Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
25-06-2005
Jongensspelletjes!
Ik was als oudste een meisje met een resem broers en één zus er achteraan. Het was dus ook vrij normaal, dat ik vooral met de jongens speelde en daaruit vloeide voort, dat ik zelden of nooit weende, want dan mocht ik niet meer meespelen. Jongens hebben namelijk geen geduld met huilerige meisjes. Ik leerde dus letterlijk en figuurlijk op mijn tanden bijten! Nadat wij in ons nieuwe huis waren gaan wonen, waar natuurlijk véél meer plaats was,dan in het oude mini-huisje, was ons geliefkoosde spel voetballen. Ik was 10 en mijn broertjes, die direct na mij volgden, 9 en 8 jaar oud. Wij woonden naast het kerkhof en achter dat kerkhof was er een grote weide waar we direct in konden lopen vanuit onze tuin. Daar werd er dus deftig gevoetbald, want als meisje had ik absoluut niets in te brengen en had ik mij maar aan te passen, als ik wilde meespelen. En ja hoor, ik speelde dus mee voetbal! Ik stond namelijk in de goal en probeerde zo goed en zo kwaad als dat ging, die bal uit het doel te houden. Dat ik behoorlijke meppen te incasseren kreeg, zal wel niemand verwonderen, want jongens hebben op die leeftijd echt niet de gewoonte of de fijngevoeligheid om rekening te houden met de "fragiliteit" van mini-vrouwtjes. Verschillende vriendjes van mijn broers speelden mee en wij amuseerden ons kostelijk. Die mooie tijd heeft precies anderhalf jaar geduurd en toen was het gedaan met de leute. Mijn pa had namelijk in de gaten gekregen, dat ik wel erg opging in dat spelletje en erg vrouwelijk kon hij dat dus echt niet vinden! In die tijd bestonden er ook nog geen vrouwenploegen, dus waren er ook geen precedenten, die in mijn voordeel konden spelen. Hij stelde zich de toekomst van zijn oudste dochter wel een beetje verfijnder voor, dan al voetballend met een bende jongens. Dus op een goede dag zegde hij : Vind je niet dat het stilaan tijd wordt, dat jij je als een meisje gaat gedragen! Je gaat bijna je plechtige communie doen! Dat was dus geen vraag, maar een doodgewone vaststelling, waarnaar ik mij maar te voegen had. Wat dat dan precies inhield, wist ik dus ook niet. Want van alle meisjesklussen in huis, kreeg ik meer dan mijn part te verwerken. En hoe gedraag je je verder dan als meisje op de leeftijd van 10 jaar of 11 jaar? . Voorbij waren mijn aangename voetbalmiddagen en het gevoel van erbij horen. Vooral dat laatste miste ik, want vanaf toen hoorde ik er niet meer bij! Mijn zus was vier jaar jonger en een tamelijk huilerig kind, zodat het mij totaal niet aantrok om met haar te spelen. Zo stond ik dan in de deuropening van de keuken, tegen de deurpost geleund, te kijken naar het voetbalspel van mijn kameraadjes en broers, met een héél triestig en verloren gevoel, dat ik nu nog ervaar, als ik aan dat ogenblik terugdenk. Ik denk dat toen mijn echte kindertijd werd afgesloten, want het duidelijk onderscheid was gemaakt, tussen jongens en meisjes, en het verschil in gedrag. En nooit meer komt dat ongecompliceerde gevoel van samen één zijn, zonder onderscheid van geslacht, terug.
