Vier dagen vóór de 75ste verjaardag van bevrijding van Westende, die plaatsgreep op 12 september 1944, heeft de gemeente Middelkerke een groots feest georganiseerd. We moesten er destijds zo lang op wachten en dat was dus zeker een goede manier om dat op een heuglijke manier in de herinnering te brengen. Schepen Eddy Van Muysewinkel was daarvoor de drijvende kracht en de dienst erfgoed de regisseur.
Verloop
Uit folder gemeente Foto van ‘Het Nieuwsblad’
Om 16 uur startte een feestelijke optocht aan de Calidris, via de Essex Scottishlaan en de Westendelaan naar het oorlogsmonument aan de Sint-Laurentiuskerk. De belangstelling was zeer groot en enthousiast. Ik was wel een weinig maar aangenaam verrast toen ik zag dat tientallen gezinnen in beide straten de Canadese vlag hadden uitgehangen. De stoet was mooi om te bekijken, alhoewel ik ook een stem opving die beweerde ‘dat het wel wat meer had mogen zijn’. Misschien was dat wel niet volledig onterecht maar het kan ook positief bedoeld geweest zijn.
De roeper opende de stoet, gevolgd door de spelers van de West Coast Pipe Band, in 2005 opgericht in Koksijde, die prachtige klanken uit hun doedelzak toverden.
Foto’s Gwen Laremans
Ze werden gevolgd door elf legervoertuigen, waarvan sommige bij mij persoonlijke herinneringen opriepen, namelijk de Jeep Willy’s en de GMC.
p>
Foto Dany Van Loo (Het Nieuwsblad) Foto Sabine Bieno Willems
In de spaties tussen de voertuigen traden de re-enactors op. Leden van een toneelgroep in originele kledij uit die tijd, speelden de rol van gewone, blijde burgers. Sommige droegen bordjes, met opschriften als ‘Leve de Canadezen’, ‘Westende dankt zijn bevrijders’, ‘In donkere tijden hoopten wij op jullie’, ‘Honour on our Liberators’, ‘Dank aan onze bevrijders’, ‘Westende bevrijd 1944 – 2019’, ’12 september 1944’, Essex Scottish Regiment For Ever, ‘Jullie versloegen de vijand in de duinen en veroverden onze harten’, ‘Door de Canadezen bevrijd, keren wij naar ons huis verblijd’. Sommige vrouwelijke figuranten hadden plaatsgenomen in de voertuigen. Zo zat raadslid Bianca, mooi uitgedost in een volgens haar zelfgemaakt kleed, in een jeep. Hier en daar werden papieren Canadese vlaggetjes uitgedeeld en kinderen deelden snoep uit.
Foto’s Sabine Bieno Willems Eigen foto
Foto Benny Proot
Een paar groepen of groepjes of enkelingen mogen niet vergeten worden: Kristof Jacobs als kopman van enkele militairen in uniform van Canadese regimenten, een motorrijder en een fietser.
Ik verwachtte min of meer dat op het kruispunt met de Joseph Matthieulaan bloemen zouden neergelegd worden aan het fotopaneel dat herinnert aan de bevrijding, maar dat gebeurde niet.
Eigen foto
Dat bord moet er nu een goeie vijf jaar geleden geplaatst zijn en het duidt ook aan dat hier een rustpunt is van de wandeling ‘Schuddebeurze’. Ik zal wel de enige niet zijn die daar toen niet erg mee opgezet was. Daar stond daarvoor immers het volgend gedenkteken
Foto Annick Keters
Dat gedenkteken had men nooit mogen wegnemen. We mogen namelijk niet vergeten dat twee Canadese militairen sneuvelden bij de bevrijdingsgevechten tussen 10 en 12 september. In de tekst van het huidig paneel worden de namen van de twee gesneuvelde Canadese militairen niet eens vermeld.
Dat waren sergeant Edgar Rivait (25 jaar) en soldaat Douglas Lyttle (19 jaar). Waarom het vorig gemeentebestuur zo weinig respect daarvoor opbracht, mag bovendien blijken uit wat in de wandelgangen verteld wordt: het monumentje werd gewoon op het stort gegooid. Burgemeester Dedecker antwoordde op mijn vraag daarover dat de zondag aanwezige Ereconsul Agneessens hem liet verstaan dat hij plannen heeft in dat verband.
Een youtube-film van 11’58” van Marc Haverals, van de volledige stoet, voorafgegaan door een opwarming van de doedelzakgroep op het strand, kan bekeken worden op
De stoet trok daarop via de Westendelaan naar het oorlogsmonument aan de kerk, waar, rond 17 uur dan een officieel huldemoment plaatsgreep. De roeper leidde alles in goede banen.
Ziehier de groep ‘Autoriteiten’
Foto Sabine Bieno Willems
Er werden toespraken gehouden door
Frédéric L. Agneessens, Ereconsul van Canada voor Vlaanderen Jean-Marie Dedecker, burgemeester Eddy Van Muysewinkel, schepen
Eigen foto’s
Er werden bloemtuilen neergelegd door bovenstaande autoriteiten alsook door
Fregatkapitein Luc Desanghere, korpscommandant van de provincie West-Vlaanderen samen met Luitenant-Kolonel SBH Quentin Van Kerckhoven, kwartiercommandant kamp Lombardsijde Schepen Natacha Lejaeghere Een mevrouw in militair uniform (????)
Tijdens de huldiging weerklonk muziek van het ensemble ‘De Confrérie van Toulouse-Lautrec’ (te weinig, vond ik), terwijl het Camerlinckxkoor heerlijk gezang ten beste bracht. De Confrérie van Toulouse-Lautrec uit Oostende is een groep vrienden die onder andere op plechtigheden bij monumenten op de klaroen blazen ter ere van de gesneuvelde soldaten "Ten Velde" of "Last Post" en de andere militaire eerbewijzen. Ze speelden hier een aandoenlijke ‘Last Post’
Foto Dany Van Loo (Het Nieuwsblad)
Twaalf zangers van het Camerlinckxkoor brachten hartverwarmende muziek. Zij staan bekend voor hun hoofdzakelijk vierstemmige liederen uit verschillende periodes en culturen, van diverse origine en componisten, in hun eigen taal. Hun repertoire zou nu meer dan 300 partituren omvatten.
Als slot van het huldebetoon brachten het koor en de doedelzakspelers gezamenlijk ‘Amazing Grace’. Dat is één van de liederen die ik het liefste hoor. Kennen jullie het misschien niet?
Van 18 tot 22 uur greep op het Arthur Meynneplein of markt, een ‘Bal Populaire’ plaats met optredens van de Coast Big Band (vanaf 18 uur) en Slick Nick & the Casino Special ((voorzien) vanaf 19u30).
De “Coast Big Band” is het grootste jazzorkest uit het Conservatorium Aan Zee (CAZ) in Oostende. De muzikanten zijn allemaal leerlingen en gepassioneerde amateur muzikanten die les volgen in het CAZ en de band staat onder de leiding van Yves Fernandez, jazztrompettist. De band bestaat al verschillende jaren en verzorgde al verschillende lokale optredens. Hun optreden in Chicago tijdens de gerenommeerde Midwest Convention, waar de Coast Big Band als allereerste niet-Amerikaanse band mocht spelen in de categorie Jazz Bands, was een hoogtepunt!
Eigen foto
De markt was goed gevuld met toeschouwers. Een grote biertent, een standje van ‘ ’t Zwientje’, een tearoom, eethuis en brasserie in Lombardsijde en ‘Cross to Romania’, de lokale vereniging die zich reeds sinds eind de jaren ‘90 inzet voor Roemeense bevolkingsgroepen die in armoedige omstandigheden leven. Het bakken van hun pannenkoeken zal wel goed opgebracht hebben.
‘Slick Nick and the casino special’, een Antwerps zevental dat aan de wieg stond van de retro revival. Ze brachten Rock & Roll, Rythm & Blues en swing. Denk aan Radio Modern sfeer met mooi grijs jasje, zwarte strikjes en veel attitude. De frontman, Slick Nick, fungeert als mister entertainment himself. De muzikanten hebben hun strepen al verdiend bij talloze bands.
Het optreden was voorzien vanaf 19u30. Om 20u30 waren ze echter nog bezig met hun voorbereiding. Ik ben niet langer gebleven, zoals zoveel anderen, zodat ik jullie enkel onderstaande foto kan aanbieden. Bij navraag bleek dat velen terugkeerden en er een leuke avond beleefden.
Eigen foto
Expo ‘Westende Bevrijd 1944-2019’
Naast het uitstekend initiatief, dat ik in een vorig artikel behandelde, om op het marktplein een mini-cinema in een container aan te bieden en naast het bevrijdingsfeest op 8 september 2019, bracht de gemeente nog een derde mogelijkheid om de bevrijding in de herinnering te brengen van zijn inwoners, een tentoonstelling gewijd aan het bevrijdingsleger van de Canadezen. Die was geopend van 30 augustus tot 15 september 2019 in ‘De Kilt’ Essex Scottishlaan, 3 telkens van 10 tot 18 uur.
Uit folder gemeente
De tentoonstelling omvatte voorwerpen in verband met de bevrijding, die Westendenaar Kristof Jacobs na jaren intens zoeken, kon verzamelen. Hij toont uniformen, uitrusting, lichte wapens en objecten van de Canadese bevrijders en van de Duitse bezetter. Niet alledaags en mooi gepresenteerd. Ik meen te mogen zeggen dat felicitaties hier echt op hun plaats zijn. Met toelating van Kristof mocht ik de onderstaande foto’s nemen, waarvoor dank.
In het verslag van de gemeenteraad van 24.09.1947 had ik gelezen dat Romain PAQUAY, gewezen onderofficier van het Essex Scottishregiment, die meehielp aan de bevrijding van Westende op 10, 11 en 12 sep 1944 als aandenken aan deze ‘heuglijke’ dagen zijn uniform schonk aan de gemeente Westende (toen uiteraard nog zelfstandig)
De gemeente had reeds bij de opening van de Essex Scottishlaan op 10.6.45 het vaandel van het regiment ontvangen.
Om mijn artikel wat te illustreren, had ik dus graag een foto van dat vaandel en van het uniform daaraan toegevoegd. Ik vroeg dus (in 2007) aan de gemeente om daartoe de toelating te krijgen. De gemeente vond echter dat dit niet kon en gaf daarvoor volgende rechtvaardiging: “Gezien het uitzonderlijke historische belang van dit uniform en omwille van de kwetsbaarheid van de materialen is het niet aangewezen deze stukken permanent tentoon te stellen. Licht, temperatuurschommelingen en vocht hebben immers een zeer nefaste inwerking op de weefsels: ze verkleuren, desintegreren... Daarom moet blootstelling aan deze elementen zoveel mogelijk worden vermeden. Dat betekent natuurlijk niet dat het uniform voor altijd achter slot en grendel zit, integendeel. Bij speciale gelegenheden kan het nog altijd tentoongesteld worden.”
Dat is dus nu gebeurd voor het uniform, maar waar is het vaandel? Zou het kunnen dat beide toch niet in de beste omstandigheden bewaard worden? Misschien moet toch maar een manier gevonden worden om dat toch te doen, zonder dat ze beschadigd worden.
In 2012 werd Kristof Jacobs ingehuldigd in The Royal Canadian Legion. Zijn passie voor alles wat met de wereldoorlogen te maken heeft, kende daarmee een nieuw hoogtepunt. “Ik kreeg bij mijn inhuldiging een opdracht mee die ik zo goed mogelijk en in alle sereniteit probeer uit te voeren”, zegt Kristof. Door zijn inhuldiging en de onderscheiding is hij op veel plaatsen waar Canadezen worden gehuldigd aanwezig als vertegenwoordiger van The Royal Canadian Legion. Jacobs schreef ook een aan te bevelen boek over de Brits-Australische bezetting van Nieuwpoort in 1917.
Besluit Dat was een waardig feest waarvoor de gemeente en zijn diensten, in het bijzonder ‘Erfgoed’, en Kristof Jacobs een pluim verdienen.
Bronnen Foto’s van Gwen Laremans, Sabine Bieno Willems, Dany Van Loo (Het Nieuwsblad), Dirk Benoot, Annick Keters, overgenomen met toestemming van de fotografen. Foto’s hier en daar wat kleiner gemaakt wegens opgelegde groottebeperking door Seniorennet (100 kB) Folders gemeente
Een persoonlijk artikel schrijven over wat de bevrijding na 1940-45 voor de Westendse bevolking betekend heeft, verschilt natuurlijk van het gebruik van de herinneringen van meerdere Westendenaars, ouder dan ik. Ik raadpleegde daarvoor de archieven van de gemeente, ‘Graningate’ en persoonlijke documenten. Ik heb daar een paar persoonlijke herinneringen aan toegevoegd, maar veel is dat niet. Ik heb weliswaar de heuglijke bevrijdingsdag en al wat kort daarna gebeurde in het dorp kunnen meemaken. ‘Snotter’ wat ik toen was, was ik de korte broek nog niet ontgroeid en bovendien is het algemeen bekend dat zogezegde herinneringen, vooral uit de kinderjaren, vaak ontstaan ‘van horen vertellen’. Met verhalen van personen die het wel als volwassene beleefden, moet men voorzichtig zijn. Ik heb iemand gekend die een boek wilde schrijven over ‘Oorlogen in Nieuwpoort’. Hij liep daarvoor de deuren plat om voldoende gegevens te verzamelen. Hij is er tenslotte mee gestopt omdat de ‘herinneringen’ zo uiteenlopend, verschillend, ja zelfs tegenstrijdig waren.
Verschil tussen de eerste en de tweede wereldoorlog De tweede wereldoorlog verliep en eindigde op totaal verschillende manier als de eerste. Na 14-18 lag er nauwelijks nog één steen van Westende op de andere, de bevolking was gevlucht. ‘De ‘bevrijding’ betekende toen ‘terugkeren’, ‘opruimen’, ‘wachten op toelatingen en materialen’ en ‘heropbouwen’.
