TEKEN EN SCHILDERTECHNIEKEN EERSTE DEEL VANAF 14/10/06
30-06-2006
FIG . 32 . - FIGUUR BIJ DE OUDE EGYPTENAREN .
Fig . 32 .
Gestyleerde menselijke figuur bij de oude Egyptenaren .
FIG . 33 en 34 . - VERKORTINGEN VAN J . SCHULTZ - DAL
Fig . 33 .
Verkortingen .
Beide voorbeelden zijn van de hand van Jacques Schultz - Dal
( nadruk verboden )
FIG . 33 en 34 . - VERKORTINGEN VAN J . SCHULTZ - DAL
Fig . 34 .
Verkortingen van Jacques Schultz - Dal .
FIG . 35 . - VERSCHILLENDE VERKORTINGEN
Fig . 35 .
Verschilende verkortingen .
FIG . 36 . - VERSCHILLENDE VERKORTINGEN
Fig .36 .
Verschillende verkortingen .
FIG . 37 . - VERSCHILLENDE VERKORTINGEN
Fig . 37 .
Verschillende verkortingen .
FIG . 38 . - OVERSNIJDINGEN
Fig . 38 .
De figuur laat ons tevens duidelijk zien waar de ene lijn als het ware in de andere " duikt " . Wij noemen dit een " oversnijding " .
ART . NR . 33 . a , - FIG . 39 . VERKORTE VORM.
Art . Nr . 33 . a ,
Fig . 39 .
Nog een voorbeeld van verkorte vorm .
FIG . 29 , 30 EN 31 . - IDEALE CANON VAN 8 HOOFDLENTEN
Fig . 29 , 30 en 31 .
Alvorens zich te gaan bezighouden met de verkortingen , is het nuttig zich nogmaals de ideale canon van 8 hoofdlengten in herinnering te roepen ( zie les " schetsen van personen " ) . Vergelijk nogmaals de vormen bij de man en bij de vrouw . Bij de vrouw een breder bekken en enigszins ronde afhangende schouders . Bij de man een smaller bekken en hogere , hoekige schouders . Bij de vrouw ligt ook de taille iets hoger . Fig . 32 - Gestyleerde menselijke figuur bij de oude Egyptenaren .
FIG . 29 , 30 EN 31 . - IDEALE CANON VAN 8 HOOFDLENTEN
Fig . 29 , 30 en 31 .
De ideale canon van 8 hoofdlenten
ART . NR . 33 . a , - DE VERKORTING
Art . Nr . 33 . a ,
DE VERKORTING
Tekenen is vooral kennis van vorm . Maar de vorm kunnen begrijpen als zij moeilijk te herkennen is , of beter gezegd : haar duidelijk eenvoudig en nauwkeurig weergeven om haar zodoende voor iedereen begrijpelijk te maken , is zeker één van de grootste moeilijkheden van het tekenen . Wanneer is de vorm moeilijk te begrijpen ?... Als zij zich zo aan het oog voordoet , dat de normale verhoudingen van haar afmetingen min of meer ontwricht lijken . Dit is het geval bij de verkorting , die wij overigens al herhaaldelijk in de voorafgaande lessen hebben besproken . De weergave van de verkorting laat geen onvolmaaktheid , " ongeveer " toe . Hij moet duidelijk uitkomen , zoals men gewoon zegt : " Het moet er zijn ! " . Het oog moet van het begin af herkennen , dat b.v. dit stompje een arm is vanuit een bepaalde hoek gezien of beter nog het idee van een stomp mag hier niet eens bij ons opkomen ; dadelijk zonder dat men erbij hoeft te denken moet men zien , dat het een arm is . Kort gezegd : de aanschouwer moet het weergegeven object ( menselijk lichaam of een gedeelte ervan ) kunnen begrijpen , hoewel het op een eigenaardige manier getekend is en een vorm heeft die totaal van zijn normale uiterlijk of van zijn gebruikelijke voorkomen kan afwijken . En als men je vraagt of je het zichzelf afvraagt : Wat moet dat voorstellen " , dan is de verkorting mislukt , dan is het doel niet bereikt . Het is volstrekt noodzakelijk deze moeilijkheden in de weergave van de verkorting te overwinnen en wel onmiddellijk . Om dit te bereiken , moet je de vorm eerst nauwkeurig kennen . Wij moeten hem dus samen onderzoeken , er de oorsprong en reden van zoeken , in één woord , hem ontleden . Men heeft de neiging , wat trouwens logisch is , om elke vorm zo helder en volledig mogelijk weer te geven . De verkregen " afbeelding " komt in het algemeen overeen met de " maximum uitwerking " van het voorwerp , en in het bijzonder die van de twee voornaamste afmetingen : de lengte en de breedte . Het kind nu ( als men volwassenen leert tekenen moet men altijd weer op het kind terugkomen , omdat wat het gezichtsvermogen betreft , zij slechts kinderen zijn en men bij hen overheersende trekken van het kinderlijk gezichtsvermogen terugvindt ) het kind dus , geeft de dingen niet weer zoals het ze ziet , maar zoals het weet dat ze zijn . Feitelijk ziet het kind de dingen niet , als men