Als oudste uit een groot gezin, waren de vakanties in mijn kindertijd, niet alleen spelen en plezier maar ook nuttige dingen, die elke dag met de regelmaat van een klok terugkwamen. Zo was er het ritueel van onderlijfjes breien voor het hele gezin van acht kinderen. Dus elke voormiddag en elke namiddag moest er minimum anderhalf uur gebreid worden, zodat er voor elk kind voldoende onderlijfjes waren om de koude winters door te komen. Ik kon zeer snel breien en het was dan ook niet echt een opgave voor mij om dat elke voor- en namiddag te doen. Met mijn zus was dat anders gesteld. Haar breistukjes waren een toonbeeld van broddelwerk en gewoonlijk eindigde het ermee, dat ik de verknoeide "werkstukken" probeerde te corrigeren en toonbaar te maken. Tijdens het breien las ik gewoonlijk. Nu nog beweren mijn broers, dat ze uit het tikken van mijn naalden konden afleiden, of het boek spannend was of niet! Hoe spannender, hoe sneller het getik! Ik was trouwens de enige van het gezin, die las. Als ik ongehoorzaam was geweest, kreeg ik als straf: zondag niet naar de bibliotheek! Mijn broers en zus kregen als straf: op een stoel met een boek! Natuurlijk waren er ook huishoudklusjes zoals afwassen, bedden maken, schoenen poetsen, stof afvegen enz. Maar in de tijd van de bosbessen, trokken wij met een ganse groep jongeren naar de bossen om bosbessen te plukken. Ganse dagen stonden wij gebogen of gehurkt bij de struikjes en plukten emmers vol bosbessen. Wij namen onze boterhammetjes mee en die aten wij op onder de bomen in het groen. Als het regende, schuilden wij gehurkt onder de regencape, die in die tijd algemeen gedragen werd. Ik hoor nog steeds het getokkel van de regen op die cape en voel de lucht onder de cape, die vochtig en warm werd van de regen en onze adem. Er werd dan heel wat afgegiecheld, terwijl we wachtten tot de regen voorbij was. We plukten verspreid door het bos en riepen van ver naar elkaar. Dat geluid weergalmde tussen de bomen en verdween in hun kruinen. Als we tegen de avond uit de bossen naar huis trokken met onze emmers vol bosbessen,lippen en tanden blauw van de geproefde bessen, waren we allemaal erg benieuwd hoeveel kilo van die zwarte heerlijkheid wij geplukt hadden! Wij plukten die namelijk niet alleen om er gelei van te maken thuis, maar het grootste gedeelte van onze schat werd naar de bakker van het dorp gebracht. Deze woog zorgvuldig de aangeboden hoeveelheid en per kilo kregen wij dan een belachelijk laag bedrag voor onze spaarpot. De bakker maakte natuurlijk bosbessentaart, die best wel prijzig verkocht werd. Hoe meer kinderen bosbessen aanboden, hoe lager de prijs werd, die wij ervoor kregen. Kwestie van vraag en aanbod zeker! Toch heb ik op die manier mijn allereerste "grote" fiets bijeen gespaard. Ik was zo trots alsof ik het grote lot gewonnen had! Als we na zo'n plukdag thuis onze handen probeerden zuiver te schuren, was dat méér dan een probleem. Met normale zeep ging die kleur er echt niet af. Dus werd beroep gedaan op azijn en javel. Ik heb wel ooit een half uur met mijn vingertoppen in de javel gezeten, om die vreselijke rouwranden onder mijn nagels weg te krijgen! Ook als kind reeds, was ik erg gevoelig voor mooi verzorgde handen. Er was echter geen beginnen aan en het moest er als het ware onder wegslijten. Die rouwnagels zijn alleen nog een verre herinnering van onbekommerd jong zijn en gelukkig en tevreden voelen met niets anders dan die dagen in een bos vol bosbessen in gezelschap van vrienden en vriendinnetjes, begeleid door het gezang van de vogels en de ruisende wind in de boomkruinen.