De 'Achttiendaagse Veldtocht' is de operatie van het Belgisch leger tijdens de tweede wereldoorlog vanaf de inval door het Duitse leger in Nederland, België en Frankrijk op 10 mei 1940 tot de capitulatie van het Belgisch leger op 28 mei 1940. Dat betekende echter geenszins dat we toen van de Duitsers verlost waren. Tot aan de bevrijding, dus meer dan vier jaar, werd Westende nog bezet. De Duitsers vreesden dat een aanval van de geallieerden uit de Noordzee zou komen en daarom werd de kustlijn extra verdedigd. Er werd een soort muur opgericht, vandaar de naam ‘Atlantikwall’, een ononderbroken opeenvolging van steunpunten, batterijen en radarstations, geëchelonneerd langs gans de kust. Op het Westends grondgebied werden twee steunpunten en een batterijstelling uitgebouwd. Tevens moesten mijnenvelden, versterkt met prikkeldraad en ontelbare palen en paaltjes waaraan springstoffen vastgemaakt waren, eventuele landingsschepen de aanval onmogelijk maken. Dikke boomstammen of ijzeren rails moesten de doorbraak van manschappen en tanks op het strand beletten. De schuine helling van de zeedijk vormde een tweede antitanklijn. Daarachter lag nog een overdekte antitankgracht. Om de kilometer stond antitankgeschut. Op de zeedijk stond een dikke muur, die eruitzag als het gelijkvloers van een gebouw. Alle straten die uitmondden op de Zeedijk waren afgesloten door nog een dikke muur. In de lege villa's lagen mijnen of andere explosieven. Ondoordringbaar voor de geallieerden! De vele militaire installaties brachten ook mee dat heel wat Duitse militairen in onze kustplaats vertoefden. De beweging van onze inwoners werden fel beperkt. De militaire stellingen en de Duitse strijdkrachten waren uitgelezen doelwitten voor de geallieerde vliegers. De gemeente werd dan ook vaak gebombardeerd. De bommen zorgden voor de vernieling van de Duitse stellingen, maar troffen ook de burgerlijke gebouwen. De mijnen in de villa’s en op de velden eisten ook slachtoffers. Af en toe stortte er een vliegtuig neer op de gemeente.
En toen waren daar de Canadezen
Op 6.9.1944 verliet het I Bataljon van het Essex Scottish Regiment Dieppe om zich via Duinkerke in de nacht van 8 september naar Oostende te begeven. ‘s Anderendaags werd de stad bereikt, waar geen Duitse weerstand te bespeuren viel. Een ontvangst in verwarring viel de Canadezen te beurt. Omdat de terugkeer van de vijand niet mocht uitgesloten worden, werd een verdedigingsgordel opgetrokken rond de stad.
Op 10 september trok een gevechtsgroep bestaande uit twee Compagnies begeleid door eenheden met steunwapens naar WESTENDE met het doel er de Duitse kustbatterij in de duinen uit te schakelen. De stelling werd omsingeld. Twee dagen actieve verkenningen en nauwkeurige waargenomen vuren met mortieren, antitankwapens, bofors (kanonnen 40 mm) en veldkanonnen bleken tenslotte te veel voor de verdedigers. Op 12 september om 12u15 gingen de witte vlaggen de hoogte in, wat leidde tot een complete overgave.
Er werden 316 krijgsgevangenen gemaakt, waaronder negen officieren. Een grote voorraad wapens en uitrusting werd buitgemaakt.
Ik herinner mij dat er eerst gevechten plaatsgrepen in de dorpskern. Op de hoek van de (toen nog) Zeelaan (B) stond een Duits mitrailleurnest opgesteld. Wij woonden toen in de Lombardsijdelaan Nr 7. (A)
Achter ons huis was het ‘Veld’, begroeid met heidestruiken. Een ideale naderingsroute voor de Canadese militairen. Wij hadden een grote tuin met veel fruitbomen. Mijn vader wilde de Canadezen op zijn manier bedanken voor hun komst en had zich op een ladder bij een fruitboom geïnstalleerd. Hij wierp de militair, die dat wilde, bij het voorbijkomen door de tuin, een stuk fruit toe. De militairen hadden eigenlijk wel andere zorgen want ze installeerden zich achter het muurtje vooraan ons huis. Van daaruit schoten ze naar de Duitsers om het mitrailleurnest uit te roeien. Dat het muurtje er nu niet meer is, valt te verklaren door het feit dat de Duitsers het vuren beantwoordden zodat de steenbrokken in het ronde vlogen.
De echtgenote van Bernard Van der Weyden die een fietszaak had op de hoek van de Dorpplaats en de Duinenweg (C), was wat te nieuwsgierig en waagde even een kijkje naar buiten. Dat aanvaarden de Duitsers niet en ze schoten haar in de arm.
Hoeveel Westendenaars maakten echt de bevrijdingsdag mee? Op 16 juli 1944 vaardigde de Kreiskommandant een ontruimingsbevel uit. Al wie geen vrijstellingsgetuigschrift kon voorleggen moest ten laatste op 3 augustus 1944 de gemeente ontruimen.
De lijst van diegene die moesten evacueren omvatte 90 mannen, 125 vrouwen, 99 ouderlingen en 101 kinderen, zijnde een totaal van 415 personen. De geëvacueerden werden zowat verspreid over West- en Oost-Vlaanderen en Brabant. De meeste zijn slechts teruggekeerd na de bevrijding door de Canadezen. Wie kon er vrijgesteld worden? Al diegene die van enig nut konden zijn voor de bezetters, zoals geneesheren, personen die werkten voor de Wehrmacht, landbouwers, kleermakers, chauffeurs, houders van trekpaarden, herbergiers, winkeliers, haarkappers, leden van de commissie ‘Openbare Onderstand’, garagisten, politiebeambten, viswinkels, gemeentebedienden, werklieden in dienst van verschillende firma’s, ouderlingen van meer dan 80 jaar die deel uitmaakten van een gezin dat niet moest evacueren, hoveniers, personen werkend bij de zeevisserij. De lijst van de personen die op 10 augustus in de gemeente mochten verblijven omvatte aldus 422 mannen en 422 vrouwen, 438 kinderen minder dan 18 jaar, een totaal van 1282.
Huldebetoon ter ere van het Essex Scottish Regiment: de ‘Groote Stoet’ Was de repatriëring van alle geëvacueerde de reden dat gewacht werd om hulde te brengen aan de Canadezen die ons bevrijdden? Of wachtte men het einde van alle gevechtshandelingen en de overgave van de Duitsers af? Dat gebeurde in mei 1945 en het lijkt me logisch dat er geen officiële vieringen plaatsgrepen zolang de oorlog niet definitief beëindigd was.
De huldiging had dus inderdaad plaats op zondag 10 juni 1945, onder grote belangstelling. Op de rechtse foto, o.a. Ivonne Devriendt, mijn moeder, Lucie Ramon, Martha Madelein e. Alidore Lefevere, Margriet Morel, …
Er werd een feestcomité opgericht met de volgende samenstelling: Leon Tack Voorzitter Victor Massaux E.H. Theophiel Castelein Alidore Lefevere Albert Deschacht Lucien Coulier Leden Henri Tack Secretaris
Ziehier het programma van de ‘Groote Stoet’ die toen plaatsgreep.
Groep 14: groepen met Wagen
Groep 14: groepen te voet
Voor enkele groepen, vermeld op het programma, heb ik geen overeenkomst kunnen vinden met foto’s in mijn bezit: 7 Boerenbond, 8 Christen Syndicaat, 10 Kroostrijke Gezinnen, 15 Duivenmaatschappij, 16 Oudstrijders en Invaliden. Kan iemand mij misschien helpen?
Bezoek autoriteiten aan de Atlantik Wall
Militair Defile
Huldebetoon aan de doden
Receptie (?)
Op de linkse foto zien we de verpleegster Thérèse Minne, die zich niet enkel tijdens de oorlog maar ook lang daarna met hart en ziel ten dienste stelde van de Westendse bevolking.
Repressie Zodra een stad of dorp van de Duitsers was bevrijd, kwam naast de vreugde ook de volkswoede tot uiting en begon de jacht op echte of vermeende collaborateurs. Diegenen die zich tijdens de bezetting Duitsgezind getoond hadden of meewerkten aan de collaboratie werden bij de bevrijding het mikpunt van de plaatselijke bevolking.
Zo herinner ik mij dat de inboedel van M.G. (bijgenaamd ‘Miete Sakosj’) via deuren en vensters op straat gegooid werd. Ook werden op de gevels van het huis van echte en/of van vermeende collaborateurs hakenkruisen geschilderd. Het is algemeen bekend dat de rangen van het verzet begin september plots vervoegd werden door een vloedgolf van helden van het laatste uur, die, zolang de Duitsers nog in het land waren, nog nooit de nek hadden uitgestoken en waarvan de meesten hoopten met hun viriel vandalisme tegen de inboedel van de achtergebleven "zwarten" nog vlug een wit voetje te halen. Maar ook gespuis allerhande maakte van deze chaotische dagen gebruik om oude vetes te vereffenen, te plunderen en doodgewoon economische of amoureuze concurrenten uit de weg te ruimen. (uit ‘De Afrekening’ van J. Maes)
Naarmate de steden en gemeenten bevrijd werden namen de tijdens de verkiezingen van oktober 1938 verkozen gemeenteraden en de in 1939 verkozen schepenen en benoemde burgemeesters, die door de Duitsers waren afgezet, onmiddellijk hun ambt weer op. Dat was ook het geval in Westende. Joseph Maesen en Jos Van Oeteren waren lid van het 'Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV)' en waren schepen geworden via een speciale verordening in 1941 waarbij alle mandatarissen ouder dan 60 jaar moesten vervangen worden.
Leden van het onderwijzend personeel die zich hadden aangetrokken gevoeld door de ‘Nieuwe Orde’, August Dewulf en Albert Bloes, werden door de gemeenteraad geschorst vanaf 27 september 1944 tot einde februari 1945 en later nogmaals. André Inghelram, oorlogsburgemeester in Middelkerke, schoolmeester in Westende, werd afgezet.
De gevolgen van de repressie lieten zich tot in de eenentwintigste eeuw gevoelen.
Wat herinnert ons vandaag nog aan het Essex Scottishregiment? Ted Lancefield maakte in 1944-45 een fotoreportage toen hij als Canadees militair aan de Belgische kust verbleef.
“I was a member of the Essex Scottish Regiment. At the time of the celebration in june 1945 I took over 100 pictures of the parade and ceremonies. These pictures have never been shown to the people of Belgium.”
In het schepencollege van Westende van 26 mei 1945 werd beslist dat de ‘Zeelaan’ in de toekomst ‘Essex Scottishlaan’ zou heten. Op 17 juni 1945 werd het straatbord plechtig onthuld. Het bord werd enkele jaren geleden verwijderd en vervangen door een paneel met foto’s dat staat op de hoek van de Essex Scottishlaan en de Joseph Matthieulaan.
In de gemeenteraad van 24 september 1947, aanvaardde de gemeente van Romain PAQUAY, gewezen onderofficier van het Essex Scottishregiment, die meehelp aan de bevrijding van Westende op 10, 11 en 12 sep 1944, zijn uniform als aandenken aan deze heuglijke dagen.
Het zou, samen met het Canadees vaandel, dat bij de opening van de Essex Scottishlaan op 10.6.45 door het Essex Scottishregiment aan de gemeente afgestaan werd, zorgvuldig op het gemeentehuis bewaard blijven. Het bevindt zich nu in het museum ‘De Oude Post’ in Middelkerke
Op 12 september 1944 werd Westende bevrijd door Canadese troepen van het ‘Essex Scottish Regiment'. Natuurlijk moet zo’n heuglijk feit herdacht worden! Ik wil dit dan ook uitvoerig doen, met drie artikels:
Minibioscoop 'Westende bevrijd – in woord en beeld’
Mijn eigen ‘herinneringen’ plus 'gelezen en gehoord'
Bevrijdingsfeest op 8 september 2019
Deel 1: een minibioscoop
Als je tot het besef komt dat het al vijf en zeventig jaar geleden is dat wij bevrijd werden, dan realiseer je je ook dat er maar weinig Westendse overlevende meer zijn die het heuglijk einde van de tweede wereldoorlog mochten meemaken en er nog kunnen over vertellen.
Is het dan niet logisch dat hun herinneringen voor het nageslacht bewaard worden? Natuurlijk! En daar zorgden gelukkig enkele leden van de familie Van Troostenberghe voor.
Edwin Van Troostenberghe was twee jaar lang bezig met de opmaak van een 10-delige reeks over het leven in bezet Middelkerke tijdens de Tweede Wereldoorlog. 1.200 pagina’s en 400 verhalen met tal van unieke foto’s. Later zette de gemeente Middelkerke de digitale reeks gratis online, zodat iedereen die het wil deze unieke verhalen en foto’s kan volgen. Op de afbeelding met de rolverdeling hieronder, kunnen jullie zien dat Edwin daarbij geholpen werd door zijn zoon Thomas en door zijn broer Ronny.
Misschien is het overbodig dat ik jullie nog meer over die bekende familie vertel, maar ik wil het toch doen omdat zij al jaren een heel belangrijke sociaal-culturele rol spelen in Middelkerke en zoiets wordt al te weinig in de verf gezet.
Momenteel leidt Edwin zijn eigen zaak TROOSTWIN Mediawijze Projecten, dat met opleiding, consultancy en eigen producten organisaties ondersteunt die mensen mediawijzer willen maken. Van opleiding is Edwin socioloog en houder van een bibliotheekschooldiploma. Hij had van 1982 tot 2013 de leiding van de gemeentebibliotheek Middelkerke. Hij nam actief deel aan een groot aantal bovenlokale werkgroepen bij Linc, Bibnet, VVBAD en de Provincie West-Vlaanderen. Hij was medeontwikkelaar van ZIZO jeugd. Hij was medeontwikkelaar van ZIZO en fungeerde jarenlang als voorzitter van de werkgroep. Hij schreef artikels in vaktijdschriften (Bibliotheek-&Archiefgids, Klapper...) en gaf referaten in heel Vlaanderen. Hij was projectleider van het Project Delphi in de opstartperiode en bleef jarenlang bezieler. In die hoedanigheid ontwikkelde hij cursussen, draaiboeken en andere producten voor de bibliotheeksector.
Broer Ronny, architect, zes jaar voorzitter Gecoro, heemkundige, stichter van Graningate en auteur van artikels in dat tijdschrift, gids bij winterwandeling kusthistories, …
Zoon Thomas, video-editor bij VideoLine, actief in bedrijfspresentaties en documentaires.
Het werk werd opgedragen aan vader Carlo, oudstrijder en krijgsgevangene, die zij ‘de stille inspirator’ noemen van dit album.
Het onderdeel over de Bevrijding Eén van de 10 delen handelt over de bevrijding en heet ‘Westende Bevrijd – in woord en beeld’. Middelkerkenaars/ Westendenaars vertellen hun verhaal over de Tweede Wereldoorlog voor de camera. "Heel wat van die verhalen zijn uniek en bevatten ook heel wat anekdotes over angst, verraad, vaderlandsliefde en guitenstreken, maar ook de dagelijkse strijd om eten en brandstof. De gesprekken worden per aflevering omkaderd door een deskundige tekst en uitleg en het geheel omvat ook tal van foto’s die nooit eerder zijn verschenen. De mensen die aan het woord komen in de reeks, waren allemaal nog kind toen de oorlog woedde."
