkig huwelijk werd - daarvoor waren de verschillen te groot - maar zeker is, dat de draak het van toen af wat rustiger aan deed en dat de kinderen niets meer van hem te vrezen hadden.


                                    * * * EINDE * * *
    Bron : - "Japanse sagen en verhalen" door M.A. Prick van Wely.
               Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, 1979. ISBN: 90-228-3346-1.
               - www.beleven.org

    26-12-2010 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (4)
    25-12-2010
    nieuwsgierig héEen kerstverhaal-slot
    Een kerstverhaal (slot)
    - Paul Biegel vertelt over een driftige keizer die van zijn troon valt -
    Jawel, totdat er voetstappen klonken in de gang, de deur geopend werd en een oude soldaat binnenkwam. Hij droeg versleten schoenen en een grote vaalgrijze jas hing over zijn schouders. "Geen mens bij de poort," sprak hij, "geen mens bij de achterdeur, geen mens bij de binnendeur, geen mens in de keuken, niemand in de gang, dus ik dacht..."

    "Scheer je weg," riep de keizer

    "Maar ik wou vragen of..."

    "Verdwijn, mars," schreeuwde de keizer."

    ...onderdak en een hapje in de keuken," stamelde de oude soldaat.

    "D'r uit. Ik bedoel kom hier!" bulderde de keizer. "Kom hier en vertel het kerstverhaal."

    De soldaat strompelde tot voor de troon. Hij keek de keizer aan en zweeg lange tijd. Toen sprak hij: "Och Sire, wat wilt u van een oude soldaat die moe is van de oorlog en moe van het marcheren? Het kerstverhaal? Ik heb een heel leven achter de rug van gaan en staan, van slapen in het koude veld en van dode kameraden. Ik heb het zoete geproefd van de overwinning en het bittere van de nederlaag. Wilt u van mij het kerstverhaal? Mijn schoenen zijn gebarsten en mijn jas is versleten. Hoe kan ik vertellen over wollen schaapjes en zingende engeltjes?" Het was doodstil geworden in de troonzaal.

    "Maar wat is het kerstverhaal?" vervolgde de oude soldaat. "U bent een machtig keizer. U beveelt en ieder doet wat u zegt. Ik zie ze hier allemaal staan met hun neus tegen de muur, als gehoorzame onderdanen en zie: het kerstverhaal gaat ook over een keizer. Over de keizer des keizers, over de allerhoogste, die van zijn troon afkwam om mens te worden onder de mensen."

    "Maar," ging de soldaat verder, "is dat een verhaal? Als u mij vraagt: en toen? dan zeg ik: kom van uw troon af, machtig keizer en word mens onder de mensen. Dan zult u het kerstverhaal kennen."

    De soldaat zweeg en even bleef 't stil in de troonzaal. Toen greep de keizer naar zijn gouden kroon en smeet hem met zoveel kracht op de vloer als hij nog nooit gedaan had. Alle hovelingen langs de muur keken ontzet om. "Brutale luis," schreeuwde de keizer, "hoe durf je zo tegen mij te spreken? Verdwijn van hier, onmiddellijk. In looppas."

    De soldaat haalde de schouders op. "Schiet op, mars," bulderde de keizer. De soldaat haalde opnieuw zijn schouders op, keerde zich om en begon langzaam naar de deur te strompelen. "Donder en bliksem," brulde de keizer, "ik zei: looppas." Maar de soldaat scheen het niet te horen en opeens kwam de keizer als een woedende stier overeind, sprong de drie treden van zijn troon af en rende de soldaat achterna om hem het paleis uit te schoppen.

    "Dat zal je voelen," riep hij, maar vreemd genoeg kon de keizer hem niet te pakken krijgen. Telkens wanneer hij meende de soldaat een schop of stoot te kunnen geven, was deze juist iets verder dan hij dacht.

    "Ik zal je," schreeuwde de keizer door de lange gang. Hij gooide zijn zware hermelijnen mantel af om zich beter te kunnen bewegen en vloog de strompelende soldaat achterna. Maar deze ging door de keuken, door de achterdeur en de poort uit, zonder dat de keizer hem zelfs had kunnen aanraken.

    In machteloze woede holde de keizer verder, de grauwe, schimmige figuur achterna, maar hoe harder hij liep, hoe groter de afstand tussen hen werd en tenslotte verdween de strompelende soldaat geheel uit het gezicht. Toen bleef de keizer hijgend staan. Een koude wind blies door zijn dunne onderkleren en hij begon te bibberen en te klappertanden en met zijn knieën te knikken.

    "Ik heb het koud," schreeuwde hij. Maar niemand hoorde hem. "Breng mijn mantel," schreeuwde hij. Maar niemand kwam. Hij begon weer te lopen en dwaalde verder en verder. Hij werd kouder en kouder en zijn woede koelde. Toen struikelde hij en viel.