Mijn dorp zo lang geleden, was zo anders dan nu. De huizen waren anders, de mensen waren er anders, de kinderen waren voor mijn gevoel ook anders. Wij waren die kinderen, en we bekeken de wereld en als wat daarin bewoog en leefde, op een andere manier dan de kinderen dat nu doen. Tenminste, zo ervaar ik dat voor mijzelf. Ik herinner mij, hoe ik op een dag van school kwam en op de stoep liep door de grote straat. Op een bepaald ogenblik kwam er een eigenaardig karretje aan, getrokken door een hond. Later begreep ik dat het een van de zogenaamde "karhonden" was. Zo genoemd, omdat ze uitermate geschikt waren om karren voort te trekken. Het was een grote hond en hij trok een kar voort, die volgeladen was met fruit en groenten. Niet de soorten exotisch fruit en groente, die wij nu bijna dagelijks op ons bord zien, maar oerdegelijke Vlaamse groenten en fruit, te koop voor alle mensen, die geen tuintje of eigen teelt hadden.De eigenar van kar en hond liep achter hen aan en gebood de hond op bepaalde plaatsen halt te houden. Dan ging hij aanbellen bij ieder huis en vroeg te mensen, die de deur openden, of ze groenten of fruit van hem wilden kopen.Sommigen deden dat en anderen niet. Sommigen konden zich dat veroorloven en anderen niet. Ik stond stil op de stoep en stond met grote ogen het tafereel in mij op te nemen. En dat beeld vind ik tot op heden zo ongewoon en fascinerend, dat ik het ook nooit vergeten zal! Die hond had namelijk "schoentjes" aan! Hoe raar het ook klinkt, het was echt geen hallucinatie, die hond had echte schoentjes aan, héél kleine lederen schoentjes. Ze hadden iets weg van poppenschoentjes, maar toch anders. Ik stond daar in opperste verbazing, stokstijf naar dat dier te kijken, en kon eigenlijk mijn ogen niet geloven. De eigenaar van het dier liep ondertussen de deuren af en het dier wachtte gelaten op het ogenblik dat hij zijn last verder moest trekken. De man kreeg op zeker ogenblik in de gaten, dat ik wel erg gefascineerd was door zijn hond en kar. Of was ik misschien bang en durfde er niet voorbij? Hij knipte een oogje naar mij en riep: "Hij doet niets hoor! Je hoeft niet bang te zijn!" Ik schudde verbouwereerd mijn hoofd en zegde, dat ik niet bang was. Hij schokschouderde eens en trok met zijn hond verder door de straat, om aan de volgende huizen zijn waren aan te bieden. Toen ik thuis kwam, wilde ik mijn verhaal wel kwijt, maar aarzelde toch. Wie zou mij nu geloven, als ik vertelde, dat ik een hond had gezien met schoentjes aan! Ze zouden mij gegarandeerd uitlachen of voor leugenaar verslijten! Nee hoor! Toen ik mijn verhaal gedaan had, reageerde mijn pa, door te vertellen, waarom die hond schoentjes droeg. De man en zijn hond kwamen van dorpen ver, uit de fruitstreek. Het dier trok die kar, volgeladen met fruit en groenten kilometers over verharde en onverharde wegen. De kussentjes onder zijn poten kregen het héél hard te verduren, zodat hij ging hinken. De man moest een oplossing vinden voor zijn hond, zoniet kon hij zijn handeltje wel vergeten. Hierop heeft hij zich een lap leder aangeschaft en als het ware kleine schoentjes gemaakt voor zijn hond, die zo geen hinder meer ondervond van zijn lange weg, die hij moest afleggen. Ik heb nooit meer een andere hond met schoentjes ontmoet.
Tijdens een van mijn vakanties bij mijn oma op de molen, hadden mijn speelmaatjes van de overburen en ik een practig tijdverdrijf bedacht. Zij hadden een paardenkoetsje op twee wielen in de schuur staan en en dat ding intrigeerde ons meer dan gezond voor ons was. Op een lome zondagnamiddag, terwijl de volwassen van de boerderij in geen velden of wegen te bespeuren waren, en mijn oom, tante en hun toen nog kleine kinderen, een middagdutje deden, zagen wij onze kans schoon om dat prachtige tweewielertje uit de schuur te trekken en stil van het binnenhof de straat op te werken. Ik speelde met twee meisjes van de overburen. Eéntje was een jaar ouder dan ik en de andere een jaar jonger. De jongste was behoorlijk uit de kluiten gewassen, om niet te zeggen heel dik en fors. Haar zus en ik hebben er toen niets beter op gevonden dan haar in dat karretje te spannen, er zelf in te klimmen en daar gingen wij. Het karretje liep op luchtbanden, dus vrij vlot maar de weg, een onverharde weg uit geel zand en stenen, was bezaaid met kuilen en gaten. Op een gegeven ogenblik zagen we in de verte enkele mensen van de boerderij terugkomen van een wandeling in het veld. Nu was goede raad duur. Snel omhoog het veld in achter het huis en zo terug via het veldpaadje naar de binnenkoer leek ons de vlugste en veiligste oplossing. Voor ons misschien wel maar niet voor ons maatje, dat als ros fungeerde natuurlijk. Begin zo'n koets maar eens van de weg omhoog te trekken naar een iets hoger gelegen veld. Die rolde dus telkens terug naar de straat. En daar werden we op de duur betrapt door de terugkerende volwassenen. De uitbrander, die er toen volgde is niet voor herhaling vatbaar, maar desalniettemin hadden wij het een héérlijk spelletje gevonden!