Ik zal het verder niet hebben over de details van hun ervaringen. Die kunnen afgelezen worden op internet of beluisterd en bekeken worden in de minibioscoop.
Ziehier de behandelde onderwerpen: (door Westendenaars en Lombardsijdenaars) Robert Boone (en NIET Roger): Handgranaten, Spelen met munitie Irène Coucke (+): de repressie, Engelsen versus Duitsers, Villa’s op de dijk Isidoor Coulier (+): Lachen met de Duitsers Simonne Deprez (+): Rock ’n Roll bij Wiskes Georges Hosten: De Afrekening, Aanhouding van zwarten, De wet Gutt, De Engelsen Simonne Hosten: Engelstalig cliënteel Solange Madelein (+): Georges Soete verstopt
Minibioscoop Maar er is meer. Op het Arthur Meynneplein (of markt) in Westende kan men ook van de reeks genieten en dat tot en met zondag 15 september, elke dag van 10 tot 18 uur. Dat gebeurt in een container waarin 12 mooie zeteltjes aangebracht zijn, vandaar de benaming ‘Minibioscoop’.
Zoals hieronder te zien is, zal men straks ook een tentoonstelling kunnen bezoeken in ‘De Kilt’ met foto’s, voorwerpen, uniformen in verband met de Bevrijding (collectie Kristof Jacobs)
Besluit Ik kan de Van Troostenbergh’s alleen maar feliciteren voor dit merkwaardig en bijzonder verzorgd werk.
Bronnen https://www.hln.be/in-de-buurt/middelkerke/figuranten-gezocht-voor-de-bevrijdingsstoet-in-westende~a3d0465b/ Artikel door Timmy Van Assche in Het Laatste Nieuws op 24 juli 2019 https://www.hln.be/in-de-buurt/middelkerke/-opvallend-veel-mensen-hadden-sympathie-voor-de-duitsers~a3271be2/ Artikel door Paul Bruneel in Het Laatste Nieuws op 11 februari 2017
Geschiedenis van Lombardsijde: de wederopbouw na de 'Rasierung' in de eerste wereldoorlog
Iedereen zal zeker weten dat Lombardsijde tijdens de eerste wereldoorlog het toneel was van zware, onmenselijke gevechten, van Belgische zijde in hoofdzaak geleverd door de infanterie van het 9de Linieregiment. Het dorp werd tevens zeer vaak beschoten door de artillerie zowel van de vijandelijke zijde als vanaf bevriende schepen van een Engels eskader die vanop zee de bezettende Duitsers in het dorp een halt wilden toeroepen. Dat constant onder vuur liggen had dan ook noodlottige gevolgen. Er werd geen steen meer op de andere gelaten. We moeten hier niet spreken van algehele vernieling maar van 'Rasierung'Ā (= met de grond gelijk maken)
Nauwelijks kon men nog zien aan een steenhoop waar een gebouw gestaan had. Van de kerk stond er nog een enkel zuiltje van een paar meters hoog, te midden van stukgeschoten grafkruisjes. Onder de oorlog waren zelfs de wegen en banen opgebroken, kapotgeschoten. Waar of hoe liep deze of gene straat, waar stond deze of gene hoeve, dit of dat gebouw? Deze vragen drongen zich op wanneer men kort na de wapenstilstand hier terugkeerde.
Hoe zag Lombardsijde - dorp eruit in 1914? Het dorp, een uitgesproken landelijke gemeente, telde 1.152 inwoners in 1910, vooral hoveniers en vissers. Er stonden enkele particuliere villa's en drie hotels namelijk 'A La Belle Vue' (voor het betere publiek), ˜Hotel du Littoral' en 'Hotel de l'Avenue', later 'Hotel De L'Yser', alle in de Lombardsijdelaan. In de Dorpplaats had je heel wat cafés: 'In de Handboog', 'In de Leeuw van Vlaanderen', 'De Zwaan', ...
Er was geen gemeentehuis. De vergaderingen van de gemeenteraad werden afwisselend in verschillende café's gehouden. Verder vond men er een school, een kerk en een klooster.
Benjamin Crombez, grootgrondbezitter en stichter van Nieuwpoort-Bad, nam eind 19de eeuw het initiatief tot de ontwikkeling van een badplaats te Lombardsijde met onder meer de aanleg van de Zeelaan tussen het dorp en het zogenoemde "Lombartzyde-Bains" en de inplanting van een houten vakantievilla voor de Brusselse jeugd. Men vond er tevens 25 villa's en een bescheiden stranduitbating.
Crombez had ook het plan opgevat Nieuwpoort-bad en Lombardsijde - bad met elkaar te verbinden via een brug om er aldus één grote badplaats van te maken.
Het gemeentebestuur trok zich niet veel aan van de ontwikkeling van de badplaats omdat Crombez eigenaar was van alle terreinen.
Benjamin Crombez voelde ook de noodzaak aan van een golfterrein. Hij liet er in 1908 één aanleggen door Engelse specialisten maar het duurde nog enkele jaren vooraleer het terrein speelklaar was.
De Eerste Wereldoorlog, betekende echter het einde van deze en andere toeristische dromen.
11 november 1918: Wapenstilstand Op 11 november 1918 werd de Duitse capitulatie getekend in een treinwagon in het Bos van Compiègne (F). De Duitsers hadden Lombardsijde reeds ontruimd op 17 oktober 1918.
Twee essentiële problemen vroegen een snelle oplossing: ten eerste, de huisvesting van terugkerende vluchtelingen en ten tweede, de financiering van het onmiddellijk herstel van de basisinfrastructuur en van de vergoedingen voor de geleden oorlogsschade. Daarvoor moesten het Koning Albertfonds en de Dienst der Verwoeste Gewesten zorgen.
Al tijdens de oorlog maakte de Belgische regering plannen om het probleem van de woningnood aan te pakken. In september 1916 werd het Koning Albertfonds (KAF) opgericht dat de getroffen bevolking in de eerste fase van de wederopbouw moest voorzien van noodwoningen. Nog tijdens de oorlog werden barakken aangekocht.
De uitgeweken Lombardsijdenaars, vooral de vele die naar Oostende getrokken waren, werden uiteraard bij hun terugkeer geconfronteerd met woningnood. Ze ruimden al vlug een geschikt plaatsje op om er hun huis te bouwen. Daarna was het wachten op de beloofde voorschotten teneinde met de bouw te kunnen beginnen. Maar ze kregen geen bouwvergunning omdat hun plan en de lijnrichting niet goedgekeurd werden. Bij de terugkeer werd er gewoond zo goed en zo kwaad als het gaat: men bouwde een voorlopig onderkomen met brokstukken uit het puin of men woonde in een verlaten militaire schuilplaats (bunkers). Zo herinner ik mij een bewoonde bunker in de Idyllelaan (naar de ex-Cristal Palace).
Het Koning Albert Fonds verschafte barakken van eigen makelij (K.A.F.-barakken) en Nissen Huts. Dat zijn barakken van het Britse leger met een stenen onderbouw en een gebogen dak van gegolfd plaatijzer. Het lukte het Fonds echter niet om in alle noden te voorzien. Veel bewoners moesten zich behelpen met zelfbouw-barakken, waarvoor ze dan de nodige bouwmaterialen kregen.
Hoewel de Belgische regering een hele reeks institutionele maatregelen nam, kwam de eigenlijke wederopbouw maar niet van de grond. Door de veelheid aan systemen kon de geteisterde op den duur niet meer klaar zien.
Een centrale rol in de wederopbouw speelde de Dienst der Verwoeste Gewesten.
Op 8 april 1919 werd een wet gestemd op de aanneming van de gemeenten. Die wet nam de organisatie van de wederopbouw op gemeentelijk niveau grotendeels uit handen van het gemeentebestuur en vertrouwde haar toe aan Hoog Koninklijke Commissarissen en Toegevoegde Hoog Koninklijke Commissarissen als vertegenwoordigers van de Dienst der Verwoeste Gewesten. Deze commissarissen verdeelden de budgetten en keurden de inrichtings- en rooilijnplannen goed.
De Dienst had een groot aandeel in de organisatie van drie systemen die door de overheid werden gelanceerd om de wederopbouw aan te moedigen, namelijk het systeem van de 'Voorlopige Woningen' (ook het systeem Renkin genoemd, naar Minister van Binnenlandse Zaken Jules Renkin), het systeem van 'Heropbouw door de Staat' en het systeem van het 'Herstel van Landerijen'.
De voorlopige woningen, ook halfbestendige woningen genoemd, moesten het tekort aan barakken van het Koning Albertsfonds opvangen.
De Dienst der Verwoeste Gewesten bouwde een netwerk uit van gemeentelijke en gewestelijke magazijnen waar materiaal werd opgeslagen voor de wederopbouw. Op aanvraag en na het indienen van een plan bij de gemeente leverde deze een bon van 3.000 frank af en daarop zorgde de overheid voor een eerste voorraad (hout, bakstenen, dakpannen, ...). De gemeenten mochten daarop een kleine winstmarge maken die hen in staat stelde om volgende stocks zelf aan te kopen. Door het aankopen van grote voorraden kon men de prijzen drukken.
De Bouwdienst van de 'Verwoeste Gewesten' werd opgericht in december 1919 om de bouwprogramma's van de overheid te realiseren, waaronder meerdere tuinwijken. Die dienst speelde een stimulerende rol door standaardmodellen van bouwonderdelen (zoals venster- en deurtypes) te verspreiden via de gemeentemagazijnen. Hij trachtte ook de monopoliepositie van bepaalde architecten tegen te gaan door barema's op te stellen voor erelonen en hij bemiddelde bij aanbestedingen. Toen de werking van de Dienst der Verwoeste Gewesten in 1926 werd stopgezet, waren lang niet alle dossiers van heropbouw afgesloten.
Alfred Ronse en Theo Raison Alfred Ronse (1876-1962) was bestendig afgevaardigde en vanaf 1919 toegevoegd Hoog Koninklijk Commissaris voor de streek Diksmuide-Gistel. Hij was werkzaam binnen de West-Vlaamse afdeling van de Commissie ter Verfraaiing van het Landelijk Leven.
Architect Theo Raison was zijn rechterhand. Naast enkele andere werken in verband met de wederopbouw, publiceerden ze samen, in twee delen, 'Fermes-types et constructions rurales en West-Flandre (1918)'. Gemeenteraadslid Geert Verdonck leende mij de dikke boeken, waarvoor dank.
Daarin werd gepleit voor een vernieuwd functionalisme in de hoevebouw, op basis van bestaande regionale studies. Ik vond daarin een voorstel terug in verband met Westende maar vooral gegevens over de wederopbouw van Lombardsijde.
In het eerste deel (p201-218) ontwikkelen zij plannen voor de wederopbouw van de hoeve 'Kleine Bamburg' in Westende. Ik heb die hoeve uitvoerig beschreven in een blogartikel op 10 april 2017 "De hoeve 'De Kleine Bamburg' ". Ze werd heropgebouwd op basis van een tekening van Theo Raisin uit 1916. In deel 2, vanaf pagina 289, hebben zij het over 'Projets de Reconstruction de nos villages'. Ze wilden de dorpen doen herrijzen 'met hun vroeger regionaal uitzicht' of met andere woorden ze wilden dat ze bewaard bleven met hun vroegere architecturale trekken.
Op pagina 293 zien we hun voorstel voor een gemeentehuis, naast de voorgevel voor een winkel.
Eerst behandelen zij Slijpe en daarna vanaf pagina 294 tot 300 Lombardsijde. Zij stelden plannen op volgens deze van het kadaster en toen zij dat deden waren sommige woningen nog niet vernield. Enkele gevels die geen enkel interessant architecturaal kenmerk vertoonden en die nog dateerden uit de 19de eeuw, werden behouden of lichtjes opgesmukt. Op pagina 294 staat nog een gevel van een winkel, op pagina 295 een hotel-pension, op pagina 296 de school, op pagina 297 het huis en de werkplaats van de smid, op pagina 298 de pastorie, op pagina 299 het hotel Belle Vue en een paar huizen van particulieren en een paar winkels langs de baan Oostende-Nieuwpoort.
Ziehier het voorstel voor een school:
... en voor het huis en de werkplaats van de smid:
... en voor de pastorie:
... en voor het hotel 'Belle Vue'
... en voor huizen van particulieren
Op pagina 300 staat een mooie kleurtekening van het algemeen uitzicht van het dorp.
We zien dat de baan verbreedt ter hoogte van de kerk om daarna zijn normale breedte te hernemen.
De auteurs gingen ervan uit dat de huizen langs weerszijden van de steenweg wel wat luxueuzer mochten zijn in functie van de toekomstige ontwikkeling als badplaats. Zij hielden er ook rekening mee dat zij later misschien moesten dienen voor familiepensions, restaurants, villa's of winkels. Daarnaast waren er woningen nodig voor de vissers, landbouwers en groentetelers die toch in hoofdzaak de bevolking uitmaakten. Aangezien de straten voldoende breed waren, werd er ook voor elk huis een tuintje voorzien. Voor de kerk en de pastorie ernaast lieten ze zich inspireren door deze van Nieuwpoort: beperkte afmetingen en zonder pretentie. Vóór de oorlog wilde men de kerk afbreken omdat ze te klein werd om in de zomer ook de toeristen op te vangen. De auteurs waren helemaal niet opgezet met de idee van een moderne kerk. Ze vonden dat ze alleen moest uitgebreid worden en lichtjes aangepast volgens het plan van architect Viérin, die ook het stadhuis in Nieuwpoort ontwierp.
Het zou interessant zijn om na te gaan wat er juist van de plannen van Ronse en Raison terechtgekomen is.