    Het was de versleten jas van de soldaat die op zijn weg lag. "Ai," mompelde de keizer, "ai, ik ben gevallen. Van mijn hoge troon ben ik gevallen."

    Het duurde een hele tijd voor hij weer opstond en omdat het zo bitter koud was, nam hij de soldatenjas, klopte het stof en zand eruit, sloeg hem om zijn schouders en strompelde langzaam terug naar het paleis.

    De eerste, de tweede en de derde lakei, de oude keukenmeid, de hofdames, de kamerdienaren, de poetsknechten en alle andere hovelingen stonden nog steeds tegen de muur toen de keizer weer in de troonzaal verscheen. En omdat er geen schreeuwend bevel klonk, draaiden ze één voor één voorzichtig en nieuwsgierig het hoofd om. Daar stond hun heer en meester, de lastige en nukkige keizer, gehuld in een grauwe, versleten soldatenjas. Hij sprak: "Het is kerstavond. Ik wens het feest met u allen aan één tafel te vieren en ikzelf zal het kerstverhaal vertellen."

    Zo gebeurde. En welk verhaal dat was, weet ieder die ooit van zijn eigen troon gevallen is.


                                              * * * Einde * * *
    Bron : - "Een engel zonder vleugels. Kerstverhalen" samengesteld door Els de Jong-van Gurp.
                 La Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1994. ISBN: 90-384-0746-7
                 - www.beleven.org

    25-12-2010 om 00:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (7)
    24-12-2010
    nieuwsgierig héEen kerstverhaal-vervolg
    Een kerstverhaal (vervolg)
    - Paul Biegel vertelt over een driftige keizer die van zijn troon valt -
    Toen werd de lijfwacht opgetrommeld. De kapitein verscheen aan het hoofd van zijn manschappen; stelde zich op voor de troon, salueerde en sprak: "Present Majesteit."

    "Ik wens het kerstverhaal," beval de keizer. "Ga het onmiddellijk zoeken."

    "Het kerstverhaal zoeken," antwoordde de kapitein, "jawel Majesteit." Hij salueerde opnieuw en marcheerde met zijn mannen de troonzaal uit. Nu doorzocht de lijfwacht het gehele paleis. Niet alleen de bibliotheek maar ook alle verdere vertrekken en ook alle kamers. Van de hofdames, van de poetsknechten, van de vatenwasmeiden, van de kamerdienaren, van de koks en van de stalmeesters, werden de kamers doorzocht. Alle boeken waar een kerstverhaal in stond, werden verzameld en in optocht naar de keizer gebracht. "Lees voor," snauwde de keizer.

    De kapitein salueerde en begon in het eerste boek. Maar dat verhaal ging over een kerstpudding en de keizer rukte de kapitein het boek uit de handen en smeet het tegen de muur. De kapitein salueerde en nam het volgende verhaal. 'De kerstkrans' heette dat en de keizer schopte het boek tegen het plafond. Zo ging het maar door. De kerstroos, de kerstkaars, de kerstman, alle boeken werden door de keizer weggesmeten. "Namaak! Ik wil het echte, ga het zoeken, onmiddellijk. Ik wens het vanavond te horen!" - "Vanavond te horen," antwoordde de kapitein en marcheerde saluerend weg. Maar in de deur botste hij tegen de oude keukenmeid en die riep: "Waar blijven de lakeien om de soep op te dienen?" - "Soep," bulderde de keizer. "Wie durft daar over soep te spreken? Ik wil geen soep. Ik wil het kerstverhaal!"

    De oude keukenmeid kon niet lezen of schrijven. Ze droeg een vette voorschoot, ze had glimmende wangen en dikke ronde armen. "Nou, nou," zei ze, "het kerstverhaal." Ze waggelde naar voren. "Bedoelt u Maria en Jozef in de stal met het kind in de kribbe en de herders er omheen?" vroeg ze. "Aha," zei de keizer, "vertel het me!" - "Nou," zei de keukenmeid, "dat... kent u toch zeker?" - "Vertel het me," brulde de keizer en de lijfwacht drukte keukenmeid op het gouden krukje met de geborduurde zitting. "Nou, Maria en Jozef moesten naar Bethlehem," begon de dikke meid bevend. "Maar het was overal vol en zo kwamen ze in de stal en daar kreeg zij haar kindje en ze legde het in een kribbe op een beetje stro want ze had niets anders en toen kwamen de herders en toen..."

    "En toen?" vroeg de keizer.

    "Nou toen... toen niks," stamelde de keukenmeid. "Dat is 't."

