TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
29-06-2006
ART . NR . 33 . - HET UITWENDIGE
Art . Nr . 33 .
HET UITWENDIGE
Bouw en richtlijnen
Wanneer je het eerste gedeelte van deze les goed heefd bestudeerd , dan heeft je thans een naukeurig begrip van het lichaam en weet je hoe het inwendige van de mens er uit ziet . Wij willen je nu graag zijn uiterlijk laten bestuderen en je bepaalde richtlijnen geven , die je , wanneer je ze goed beheerst , zullen helpen uw figuren nauwkeurig naar de natuur of uit het hoofd te tekenen . Bekijkt je bijvoorbeeld de schematische figuur 22 , waarop wij bepaalde contructielijnen en richtpunten hebben aangegeven . Let eerst op de lijnen van de hals : de V - vorm van de twee halsspieren en de lijn veroorzaakt door het sleutelbeen . Let bij het bovenlichaam op de loodrechte middellijn , die je tot as zal dienen . Wij hebben gezien , dat deze middelijn altijd duidelijk zichtbaar is , zowel aan de voor als aan de achterkant . Hij neemt de buigbeweging van de romp aan , zoals de afbeelding toont . De tepels en de navel vormen drie belangrijke richtpunten . Onthoudt ook nog bij de romp de boog van de borstkas vlak onder het borstbeen en de gekartelde uitsteeksels op de ribben ( zaagspieren op de ribben ) . Bij het achteraanzicht ( fig . 23 ) vinden wij weer als as van de romp een verticale middelijn , die de richting van de wervelkolom volgt . Op schouderhoogte vormt de zevende halswervel een steeds zichtbaar uitsteeksel ; vooral bij magere mensen is dit goed te zien . Het is overigens niet zelden dat men bij sterk vermagerde personen de gehele middellijn door de zich aftekenende wervels kan volgen . Het ondereinde van de lijn loopt uit in een ruitvorm , veroorzaakt door het heiligbeen , dat door symmetrische kuiltjes aangegeven wordt . Het schouderblad is vooral aan zijn onderste hoek zichtbaar . Zowel van voren als van achteren gezien zijn de okselplooi , de bouw van de bekkenbeenderen en ook die het dijbeenshoofd duidelijk waarneembaar . Bij de elleboog veroorzaakt het uitsteeksel een lichte plooi in de huid . De driehoekige holte , aan de achterkant van de knie getekend , de zogenaamde knieholte , is al besproken . Je kunt ook duidelijk op onze afbeeldingen de twee verdikkingen van de kuitspieren herkennen en de onderkant van de Achillespees . Tenslotte rest ons , wat de vorm van de enkels betreft , nog op te merken , dat het enkelgewricht aan de binnenkant hoger ligt dan aan de buitenkant , wat wij trouwen al op een voorgaande pagina vermend hebben . Op fig . 24 laten wij de stand zien van het verschoven bekken , dat wil zeggen , dat het lichaam op één been rust in plaats van op twee . In dit geval dwingt het gewicht van het bovenlichaam het bekken tot een schuine stand , zodat het bekken als het ware naar buiten schuift , hetgeen wij door de stippellijn A B hebben aangegeven . Je moet er altijd op letten , deze verbindingslijn tussen de verschoven punten A B in overeenstemming te brengen met de schouderlijn C D . Het is nuttig na te gaan , waar de aanrakingspunten zich bevinden als de benen tegen elkaar staan . Fig . 