Op deze gatenweg, wilde ik op een bepaald moment op een grote damesfiets gaan fietsen.Zoals blijkt uit het vervolg, had ik daar geen kaas van gegeten. Rechtstaand op de trappers vertrok ik in volle vaart. Ik was namelijk te klein om op het zadel te zitten. Ik reed veel te snel en hield te veel de gaten in het oog in plaats van de weg voor mij. Het gevolg was, dat ik van mijn baan afweek en met een prachtige duikvlucht terecht kwam in de hoge netelen, die naast de weg langs een klein beekje stonden. Dat dit géén prettig gevoel was, hoef ik wel niet nader te verklaren zeker! Ik was van kop tot teen geneteld en de vermaledijde fiets achterlatend langs de weg, keerde ik naar de molen terug om mijn geschaafde en genetelde ledematen te laten verzorgen! Als troost werd mij nog meegegeven dat ik nu waarschijnlijk nooit reuma zou krijgen, want goed netelen was het ideale recept tegen die ziekte Ik moet erbij vertellen, dat mij dat op het gegeven moment geen barst kon schelen, en dat ik het bovendien helemaal niet geloofde. Maar.......tot op heden heb ik geen reuma, alhoewel mijn ma dat wel had. Zouden die netelen dan toch...................
De dagen van mijn jeugd lijken steeds te baden in het zonnelicht. Heel gek is dat eigenlijk, want de winters waren zeker zo koud als nu en de lente en herfst lieten zich ook niet onbetuigd. Vooral de vakanties lijken in mijn herinnering een zonovergoten feest, ofschoon ik, als oudste van een groot gezin zonder meer elke dag moest meehelpen in het huishouden. En toch...... Buitenlandse reizen zaten er voor ons niet in maar af en toe mochten wij op "vakantie" voor enkele dagen bij een broer of zus van mijn pa of ma en dat was helemaal een feest! Onze uitjes waren eerder beperkt en enkele dagen ergens logeren en spelen met nichtjes en neefjes, slapen in een ander bed, andere kost eten, het hoorde allemaal bij dat "uit"-gevoel, dat die vakantiedagen héél speciaal maakten. Mijn bomma, die tevens mijn meter was, nodigde mij ook wel eens uit. Die herinneringen koester ik als zeer speciaal. Ze woonde namelijk in het woonhuis, dat verbonden was met een watermolen. Mijn jongste nonkel, die molenaar was, woonde bij haar in met zijn gezin.Hij woont er ook heden ten dage nog steeds als gepensioneerde molenaar. En de molen staat er nog even stoer als in mijn jonge jaren. Van uit het woonhuis, kon je via een brugje rechtstreeks de molen in. Onder je bruiste het water en je kon het als het ware ruiken. Er was zelfs een werkbank op dat bruggetje, dat dus een behoorlijke breedte had. Ik liep dan zo de molen in waar die heel speciale geur van meel ons tegemoet kwam, en mijn nonkel gewoonlijk aan het werk was in zijn lichtgekleurde overall, de typische kleur voor molenaars. Bij mijn verblijf daar sliep ik in een hoekkamer, net naast de beek. Héérlijk was het geluid van het water en het ruisen van de bomen voor het huis. Het was een hypnotische melodie, die je héél zachtjes in slaap wiegde. Tot op heden word ik rustig en kalm, en voel ik mij goed, als ik het geruis van water hoor. Aan de voorkant liep er nog een bruggetje over de beek en over de weg natuurlijk weer een voor het verkeer. Op echte hete zomerdagen mocht ik dan met de kinderen van de tegenoverliggende boerderij in de beek pootje baden. Als de sluis dicht was stond het water in de beek zéér hoog achter het huis, maar voor het huis reikte het nauwelijks tot over onze enkels. Daar was dus niets aan! Zwemmen wilden we (alhoewel we dat helemaal niet konden!) We riepen dan luidkeels in koor: Nonkel set de sluis open!!!! En natuurlijk deed hij dat, alleen reeds om het resultaat te kunnen zien. Als een dikke deken kwam dat water met volle kracht aangestormd en wij stonden in de beek gefascineerd te wachten tot het ons bereikte. We hadden geen idee van de kracht van dat aanstormende water! Op datzelfde ogenblik echter, werden de benen onder ons weggeslagen en lagen we te spartelen op onze rug of buik en te gieren van pret en van angst.Het water had zo'n enorme "power", dat wij elkaar moesten rechthelpen, want op eigen kracht was er geen beginnen aan. Na een tijdje spartelen en ravotten moesten wij dan naar binnen en hadden wij ons bad ook reeds gehad. Toen waren die beekjes nog glashelder en niet vervuild door de industrie. Afgedroogd en aangekleed, de natte lange haren gedroogd met een handdoek, zaten wij dan allemaal samen bij mijn vriendjes op de bank achter de tafel en aten boterhammen met siroop.En wij voelden ons de koning te rijk!