onder zien de begrijpende opname van het netvliesbeeld verstaat . Deze reactie , dit psychische natuurwonder voltrekt zich langzamerhand onder de samenwerkende invloed van ervaring en opvoeding . Laten we terloops letten op de ( bijna identieke ) overeenstemming tussen de tekeningen van een kind en die van de primitieven . Dan zullen wij bijvoorbeeld vaststellen , dat in de Egyptische kunst ( welke overigens maar betrekkelijk primitief is ) bij een profielaanzicht het oog niet is weergegeven , zoals het van de zijkant gezien wordt , dus als het ware afgesneden van zijn onzichtbare helft . Bekijk dit encreux - relief ( fig . 32 ) met het hoofd in zijaanzicht , terwijl het oog in vooraanzicht is weergegeven . De schouders en de romp zijn ook van voren gezien , de benen en voeten echter van terzijde . Natuurlijk heeft de kunstenaar zijn model niet zo kunnen zien : dit is een schematische en abstact grafische voorstelling . Hij heeft voor iedere bijzonderheid de meest volledige voorstelling gekozen en - dat is ook wel waar - die , welke het makkelijkst te tekenen was . Tegenwoordig zou een kind van een jaar of tien , dat niets van de Egyptische kunst afweet , niet anders handelen . Waarom , omdat de kinderen en de primitieven bewust of onbewust de perspectief niet kennen . Wat is nu eigenlijk een verkorting . Het is het perspectivisch aanzicht van een vorm die over het algemeen niet geometrisch , maar veeleer menselijk ( of dierlijk ) is , of van een gedeelte hiervan . Zonder verkorting , zonder perspectief kan men slechts een " algeheel overzicht " weergeven , waar de hoofdafmetingen , vooral de lengte , in hun normale verhoudingen afgebeeld zijn . Dit is het , wat vanzelfsprekend het uiterlijk van de buitenwereld uitermate beperkt en in het bijzonder dat van levende wezens en hun bewegingen . Zelf een lezer , die op het gebied van de meetkunde onkunde is , zal onmiddelijk begrijpen , dat bij de verkorting van de drie afmetingen , die noodzakelijkerwijs een voorwerp in de ruimte bepalen , er één opgeofferd moet worden , dat wil zeggen : verminderd en niet in zijn werkelijke grootte weergegeven wordt . Deze nieuw verschijnende grootte , die de werkelijkheid vervangt , geeft gewoonlijk in onze ogen de lengte aan . Hij ondergaat de verkorting . Hier komen wij bij de hoofdzaak die ons de sleutel van het vraagstuk levert . Wij hebben gezegd : Een afmeting is verminderd , verkleind , verkort , maar alleen deze ene : noodzakelijkerwijs blijven de twee anderen in dezelfde verhoudingen tot elkaar . Hier vinden wij dus een onverwachte , als je wilt stotende , wanverhouding tussen afmetingen , waaraan ons oog en onze geest al van het begin of aan gewend zijn . Laten wij deze belangrijke uiteenzetting samenvatten met de volgende woorden : Bij een vorm in de verkorting gezien onstaan nieuwe verhoudingen ; die met onze gewoonten en met onze visuele ervaring in botsing komen en die geeerbiedigd moeten worden , hoe verrassend zij ons ook op het eerste gezicht mogen lijken . Met nog meer nadruk wijzen wij er op dat , als de lengte door een aanzienlijke verkorting verminderd en soms tot nul gereduceerd wordt , de breedte , de dikte onveranderd blijven en altijd hun relatief normale afmetingen houden . Is dat nu alles ? Neen ! Het stipte nadaan van deze ongewone , nieuwe verhoudingen geeft slechts een omtrek of zelf - en dat wel eerder - alleen een fundering . Een gelijkmatige lijn , die deze omtrek bepalen zou , zou alleen maar een onleesbare lijntekening vormen , waarop de tevoren genoemde verwarring in de onderlinge verhoudingen zou verhinderen dat wat bekend is te onderscheiden . Men zou kunnen zeggen aan een vreemde massa , een zonderlinge vorm die niets voorstelt . Bij gebrek aan toonwaarden en relief - die nooit onmisbaar zijn - ligt een intelligente lijn voor de hand . Intelligent komt van het Latijnse woord intelligere en wil zeggen : begrijpen . De intelligente mens is dus hij die begrijpt . Een intelligente lijn is een begrijpende lijn , die de perspectief van de verkorting begrijpelijk , verstaanbaar maakt en de oversnijding verklaart .