25 toont bij een normaal gevormd lichaam de raakpunten , die op knieen en enkelhoogte onstaan . Tussen de dijen merkt je al naar gelang het model zwaarder of lichter is , een grotere of kleinere tussenruimte op ; bij de vrouw is deze ruimte evenwel zeer klein . Tussen de onderbenen ziet je , dat de verdikkingen van de kuitspier de tussenruimte gedeeltelijk , opvullen . Bij zeer sterk gespierde mensen is het mogelijk dat de kuiten elkaar op deze plaats raken . Er dient op gelet te worden , dat de richtlijnen , die de knie snijden schuin in omgekeerde richting lopen ten opzichte van de lijnen , die de enkels snijden . Als je de schuine stippelijn op fig . 25 volgt ziet je dat zowel de tekening van de voorkant als die van de zijkant dit aangeeft . Het been ( dijbeen , onderbeen en voet ) vertoont in zijn geheel van de zijkant gezien gewoonlijk de vorm van een zeer langgerekte S lijn tussen de verschoven punten A B in die bij het heupgewricht begint snijdt , zoals men ziet , het dijbeen in twee gelijke delen , maar loopt aan de voorkant van het onderbeen langs de omtreklijn . Wij hebben dit in onze schematische tekening met opzet enigzins overdreven . Het is echter van belang , dat deze langgerekte S - vorm goed in uw geheugen geprent wordt , want hij komt nog duidelijker tot uiting , wanneer alleen één been het lichaansgewicht draagt en het door de scheve stand van het bekken dubbel wordt belast . Bij de romp kan men de grootste vormverschillen tussen het vrouwelijk en het mannelijk lichaam waarnemen . Toen wij het geraamte bestudeerden , hebben wij vastgesteld , dat het bekken van de vrouw veel breder en wijder is dan dat van de man . Het middel bij een vrouwenfiguur ligt hoger dan bij de man ( fig . 26 ) en de liesplooi , die bij de man zeer sterk getekend is , valt bij de vrouw nagenoeg weg . Wanneer wij nu het bovenlichaam zowel van de vrouw als van de man , beide van de zijkant bekijken , met elkaar vergelijken , vallen de verschillen ons nog meer op ( fig . 27 ) . Bij de man is de ruglijn lang en de afvallende lendenlijn heel kort , terwijl bij de vrouw het tegenovergestelde het geval is . Sommige vervormingen van het uiterlijk van het lichaam worden veroorzaakt door het lichaamsgewicht of door een samendrukking . Als de spieren ontspannen zijn , zijn de vlezige delen aan de wet van de zwaartekracht onderworpen ; zij kunnen plat of misvormd lijken zoals de twee voorbeelden op fig . 28 tonen . Dit noemt men toevallige vervormingen , die onafhankelijk zijn van perspectief .
ART. NR . 33 . - FIG . 22 , 23 en 24 . - HEUPSTAND
Art . Nr . 33 .
Fig . 22 , 23 en 24 .
Let op de richtingen van de lijnen AB en CD bij deze heupstand .
FIG . 22 , 23 , en 24 . - HEUPSTAND
Fig . 23 .
Heupstand
FIG . 22 , 23 , en 24 . - HEUPSTAND
Fig . 22 , 23 en 24 .
Heupstand
FIG . 25 . - SCHEMA BENEN
Fig . 25 .
Schema , raakpunten van de benen
FIG . 26 en 27 . - HET MIDDEL BIJ MAN EN VROUW
Fig . 26 en 27 .
Het middel bij man en vrouw
ART . NR . 33 . - FIG . 28 . - VORMVERANDERINGEN
Art . Nr . 33 .
Fig . 28 .