    "Het hele verhaal?" riep de keizer. De keukenmeid knikte. "Lijkt nergens naar!" schreeuwde de keizer. "Ga in de hoek staan!" De keukenmeid ging in de vierde hoek van de zaal staan met haar neus tegen de scheurkalender. "Zoek een andere verteller!" beval de keizer schreeuwend. "Onmiddellijk Mars."

    De lijfwacht marcheerde weg en kwam even later terug met een hofdame, die dadelijk ging zitten en begon te vertellen. Ze had een mooie stem en weidde lang uit over de mooie blauwe sjerp van Maria en het prachtige gezang van de engelen. "En het kindje lachte zo lief," sprak ze. "En toen?" vroeg de keizer. De hofdame schokte overeind. "Vond u het niet mooi?" vroeg ze. "Nee," antwoordde de keizer. "Tegen de muur. De volgende."

    Nu verscheen een kamerdienaar die uitvoerig beschreef hoeveel moeite Jozef deed om toch een plaats in een der herbergen te krijgen, hoe koud het was in de stal en hoe dikke tranen over de verweerde rimpels van de herdersgezichten biggelden. "En toen?" vroeg de keizer knorrig. "De geschiedenis is uit, Majesteit," sprak de kamerdienaar plechtig. "Tegen de muur," brulde de keizer, "zoek een volgende verteller."

    De volgende was een poetsknecht die het alleen maar over de herders had en hen ruwe dingen liet zeggen en daarna kwam er een hofdame die het in dichtvorm deed maar telkens vroeg de keizer: "En toen?" Dan kwam er geen antwoord en ze werden tegen de muur gezet. Tenslotte verscheen er een groepje hovelingen, dat gauw een kerstspel had ingestudeerd. Ze voerden het op met een echte os en een echte ezel, maar de keizer riep: "Kwatsch! Namaak. 't Lijkt er niet naar. Tegen de muur met jullie. De volgende."

    Maar er was niemand meer in het paleis. De hele hofhouding stond in de troonzaal met de neus tegen de muur, de lijfwacht stond stram in de houding, met de kapitein saluerend aan het hoofd en het bleef doodstil. "Het kerstverhaal!" brulde de keizer, "het echte." Maar het bleef doodstil.

                          * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "Een engel zonder vleugels. Kerstverhalen" samengesteld door Els de Jong-van Gurp.
                 La Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1994. ISBN: 90-384-0746-7
                 - www.beleven.org

    24-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (13)
    23-12-2010
    nieuwsgierig héEen kerstverhaal
    Een kerstverhaal (begin)
    - Paul Biegel vertelt over een driftige keizer die van zijn troon valt -
    De keizer was een lastige keizer. Nukkig, driftig en schreeuwerig. Het vorig jaar wilde hij Kerstmis al in oktober vieren, met een kerstboom die iets heel bijzonders moest zijn. Daartoe hadden de lakeien een danseres als boom opgetuigd en het arme meisje heeft zo de hele avond doodstil op één been moeten staan. Wat zou het dit jaar worden?

    Gelukkig niets in oktober. Niets in november, nog niets op tweeëntwintig december... maar toen, op de avond van de vierentwintigste, beukte de keizer met zijn zware gouden kroon op de eikenhouten tafel en riep: "Ik wil het kerstverhaal horen!"

    "Maar Sire," antwoordde de eerste lakei bevend, "dat kent u toch al?"

    "Kennen?" riep de keizer, "kennen? Ik wil het horen!"

    "Pardon Sire, welk kerstverhaal bedoelt u eigenlijk?" vroeg de tweede lakei onderdanig.

    "Versta je me niet?" schreeuwde de keizer. "Het kerstverhaal zei ik."

    "Maar-maar-maar welk is hèt-hèt-hèt?" stotterde de derde lakei lijkbleek.

    De keizer smeet zijn gouden kroon op de spiegelgladde vloer, zodat het ding kletterend door de zaal vloog en in een hoek tegen het gordijn plofte. "Ga het zoeken!" bulderde de keizer. De lakeien vlogen naar de hoek, raapten gedrieën de kroon op en kwamen er op een deftig draf je mee aanzetten. "Ik bedoel het verhaal," schreeuwde de keizer, purper van woede. "Zoek het kerstverhaal en vertel het me. Onmiddellijk. Mars." De lakeien zetten de kroon neer en verlieten achteruitlopend de zaal, diepe buigingen makend, zodat ze buiten in de gang over elkaar heen vielen. "Phoe," sprak de eerste. "Boe," sprak de tweede. "Foei, foei, foei," stotterde de derde. Daarop begaven ze zich naar de keizerlijke bibliotheek en begonnen in alle kerstboeken te bladeren om hèt kerstverhaal te vinden.