Ik kom uit een groot gezin en meer dan 50 jaar geleden was er in zulke gezinnen zelden geld voor veel speelgoed . Wij amuseerden ons nochtans geweldig en roeiden met de riemen, die wij hadden. Achter ons huis had mijn vader een grote tuin aangelegd, waarin hij alle denkbare groenten kweekten, met heel veel succes trouwens. Achter deze moestuin lag er een weide met fruitbomen. Donkerrode kersen, pruimen, Reine Claude, ringelotten, zegden de mensen thuis, peren en appelen. Het stukje, dat direkt aan de moestuin grensde, was ingepalmd door mijn twee broers, die direkt na mij volgden, en door mij. Wij hadden dat stuk mooi in drie verdeeld, omgespit (jawel!) en volgeplant met plantjes, die mijn vader teveel had of die hij weinig overlevingskansen gaf. Wij vertroetelden "ons hofje" met veel liefde en zorg. Ik had er zelfs een struik met stekelbessen in staan en die stekelbessen, kan ik u verzekeren, at ik allemaal op, van zodra ze knakkig en zuur waren. Tot op heden houd ik van knapperig fruit. Elke beet moet wat weerstand bieden, en dan is een appel, peer, perzik, of wat dan ook, voor mij héérlijk. Er stonden een paar spieren porei, wat groene selder een kropje sla en dergelijke dingen meer. Zelfs het vergeten plantje postelein, stond in mijn hofje. En dan natuurlijk wat bloemetjes: magrietjes, anjers, afrikaantjes, en viooltjes. We zaten dikwijls op een oude deken op het gras te spelen met onze poppen en andere dingen waarmee wij ons vermaakten. Tegen vijf uur in de namiddag werd er gegeten en het was een regelrecht feest, als ons werd toegestaan om onze boterhammetjes en koffie met melk mee naar buiten op de deken te nemen en dat daar op te eten. Dat waren feestmaaltijden, gekruid met zon en wind en de vreugde van jong zijn en genieten.
Als het kermis was in het dorp, wandelden mijn ouders op zondagavond samen naar de foor en brachten voor ieder van ons een speelgoedje mee, dat ze natuurlijk veel te duur betaalden. Maar begin maar eens met een hele zwerm kinderen naar de foor te trekken! Dan betaal je je zeker arm, ook in die tijd al! Dus een speelgoedje was nog steeds een betere investering, temeer omdat wij er langer plezier van hadden. Zo'n speelgoedje, dat ik gekregen had, was een klein cuisinièreke en met kleine kaarsjes kon je dan daarin vuur maken. Op een dag nam ik mij voor, buiten soep te maken op dat cuisinièreke met groenten uit mijn tuintje! Ik had erg goed gekeken, hoe mijn mama dat deed, en ik kon het vast en zeker ook! Vol goede moed versnipperde ik mijn groenten, waste ze, zette ze op in water in een klein keteltje en dan maar kaarsjes branden onder dat keteltje en maar wachten tot de soep eetbaar was! Maar dat werd ze niet!! Mijn groenten werden niet gaar, want dat water werd wel warm maar kookte niet. Verder had ik natuurlijk geen benul van kruiden toevoegen en smaakte dat hele gedoe naar afwaswater, ondanks mijn inspannend geroer en geproef. Ik snapte er niets van! De soep was niet te eten en mijn bewondering voor mama, die zo héérlijke soep kon maken met dezelfde groenten, die ik gebruikt had, nam geweldige proporties aan!