Bronnen Marc Constandt: 'Lombardsijde-Bad in de Belle Epoque' René Coulier: 'Lombardsijde in de branding 1914-1920' Eddy Viaene: 'Lombardsijde : zeven eeuwen historiek'
Lombardsijde in de beginfase van de eerste wereldoorlog: ongelijke (en nutteloze?) strijd om de hoeve ‘Grote Bamburg’
Op 26 april 2014 heb ik, op vraag van de lokale Davidsfondsafdeling, in de gemeenteschool van Lombardsijde een langdurige voordracht met slideshow gegeven over wat tijdens de eerste wereldoorlog gebeurde in Westende en Lombardsijde, af en toe verwijzend naar het algemeen kader waarin dat alles zich afspeelde. Eén van de behandelde onderwerpen was ‘De gevechten voor de Grote Bamburg’. De documentatie in verband met ‘De Grote Oorlog’ is schier onuitputtelijk maar de nog niet gepubliceerde en/of niet-bekende documenten of boeken zijn zeer schaars geworden. Ik heb in de ‘Bulletin belge des sciences militaires’ toch nog een uittreksel gevonden dat me interessant genoeg leek om er één en ander uit te ontlenen, vooral omdat het juist handelt over die gevechten in Lombardsijde ter verovering van de hoeve ‘Grote Bamburg’. Het dateert van april 1933 en is het werk van Majoor Stafbrevethouder Duez en Kapitein Stafbrevethouder Defraiteur. Duez nam als luitenant-compagniecommandant deel aan de gevechten.
Een oorlog is altijd iets vreselijk natuurlijk, maar ik heb nooit een geheim gemaakt van mijn mening dat wat zich in 14-18 afspeelde extra onmenselijk en onverantwoord was Ik hoop dus dat de beslissingen die toen genomen werden en de fouten die toen begaan werden nooit meer voorkomen ... en nog beter ... dat het nooit meer oorlog wordt, natuurlijk. De schrijvers sommen ze allemaal op in hun ‘werkje’ van 20 bladzijden en ik vind dat ze overschot van gelijk hebben. Ik kan me trouwens niet voorstellen dat dergelijke gevechten heden ten dage nog zouden kunnen gevoerd worden. Grondtroepen worden trouwens nog nauwelijks ingezet … enkel als het niet anders kan zoals we dagelijks zien in Azië.
Waarom was de ‘Grote Bamburg’ dan zo belangrijk voor beide partijen? Omdat van daaruit het hele sluizencomplex en een stuk van de IJzer konden bestreken worden. Daartussen strekt zich een vlak open veld uit (nu Elektrawinds-vlakte genoemd) zonder enige dekking waarvan de aanvallers gebruik konden maken.
20 – 23 oktober 1914 Gevechten om de Bamburghoeve Het is het 9 Linieregiment dat van Belgische zijde de gevechten voerde ter verovering van de hoeve. Op zeker ogenblik werden ze versterkt door het 5 Linieregiment. In open veld werden ze beschoten door de Duitsers en leverden ze verschrikkelijke man-tot-man gevechten met de bajonet. Ze moesten weliswaar zwichten voor de vijandelijke overmacht, konden de hoeve niet heroveren, maar ondanks een grote 'slachting' in hun rangen, slaagden ze er toch drie keer in Lombardsijde uit de handen van de Duitsers te bevrijden. Ook bij nacht vielen de Belgen aan. Maar de meeste manschappen sneuvelden of moesten in wanorde vluchten. Op zeker ogenblik deed zich iets merkwaardig voor. De Duitsers hadden ook zware verliezen geleden en in de nabijheid van de eerste brug in Nieuwpoort, staakten zij onverwacht alle verdere strijd. Nochtans lagen de sluizen en de weg naar Duinkerke voor het grijpen want noch rond de sluizen noch in Nieuwpoort zelf, was een Belgisch regiment beschikbaar. Volgens ooggetuigenverslagen, bevonden de nieuwe Duitse troepen, die de gehavende Duitsers moesten vervangen in Westende-bad, zich in een feestroes. Zij vierden hun opeenvolgende overwinningen met een overmaat aan wijnen en likeuren die ze in de villa’s gestolen hadden. Velen lagen stomdronken in de duinen zodat ze niet meer inzetbaar waren.
Ik wil jullie hier geen beschrijving geven van de opstellingen van de troepen en van de maneuvers die uitgevoerd werden. Van die laatste was trouwens nauwelijks sprake, infiltraties waren er niet. ‘Rechtdoor naar de hoeve, ook onder het aanhoudend vuur van Duitse machinegeweren’, luidde de opdracht voor onze Belgische militairen. In plaats van gevechten, zou men het 'slachtpartijen' kunnen noemen.
Het 9 Linieregiment Op het embleem van het 9 Linieregiment, dat hier op het Prinsenveld gedecimeerd werd, staat de vermelding ‘Lombartzijde’. In Lombardsijde werd ook een straat genoemd naar het regiment.
Een monument, opgericht om de gesneuvelden te eren, stond vroeger aan deze zijde van het oud-gemeentehuis en staat nu op de Oude Nieuwpoortlaan.
Op de website http://www.negendelinie.be/historiek.php kunnen jullie er meer over lezen. Jullie kunnen er ook, zo gewenst, de mars van het regiment beluisteren. Men moet natuurlijk alles zien in de tijd van toen en natuurlijk kunnen de inspanningen van officieren, onderofficieren en manschappen niet anders dan heldhaftig genoemd worden.
Lessen getrokken uit de gevechten om de Bamburghoeve Men kan zich de vraag stellen of het 9 Li qua tactische waarde en opleiding, wel opgewassen was tegen de offensieve taken die het opgelegd kreeg. Natuurlijk zijn in een defensieve operatie soms ook lokale aanvallen noodzakelijk. De aanval van het 9 Li op 20 oktober verliep zonder steun van de artillerie. Die was ook niet echt doeltreffend. Het volstaat dat enkele geweren ontsnappen aan de vuren van de artillerie om een aanval te doen mislukken. De beste tactiek van de infanterie is aanvallen per infiltratie. Gedurende de driedaagse operaties heeft het bataljon zich beperkt tot recht op de vijand af te gaan. Er werd geen enkel maneuver uitgeprobeerd, zoals een infiltratie langs het kanaal. De bataljonscommandant kreeg nooit de kans om verkenningen uit te voeren teneinde het dispositief en het maneuver van de vijand te bepalen. Geen samenwerking met de artillerie die voorbereidingsvuren voor de aanval afgaf terwijl de troepen pas verschillende uren later ter plaatse waren. De infanterie van 1914 was trouwens ook niet gewoon om te profiteren van de vuren van zijn artillerie. Om aanvallen bij nacht uit te voeren moet men over daarvoor getrainde troepen beschikken. Het kader moet de manschappen goed in de hand hebben om de aanval ordelijk te doen verlopen. De troepen moeten er goed op voorbereid zijn en maximaal van de duisternis gebruik maken om zich tegen de acties van de vijand te verdedigen.
De Belgen stonden onrechtstreeks onder het bevel van de Franse generaals, die alleen aan ‘aanvallen’ dachten. Maarschalk Foch had officieel alleen het bevel over de noordelijke Franse troepen, maar doordat er Franse troepen in de Belgische sector opereerden, diende het Belgische opperbevel zich willens nillens naar de Franse aanvalsplannen te schikken. Voor zijn passieve steun aan de Franse aanvalsdoctrine heeft het Belgische leger tijdens de Slag aan de IJzer mee de prijs betaald voor deze fouten, in de vorm van 18.000 doden, gewonden en vermisten.
In 1919 legde een parlementaire onderzoekscommissie het Franse leger vijf, waarvan drie hier lokaal van toepassing zijn, zware fouten ten laste waardoor de zaken in 1914 niet waren verlopen zoals verwacht. Ik citeer gedeeltelijk uit een samenvatting die luitenant-generaal de Selliers de Moranville, stafchef van het Belgische leger in augustus 1914, maar al vlug opzijgeschoven wegens meningsverschillen met Koning Albert I, liet verschijnen in 1922. (1) Een doctrine die de aanval tot het uiterste huldigde, is in strijd met de regels van de kunst van het oorlogvoeren. (2) De miskenning van de belangrijke rol van de mitrailleurs, van de zware artillerie en bijgevolg het opvallende tekort van dat materieel in de bewapening van de troepen. (3) De miskenning van het weerstandsvermogen van goed georganiseerde defensieve stellingen, volgens de regels van de veldversterking en miskenning van de moeilijkheid om er de vijand uit te verdrijven.
Er wachten nog steeds twee andere vragen op een antwoord. (1) Waarom hadden de latere stafchefs Galet en Nuyten er moeite mee om te erkennen dat de inundatie er zo laat kwam, precies om de Franse aanvalsplannen niet te dwarsbomen? (2) Waarom hadden ze er moeite mee om toe te geven dat ze er al vroeg door burgers van op de hoogte waren gebracht dat een inundatie op de linker IJzeroever mogelijk was?
Besluit Achteraf, zo zegt men toch steeds weer, is het gemakkelijk kritiek uit te oefenen. Door de gemaakte fouten is de door de Belgen (Fransen?) gewenste verovering van de Grote Bamburg, een pijnlijke episode geworden in de geschiedenis van het Belgisch Leger. Als ik daaraan terugdenk, denk ik ook telkens weer aan de talloze gezinnen die door die onmenselijke oorlog uiteengerukt werden. Ik denk dan ook aan wat Willem Vermandere daarover gezongen heeft (en nog zingt?) Diegene die dat niet kennen of diegene die het ook nog eens willen horen, kunnen het beluisteren op https://www.youtube.com/watch?v=KyKEbumYmfc
Au clair de la Dune ‘… of ‘Zoeaven spelen ook toneel tussen de gevechten door in Lombardsijde tijdens de eerste wereldoorlog’
In het huidig kamp van Lombardsijde ligt een duin met de naam ‘Grande Dune’. Waarom heet die zo? Omdat die hoogte tijdens de eerste wereldoorlog voor alle partijen even waardevol was. Wie die kon bezetten beheerste de omgeving door het zicht en het vuur over gans het front. Het werd een sterke troef, in handen van de Duitsers. Een nachtmerrie voor de geallieerden. Van daaruit werd de minste beweging bespied en werd de minste onvoorzichtigheid duur betaald. Daar lieten dan ook onnoemelijk veel militairen het leven.
Wie heeft daar toen strijd gevoerd? Frankrijk en Engeland streden mee met België en bezetten beurtelings Nieuwpoort en de sector waarin de duinen van Lombardsijde gelegen zijn. Frankrijk had toen een aanzienlijk aantal koloniën. Die vochten mee met Frankrijk en er werd of wordt wel eens gefluisterd dat de koloniën van Frankrijk de vuile opdrachten te verwerken kregen.
De zoeaven Zoeaven waren infanteristen, afkomstig uit Noord-Afrika. Ze leverden een belangrijke bijdrage aan de geallieerde oorlogsinspanningen. Na de inlijving van Algerije door Frankrijk werden tussen 1830 en 1854 vier regimenten Zoeaven gevormd. Aanvankelijk waren deze regimenten gemengd met zowel mannen van Franse als van Algerijnse origine. De naam ‘Zouaves’ is afgeleid van ‘Zouaouas’, een stam uit de bergen ten oosten van Algiers, die een belangrijk deel van de rekruten leverde. Toen in de periode 1840-1841 het korps van ‘Tirailleurs Indigènes’ werd opgericht, zouden alle militairen van Algerijnse origine voortaan overgaan naar deze regimenten. De Zoeaven waren voortaan allen van Franse origine. Een groot deel hiervan bleek evenwel in Noord-Afrika te zijn geboren of er te zijn gestationeerd. Net zoals andere koloniale troepen vielen de Zoeaven tussen de westerse legers op dankzij hun kleurrijke kledij met o.m. een rode fez, een blauwe jas bestikt met rode versieringen en een pofbroek. De snit van hun uniformen is bijna volledig gelijk aan die van de pauselijke Zoeaven, die omwille van hun kledij naar de Franse ‘Zouaves’ genoemd zijn.
De strijd om ‘La Grande Dune’
Eind 1914 begin 1915 vonden hier zware gevechten plaats.
Aanval op 22.12.1914 Op 20 december 1914 zijn de Duitsers, na een reeks gevechten, teruggedrongen op de rechteroever van de IJzer. Twee bataljons van het regiment 7de Bde Tirailleurs (*) de Marche uit Marokko en Zouaven worden opgedragen deze vooruitgang verder te zetten en zich met volle macht meester te maken van de Duitse loopgraven op de rechteroever van de IJzer, tussen de zee en het kanaal van Passendale. Zij moeten proberen Westende te bereiken en zelfs verder door te dringen, indien mogelijk. Het noordelijk deel is voor rekening van het Regiment Tirailleurs, van de zee tot aan de baan, 200 meter ten noord-oosten van de ‘Eclusette’ (Geleide), lopende vanaf de Polder (inbegrepen) De zuidelijke sector strekt zich uit van de Boterdijk tot aan de ‘Grote Bamburg’. Links, gelegen aan de zee, lopen de loopgrachten die ze gebruiken langs de voet van de ‘Grande dune’ en daarna verder in de Polder richting Lombardsijde. De loopgrachten, gegraven in duinenzand, waren nauwelijks bewoonbaar en stortten in bij de minste schokken. Het water in “De Polder” stond aan de oppervlakte en de uitbouw van de stellingen werd uitgevoerd met gammel stutwerk en zandzakjes. Alle inspanningen van het regiment worden gericht op het innemen van “La Grande Dune”. Op 21 december wordt toch een gevoelige vooruitgang geboekt in de richting van het doel. Op 22 december 1914 vindt een eerste aanval plaats, die gestopt wordt door vijandelijk vuur. De Duitse artillerie vuurt vernietigend op de Franse loopgrachten die instorten en de bewoners bedelven.
(*)Een tirailleur (Frans: schutter) is van oorsprong de met een boog, of een steenwerper en later met een vuurwapen bewapende lichte infanterist. Van oudsher is de tirailleur onderdeel van een groter verband. Kenmerk van de tiraillerende soldaten is hun gespreide gevechtsopstelling, dus niet in gesloten formaties, zoals de reguliere troepen meestal stonden. Doel van deze meestal lichtbewapende, vóór de troepen uit strijdende soldaten was het verstoren van de vijandelijke linies. Ook werden ze vaak gebruikt voor ondersteunende rollen, zoals munitieaanvoer en gewonden van het slagveld dragen.
Op 22.12 wordt de ‘Brigade de Marche du Maroc' ingezet met een regiment Zoeaven in Nieuwpoort-stad en een regiment ‘Tirailleurs (Frans-Afrikaanse infanteristen) in de sector Nieuwpoort-bad. Ze hielden hun reputatie als wrede barbaarse strijders hoog. Als het er op 23.12 wat rustiger aan toe gaat, worden de loopgraven verbeterd. In de zuidelijke sector krijgen de Fransen te maken met aanvallen gesteund door zware Duitse artillerie vanaf de Grote Bamburg en ze lijden grote verliezen. In de noordelijke sector beschiet de Franse artillerie (15 en 37 cm) met succes de ‘Grande Dune’. Op 24 december wordt Nieuwpoort-stad en -bad en de loopgraven van de tirailleurs in het noorden heel de dag beschoten met Duitse artillerie met kaliber 305. Orders worden ontvangen om in de nacht van 24/25 december (kerstavond!) aan te vallen en de duinen rond de vuurtoren en langs het strand te veroveren samen met de polder en met het dorp Lombardsijde. De vooruitgang blijft alweer minimaal, zelfs al wordt de top van de ‘Grande Dune’ zeer dicht benaderd. Maar de Fransen worden teruggedreven. Zo gaat het nog enkele dagen door en dat alles voor enkele meters terreinwinst die ze kort daarna weer moeten afgeven.