Oversnijdingen
Wat noemt men in de schilderstaal een oversnijding ? Schematisch gezien komt het hierop neer : het is een lijn die op een bepaalde lengte de omtrek volgt , en deze begrenzende lijn verlaat om in de vorm zelf te dringen ( fig . 38 ) . Dit ineenschuiven herinnert ons aan het in elkaar zetten van een lemmet ( mes ), in een heft ( handvatsel ), het monteren ervan dus . Dit in elkaar schuiven is bij een normaal ontwikkelde vorm haast niet te zien , maar het is onmisbaar bij het aanduiden en uitdrukken van een verkorting . In dit geval lijkt het inderdaad alsof b.v. de delen en relief van een arm of van een been in elkaar doordringen , over elkaar schuiven , als het ware in elkaar overgaan .
Ook hier is wat wij vanaf het begin van deze curcus constuctie genoemd hebben hoogst noodzakelijk , want zij zal ons in staat stellen een verkorting juist en onberispelijk weer te geven . Wij zullen overigens later op deze " constructie " terugkomen en er enkele verklaringen , die voor onze huidige studie belangrijk zijn , aan toevoegen . Nog één enkel woord , om te eindigen en ons op het terrein van de waarneming en uitbeelding terug te brengen . Door een enkele lijn kunnen wij de vorm weergeven . Wij hebben zojuist beweerd , dat de waarden en het relief niet onontbeerlijk zijn . Niet onontbeerlijk , maar toch uiterst nuttig . De tekening die uitsluitend bestaat uit een lijn is een vereenvoudigde en willekeurige weergave van de natuur . Door haar vrijwillige eenvoud wint zij aan stijl en accent . Maar het is moeilijk , zelfs ondenkbaar , om het bij een verkorting volledig daarbij te laten . En hoe koud lijkt niet zo'n lijnen - verwarring in vergelijking met een tekening , waarop ook enkele schaduwen en halftinten aangebracht zijn , die niet alleen het relief suggereren , maar als het ware de vorm helemaal naar voren van het papier af laten komen . Wij hebben bij deze uiteenzetting een tamelijk groot aantal voorbeelden gegeven , die overigens in alle opzichten opmerkelijk zijn en die wij aan het talent van Jacques SCHUTZ - DAL te danken hebben . Door de eerlijkkheid en duidelijkheid van de lijnen zult je de weergave van de gevarieerde en gedurfde verkortingen beter leren begrijpen . De studie van de verkorting , die overigens heel aantrekkelijk is , juist omdat hij het onverwachte schept , kunt je dus niet missen . Je zult moeten beginnen hem vol vertouwen en zonder vrees aan te pakken . Wij hopen dat wij je niet vervelen als wij steeds herhalen : de waarneming is altijd waarborg voor succes .
29-06-2006
ART . NR . 33 . - HET UITWENDIGE
Art . Nr . 33 .