    Een uur later klopte de eerste lakei bescheiden aan de deur van de troonzaal en trad binnen. Hij plaatste een gouden krukje met geborduurde zitting op enige afstand van de troon, ging erop zitten, sloeg een groot boek open en legde het op zijn satijnen knieën. "Houd op met al die poespas en begin!" beval de keizer. De lakei zette een lorgnet op de neus en begon statig te lezen: "Het was een bitter koude nacht. De sneeuw viel in dikke vlokken omlaag en het vroor dat het kraakte. Over het eenzame bospad liep een rendier en trok hijgend een zware slee, waarop de kerstman..."

    "Kwatsch!" riep de keizer. "Ik wil kerst en geen kerstman. Ga in de hoek staan." De eerste lakei verloor zijn deftigheid niet. Hij legde het boek neer, nam zijn lorgnet af, stond op en schreed met waardige passen naar een hoek van de zaal waar hij in de houding ging staan, met zijn neus in het gordijn.

    Enkele minuten later klopte de tweede lakei aan, trad binnen, ging op het krukje zitten, sloeg zijn boek open en begon te lezen: "Er was eens een boompje dat had groene blaadjes die in de herfst rood werden en daarna geel en tenslotte afvielen. Toen werd het boompje toch zo treurig. Het dacht: had ik toch naalden, dan zou ik in de winter niet kaal zijn en een kerstboom kunnen..."

    "Kwatsch!" riep de keizer. "Ik wil kerst en geen kerstboom. Ga in de hoek staan." Ook de tweede lakei stond gehoorzaam op en liep naar de tweede hoek.

    Daarop verscheen de derde lakei. Hij had een klein stoffig boekje gevonden: hij bleef staan en begon meteen voor te lezen: "Lang ge-geleden leefde er eens een boe-boerenzoon en die had in zijn hoe-, hoe-, hoenderstal een heleboel dieren. Maar toen het december was, dacht hij ineens: ik heb geen kerst-, geen kerst-, geen kerst-"

    "Ah," sprak de keizer. "Net als ik. Dat begint er op te lijken. Ga door."

    "Geen kerst-, geen kerst-, geen kerstgans."

    De keizer werd paars. "In de hoek," brulde hij. En ook de derde lakei ging stram in de hoek staan, met zijn neus tegen het schilderij van de vorige keizer.

                            * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "Een engel zonder vleugels. Kerstverhalen" samengesteld door Els de Jong-van Gurp.
                 La Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1994. ISBN: 90-384-0746-7
                 - www.beleven.org

    23-12-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (12)
    22-12-2010
    nieuwsgierig héVaar-Köbke de tovenaar (vervolg)
    Vaar-Köbke de tovenaar (vervolg)
    - een weerwolfverhaal -
    Het was kermis in Spaubeek en de knechts en meiden zouden er graag naar toe zijn gegaan, maar de boer was onverbiddelijk. "Niemand gaat voor de bonen opgebonden zijn," was zijn laatste woord.

    Er zou niet veel gekomen zijn van kermis vieren, wanneer Vaar-Köbke er niet geweest was. "Laat het bonen binden maar aan mij over," zei hij, "het is in een ommezien gebeurd".

    Hij ging alleen naar het land, bond aan ieder van de vier hoeken van het veld een bonenstruik aan de staak, zwaaide eens met zijn pet en riep "Roetsj! Roetsj! Roetsj! Allemaal zo!" en terwijl hij naar de vier windstreken wees, bonden onzichtbare handen in een tel en een flits de bonenstaken op.

    De pastoor van Spaubeek had ook van de toverkunsten van de voerman gehoord, en daar hij hem graag mocht lijden, drong hij er bij Köbke op aan om met de duivel te breken. Dat ging echter niet zo gemakkelijk, want Satan was erg vasthoudend, maar eindelijk na veel over en weer praten, werden hij en Köbke het eens.

    Wanneer de pastoor een rit naar Weert en terug zou volbrengen in Köbkes wagen zou de duivel zich gewonnen geven. De pastoor, die wel naar de hel had willen rijden om de ziel van Köbke te redden, nam het voorstel met beide handen aan en diezelfde avond laat stapte hij in de wagen, waar de voerman breeduit op de bok zat.

    Nauwelijks had de pastoor op de bank plaatsgenomen met de rug naar Vaar-Köbke, of de wagen werd door een onzichtbare macht omhoog getild en steigerde steil de lucht in.

    Hoe hoger ze stegen, hoe harder ze reden en hoe zwaarder het begon te onweren. De ene ratelende donderslag kwam pal op de andere en de bliksemflitsen waren niet van de lucht. De wagen schudde en trilde en de pastoor moest zich met alle macht vasthouden aan de bak, om er niet uit te buitelen. Onderwijl bad hij zonder ophouden voor de arme ziel van Köbke.