Nacht 4/5 februari 1915: 1ste en 4de Zoeaven nemen posities in. De sector van de ‘Dunes’ werd toegekend aan het 1ste Zoeaven, terwijl het 4de Zoeaven de Polder tussen de Dunes en de weg naar Lombardsijde voor zijn rekening moest nemen. Onder een donkere hemel ziet het 4de Regt vóór zich een monotone vlakte met enkele zeldzame huizen van groenteboeren en bomen. Niets belemmert het zicht tussen ‘les dunes’ en de overstroming veroorzaakt door de Belgen bij hun terugtocht. De grond is als een spons doordrongen van water, men kan niet graven en er bestaat geen enkele loopgracht. De verdedigingen bevinden zich achter een borstwering van zandzakjes, bijna te smal om de kogels tegen te houden en waarachter men gebogen per twee kan lopen. Geen abris, de sector is nieuw, men moet nog organiseren, nog werk voor vele maanden. In dezelfde nacht waarin ze hun positie innemen, maken de Zoeaven kennis met de Duitse mijnen. Hopeloze, onverantwoorde inzet van mensenlevens!
Vooral in 1914, tijdens het eerste oorlogsjaar, leden de Zoeaven en Tirailleurs verschrikkelijk veel verliezen. Het exact aantal doden onder de Noord-Afrikaanse troepen is niet gekend. Vele slachtoffers kregen nooit een graf, anderen werden nooit in de administratie opgenomen. Koloniale gesneuvelden konden wellicht op een minder zorgvuldige behandeling rekenen dan hun Europese collega’s.
De meeste Zoeaven die sneuvelden nabij La Grande Dune liggen begraven te Veurne en op de militaire begraafplaats van Zuydcoote (F).
Gedenkteken in Koksijde De duinen van Koksijde werden voor vele Zoeaven de plaats waar ze eventjes op adem konden komen na enkele zware dagen of weken IJzerfront. Vandaar dat de 'Union des Amicales Réglementaires de Zouaves' voor Koksijde koos, toen ze in 1934 besloot een gedenkteken op te richten voor alle Zoeaven die tijdens de Eerste Wereldoorlog op Belgische bodem omgekomen waren. Het ‘Fransch-Belgisch Bedrijvigheidscomiteit tot het oprichten van een gedenkstuk ter eere der Zouaven’ ontving van het gemeentebestuur de nodige gronden. Vaderlandslievende verenigingen in België en Frankrijk hielden geldinzamelingen tot het bekostigen van het gedenkteken en van de feestelijkheden ingericht bij de inhuldiging.
Op 21 mei 1934 greep de officiële onthulling plaats, in aanwezigheid van een afvaardiging van de Franse Zoeaven. Tegelijk werden 3 gedenkpenningen uitgegeven en werd de straatnaam 'Zoeavenlaan' ingehuldigd. Het plein waar het gedenkteken geplaatst werd, werd het 'Zoeavenplein' genoemd.
Jaarlijks op Pinkstermaandag komt de 'Union des Amicales Réglementaires de Zouaves' nog naar Koksijde voor een plechtigheid.
Het gedenkteken, vervaardigd uit ‘granit bleuté’, werd ontworpen door de Parijse architect René Clozier (1886 - 1965), een oudgediende bij het 1ste Regiment Zoeaven. Het geheel bestaat uit een ovaalvormig terras met geelbakstenen wanden, met 2 gedenkplaten die ter hoogte van de trappen aan de westkant zijn aangebracht. Centraal op het terras staat een gedenkzuil in een cirkelvormig bloemperk. De achthoekige spitszuil is onderaan verdikt en rust op een klokvormig voetstuk. Op elk van de hoeken van de zuil is over de ganse lengte een palmtak uitgehouwen en groen beschilderd.
Links en rechts van de toegangstrappen naar het terras zijn bloembakken en rechthoekige gedenkplaten bestaande uit 3 hardstenen panelen aangebracht. We lezen volgende tekst: links in het NL, rechts in het Frans.
De revue ‘Au clair de la dune’ Tijdens één van de rustperiodes, werd in de verblijfplaats door het 1ste Regiment Zoeaven een revue opgevoerd in 1 akte en 2 taferelen. Waar dat juist plaatsgreep, weet ik niet, maar ik neem aan dat het in Koksijde was. Ziehier de afbeeldingen op het programma/de brochure van de revue.
Auteurs daarvan waren ‘L’écorcheur’ (de stroper) en ‘Le lanceur de fusées’. (iemand die vuurpijlen afschiet). Iedereen speelde inderdaad een rol die in verband stond met wat in het dagelijks leven gebeurde. Ziehier de rollen die, zoals hierboven te zien is, vertolkt werden door 8 acteurs: 1. ‘Le Compère’ (handlanger, medeplichtige, geslepen kerel) 2. ‘La Tranchée’ (loopgraaf), en ‘Miss Dorothée’ (ambulancierster van de eenheid) 3. ‘Un Cuistot’ (kok), , ‘La route pavée’ (geplaveide baan) en ‘le prisonnier Boche’ (Duitse krijgsgevangene) 4. ‘Un Cuistot’ (kok), ’Le Pont Joffre’ (houten Joffre-brug over de IJzer) en ‘Le gendarme belge’ 5. ‘Le Journaliste’ van ‘La Chéchia’ het eenheidsblad van het 1ste Zoeavenregiment. 6. ‘Le Veilleur’ (waarnemer met periscoop), ‘l’Eclaireur volontaire’ (vrijwillige verkenner), ‘La Grande Dune’ 7. ‘Chef Cuistot’ (chef-kok), ‘Le père La Feuillée’ (gebladerte, plaats in de loopgraaf waar men zijn behoefte deed) en ‘Le cheval de Frise’ (Friese ruiter) 8. ‘Le Poilu du 1er’ (naam van de Franse soldaat in WO I met de nadruk op een moedige soldaat), ‘le Zouave Camelot’ en ‘Le Blessé’
Jullie zien ze hieronder in de gedaante van hun vertolkte rol.
Boven, van links naar rechts: Le Compère, La route pavée en Le père La Feuillée Onder, van links naar rechts Le Veilleur en Le pont Joffre
Ook de decors waren uit het slagveld gegrepen. Zo speelde het eerste tafereel zich af in de loopgraven. Bijna elke acteur zong een lied, met eigen tekst maar op de melodie van bekende liedjes, zoals ‘auprès de ma blonde’, ‘au clair de la lune’, ‘la mère Angot’, ‘Miraculi’, ‘la Paimpolaise’ (chant breton), ‘le pendu’, ‘les Gardiens de la Paix’ en aan het slot van de opvoering ‘It’s a long, long way to Tipperary’ Wensen jullie enkele originele liedjes te beluisteren?
ĀDe afrekeningĀ: Westendenaar gebleven in hart en nieren, vertelt de auteur Jaak Maes uit Antwerpen, over zijn bewogen jeugd.
Toen ik op 31 december 2012 mijn artikel "Middelkerke: verdient wijlen Andreas Inghelram, oud-burgemeester en veroordeeld wegens collaboratie tijdens WO2, dat een pleintje naar hem vernoemd wordt? " publiceerde, kreeg ik daarop een reactie uit een hoek waarvan ik het bestaan niet afwist. Ziehier de tekst ervan: "Ik ben 83 en heb 1938-1940 als snotneus in de jongensschool van Westende bij 'Meester' Inghelram in de klas gezeten. Ik stel met veel genoegen vast dat Middelkerke de man nog niet vergeten is. MIJN jeugd heeft hij in elk geval sterk beĆÆnvloed, ook al woon ik sinds '45 in Antwerpen. Nu ik ver op het einde van mijn bobijn ben beland, heb ik een geromantiseerde Blog opgestart in Seniorennet (categorie Literatuur jaak_maes 'De Afrekening' over MIJN Westende in de periode '38-'48 waarin onder andere de figuur van een 'burgemeester Engelborghs u erg bekend zal voorkomen...Ā En een paar weken later: ĀOndanks het spons-vegen en het eerherstel wringt het mij dat A. I als bezielde collaboratie burgemeester een aantal van zijn volgelingen met zijn propaganda zot genoeg kreeg om ze voor het oostfront te doen tekenen om daar te creperen. Dergelijke volksmenners waren 'moreel schuldig' voor het trieste lot van hun onmondige meelopers, maar werden er nooit op afgerekend. Dit probleem komt uitvoerig aan bod in mijn 'gefingeerd' verhaal over de oorlogsburgemeester van Westende (*) Engelborghs...(Seniorenblog/Literat./'DeAfrekening')Ā *Inghelram is in werkelijkheid wel burgemeester van Middelkerke geweest, niet van Westende
Gezien mijn belangstelling voor Westende, leek mij dat natuurlijk uitermate interessant en daarom nam ik contact op met Jaak (of Joseph?) Maes. Hij vertelde mij uitvoerig en zonder schroom over zijn bewogen jeugd, vooral over zijn belevenissen als tiener tijdens de tweede wereldoorlog. Ik vond het de moeite waard daar even over uit te wijden.
Wie is Josef/ Jaak Maes alias Jacky Deben? Josef Emiel Maes werd geboren in Oostende in 1930. Hij werd als baby met de roepnaam ĀJackyĀ opgenomen in het pleeggezin Deben. Vader Deben was elektricien, zijn echtgenote was pensionhoudster. Zij hadden twee dochters Francine Ā°1922 en Hetty Ā°1928.
Met horten en stoten werd hem dan met een zeer karige uitleg wijsgemaakt dat zijn straatarme wildvreemde moeder hem bij de geboorte zomaar afgestaan had aan de Debens omdat haar ĀventĀ hem als zijn zoon weigerde te erkennenĀ En gezien de baby ĀJackyĀ van Ma Deben toevallig kort voordien in de wieg was gestorven, mocht hij dat emotionele gat opvullen.
Maar deze identiteitscrisis midden in de woelige oorlogsjaren was met het vinden van mijn MOEDERS naam allesbehalve opgelost : de vraag bleef nog lang spoken in wiens schoenen ik het blijkbaar ongewenste VADERschap kon schuiven.
Een eerste aanwijzing kreeg ik kort na het incident met de rantsoeneringskaart, tijdens een woeste ruzie met Francine over mijn plots zinkende schoolresultaten : zij liet snerend vallen dat mijn moeder destijds in het seizoen kamermeisje was in hĆ¹n Oostends pensionĀ En als ik mij niet vlug herpakte op school en weer in de pas zou lopen, kon ik naar dat wijf teruggaan !
Nog langer in Westende blijven werd onhoudbaar voor de DebenĀs
Naargelang de oorlog vorderde en de Duitsers in Ā43-Ā44 van hun pluimen begonnen te verliezen, werden de tegenstellingen en spanningen tussen ĀwitĀ en ĀzwartĀ steeds scherper. In Westende echter, zoals waarschijnlijk overal in de ĀSperrzoneĀ langs de kust waar de bevolking van de Duitsers moest leven, ontaardde dat slechts zelden in daden van openlijke vijandigheid. Bij kinderen zoals ik beperkte deze evolutie zich tot bepaalde vriendschappen die wegdeemsterden en andere die van de weeromstuit nauwer werden aangehaald. Maar aan dit gezapige sociaal leventje op het Bad kwam plots een einde toen vlak voor de bevrijding de smerige moordpartij in de Villa Sybaris * aan het licht kwam. *Lees meer hierover in het blogartikelĀZware criminaliteit in Westende in de voorbije 100 jaarĀ in de map ĀVeiligheid Ā PolitieĀ
En samen met dit drama begon de afgang van het gezin Deben, want het werd onweerstaanbaar bij het onderzoek van de Duitse speurders betrokken. Dit mondde voor mijn pleegzus Francine uit op een briefje met doodsbedreigingen vanwege de ĀWittenĀ.
Verblijf in Berlijn Na een tweetal weken geraakten wij dan door de goede zorgen van Pa Deben deftig onder dak in een vensterloos appartement in Berlin-Steglitz, Albrechtstrasse 15B. Het vroeg heel wat werk om het bewoonbaar te maken, maar we hebben het er toch bijna een jaar uitgehouden. Dit bewogen ĀBerlijns avontuurĀ met de verschrikkelijke belevenissen die ik in Duitsland de volgende negen maanden meemaakte, volstaan om tien boeken vol te schrijven.Ā
Terug naar Westende Wij hadden ons waanzinnig ĀBerlijns avontuurĀ dan toch zonder al te veel kleerscheuren overleefd: nu bleef nog de terugkeer naar Westende te regelen. Einde juli '45 ging het dan verplicht in die richting en werden Francine en mijn pleegvader bij onze aankomst in Brussel een maand of twee geĆÆnterneerd als incivieken : zij wegens haar werk als dactylo op de ĀFlƤmische KulturstelleĀ en hij als vrijwillige arbeider in Duitsland. Na deze eerste schok op Āvaderlandse bodemĀ bleven wij als een soort Āuitgestoten leprozenĀ bij mijn pleegvaders familie wonen op een zolderkamertje in Antwerpen. Leuk was Ć ndersĀ Maar na deze traumatische belevenissen ben ik wel serieus terug op mijn pootjes gevallen: ik had begrepen dat het leven geen lachspel was, en dat ik uit mijn pijp moest komen om uit de put te geraken.
Ikzelf ben pas in '46 tijdens een schoolvakantie voorzichtig mijn voelhorens gaan uitsteken in Westende, als logeergast bij een bevriende familie.Ā
Middelkerke: verdient wijlen Andreas Inghelram, oud-burgemeester en veroordeeld wegens collaboratie tijdens WO2, dat een pleintje naar hem vernoemd wordt?
Het kind moet toch een naam hebben Uittredend schepen Lode Maesen heeft het voorstel hernieuwd om het nog naamloos plein voor CC de Branding te noemen naar voormalig burgemeester en oorlogsburgemeester in 1943 en 1944 Andreas Inghelram. Laten we eens nagaan wat in het voordeel maar ook in het nadeel van dat voorstel spreekt.