Vormveranderingen veroorzaakt door het gewicht of door samendrukken , hebben niets te maken met vormveranderingen veroorzaakt door het perspectivisch aanzicht ( verkortingen )
28-06-2006
ART . NR . 31 . b , EN 32 - DE SPIEREN
Art . Nr . 31 . b ,
De spieren
Het hele beenderengestel is met een zeer ingewikkeld spierennet overdekt . Deze spieren , welke in de pezen uitlopen zijn omgeven en van elkaar , en zelfs van de huid gescheiden door vezelige vliezen . Het zijn de spieren , die door de zenuwen beheerst , als motoren dienst doen en de op zichzelf volkomen willoze beenderen van het skelet in beweging zetten . Zonder op bijzondeheden in te gaan is het goed op schematische wijze te tonen , hoe de spieren te werk gaan om de beweging te scheppen . De spieren bestaan uit een vlezige bundel vezels , welke gewoonlijk als spil eindigen en zich door middel van pezen aan de verschillende delen van het geraamte vasthechten . In rust bereikt de spier een zekere lengte A B , maar zodra hij door de zenuwen tot werking wordt aangezet trekt hij zich samen , vormt zich als het ware tot een bal en naarmate deze aan dikte toeneemt vermindert zijn lengte A C . ( fig . 14 ) . De twee schematische tekeningen van fig . 15 geven duidelijk de buig - en strekbewegingen van de arm weer , die door twee heel bekende spieren veroorzaakt worden : de tweehoofdige ( biceps ) en de driehoofdige ( triceps ) armspier . Op de eerste tekening ( fig . 15 ) ziet je de biceps zich samentrekken , terwijl de triceps uitgestrekt is . Daar de biceps met een einde aan de schouder en met het andere einde aan de onderarmbeenderen vastgehecht is , dwingt hij bij die samentrekking de onderarm tot buigen . Op de rechtse tekening doet zich het tegenovergestelde voor . De biceps is gestrekt , maar de triceps dwingt , het uitsteeksel van de opperarm als hefboom gebruikend , de onderarm zich in het verlengde van de opperarm uit te strekken . Deze demonstratie toont je op een heel theoretische manier hoe de spieren ( motoren ) de beweging van de beenderen ( hefbomen ) door samentrekking bewerkstellingen . Maar we moeten je er op attent maken , dat de arbeid van een spier meerdere uitwerkingen kan hebben . Wij hebben b.v. gezegd , dat de biceps de onderarm op de bovenarm buigt . Het kan net zo goed gebeuren dat de bovenarm zich naar de onderarm toebuigt . Een turner , die de stutstand maakt , beweegt de onderarm niet , het is veel meer de opperarm , die zich op de onderarm vouwt , naar de onderarm toegetrokken door de biceps , die een groot gedeelte van het lichaamsgewicht draagt . Wij zullen de voornaamste spieren naukeurig nagaan en even stil staan bij die , welke op het naakte lichaam het duidelijkst te zien zijn ( fig . 16 , 17 en 18 ) . De twee schuine halsspieren die aan de voorkant van de hals een V vormen , bewerkstelligen het draaien van het hoofd naar rechts en links , waarbij het gezicht zich naar de tegenovergestelde zijde van de zich samentrekkende spier richt . Maar zij neigen ook het hoofd naar voren en buigen het , ieder naar zijn kant toe . Men noemt deze spieren ook wel de borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren . Op de borstkas dienen de grote borstspieren er toe , de armen naar het lichaam te trekken , terwijl de schouderspier de arm omhoog heft . De buitenste schuine buikspier zorgt voor de draai - en buigbeweging van het middel . Door de zeer talrijke spieren van de onderarm worden de verschillende bewegingen aan de hand doorgegeven . Op het voorste gedeelte van de dijen ligt de geweldige spanspier van de dijschede , die het voorwaarts heffen van het been tot stand brengt . De kleermakersspier bewerkstelligt dat de benen de neergehurkte " kleermakerszit " innemen . Tenslotte wijzen wij je nog op de voorste scheenbeenspier die de voet opheft en vestigen wij er tegelijkertijd de aandacht op dat de voorkant van het scheenbeen bijna over de hele lengte van het onderbeen vlak onder de huid ligt . Laten wij nu tot de achterzijde van het lichaam overgaan . De monnikskapspier trek het hoofd achterover en heft de schouder op . De brede rugspier buigt en draait de romp . De driehoofdige armspier aan de achterkant van de arm dwingt de onderarm tot strekking ( fig . 15 ) . Als men de vingers heftig beweegt kan men duidelijk op de onderarm het aanzwellen van de hele spierenbundel zien die tot taak heeft de vingers te strekken . De bilspieren houden het lichaam in evenwicht op de benen . De tweehoofdige dijspier aan de achterkant van de dijen kan het onderbeen naar boven buigen . Van achteren gezien merkt je op dat deze spieren uit elkaar lopen om zich aan weerskante van de knie vast te hechten , waardoor zij een driehoekig afgetekende ruimte vormen , knieholte genaamd . Op de achterkant van het onderbeen is de verdikking van de tweeling kuitspier zichtbaar , die in de Achillespees uitloopt . Door zijn bemiddeling zorgen zij voor het heen en weer bewegen van de voet ( kuitspieren zijn bij hardlopers , fietsers , en danseressen bijzonder ontwikkeld ) . Op de afbeelding van terzijde gezien vinden wij dezelfde spieren , die wij zojuist besproken hebben terug , maar dan op een heel andere manier . Evenals wij hiervoor bij het geraamte gedaan hebben , zijn ook hier de tekeningen van de anatomische mens , van de voor - , achter - en zijkant , in de drie schema's van fig . 19 nogmaals vereenvoudigd weergegeven . Daardoor zult je makkelijker in staat zijn de voornaamste spieren in uw geheugen te prenten .