HET UITWENDIGE
Bouw en richtlijnen
Wanneer je het eerste gedeelte van deze les goed heefd bestudeerd , dan heeft je thans een naukeurig begrip van het lichaam en weet je hoe het inwendige van de mens er uit ziet . Wij willen je nu graag zijn uiterlijk laten bestuderen en je bepaalde richtlijnen geven , die je , wanneer je ze goed beheerst , zullen helpen uw figuren nauwkeurig naar de natuur of uit het hoofd te tekenen . Bekijkt je bijvoorbeeld de schematische figuur 22 , waarop wij bepaalde contructielijnen en richtpunten hebben aangegeven . Let eerst op de lijnen van de hals : de V - vorm van de twee halsspieren en de lijn veroorzaakt door het sleutelbeen . Let bij het bovenlichaam op de loodrechte middellijn , die je tot as zal dienen . Wij hebben gezien , dat deze middelijn altijd duidelijk zichtbaar is , zowel aan de voor als aan de achterkant . Hij neemt de buigbeweging van de romp aan , zoals de afbeelding toont . De tepels en de navel vormen drie belangrijke richtpunten . Onthoudt ook nog bij de romp de boog van de borstkas vlak onder het borstbeen en de gekartelde uitsteeksels op de ribben ( zaagspieren op de ribben ) . Bij het achteraanzicht ( fig . 23 ) vinden wij weer als as van de romp een verticale middelijn , die de richting van de wervelkolom volgt . Op schouderhoogte vormt de zevende halswervel een steeds zichtbaar uitsteeksel ; vooral bij magere mensen is dit goed te zien . Het is overigens niet zelden dat men bij sterk vermagerde personen de gehele middellijn door de zich aftekenende wervels kan volgen . Het ondereinde van de lijn loopt uit in een ruitvorm , veroorzaakt door het heiligbeen , dat door symmetrische kuiltjes aangegeven wordt . Het schouderblad is vooral aan zijn onderste hoek zichtbaar . Zowel van voren als van achteren gezien zijn de okselplooi , de bouw van de bekkenbeenderen en ook die het dijbeenshoofd duidelijk waarneembaar . Bij de elleboog veroorzaakt het uitsteeksel een lichte plooi in de huid . De driehoekige holte , aan de achterkant van de knie getekend , de zogenaamde knieholte , is al besproken . Je kunt ook duidelijk op onze afbeeldingen de twee verdikkingen van de kuitspieren herkennen en de onderkant van de Achillespees . Tenslotte rest ons , wat de vorm van de enkels betreft , nog op te merken , dat het enkelgewricht aan de binnenkant hoger ligt dan aan de buitenkant , wat wij trouwen al op een voorgaande pagina vermend hebben . Op fig . 24 laten wij de stand zien van het verschoven bekken , dat wil zeggen , dat het lichaam op één been rust in plaats van op twee . In dit geval dwingt het gewicht van het bovenlichaam het bekken tot een schuine stand , zodat het bekken als het ware naar buiten schuift , hetgeen wij door de stippellijn A B hebben aangegeven . Je moet er altijd op letten , deze verbindingslijn tussen de verschoven punten A B in overeenstemming te brengen met de schouderlijn C D . Het is nuttig na te gaan , waar de aanrakingspunten zich bevinden als de benen tegen elkaar staan . Fig . 25 toont bij een normaal gevormd lichaam de raakpunten , die op knieen en enkelhoogte onstaan . Tussen de dijen merkt je al naar gelang het model zwaarder of lichter is , een grotere of kleinere tussenruimte op ; bij de vrouw is deze ruimte evenwel zeer klein . Tussen de onderbenen ziet je , dat de verdikkingen van de kuitspier de tussenruimte gedeeltelijk , opvullen . Bij zeer sterk gespierde mensen is het mogelijk dat de kuiten elkaar op deze plaats raken . Er dient op gelet te worden , dat de richtlijnen , die de knie snijden schuin in omgekeerde richting lopen ten opzichte van de lijnen , die de enkels snijden . Als je de schuine stippelijn op fig . 25 volgt ziet je dat zowel de tekening van de voorkant als die van de zijkant dit aangeeft . Het been ( dijbeen , onderbeen en voet ) vertoont in zijn geheel van de zijkant gezien gewoonlijk de vorm van een zeer langgerekte S lijn tussen de verschoven punten A B in die bij het heupgewricht begint snijdt , zoals men ziet , het dijbeen in twee gelijke delen , maar loopt aan de voorkant van het onderbeen langs de omtreklijn . Wij hebben dit in onze schematische tekening met opzet enigzins overdreven . Het is echter van belang , dat deze langgerekte S - vorm goed in uw geheugen geprent wordt , want hij komt nog duidelijker tot uiting , wanneer alleen één been het lichaansgewicht draagt en het door de scheve stand van het bekken dubbel wordt belast . Bij de romp kan men de grootste vormverschillen tussen het vrouwelijk en het mannelijk lichaam waarnemen . Toen wij het geraamte bestudeerden , hebben wij vastgesteld , dat het bekken van de vrouw veel breder en wijder is dan dat van de man . Het middel bij een vrouwenfiguur ligt hoger dan bij de man ( fig . 26 ) en de liesplooi , die bij de man zeer sterk getekend is , valt bij de vrouw nagenoeg weg . Wanneer wij nu het bovenlichaam zowel van de vrouw als van de man , beide van de zijkant bekijken , met elkaar vergelijken , vallen de verschillen ons nog meer op ( fig . 27 ) . Bij de man is de ruglijn lang en de afvallende lendenlijn heel kort , terwijl bij de vrouw het tegenovergestelde het geval is . Sommige vervormingen van het uiterlijk van het lichaam worden veroorzaakt door het lichaamsgewicht of door een samendrukking . Als de spieren ontspannen zijn , zijn de vlezige delen aan de wet van de zwaartekracht onderworpen ; zij kunnen plat of misvormd lijken zoals de twee voorbeelden op fig . 28 tonen . Dit noemt men toevallige vervormingen , die onafhankelijk zijn van perspectief .