Wat stelde de Vlaamse beweging voor tijdens de eerste en de tweede wereldoorlog en tijdens het interbellum? De Vlaamse Beweging tijdens WO1 was in twee groepen verdeeld: een groep die niet bereid was samen te werken met de Duitsers en die zo mogelijk naar Nederland vluchtte (de passivisten) en een groep die actief wilde collaboreren (de activisten). Ook aan het IJzerfront kwam het tot hevige taalconflicten: de meerderheid van de soldaten was Vlaams, maar ze kregen bevelen in het Frans. Zij richtten Vlaamsgezinde kringen op, die evenwel verboden werden in 1917. Daarna kwam het echter opnieuw tot een radicalisering en er ontstond een illegale ĀFrontbewegingĀ die contacten zocht met de activisten. In 1919 ontstond de ĀFrontpartijĀ, die in de jaren twintig op groeiend succes kon rekenen. Het was de erfgenaam van de Frontbeweging en van het activisme. De Vlaams-nationalisten legden de klemtoon op de taalgrieven en eisten amnestie. In de Frontbeweging werd ook de basis gelegd van ĀVOSĀ, aanvankelijk ĀVlaamschen OudstrijdersbondĀ, later veranderd in ĀVerbond der Vlaamsche OudstrijdersĀ. Vlaamse soldaten wilden een einde maken aan het militarisme en aan de achterstelling van de Vlamingen. Na de oorlog richtten zij het Āverbond VOSĀ op met als doelstellingen de verdediging van de Vlaamse zaak, het antimilitarisme en de behartiging van de belangen van de oudstrijders. Dat was oorspronkelijk een Vlaams - bewuste, Open pacifistische en Sociaal bewogen ledenvereniging die aan sociaal-cultureel volwassenenwerk deed. Andreas Inghelram werd in Westende secretaris van die Vlaamse Vredesvereniging, kortweg VOS.
Inghelram in de politiek en lid van het VNV Inghelram ging in Middelkerke in de politiek en bij de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932 kwam hij voor het eerst op met de Vlaams-nationalistische lijst "Elk Zijn Recht". De lijst behaalde ongeveer 10% van de stemmen, maar geen zetel en de liberalen bleven aan de macht. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 trokken de katholieken en Vlaams - gezinde met een lijst naar de verkiezingen, als tegengewicht voor de liberalen. De lijst telde hoofdzakelijk katholieken, naast Inghelram en een andere VNV - er. Ditmaal nam echter ook een socialistisch lijst deel. De liberalen wonnen weer de verkiezingen, maar Inghelram haalde nu wel een zetel. Op 8 oktober 1933 richtte Staf de Clercq het ĀVlaamsch Nationaal VerbondĀ (VNV) op, een rechts-radicale (ook soms als fascistisch bestempelde) Vlaams-nationalistische partij. Het VNV koos al snel de zijde van de bezetter. Inghelram werd er lid en tevens afdelingschef van. De geĆ¼niformeerde afdeling van het VNV, de ĀZwarte BrigadeĀ werd aangezien als een partijleger, als de voedingsbodem voor het Vlaams Legioen, een militaire eenheid bestaande uit Vlaamse vrijwilligers die aan de zijde van de Duitsers tegen het Sovjetleger (tegen het bolsjevisme) vochten. De ĀDietse Militie Ā Zwarte BrigadeĀ (DM/ZB) was voor de VNV-leiding een belangrijk instrument ten gerieve van de propagandaslag. De geĆ¼niformeerde Āpolitieke soldatenĀ konden beter dan wie ook de macht van het VNV demonstreren. De DM/ZB was de grootste Middelkerkse organisatie die militair collaboreerde. Inghelram was daarvan het kopstuk. Hij was hopman en gebiedspropagandaleider. Binnen de organisatie had hij de rang van eerste luitenant. Jullie zien hieronder onderdelen van zijn uniform. (sorry voor de kwaliteit van de fotoĀs Ā betere kon ik niet vinden)
Als kenteken of eenheidssymbool had de DM-ZB een zogenaamde wolfsangel. (zie mouw hierboven) De naam ĀzwartenĀ of Āzwarte brigadeĀ is afgeleid van de kleur van het uniform. Na de Duitse inval werd de VOS gepaaid door het Duitse militaire bewind en door VNV-leider Staf De Clercq zich in te schakelen voor een welvarend en vredelievend Vlaanderen dat zich een plek zocht in het Germaanse Groot- Duitsland. Aanvankelijk werd daarop ingegaan. Tijdens de tweede wereldoorlog vluchtten verschillende politici of werden uit hun ambt ontzet door de Duitsers en Duits- en Vlaams - gezinde werden aangesteld. Van september 1943 tot de bevrijding van september 1944 werd Inghelram als vertrouweling van de Duitsers, oorlogsburgemeester van Middelkerke in de plaats van de gevluchte Simon Beheyt. Na de oorlog werd Beheyt weer aangesteld als burgemeester.
Toen begon de repressie Oorlogsburgemeester Andreas Inghelram werd na de bevrijding aangehouden en naar Oostende gebracht, daarna naar een school in Veurne en uiteindelijk naar Sint-Kruis. waar hij verbleef tot 20 september 1947. Na vijf maand internering begon zijn administratief epuratieonderzoek. Op 9 maart 1945 werd hij vervallen verklaard als burgemeester van Middelkerke. Hij diende op 26 april 1946 een aanvraag in tot invrijheidsstelling, maar deze werd niet ingewilligd. Hij werd in totaal 36 maanden opgesloten. Tijdens zijn proces bij vonnis van 24 mei 1947, zat hij in de gevangenis te Brugge. In zijn vonnis werd hij veroordeeld tot vijf jaar gewone hechtenis, tot de militaire degradatie, tot de kosten van het geding, belopende vijfenzeventig frank en tot van rechtswege levenslange ontzetting uit zijn rechten zoals bedoeld bij toepassing van art 2 der BW van 6 mei 1944, zijnde artikel 123sexties SWB, gewijzigd door art 10 der BW van 19 september 1945. De uitspraak werd als volgt gemotiveerd: Āmilitair zijnde, verraad te hebben gepleegd 1) door met kwaad opzet vijandelijke propaganda te hebben gevoerd 2) door wetens vijandelijke propaganda te hebben gevoerd als lid en afdelingschef van het VNV, als Hopman en gebiedspropagandaleider van de DMZB, als lid van de Zwarte Brigade met de graad van eerste luitenant, 3)door zijn deelname aan manifestaties, optochten en vergaderingen in uniform 4) door het houden van spreekbeurten voor het VNV 5)door publicatie van artikels in dagbladen met Duitsgezinde strekking zoals de Nationaal Socialist 6)door het aanvaarden van het burgemeestersambt.Ā
Hij werd niet gestraft voor de klacht tegen mogelijke verklikking van Jan Cools, onderwijzer te Middelkerke of andere mensen. Andreas Inghelram heeft geen beroep willen aantekenen tegen zijn straf. Hij zei zelf dat hij tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld werd.
Toen begon het ĀeerherstelĀ Na zijn gevangenschap was Inghelram medeoprichter van een plaatselijke Volksunie - afdeling in Middelkerke, maar hij mocht nog niet deelnemen aan de verkiezingen. Uiteindelijk kreeg hij zijn burgerrechten terug De auditeur-generaal te Brussel schreef dat Inghelram in eer hersteld werd door het Hof van Beroep te Gent op 3 maart 1970. Zijn naam staat echter reeds vermeld in de kiezerslijst van 1964. Hij stichtte toen een verzekeringskantoor en werd ook plaatselijk voorzitter van het Davidsfonds. Hij keerde terug in de gemeentepolitiek en bij de verkiezingen van 1970 werd hij lijsttrekker van de lijst de ĀStem van het Volk". De lijst telde enkele katholieken en enkele VU - politici. ĀStem van het VolkĀ won de verkiezingen en haalde vijf zetels, waarvan er vier naar Vlaams - nationalisten gingen. Inghelram behaalde 800 voorkeurstemmen. Men maakte een coalitie met de CVP en Inghelram werd burgemeester. Omdat er eerst nog weerstand was tegen zijn aanstelling wegens zijn oorlogsverleden, werd hij pas na negen maanden aangesteld. Bij de verkiezingen van 1976 werd de CVP de winnaar, maar Inghelram werd weer burgemeester toen zijn lijst een coalitie aanging met ĀGemeentebelangenĀ. Bij de verkiezingen van 1982 werd hij lijstduwer. Lijsttrekker Julien Desseyn werd de nieuwe burgemeester en Inghelram stopte met politiek.
Dit werd niet goedgekeurd door de Gouverneur zolang het gerechtelijk onderzoek lopende was. Er werd toen besloten om Inghelram te schorsen vanaf 28 september 1944 voor twee maanden.
Veel leerkrachten geloofden tijdens de tweede wereldoorlog in een nieuwe orde. Zoals Inghelram en Baeckelandt in Middelkerke, hadden we in Westende August Dewulf en Albert Bloes. Ook zij werden geschorst. Zij zouden Āeen onvaderlandsche houding aangenomen hebben, antinationale doelen nagestreefd hebben en propaganda gevoerd hebben ten gunste van de vijandĀ.
Waarom wil schepen Maesen het plein vernoemen naar Inghelram? Lode Maesen heeft een grote bewondering voor de oud-burgemeester. Zijn grootvader was ook een actief Vlaams - nationalist. Hij verdedigt zijn voorstel met volgende argumenten. Inghelram was burgemeester van 1971 tot en met 1982. Het plein ligt niet ver van de scholen en Inghelram was onderwijzer. Cultuur was voor hem heel belangrijk, waardoor de link gemaakt kan worden met het cultuurcentrum Āde BrandingĀ. Onder zijn burgemeesterschap werd het zwembad op het plein gebouwd. Hij was bovendien de burgemeester die de gemeente de grote fusie in heeft geleid: ĀGeen gemakkelijke opdracht met negen deelgemeentenĀ.
In de laatste jaren kreeg ereburgemeester Julien Soetaert van Westende zijn straat in de deelgemeente Westende. Roger Muyllaert kreeg als ereschepen, maar vooral door zijn heldhaftige daden, een pleintje in Leffinge, ex-burgemeester Valentin Coulier (1953 Ā 70) kreeg op 8 maart 2012 zijn straat in Lombardsijde en ereschepen Willy Declercq kreeg zijn straat in Westende. Maesen vindt dus dat zijn voorstel niet meer is dan het verder zetten van deze traditie.
Origineel is zijn voorstel echter niet. Op 19 maart 2012 schreef ĀHet Laatste NieuwsĀ dat Jan Lacombe van het Vlaams Belang gevraagd had dat bij een volgende straatnaamgeving ook eens zou gedacht worden aan Andreas Inghelram. Die vraag staat wel niet vermeld in het verslag van de raadszitting van 8 maart. Waarom werd daar toen niet op ingegaan? Omdat het voorstel van het Vlaams Belang kwam? Of was dat de voorbode van een nieuwe weigering om in te gaan op het voorstel van Lode Maesen?
Blijft het oorlogsverleden van Inghelram een struikelsteen? Het spreekt vanzelf dat het burgemeesterschap van Inghelram tijdens de oorlog en zijn nauwe relatie met de Duitse bezetter geen reden zijn tot fierheid. Afgezet worden als onderwijzer is al evenmin prijzenswaardig. Zijn houding kan in geen geval goed gepraat worden, zelfs al was die ingegeven door idealisme. Ik begrijp nochtans wel dat wie tijdens de eerste wereldoorlog uit eigen ervaring meemaakte dat 80% van de Belgische militairen in de loopgraven Vlamingen waren terwijl er nauwelijks een Vlaams - sprekend officier te bekennen viel (Āpour les Flamands la mĆŖme chose!Ā), dat vanzelfsprekend als onrechtvaardig moet ervaren hebben. Hij heeft ervoor gekozen in het interbellum activist te worden en deel uit te maken van Vlaams - nationalistische verenigingen en partijen. Hij werd daarvoor veroordeeld en heeft zijn straf uitgezeten. Hij werd later in eer hersteld. Hij bleef wel een Vlaams - nationalist en werd tenslotte toch gedurende 12 jaar burgemeester van Middelkerke. Moeten we dat uitleggen als zou de bevolking hem zijn verleden vergeven hebben? Als ik lees in de scriptie van Stefaan Inghelbrecht, wat een merkwaardig werk is voor wie meer wil weten over wat zich tussen de twee wereldoorlogen en tijdens de tweede in Middelkerke afspeelde, dat het VNV in Middelkerke tijdens de oorlog 158 leden telde, zijnde 4,4% van de 3.588 inwoners, dan is het natuurlijk mogelijk dat heel wat afstammelingen daarvan tot de aanhang van Inghelram bleven behoren. Hij had schijnbaar wel verdiensten zowel als oorlogs- of als vredesburgemeester. Heel wat Middelkerkenaars en niet in het minst Julien Desseyn hebben er jaren mee samengewerkt. Schijnheiligheid is hier dus niet op zijn plaats! Ik besef maar al te goed dat sommige inwoners er geen goed woord over kunnen horen, vooral diegene die persoonlijk slachtoffer waren van de collaborateur Inghelram. Laten we echter, samen met diegene die vergevingsgezinder blijken te zijn, ertoe besluiten de spons te vegen over het oorlogsverleden van Andreas Inghelram en laten we hem dat pleintje gunnen. En laten we toch maar niet vergeten dat dieper ingaan op de verdiensten van alle personen die in Groot-Middelkerke hun naam gaven aan een straat of een pleintje, ook wel eens tot verrassingen zou kunnen leiden.
Wapenstilstand op 11 november: zegt jullie dat nog iets?
