Op het ogenblik dat ik dit schrijf, is het zoveelste Groot Dictee der Nederlandse Taal volop bezig (of net afgelopen?). Hoewel ik dit hopeloos overschatte media-gebeuren al enkele jaren volkomen links laat liggen, zullen vrienden en kennissen me toch weer vragen of ik, als verwoede taalliefhebber, niet meegedaan heb. Nee, nee, nee dus! De tijd is voorbij dat ik inderdaad elk jaar met pen en papier aan het TV-scherm gekluisterd zat en meestal een iets betere score behaalde dan het gemiddelde van de zaal. Bovendien heb ik op dergelijke spellingwedstrijden te lande af en toe een podiumplaats bereikt, waarmee ik als prijs enkele woordenboeken e.d. in de wacht heb gesleept. Intussen besefte ik meer en meer dat een dicteewedstrijd in feite niets te maken heeft met taalkennis maar alles met het correct kunnen spellen van aartsmoeilijke woorden (die je bovendien zelden of nooit gebruikt!). Sindsdien maak ik me ongezond druk om andersluidende beweringen van mensen die m.i. beter zouden moeten weten. Verwijzend naar het Groot Dictee vindt royaltyjournalist Jan Van den Berghe het maar normaal dat je als journalist een correct taalgebruiker bent (GvA 16.12); in 2006 was VdB de beste der prominenten, maar in een echte taaltest zou hij waarschijnlijk minder goed gescoord hebben: in zijn korte GvA-tekst lees ik ten minste twee gallicismen
In dit verband las ik onlangs eenzelfde standpunt van prof. Hans Bennis, bijzonder hoogleraar Taalvariatie aan de Universiteit van Amsterdam. Ik citeer gedeeltelijk (de vetgedrukte onderstrepingen zijn van mij): (
) het Groot Dictee interesseert me niet. Ik begrijp niet dat intelligente mensen hieraan meedoen, laat staan dat ze er trots op zijn als ze weinig fouten maken. (
) Het heeft allemaal niets met natuurlijke taal te maken, maar met de regeltjes die men heeft verzonnen om taal op te schrijven. Ik vind het jammer dat mensen zoveelxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
waarde hechten aan een correcte spelling. Om een of andere reden stellen mensen correct spellen gelijk aan goed zijn in taal. Maar goed zijn in taal staat voor mij eerder gelijk aan zonder horten of stoten je gedachten helder onder woorden kunnen brengen; iets wat ik zelden tegenkom. Of aan het in staat zijn om complexe
zinnen te gebruiken en te begrijpen. Het zou goed zijn als ze daar op school meer aandacht aan zouden besteden, in plaats van te hameren op wel of geen tussen-n (
) N.B. Die prof zou spellingvoorschriften zelfs geheel willen afschaffen (schrijf zoals je spreekt), maar dat gaat mij dan weer véél te ver.
|