ART. NR . 33 . - FIG . 22 , 23 en 24 . - HEUPSTAND
Art . Nr . 33 .
Fig . 22 , 23 en 24 .
Let op de richtingen van de lijnen AB en CD bij deze heupstand .
FIG . 22 , 23 , en 24 . - HEUPSTAND
Fig . 23 .
Heupstand
FIG . 22 , 23 , en 24 . - HEUPSTAND
Fig . 22 , 23 en 24 .
Heupstand
FIG . 25 . - SCHEMA BENEN
Fig . 25 .
Schema , raakpunten van de benen
FIG . 26 en 27 . - HET MIDDEL BIJ MAN EN VROUW
Fig . 26 en 27 .
Het middel bij man en vrouw
ART . NR . 33 . - FIG . 28 . - VORMVERANDERINGEN
Art . Nr . 33 .
Fig . 28 .
Vormveranderingen veroorzaakt door het gewicht of door samendrukken , hebben niets te maken met vormveranderingen veroorzaakt door het perspectivisch aanzicht ( verkortingen )
28-06-2006
ART . NR . 31 . b , EN 32 - DE SPIEREN
Art . Nr . 31 . b ,
De spieren
Het hele beenderengestel is met een zeer ingewikkeld spierennet overdekt . Deze spieren , welke in de pezen uitlopen zijn omgeven en van elkaar , en zelfs van de huid gescheiden door vezelige vliezen . Het zijn de spieren , die door de zenuwen beheerst , als motoren dienst doen en de op zichzelf volkomen willoze beenderen van het skelet in beweging zetten . Zonder op bijzondeheden in te gaan is het goed op schematische wijze te tonen , hoe de spieren te werk gaan om de beweging te scheppen . De spieren bestaan uit een vlezige bundel vezels , welke gewoonlijk als spil eindigen en zich door middel van pezen aan de verschillende delen van het geraamte vasthechten . In rust bereikt de spier een zekere lengte A B , maar zodra hij door de zenuwen tot werking wordt aangezet trekt hij zich samen , vormt zich als het ware tot een bal en naarmate deze aan dikte toeneemt vermindert zijn lengte A C . ( fig . 14 ) . De twee schematische tekeningen van fig . 15 geven duidelijk de buig - en strekbewegingen van de arm weer , die door twee heel bekende spieren veroorzaakt worden : de tweehoofdige ( biceps ) en de driehoofdige ( triceps ) armspier . Op de eerste tekening ( fig . 15 ) ziet je de biceps zich samentrekken , terwijl de triceps uitgestrekt is . Daar de biceps met een einde aan de schouder en met het andere einde aan de onderarmbeenderen vastgehecht is , dwingt hij bij die samentrekking de onderarm tot buigen . Op de rechtse tekening doet zich het tegenovergestelde voor . De biceps is gestrekt , maar de triceps dwingt , het uitsteeksel van de opperarm als hefboom gebruikend , de onderarm zich in het verlengde van de opperarm uit te strekken . Deze demonstratie toont je op een heel theoretische manier hoe de spieren ( motoren ) de beweging van de beenderen ( hefbomen ) door samentrekking bewerkstellingen . Maar we moeten je er op attent maken , dat de arbeid van een spier meerdere uitwerkingen kan hebben . Wij hebben b.v. gezegd , dat de biceps de onderarm op de bovenarm buigt . Het kan net zo goed gebeuren dat de bovenarm zich naar de onderarm toebuigt . Een turner , die de stutstand maakt , beweegt de onderarm niet , het is veel meer de opperarm , die zich op de onderarm vouwt , naar de onderarm toegetrokken door de biceps , die een groot gedeelte van het lichaamsgewicht draagt . Wij zullen de voornaamste spieren naukeurig nagaan en even stil staan bij die , welke op het naakte lichaam het duidelijkst te zien zijn ( fig . 