De Wapenstilstand op het einde van de eerste wereldoorlog wordt elk jaar herdacht op 11 november. In 1918 werd op die dag om 5 uur 'sochtends inderdaad de Duitse capitulatie in een treinwagon op het westelijk front in Rethondes (Bos van CompiĆØgne) getekend door MaarschalkFoch en de Duitse delegatie. De wapenstilstand ging eigenlijk pas in om 11 uur. De wereld werd eindelijk uit de nachtmerrie van de Grote Oorlog verlost. De wapens van de oorlogvoerende partijen zwegen na vier jaar strijd. Wapenstilstand is sindsdien de dag om alle oorlogsslachtoffers, burgers en militairen, te herdenken, ook de slachtoffers van oorlogen die nadien volgden. Ik zal me in het huidig artikel echter beperken tot de Grote Oorlog. De Eerste Wereldoorlog, zoals we de Grote Oorlog tegenwoordig noemen, betekende immers oorlogsvoering op een tot dan toe ongekende schaal. We mogen gerust van een Āmoordende en onzinnigeĀ oorlog spreken. De dodenteller stond stil op een geschatte negen miljoen. Onder de slachtoffers waren zowel militairen als burgers. Franse, Belgische, Duitse, Britse, Australische, Amerikaanse, Canadese en zelfs Afrikaanse en Aziatische (koloniale) troepen hadden aan het front gevochten en grote verliezen geleden. Grote delen van Europa lagen in puin, er heerste politieke chaos en veel mannen die moesten meevechten raakten gewond of gedood. Wapenstilstand wordt tot op de dag van vandaag op heel wat plaatsen in de wereld herdacht. Net zoals in BelgiĆ« zijn er een groot aantal landen waar Wapenstilstand een nationale feestdag is. De Britten noemen die dag ĀRemembrance DayĀ of ĀArmistice DayĀ of ĀPoppy DayĀ. In Frankrijk en WalloniĆ« wordt van Ājour du SouvenirĀ of Ājour de l' ArmisticeĀ gesproken. De Verenigde staten kennen 11 november als ĀVeterans DayĀ.
De klaproos als symbool voor de eerste wereldoorlog In het Vlaams wordt de klaproos soms ĀkollebloemĀ (toverkol of kol =heks) genoemd. Een andere naam is natuurlijk ook ĀpapaverĀ of in het Engels ĀpoppetĀ. In onze kinderjaren spraken wij van de ĀkankerbloemĀ. Toen kregen wij steeds weer te horen ĀNiet aankomen, dat zijn giftige bloemenĀ. Sommige klaprozen, die gerekend worden tot de papavers, worden gebruikt omopium en morfine van te maken; morfine is een sterk verdovend middel dat vaak werd gebruikt om de pijn van gewonde soldaten te stillen, soms voor eeuwig. Klaprozen bloeien als andere planten in de buurt dood zijn. De zaden kunnen jarenlang op de grond liggen en pas beginnen te kiemen als de nabije planten en struiken weg zijn, bijvoorbeeld als de grond werd omgewoeld en vervuild. Dat was uiteraard het geval met de grond rond de loopgraven die grondig 'omgespit' en besmet was door de gevechten en bombardementen. De aanblik van de bloem is vervuld vansymboliek, niet alleen zijn de blaadjesrood zoals hetbloedvan de gevallenen maar het binnenste is ook nog zwart, kleur van rouw. In het hart van de bloem is ook eenkruisvormte zien,christelijksymbool van lijden en verlossing bij uitstek.
>
Klaprozen zijn met name in het Verenigd KoninkrijkĀ en in andere landen van het Gemenebest het symbool van de eerste wereldoorlog omdat ze op de slagvelden in Vlaanderen overvloedig bloeiden, zoals de Canadese militaire arts John Mc Crae het in 1915 in Boezinge beschreef in zijn gedicht ĀIn Flanders fieldsĀ. Het gedicht beschrijft de gruwelen van de oorlog, die hij zelf niet overleefde.
Ziehier de originele tekst met daarnaast een vertaling.
In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. We are the dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields. Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields.
ĀIn Vlaanderens velden bloeien de klaprozen Tussen de kruisen, rij aan rij die onze plek aangeven; en in de lucht vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder aan de grond. Wij zijn de doden. Enkele dagen geleden leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan beminden en werden bemind en nu liggen we in Vlaanderens velden Neem ons gevecht met de vijand weer op: Tot u gooien wij, met falende hand de toorts; aan u om haar hoog te houden Als gij breekt met ons die sterven zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen in Vlaanderens velden.Ā
De laatste verzen We shall not sleep, though poppies grow / In Flanders fieldsduiden op de verdovende werking van morfine.
>
Enkele cijfers Het aantal Belgische gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog ligt volgens meerdere bronnen tussen de 10.000 en 40.000. Patrick De Wolf verricht al lange tijd onderzoek naar het werkelijk aantal Belgische oorlogsdoden. Zijn bestand ĀBelgian War GravesĀ bevat ondertussen 35.368 namen van Belgische militairen. Hiervan hebben 19.738 een bekende Belgische militaire of burgerlijke begraafplaats; 23.548 met een gekende geboortedatum en 33.197 met gekende overlijdensdatum. Op de Belgische militaire begraafplaatsen liggen in totaal 19.478 bekende en onbekende Belgische militairen begraven. Op Belgische burgerlijke begraafplaatsen liggen er nog eens 260. Daarnaast zijn in Nederland 378, in Groot-BrittanniĆ« 299, in Frankrijk 3.813, in Zwitserland 50 en wereldwijd op CWGC begraafplaatsen 292 Belgische militairen begraven. In het totaal is dat dus 24.310. Aangenomen wordt dat ongeveer een derde van het aantal oorlogsdoden begraven werd als onbekende, een derde een bekend militair graf heeft en een derde overgebracht werd naar zijn woonplaats na de wapenstilstand. Dit zou het totaal aantal Belgische oorlogsdoden dus op ongeveer 24.000 + 12.000 = 36.000 brengen. Volgens De Wolf komen die cijfers dichter bij de werkelijkheid dan de 10.000 die regelmatig opduiken: ĀOns aandeel (Belgisch leger) wordt nogal dikwijls eens genegeerd ten voordele van de grootmachten. Ik vermoed dat dit wel het nadeel zal zijn van een klein, opgesplitst en weinig chauvinistisch land.Ā
Herdenkingsmonumenten In ontelbare dorpen en steden werden na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog herdenkingsmonumenten ter ere van de oorlogsslachtoffers (militairen, burgers, verzetsstrijders of gedeporteerden) opgericht. Dergelijke herdenkingsmonumenten boden de rouwende een kader om hun dierbaren te herdenken: net na de oorlog was het leed diep en kon in veel gevallen niet getreurd worden bij een individueel graf. Zowel in Westende (tegen de kerkmuur) als in Lombardsijde (in de Oude Nieuwpoortlaan) staat een herdenkingsmonument. Er wordt vaak gesproken over het ĀMonument van de gesneuveldenĀ. Dat is verkeerd natuurlijk, want sneuvelen betekent eigenlijk ĀOp het slagveld, in de strijd gedood wordenĀ terwijl er ook veel burgers onder de oorlogsslachtoffers waren. Op de lijsten hierboven vinden jullie ook vrouwennamen. Hieronder links het ĀMonument voor de OorlogsslachtoffersĀ van Westende, dat verplaatst werd bij de heraanleg van het kerkpleintje. Rechts dat van Lombardsijde, eveneens verplaatst na de afbraak van het gemeentehuis.
Langs de Grossettilaan ter hoogte van de oude Relais-du-Lac staat ook nog een oorlogsmonument opgedragen aan de 42ste Franse divisie die op 23 en 24 oktober 1914 aan de zijde van de Belgische militairen streed.
>
De slachtoffers van Westende Ziehier de 27 namen die op onderstaande fotoĀs te zien zijn:
Eerste kolom: Henri BOYDENS, Emiel COPPENS, Theodoor CORTEEL, Alexis DALLE, Sabin DEDRIE, Henri DEWULF en Emiel LEVECQUE Tweede kolom: Leopold PYNTE, Jeroom ROYE,Camiel VALLAEYS, Leopold VANCASSEL, VANDECASSERIE, VANDECASTEELE en Celestin VANNECKE Derde kolom: Henri BORDON, Sophie BOUVRY, Albert DALLE, August DALLE, Henri DALLE , August DECAT, en Karel GHEERAERT Vierde kolom: Eugenie OLLIEUZ, Basiel OSAER, Jan ROBERT, Isidoor ROSSEEL (14 jaar, omgekomen bij bombardement op Lombardsijde 20 Ā 23.10.1914), VANDENBERGHE, VANWASSENHOVE.
Het monument is goed onderhouden. De voornamen van diegene met een lange familienaam zijn niet vermeld.
> >
en van Lombardsijde Het monument is wel goed onderhouden (=proper), maar veel namen en datums zijn onleesbaar. Hier is ook de datum vermeld van het overlijden. Ziehier wat ik ervan heb kunnen maken. Hier en daar heb ik al wat aangevuld.
Links: Ces DAELE 5-8 -1914, Ch CLOET 18-8-1914, Hen DEWULF 22-8-1914, Jos COULIER 10-1914, Germ GODDERIS 19-10-1914, R VANDECASTEELE 18-10-1914, Alfr UREEL 3-4-1916, Leop VANCASSEL 4-10-1916 (ook op monument Westende), Fer DEWULF 16-5-17, Hen MINNE 8-8-1917, Al DALLE 18-8-1917 , Art VERCOUILLIE 12-5-1918, Med BEDERT 26-5-1918, Al DIERENDONCK 1-7-1918, Osc VERSLYPE 25-9-1918, Cam DEVRY 28-9-1918, Art COOPMAN 4-10-1918, Hen DEWULF 5-10-1918.
Rechts Fr DALLE 20-10-1914, K DALLE 20-10-1914, Is(idoor) GHEWY 20-10-14 (30 jaar), Am DELANGHE 21-10-1914, Pel(agie) VERSLYPE 21-10-1914 (20 jaar), Clem(ence) VERSLYPE 25-10-1914 (75 jaar), Pieter MORTIER 28-10-1914, Ivo DECONINCK 30-10-1914, Bertha BERTELOOT 10-5-1918, God BERTELOOT 10-5-1918, Eug COGGE 10-5-1918, Jean VYNCK 10-5-1918, Maria VYNCK 10-5-1918, Leo SINNESAEL 1-7-1918, K BERTELOOT 1-7-1918, Ivonne DEWULF 5-9-1918, Lucie DEWULF 5-9-1918, Pol DEVRY 20-10-1918.
De eerste zes zijn omgekomen bij een bombardement op Lombardsijde. Ik zal proberen om in een volgende bijdrage meer informatie te geven over de omstandigheden van het overlijden van de 36 slachtoffers.
> >
Erepark op de kerkhoven Op de kerkhoven van Westende en Lombardsijde is ook een zone voorbehouden als erepark. Daar krijgen oudstrijders hun laatste rustplaats, dus niet enkel de gesneuvelden van beide wereldoorlogen. Ik heb op deze blog ooit geschreven dat het park van Lombardsijde beter herkenbaar was omdat er een lage omheining met de Belgische driekleur rond stond. Ik zag nu echter dat die weggenomen is. Beide ereparken zijn nog slechts te herkennen aan de Belgische en Vlaamse vlag en aan een steen opgedragen aan alle overleden oudstrijders.
Ook in 2012 vond er op 11 november een herdenking plaats aan het oorlogsmonument aan de kerk van Middelkerke om 11 uur. Ze noemen dat tegenwoordig niet meer ĀWapenstilstanddagĀ maar ĀVredesdagĀ (!!!!). Spijtig genoeg kon ik die plechtigheid niet bijwonen. Er ging een goed gevuld programma mee gepaard. Het bestond immers uit een voormiddag in Middelkerke, gevolgd door een namiddag in Lombardsijde.
En toen vielen de Duitsers ons land binnen Op 1 september 1939 vielen Duitse troepen Polen binnen. Dat betekende meteen ook de start van de tweede wereldoorlog. Drie dagen later, de dag nadat Frankrijk en Engeland de oorlog hadden verklaard aan Duitsland, werd het Belgisch leger gemobiliseerd. In 1937 had men de slagorde ervan in oorlogstijd gereorganiseerd. Naast de gevechtseenheden was er een territoriaal commando dat onder andere vier bataljons omvatte met elk vier compagnies wachtfuseliers ĀWachters van Verkeerswegen en InrichtingenĀ. Zoals dat toen (en nog veel later) wel meer het geval was, werd de Franse benaming Gardes de Voies de Communications et Etablissements (GVCE) gebruikt. De Belgische neutraliteitspolitiek bestond er in om bij een vijandelijke inval uit het oosten het veldleger terug te trekken tot op de KW-stelling of KW-linie. Dat was een antitankversperring tussen Koningshooikt en Waver, in hoofdzaak langs de rivier Dijle. Ze bestond uit een aaneenschakeling van gevechtsbunkers, communicatiebunkers, anti-tankgrachten en stalen bouwwerken. Daar zou men met de gevechtseenheden de hulp van de geallieerden afwachten en zo nodig de invaller het hoofd bieden. Om de vitale verkeerswegen en infrastructuur in het gebied ten westen van deze linie te helpen beveiligen, zou gebruik gemaakt worden van de Wachters die in hun eigen woongebied statische bewakingsopdrachten moesten uitvoeren om saboteurs en luchtlandingstroepen te snel af te zijn. De manschappen voor deze wachtbataljons werden geput uit de oudste reservisten. De meeste manschappen waren tussen de 35 en 45 jaar oud. Mijn toen 37 Ā jarige vader werd ingedeeld bij het IIIde bataljon Wachters 2de compagnie, ĀNieuwpoortĀ genaamd. De meeste van die bataljons werden slechts midden januari 1940 onder de wapens geroepen. Dat lot viel ook mijn vader ten deel op 14 januari 1940. De uitrusting van die eenheden was eerder beperkt en bestond uit verouderde wapens en oorlogsbuit uit de vorige wereldoorlog. De oorlogservaringen van de Wachters van Verkeerswegen en Inrichtingen lopen sterk uit elkaar maar kunnen vaak worden samengevat tot een stapsgewijze terugtocht naar Vlaanderen, vaak zonder precieze instructies van de militaire overheid en in de meeste gevallen zonder bevoorrading of geldmiddelen, gevolgd door de inname van kantonnementen in het achtergebied van het veldleger tot het einde van de veldtocht.
Op 10 mei 1940 vielenDuitse troepen BelgiĆ«, Nederland en Luxemburg aan en daarmee schonden ze de Belgische neutraliteit. De algemene mobilisatie werd een feit waardoor nu 600.000 militairen onder de wapens waren, 8 % van de Belgische bevolking. Ondanks het feit dat ons leger nooit een groter effectief kende, vertoonde het veel zwakke punten. De eenheden hadden te weinig kader, de training van de infanterie-eenheden liet soms te wensen over en het leger was helemaal niet voorbereid op een luchtoorlog. Bovendien had de lange mobilisatieperiode en een gebrek aan reactie van de militaire overheden het moreel en de tucht van de troepen ondermijnd. Het Belgisch leger vormde dus geen partij voor het goed getraind, gedisciplineerd en machtig Duits leger en kon slechts gedurende een heel korte periode weerstand bieden. Op 28 mei 1940 capituleerde BelgiĆ«. De Ā18-daagse veldtochtĀ was gestreden. Maar daarmee was de tweede wereldoorlog niet afgelopen. BelgiĆ« werd bezet door Duitse troepen. De rest van de Belgische troepen die zich nog in Vlaanderen bevonden, werd gevangen genomen. Het ging hier om bijna 150.000 militairen. Ik ken de omstandigheden niet waarin het gebeurde, maar mijn vader viel in handen van de Duitsers op 2 juni 1940 in Oudenburg.