    Eindelijk daalden ze in Weert op het verlaten marktplein neer. Vaar-Köbke stapte van de bok en begon met brede gebaren in een onbekende taal een gesprek te voeren met een wezen, dat de pastoor niet zien kon; hij begreep echter wel, dat het de duivel was waarmee de voerman onderhandelde.

    Ten laatste klom Köbke weer op de wagen. "Nu moeten we nog terug, dat zal niet meevallen," zei hij. Hij had geen ongelijk, want het noodweer woedde nog heviger dan tevoren en de wagen botste daarboven in de lucht, alsof ze over ongebaande heidewegen reden.

    De pastoor stoorde zich daar echter niet aan, en bad alsmaar voor de ziel van Köbke tot het de duivel te machtig werd. Woedend smakte hij de kar tegen de kerktoren van Sittard, zodat de pastoor met zijn hoofd tegen de stenen botste dat het kraakte, maar het was een Limburgse priester en hij gaf geen krimp. Toen eerst gaf de duivel zich gewonnen. Hij schoot als een vurige komeet door de lucht en de wagen stortte loodrecht naar beneden, in de zandafgravingen, zodat de pastoor en Vaar-Köbke met de schrik vrijkwamen.

    Na die tijd kende Vaar-Köbke geen enkele toverkunst meer en stierf tenslotte een goede dood.


                                            * * *einde* * *
    Bron : - "Nederlands Sagenboek" door Jacques R.W. Sinninghe. Kruseman's Uitgeversmaatschappij NV, Den Haag, 1961.

    22-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (13)
    21-12-2010
    nieuwsgierig héVaar-Köbke de tovenaar
    Vaar-Köbke de tovenaar
    - vandaag volle maan -
    Jacob Martens diende als knecht op de hoeve Genhoes-Sint-Jans-Geleen te Spaubeek, en daar hij altijd als voerman op de wagen zat en klein van stuk was, noemde men hem Vaar-Köbke.

    Vaar-Köbke had op een kwade dag zijn ziel aan de duivel in pand gegeven en sindsdien was niets meer onmogelijk voor hem.

    Eens was hij op de andere oever van de Maas met paard en wagen om kalk te rijden, toen hij een paar boeren inhaalde, die tevergeefs trachtten een steile helling te nemen met hun zwaar beladen wagen, waarvoor niet minder dan zes paarden waren gespannen. Hoe ze de dieren ook aanspoorden en hoe luid ze ook met hun lange zwepen knalden, de wagen kwam niet vooruit. "Hé, vriend," zeiden de boeren die Vaar-Köbke niet kenden, "span je ouwe schimmel eens vóór onze paarden, misschien zal het dan beter gaan."

    "Ik denk er niet aan om mijn mooi paardje voor jullie knollen te spannen," antwoordde Vaar-Köbke.

    "Een mooi paardje?" lachten de boeren. "Wel man, het beest is zo oud dat het geen tanden meer heeft."

    "Ik zal jullie eens laten zien, wat het kan. Span jullie paarden maar uit, dan trekt hij de wagen alleen naar boven."

    Dat wilden de boeren wel eens zien. De zes paarden werden uitgespannen en de schimmel kwam voor de wagen te staan. Met de greep van zijn zweep tekende Vaar-Köbke, al mompelend, enige geheimzinnige figuren in het zand en zwaaide daarna met zijn pet in het rond. Toen zette hij zijn paard aan en het trok de geweldige vracht in één haal tot aan de top van de heuvel. De boeren waren stomverbaasd.

    "Een tien maal zo zware vracht kan hij met evenveel gemak de helling optrekken," pochte Vaar-Köbke. "Weet je waarom? Voor iedere spaak van de wielen heb ik zeven duivels aangeroepen en die duwden met hun allen de kar naar boven."

    "Dan moet je Vaar-Köbke zijn of Satan," riep een van de boeren en sloeg overhaast een kruis.

    "O, ik ben Vaar-Köbke maar," antwoordde de zonderlinge voerman.

    Een ander keer was Vaar-Köbke eens laat in de herberg toen het gesprek op de weerwolf kwam, die 's nachts de wegen rond Spaubeek onveilig maakte. In de gedaante van een grote ruige hond liep hij daar rond en als hij iemand inhaalde die nog laat op pad was, sprong hij hem op de rug, klampte zich vast aan zijn schouders en liet zich dragen tot de arme kerel erbij neerviel.

    "Ik trek mij niets van de weerwolf aan," zei Vaar-Köbke, "en ik hoop hem eens te ontmoeten."

    En jawel, die avond toen hij door het bos liep om de weg te bekorten sprong er plotseling iets zwaars op zijn rug en voelde hij een hijgende adem in zijn nek... de weerwolf!

