als je bij me bent
worden de tijgers rond mijn huis niet groter
dan breekt de angst als een schaduw
en plant de stilte zich in onze kelen
je duizend lippen tasten aan mijn hart
de witte spin van je hand dwaalt door mijn bed
je lichaam
is een stad waarover ik beweeg met geruisloze
vleugelslagen en het zeewier van je biechtgeheimen
wekken de mieren in de straten van mijn bloed
je woorden zuigen tranen van mijn vingers
je lijf is een tempel vol paardengetrappel
is een boek waar ieder oog
de zenuw over snijdt
een muur waartegen stormrammen leunen
een rode druppel van de moederlijke weg
een breekbaar ei veilig in het snoer
van gevederde vingers
aan de olie van je wervels
de kroeg waar de glazen rinkelen
heb ik tastend aan de duistere deur
mijn handen verwond
witte vogels zweven als scherven boven onze hoofden
de wolken worden zwanger en je borsten
wit en zacht als brood
ik heb beschroomd en met de teerste zoen
je lange lippen toegedrukt
laat me nu slapen
aan een strand waaraan de golven klotsen zonder
einde
|