16 , 17 en 18 ) . De twee schuine halsspieren die aan de voorkant van de hals een V vormen , bewerkstelligen het draaien van het hoofd naar rechts en links , waarbij het gezicht zich naar de tegenovergestelde zijde van de zich samentrekkende spier richt . Maar zij neigen ook het hoofd naar voren en buigen het , ieder naar zijn kant toe . Men noemt deze spieren ook wel de borstbeen - sleutelbeen - tepelspieren . Op de borstkas dienen de grote borstspieren er toe , de armen naar het lichaam te trekken , terwijl de schouderspier de arm omhoog heft . De buitenste schuine buikspier zorgt voor de draai - en buigbeweging van het middel . Door de zeer talrijke spieren van de onderarm worden de verschillende bewegingen aan de hand doorgegeven . Op het voorste gedeelte van de dijen ligt de geweldige spanspier van de dijschede , die het voorwaarts heffen van het been tot stand brengt . De kleermakersspier bewerkstelligt dat de benen de neergehurkte " kleermakerszit " innemen . Tenslotte wijzen wij je nog op de voorste scheenbeenspier die de voet opheft en vestigen wij er tegelijkertijd de aandacht op dat de voorkant van het scheenbeen bijna over de hele lengte van het onderbeen vlak onder de huid ligt . Laten wij nu tot de achterzijde van het lichaam overgaan . De monnikskapspier trek het hoofd achterover en heft de schouder op . De brede rugspier buigt en draait de romp . De driehoofdige armspier aan de achterkant van de arm dwingt de onderarm tot strekking ( fig . 15 ) . Als men de vingers heftig beweegt kan men duidelijk op de onderarm het aanzwellen van de hele spierenbundel zien die tot taak heeft de vingers te strekken . De bilspieren houden het lichaam in evenwicht op de benen . De tweehoofdige dijspier aan de achterkant van de dijen kan het onderbeen naar boven buigen . Van achteren gezien merkt je op dat deze spieren uit elkaar lopen om zich aan weerskante van de knie vast te hechten , waardoor zij een driehoekig afgetekende ruimte vormen , knieholte genaamd . Op de achterkant van het onderbeen is de verdikking van de tweeling kuitspier zichtbaar , die in de Achillespees uitloopt . Door zijn bemiddeling zorgen zij voor het heen en weer bewegen van de voet ( kuitspieren zijn bij hardlopers , fietsers , en danseressen bijzonder ontwikkeld ) . Op de afbeelding van terzijde gezien vinden wij dezelfde spieren , die wij zojuist besproken hebben terug , maar dan op een heel andere manier . Evenals wij hiervoor bij het geraamte gedaan hebben , zijn ook hier de tekeningen van de anatomische mens , van de voor - , achter - en zijkant , in de drie schema's van fig . 19 nogmaals vereenvoudigd weergegeven . Daardoor zult je makkelijker in staat zijn de voornaamste spieren in uw geheugen te prenten .
De vetlaag - De huid
De uitsteeksels van de beenderen en spieren zijn zodanig door een vetlaag omgeven dat zij daardoor soms minder zichtbaar zijn . Bij het lichaam van de vrouw bijvoorbeeld , dat minder grove beenderen heeft en minder gespierd is dan dat van de man , is daarentegen de vetlaag om het bekken veel zwaarder , waardoor het lichaam ronder en gladder is , terwijl het relief van het mannelijke lichaam over het algemeen oneffen en hoekig lijkt . De huid is op gepaalde plaatsen direct aan het geraamte gehecht , hetgeen onveranderlijke plooien veroorzaakt , zoals de plooi van de lies , van de oksel en de lijn die de as van het lichaam zowel aan de voor - als aan de rugzijde aangeeft . Er zijn ook de toevallige plooien , die bij bepaalde bewegingen ontstaan ; bijvoorbeeld aan de hals , als men het hoofd omdraait ; aan de elleboog als men de arm strekt en aan de romp als men zich voorover buigt . Door de verharding van het huidweefsel zijn bij grijsaards de uiterlijke plooien blijvend ingekerfd en dan worden dit rimpels . Zoals wij reeds aangekondigd hebben , volgt hier een beknopte anatomische atlas die je op uw gemak zult kunnen raadplegen om de op de vorige bladzijden verkregen kennis te kunnen vergroten .
ANATOMISCHE ATLAS ( nadruk verboden ) ART . NR . 32 .
ART . NR . 32 . - ANATOMISCHE ATLAS - SKELET V/D ROMP