    "Blijf maar zitten, makker," zei Vaar-Köbke en wandelde rustig verder door het aardedonkere bos. De weerwolf nam daar geen genoegen mee en wilde hem dwingen om sneller en sneller te gaan, maar dat beviel Vaar-Köbke niet. In een oogwenk had hij het woest grommende wezen van zich afgeslingerd en liet zich op zijn beurt naar de hoeve dragen. Hoe de weerwolf zich ook verzette, het baatte hem niet; met ijzeren greep hield Köbke hem bij zijn nekvel vast en zo kwamen zij op Genhoes-Sint-Jans-Geleen. "Voor deze keer is het genoeg geweest," zei de voerman, "maar wee weerwolf als ik je nog eens ontmoet," en hij gaf het dier een schop, dat het verzonk. Vaar-Köbke heeft de weerwolf nooit meer teruggezien.


                                      * * *wordt vervolgd* * *
    Bron : - "Nederlands Sagenboek" door Jacques R.W. Sinninghe.
                 Kruseman's Uitgeversmaatschappij NV, Den Haag, 1961.

    21-12-2010 om 00:03 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (11)
    20-12-2010
    nieuwsgierig héSukra en Kaca
    Sukra en Kaca
    - Een verhaal over het geheim om mensen uit de dood te laten herrijzen -
    Lang geleden voerden goden en demonen oorlog om de heerschappij van de wereld. De goden wilden graag winnen en vroegen Brihaspati, de ziener, of hij hun opperpriester wilde zijn.

    De ziener Sukra was de opperpriester van de demonen. Tussen deze zieners had altijd grote rivaliteit geheerst. De goden versloegen de demonen, maar Sukra bracht ze weer tot leven met de kracht van zijn magische kennis.

    Telkens stonden ze weer op om met hernieuwde energie de strijd tegen de goden te hervatten. Wanneer daarentegen een god in de strijd sneuvelde, stond Brihaspati machteloos. Hij kende het geheim van Sukra niet en de goden bleven dood op het slagveld liggen. De goden waren ten einde raad en bevend van angst gingen ze naar Kaca, de oudste zoon van Brihaspati. "Als jij ons helpt om achter het geheim van Sukra te komen, dan zal een deel van de offergaven die wij dagelijks ontvangen aan jou ten goede komen. Sukra leeft in het land van de demonen. Zijn dochter heet Devajani, alleen jij kunt bij haar in de gunst komen. Door jouw deugdzaamheid, devotie en zachtmoedigheid zul je in staat zijn Sukra het geheim te ontfutselen." Kaca besloot de goden te helpen en vertrok meteen naar het huis waar Sukra met zijn dochter woonde.

    Toen hij daar arriveerde, maakte hij een diepe buiging en sprak: "Ik ben Kaca, de zoon van Brihaspati. Ik wil bij u in de leer. Ik zal een voortreffelijk student zijn. Voor een periode van duizend jaren zal ik mij geheel wijden aan de studie en elke begeerte en hartstocht vermijden." "Ik heet je welkom," sprak Sukra. "Ik geloof je, jij verdient het om gerespecteerd te worden." Na een aantal geloften te hebben afgelegd werd Kaca de volgeling van Sukra. Hij hield zich aan al de regels die zijn leermeester hem oplegde.

    Groot was zijn eerbied, niet alleen voor Sukra, maar ook voor diens dochter Devajani. Zij was een mooi meisje in de bloei van haar jeugd en Kaca deed al het mogelijke om haar te behagen. Hij ging naar het bos om bloemen en vruchten voor haar te plukken. Hij deed boodschappen en hielp haar met het huishouden. Devajani had een speels karakter. Zij liep voortdurend achter Kaca aan en op haar beurt hielp zij hem, maar zonder dat iemand er iets van merkte. Op deze wijze gingen vijfhonderd jaren voorbij. Op een dag zagen enige demonen tot hun woede dat Kaca in het bos koeien aan het hoeden was. Ze brachten hem heimelijk om het leven, sneden hem in stukken en voerden zijn vlees aan de jakhalzen.

    Toen Devajani de koeien zonder Kaca uit het bos zag komen, zei ze tegen haar vader: "O vader, u heeft het vuuroffer reeds gedaan, de zon is al onder, maar de koeien zijn zonder Kaca teruggekeerd. Hij is nergens te vinden, wellicht is hij ontvoerd of is hij door iemand vermoord. Werkelijk, zonder hem kan ik niet leven." Sukra antwoordde: "Ik zal hem weer levend maken." En nadat hij een toverformule had uitgesproken, kwam Kaca op enige afstand aangehold. Hij boog voor Sukra en riep: "Ik was door demonen vermoord." Niet lang daarna was Kaca in het bos om bloemen voor Devajani te plukken. Weer werd hij door de demonen opgemerkt en gedood.