De vetlaag - De huid
De uitsteeksels van de beenderen en spieren zijn zodanig door een vetlaag omgeven dat zij daardoor soms minder zichtbaar zijn . Bij het lichaam van de vrouw bijvoorbeeld , dat minder grove beenderen heeft en minder gespierd is dan dat van de man , is daarentegen de vetlaag om het bekken veel zwaarder , waardoor het lichaam ronder en gladder is , terwijl het relief van het mannelijke lichaam over het algemeen oneffen en hoekig lijkt . De huid is op gepaalde plaatsen direct aan het geraamte gehecht , hetgeen onveranderlijke plooien veroorzaakt , zoals de plooi van de lies , van de oksel en de lijn die de as van het lichaam zowel aan de voor - als aan de rugzijde aangeeft . Er zijn ook de toevallige plooien , die bij bepaalde bewegingen ontstaan ; bijvoorbeeld aan de hals , als men het hoofd omdraait ; aan de elleboog als men de arm strekt en aan de romp als men zich voorover buigt . Door de verharding van het huidweefsel zijn bij grijsaards de uiterlijke plooien blijvend ingekerfd en dan worden dit rimpels . Zoals wij reeds aangekondigd hebben , volgt hier een beknopte anatomische atlas die je op uw gemak zult kunnen raadplegen om de op de vorige bladzijden verkregen kennis te kunnen vergroten .
ANATOMISCHE ATLAS ( nadruk verboden ) ART . NR . 32 .
ART . NR . 32 . - ANATOMISCHE ATLAS - SKELET V/D ROMP
Art . Nr . 32 .
ANATOMISCHE ATLAS
Skelet van de romp .
ART . NR . 32 . - DE SPIEREN VAN ROMP EN HALS
Art . Nr . 32 .
De spieren van romp en hals .
ART . NR . 32 . - SKELET VAN SCHOUDERGORDEL EN ARM
Art . Nr . 32 .
Skelet van schoudergordel en arm .
ART . NR . 32 . - DE SPIEREN VAN DE ARM
Art . Nr . 32 .
De spieren van de arm .
ART . NR . 32 . - SKELET V/H BEEN EN DE VOET
Art . Nr . 32 .
Skelet van het been en de voet .
ART . NR . 32 . - SKELET V/H BEEN EN DE VOET
Art . Nr . 32 .
Skelet van het been en de voet .
ART . NR . 32 . - DE SPIEREN V/H BEEN E/D VOET
Art . Nr . 32
De spieren van het been en de voet .
ART . NR . 32 . - ANATOMISCHE ATLAS - SPIEREN V/H BEEN
Art . Nr . 32 .
Anatomische Atlas
De spieren van het been
27-06-2006
ART . NR . 31 . b , - FIG . 14 EN 15 - BICEPS EN TRICEPS
Art . Nr . 31 . b ,
Fig . 14 en 15 .
biceps en triceps
ART . NR . 31 . b , - FIG . 16 , 17 , en 18 DE VOORNAAMSTE SPIEREN
Art . Nr . 31 . b ,
Fig . 16 , 17 en 18 .
De voornaamste spieren
FIG . 19 . - SCHEMA 'S VAN HET SPIERBEELD.
Fig . 19 .
Schema's van het spierbeeld ( voor - , zij - en achteraanzicht ) .
ART . NR . 31 . b , - FIG . 20 en 21 . STUDIE MAN - EN VROUWELIJK NAAKT .
Art . Nr . 31 . b ,
Fig . 20 en 21 .
Wij laten u hier twee krachtige studies van een vrouwelijk en een mannelijk naakt zien .