>
Wie beroepsofficier of -onderofficier was, vloog in regel meteen naar Duitsland om er vijf jaar gevangenschap in een Stalag of Oflag door te brengen. De Duitsers hadden echter meer aandacht voor de nakende gevechten met de Engelsen en de Fransen dan voor de gevangen genomen Belgische soldaten. Daarom konden sommige van deze laatste wegvluchten en trokken ze gewoon naar huis of naar Engeland. Reeds op 5 juni 1940 vaardigde de Duitse overheid een richtlijn uit om de Vlaamse miliciens en bepaalde beroepscategorieĆ«n onder de Waalse miliciens naar huis te laten gaan. Dat order werd echter niet consequent uitgevoerd en het gros van de Vlaamse militairen belandde toch nog voor enige maanden in Duitsland. Nochtans maakte die richtlijn deel uit van de Duitse Flamenpolitik (Vlamingenbeleid) dat de Vlaamse bevolking moest overtuigen om zich aan de zijde van de Duitsers te scharen en zo de greep op het bezette BelgiĆ« te vergroten. Hiertoe maakten ze gebruik van de spanningen tussen Franstaligen en Vlamingen en het wantrouwen van deze laatste jegens het verfranste Belgische bestuur. Toen de Belgische militairen, waaronder mijn vader, uiteindelijk in groepen van vijftig in treinwagons gestopt werden, waren ze er eigenlijk van overtuigd dat ze naar huis mochten. Ze kregen een militair brood per vijf man en moesten zich als drank tevreden stellen met de inhoud van hun drinkbeker (ĀgourdeĀ in het Vlaams). Sanitaire haltes waren niet voorzien. Twee en een halve dag later kwamen veel Belgen, in plaats van in hun geliefde thuishaven, via Berlijn, in het station van Stablack aan. Jullie zien dat hieronder.
>
Het krijgsgevangenkamp ĀStalag Ia StablackĀ(Stammlager voor Onder-Officieren en Manschappen) Stalag Ia was gelegen op ongeveer 50 kilometer van Kalinigrad dat toen nog Kƶnigsberg heette en dat jullie rechts bovenaan onderstaand kaartje kunnen terugvinden. Het was een kamp met houten barakken bedekt met een cementlaag, dat in de herfst en de winter van 1939 gebouwd werd door Poolse krijgsgevangenen.
>
Hieronder zien jullie de ingang van het kamp. >
Het was het grootste kamp waar Belgen verbleven (zoĀn 23.000), tegelijk het verst verwijderd van BelgiĆ« maar tevens ook het meest noordelijk gelegen, ter hoogte van Denemarken. Dit is geen overbodig detail, want daar was het dus ijzig koud en aangezien er een groot tekort was aan steenkool Ā Veertig logementbarakken Ć 500 plaatsen, konden dus 20.000 krijgsgevangenen herbergen. De capaciteit van het kamp was bovendien verhoogd door het opstellen van tentoonstellingstenten op de vrije ruimtes. Verder omvatte het kamp ook dienstbarakken: infirmerie, stortbaden, ateliers voor kleermakers en schoenmakers, kantoren, keukens, postkantoor, ontluizingsbarak, enzĀ Het geheel werd omgeven door een dubbele afsluiting met prikkeldraad en het werd bewaakt vanaf miradors uitgerust met schijnwerpers en automatische wapens. Elke barak was ingedeeld in 2 grote kamers, 25 meter lang en 8 meter breed, gescheiden door een wasgelegenheid. Ziehier hoe zoĀn kamer er uitzag.
>
Steun voor het thuisfront Tijdens het verblijf van mijn vader in Stalag-Ia kon mijn moeder rekenen op enige financiĆ«le steun van de gemeente. Zo ontving ze voor haarzelf en 3 kinderen van minder dan 15 jaar volgende bedragen: juni 1940: 270 fr. juli 1940: 552,50 fr. 4-17 oogst 1940, bedrag 227 fr., voor de maand augustus 455 fr. 5de week september 1940: 114 fr. Hoe die bedragen, gevonden in het gemeentelijk archief, berekend werden, weet ik niet. Was deze informatie onvolledig of moest het gezin het werkelijk stellen met deze steun??????? Het zou ook kunnen dat de krijgsgevangenen betaald werden voor hun werk in de ĀKommandoĀsĀ. De informatie daarover is echter niet duidelijk.
Enkele belevenissen in Westende tijdens de eerste wereldoorlog
Het verhaal van mijn familie tijdens de oorlog Mijn grootouders hadden 6 zonen waaronder mijn vader Leon en verder Karel, Medard, Alidore, Pieter en Leopold. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden had het ganse gezin op zeker ogenblik dekking gezocht in de kelders van de familie Jonckheere in de Westendelaan, toen nog Dorpplaats, waar nu de huizen 319, 321 en 323 opgetrokken zijn. Kort daarna viel er een granaat in de onmiddellijke omgeving. In paniek vluchtte iedereen weg uit de kelder in alle mogelijke richtingen. Drie van de kinderen, Karel (17), Medard (15) en Leon (11) kozen de richting Lombardsijde. Toen zij Ās anderendaags op hun stappen terugkeerden, hing er een briefje op de voordeur: ĀWij (mijn grootouders plus Alidore (13), Pieter (10) en Leopold (5) ) zijn naar Oostende.Ā
Door het feit dat de strook tussen Westende en Oostende door de Duitsers bezet was, werd geen doorgang meer verleend, ĀSperrgebietĀ heette dat. Ten einde raad, belandden de drie ongelukkige kinderen te Oostduinkerke waar Karel en Leon bij familie opgenomen werden, terwijl Medard bij ĀvreemdenĀ terechtkwam.
Mijn grootouders kregen in de Velodroomstraat in Oostende een huis toegewezen, waar zij de ganse oorlog verbleven. Mijn grootvader en Alidore vonden respectievelijk werk bij de hoveniersbond en bij een landbouwer. Pieter en Leopold liepen school in de Volksbond waar zij ook een middagmaal konden nuttigen. Dat bestond dagelijks uit een klein stukje spek en een portie zuurkool. Aangezien dat wat weinig was voor zulke jonge gasten, liepen ze nog eens langs bij moeder om te zien of daar soms niets overgebleven was. Van de drie kinderen in Oostduinkerke werd tijdens de verdere oorlog niets meer vernomen.
Verhalen uit de ĀDuinengalmĀ Tijdens de oorlog verschenen er geen dag- noch weekbladen. Dat belette de journalisten niet het relaas van de feiten bij te houden en vanaf 1919 voor de dag te komen met allerlei verhalen die zich, onder andere, afspeelden in Westende. Hier volgen er een paar (bewerkte) uit het weekblad ĀDuinengalmĀ uit Oostende.
Hoe E.H. Bonte van Westende, Āin Āt kot werd gestoken en er uit ĀgerochtĀĀ (17-20 Dec 1914) Leo Bonte was van 1911 tot 1918 pastoor van Westende. Toen het dorp volledig ontruimd werd en alle parochianen de vlucht namen naar veiliger oorden, nam hij zijn intrek in een woning in Middelkerke. Hij hielp er de geestelijkheid van die parochie, onder andere bij het bezoeken van zieken.
Een ander avontuur van E.H. Bonte Ā 17 juli 1917 De burgemeester van Stene werd er, ingevolge een anonieme brief, door de Duitse overheid van verdacht ongeoorloofde briefwisseling te voeren. Daarom werd bij hem een huiszoeking uitgevoerd. Dit leidde tot de ontdekking van een schrijfboek, met daarin de beruchte herderlijke brief van kardinaal Mercier waarin deze de wandaden van de Duitsers veroordeelt. Al vlug werd achterhaald dat het schrijfboek afkomstig was van E.H. Pastor Leroeye, die bekende het schrijfboek ontvangen te hebben in de pastorij van de Konterdam, waar E.H. Devos pastoor was. Deze laatste moest daarom op de ĀKommandaturĀ van Oostende verschijnen. E.H. Bonte, pastoor van Westende, verbleef geruime tijd bij de E.H. Devos. Toen Bonte zich Ās anderendaags, onwetend over de huiszoeking, naar de Konterdam begaf, hoorde hij daar wat er met zijn collega aan de hand was. Het was de pastoor van Westende, die het schrijfboek gekregen had van een dame die te Westende verbleef. Hij aarzelde geen ogenblik en begaf zich naar de ĀKommandaturĀ. Hij vroeg er om door de ĀGerichtsoffizierĀ Glassmer te worden verhoord en verklaarde hem de eigenaar van het schrijfboek te zijn. Daarop vroeg Glassmer wie hem dit boek had bezorgd; de E.H. pastoor weigerde het te zeggen. Glassmer vroeg hem dan of hij de herderlijke brief van Kardinaal Mercier gelezen had. E.H. Bonte antwoordde dat hij het schrijfboek omzeggens niet had open gedaan, daar hij reeds veel vroeger had horen spreken van bedoelde brief. ĀOverigensĀ, voegde hij er aan toe, Āde aandacht van de priesters is thans bijzonder getrokken op de brief van kardinaal staatssecretaris Gaspari aan M. Vanden Heuvel, gevolmachtigde van BelgiĆ« bij de H. Stoel. Ook de Duitse bladen, zoals de Frankfurter Zeitung, de Kƶlnische Volkszeitung, die ik gewoonlijk lees, spreken daarover. Kardinaal Gaspari herinnert de woorden van de rijkskanselier von Bethmann-Hollweg, die op 4 augustus 1914 in de Reichstag verklaarde dat het schenden van de Belgische onzijdigheid een onwettige zaak wasĀ.
ĀHerrĀ Glassmer kon daar niet mee lachen, maar Bonte wel. Hij vervolgde: ĀKardinaal Gaspari spreekt ook over stukken die te Brussel gevonden werden en die zouden bewijzen dat er een onderduims akkoord bestond tussen BelgiĆ« en EngelandĀ. Achtte ĀHerrĀ Glassmer het gevaarlijk de E.H. Bonte te laten voortspreken over kardinaal Gaspari, of zag hij in dat hij niet kon wedijveren met zoĀn sterke opponent? Hij drong niet verder aan en bood E.H. Bonte het verslag van het verhoor ter lezing en ondertekening aan. Daarop mocht de geestelijke vertrekken.
Had Westende toen geen ontwikkelde en verstandige pastoor?
Wie heeft er nooit gehoord van de ĀCommonwealth War Graves CommissionĀ? Ze is bekend omdat ze de herinnering in ere houdt van de 1,7 miljoen mannen en vrouwen van de strijdkrachten van het Gemenebest die hun leven lieten tijdens de twee wereldoorlogen.
Aan de uitgang van het kerkhof is trouwens een bordje aangebracht ĀGraven van het Gemenebest Ā Commonwealth War GravesĀ
Ik wou eigenlijk wel graag weten hoe deze militairen aan hun einde gekomen zijn. Ik schreef daarom een brief naar de ĀWargraves CommissionĀ. Bijna twee maanden later werd mij meegedeeld dat zij geen fotoĀs van de gesneuvelden bijhouden noch informatie over de omstandigheden van het tragisch overlijden. Misschien kan iemand mij inlichten? Waarvoor mijn dank bij voorbaat.
Ik heb eens een bezoek gebracht aan het kerkhof om te zien of de graven er na bijna 70 jaar nog steeds verzorgd en onderhouden bijliggen. Dat is inderdaad het geval. Dat kan niet gezegd worden van sommige andere graven op het ereperk, bijvoorbeeld van een onbekende van het 7 Linie. Het erepark is wel te herkennen aan twee vlaggenmasten (Belgische en Vlaamse vlag) en een console met daarop de vermelding ĀOudstrijders 1914-18 en 1940-45Ā maar het geheel is verder niet zo herkenbaar en verloren tussen de andere graven. In Lombardsijde staat een driekleurige omheining rond het park en dat zorgt voor een bijzonder cachet.
Uniform van Essex Scottishregiment wordt gelukkig goed bewaard.
Een paar weken geleden maakte ik mij zorgen over het vaandel van het Essex Scottishregiment en over het uniform van onderofficier Paquay, die beide aan de toenmalige gemeente Westende geschonken werden, in herinnering aan de eenheid die ons bevrijdde.
Ik mocht op 20.11.2007 van de cultuurbeleidcoördinator van Middelkerke, Stijn Van Loock, volgende email ontvangen:
ĀIk kan u melden dat dit uniform gelukkig nog altijd in het bezit van het gemeentebestuur is. Enkele jaren geleden is het nog tentoongesteld in de oude post in Middelkerke (de tentoonstelling The Last Post).
Gezien het uitzonderlijke historische belang van dit uniform en omwille van de kwetsbaarheid van de materialen is het niet aangewezen deze stukken permanent tentoon te stellen. Licht, temperatuurschommelingen en vocht hebben immers een zeer nefaste inwerking op de weefsels: ze verkleuren, desintegreren... Daarom moet blootstelling aan deze elementen zoveel mogelijk worden vermeden. Dat betekent natuurlijk niet dat het uniform voor altijd achter slot en grendel zit, integendeel. Bij speciale gelegenheden kan het nog altijd tentoongesteld worden.Ā
Waar is het vaandel van het Essex Scottishregiment?
In het verslag van de gemeenteraad van 24.09.1947 heb ik gelezen dat Romain PAQUAY, gewezen onderofficier van het Essex Scottishregiment, die meehelp aan de bevrijding van Westende op 10, 11 en 12 sep 1944 als aandenken aan deze heuglijke dagen zijn uniform schonk aan de gemeente (toen uiteraard nog zelfstandig) . De gemeente had reeds bij de opening van de Essex Scottishlaan op 10.6.45 het vaandel van het regiment ontvangen.
Het vaandel en het uniform zouden Āvoor eeuwigĀ in het gemeentehuis bewaard worden.
Weet iemand soms waar ze nu zijn?
In een Middelkerks museum? Op het Middelkerks gemeentehuis? Ik heb ze nog nooit gezien. Als ze nog bestaan, dan horen ze thuis in Westende. Het moet niet moeilijk zijn om er hier een ereplaats voor te vinden. Mocht een privaat persoon ze in zijn bezit hebben, dan wordt het de hoogste tijd om ze (anoniem, eventueel bij duisternis) aan de deur te zetten van de schepen, bevoegd voor erfgoed en museum.