    Dit keer maalden ze hem tot poeder en mengden het door de wijn die ze aan Sukra te drinken gaven. Voor de tweede maal sprak Devajani tot haar vader: "Ik heb Kaca het bos in gestuurd om bloemen voor mij te plukken en nu is hij nergens te vinden. Ik ben bang dat hij dood is. Zonder hem is het leven mij niets waard." "Lieve dochter," sprak Sukra, "Kaca, de zoon van Brihaspati, leeft inderdaad niet meer. Hij is wederom vermoord, ook al had ik hem eerder uit de dood doen opstaan. Wat moet ik nu doen? Treur niet om hem, Devajani, een vrouw zoals jij zou niet moeten huilen om een gewone sterveling. Dankzij mijn meditatie leef jij in een omgeving van goden en demonen."

    Devajani antwoordde: "Waarom zou ik niet treuren om de zoon van een ziener? Ik hou van deze schone Kaca. Ik zal zijn weg volgen, ik zal vasten tot de dood erop volgt." Nadat Sukra zo hartstochtelijk was toegesproken, besloot hij om Kaca te roepen.

    Tot zijn ontsteltenis kwam er zachtjes vanuit zijn maag antwoord. "Je bent in mijn maag!" riep hij. "Vertel op, wie heeft je daar gezet?"

    "Ik weet nog precies wat er is gebeurd," antwoordde Kaca. "De demonen hebben me vermoord. Daarna werd ik verbrand, mijn as hebben ze tot poeder vermalen en vervolgens werd ik door de wijn gemengd die u hebt opgedronken."

    "Wat wil je nu dat ik doe?" sprak Sukra tot Devajani. "Kaca kan alleen leven als ik sterf. Pas wanneer mijn maag is opengereten, zul je Kaca weer zien."

    Devajani antwoordde: "Ik word verteerd door een dubbel verdriet dat brandt als vuur; uw dood en die van Kaca. Als Kaca sterft, zal ik geen troost vinden, maar zonder u wens ik ook niet verder te leven."

    "Jij bent een slimmerik, zoon van Brihaspati, aan wie mijn dochter zo verknocht is," zei Sukra tegen Kaca. "Ik zal je nu het geheim leren waarmee je een dode kunt opwekken. Wanneer je door mijn maag open te splijten te voorschijn komt, zul je mijn zoon zijn. Daarna moet je mij met de toverformule weer levend maken."

    Kaca deed wat Sukra hem had opgedragen, kwam zodoende achter het geheim van zijn leraar en keerde na nog eens vijfhonderd jaar weer terug onder de goden.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Betoverd. Verhalen over mensen die in dieren veranderen (en omgekeerd)
               uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991. ISBN: 9060697219
               - www.beleven.org

    20-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (8)
    19-12-2010
    nieuwsgierig héDe aap en de krokodil
    De aap en de krokodil
    - Een boeddhistisch sprookje over een hart in de vijgenboom -
    Heel lang geleden werd de Bodhisattva wedergeboren op een plek in de Himalaya als het jong van een aap. Hij werd zo sterk als een olifant, met een flink karakter, groot van lijf en leden en knap om te zien. Hij richtte zich een bestaan in op een plek in het bos, in een bocht van de Ganges.

    In dezelfde tijd huisde er in de Ganges een krokodil. En het geschiedde dat het wijfje van de krokodil, toen zij het lijf van de Bodhisattva zag, een ziekelijk verlangen ging koesteren naar diens hartevlees. Daarom zei ze tegen de krokodil: "Mijn heer en meester, ik wens het hartevlees van die koning der apen te eten."

    "Liefje, wij huizen in het water, deze aap op het vasteland. Hoe zullen we hem te pakken krijgen?"

    "Pak hem hoe dan ook. Als ik zijn hart niet krijg, zal ik sterven."

    "Vooruit dan maar, wees niet bang, ik weet wel een list, ik zal je zijn hartevlees als maaltijd brengen." Zo stelde hij het krokodillenwijfje gerust.

    Op het uur waarop de Bodhisattva het water van de Ganges dronk en vervolgens op de oever bleef zitten, zocht de krokodil hem op en sprak hem aldus aan: "Koning der apen, waarom wandel je maar gewoontegetrouw op deze plek, waar je zure vruchten eet? Aan de overzijde van de Ganges is er geen einde aan de zoete vruchten van manga- en broodbomen. Waarom ga je daar niet heen en grijp je de kans niet aan om velerlei vruchten te eten?"

    "Krokodillenkoning, de Ganges is diep en breed. Hoe wil je dan dat ik daar kom?"

    "Als je hier komt, zal ik je op m'n rug laten klimmen en je erheen brengen."

    De Bodhisattva geloofde de krokodil en stemde erin toe. "Komaan dan," zei de krokodil. "Klim op mijn rug." En zo gebeurde. Maar toen de krokodil een eindje met hem gezwommen had, liet hij hem in het water onderduiken.

    De Bodhisattva riep: "M'n beste, je laat me kopje onder gaan, wat is dat nu?" De krokodil bekende: "Ik ben je niet komen halen met eerlijke bedoelingen. Mijn vrouw heeft een ziekelijk verlangen naar je hartevlees, daarom wil ik haar je hart te eten geven."

    "Vriend, het is goed dat je het mij vertelt. Want als ons hart in onze borst zat, zou het breken als we ons langs de toppen der boomtakken voort reppen."

    "Waar laten jullie je hart dan?"

    De Bodhisattva wees hem een vijgenboom die niet te ver weg stond en beladen was met trossen rijpe vruchten. "Kijk," zei hij, "onze harten hangen aan die vijgenboom."

    "Als je mij je hart geeft, zal ik je niet doden."

    "Hop dan, breng me erheen, ik zal je m'n hart geven dat aan de boom hangt."

    Alzo deed de krokodil. De Bodhisattva nam een sprong van zijn rug en zat in de vijgenboom. "M'n beste, domme krokodil," zei hij, "je dacht dat je de harten van de apen in de boomtop zag hangen, je bent een domoor, ik heb je voor de mal gehouden. Laat er voor jou maar een ruime keuze van vruchten zijn! Je lijf is groot, maar klein is je wijsheid." En ter toelichting zei hij de volgende verzen:
    "Genoeg! Beter dan die manga's, rode appels en broodvruchten Aan de overzijde, is deze vijgenboom voor mij. Groot waarlijk is je romp, niet in overeenstemming daarmee je wijsheid. Krokodil, ik heb je beetgenomen. Zoek nu je heil maar elders."
    De krokodil, zo ongelukkig als iemand die duizend munten heeft verloren, terneergeslagen en verteerd door berouw, droop af naar de plaats waar hij woonde.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Ongrijpbaar is de Ganges; verhalen uit het Pali" vertaald en ingeleid door Tonny Scherft.
               Meulenhoff, Amsterdam, 1981, De Oosterse Bibliotheek, deel 18.
               - www.beleven.org

    19-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (8)
    18-12-2010
    nieuwsgierig héDe wolf en de kraanvogel
    De wolf en de kraanvogel
    - Aesopus - De fabel van de wolf en de kraanvogel -
    Eens op een dag greep een wolf een mooie, vette kip. Hij vond het een heerlijk hapje en hij at het arme schepsel dan ook met huid en haar op. Helaas voor onze wolf bleef met de laatste hap een scherp botje in zijn keel steken. Hij kuchte en hoestte en de tranen rolden uit zijn ogen. Maar ondanks al zijn inspanningen raakte hij het botje niet kwijt. Hij verging van de pijn en rende het bos op en neer op zoek naar hulp.

    Ieder dier, dat hij tegenkwam, smeekte hij hem te helpen. Daarbij zinspeelde hij er op, dat men een royale beloning zou krijgen, als het botje uit zijn keel zou worden gehaald. Echter, zijn manier van doen was bij veel dieren bekend en ze hadden dan ook geen zin de wolf te helpen. De leeuw en de luipaard deden net of ze zijn angstige kreten niet hoorden. De roek en de raaf vlogen hoog de bomen in, ver weg van zijn gevaarlijke kaken. De vos en de beer dachten, dat de wolf ze een poets wilde bakken en maakten, dat ze wegkwamen. Zelfs de ezel weigerde om te helpen. Dat leek tenminste zo, want hij balkte een beetje en ging verder met het eten van dorens.

    Eindelijk trof de wolf later op de dag een kraanvogel aan, die tussen het riet aan de waterkant opdook. Hij luisterde naar het verzoek van de wolf en toen hij van de beloning hoorde stemde hij toe te helpen. Diep in de keel van de wolf kijkend, kon de kraanvogel het scherpe botje zien zitten. Zijn snavel en uitgestrekte lange hals draaiend tussen de geduchte kaken, trok hij het botje langzaam maar zeker uit de keel.

    Daarna vroeg de kraanvogel bescheiden om de beloofde beloning. Maar de wolf grijnsde breeduit, zijn scherpe tanden blikkerend in het zonlicht. "Ondankbaar schepsel," snauwde hij. "Heb ik je je leven niet geschonken? Hoevelen kunnen hun kop in de bek van een wolf steken en het dan ook nog navertellen? Je hebt je smakelijke kop veilig terug kunnen trekken. Is dat niet voldoende beloning?"

    Zij die dank van schurken verwachten worden vaak teleurgesteld.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "De fabels van Aesopus" door Robert Mathias.
               Thieme, Zutphen, 1984. ISBN: 90-03-98320-8
               - www.beleven.org

    18-12-2010 om 02:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (12)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!