Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    04-02-2010
    nieuwsgierig héHet halfhaantje
    Het halfhaantje
    - volkssprookje -
    Er was eens een oud vrouwtje dat een hen had, en zij liet die hen op een keer vijftien eieren uitbroeden, en uit de vijftien eieren kwam maar éen enkel kuiken te voorschijn. De oude vrouw zei:
    'Ik zal het Halfhaantje noemen,' en die naam gaf ze het omdat het zo verschrikkelijk klein was. Op een dag was het oudje bezig tarwe te drogen en het Halfhaantje kwam en pikte wat korrels op, toen gaf zij hem een klap met de scheplepel. Het Halfhaantje zei tegen haar:
    'Jij vrekkige oude vrouw!'
    En het Halfhaantje liep naar buiten en begon te krabben en vond een kleine gouden sinaasappel.
    'Ik zal naar de koning gaan en deze sinaasappel tegen tarwe ruilen.'
    Op een mooie morgen ging het Halfhaantje op reis naar het slot van de koning en kwam op zijn weg een rivier tegen.

    Het Halfhaantje zei tegen de rivier:
    'Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje.'

    Een eind verder ontmoette het vier dragers en zei tegen hen:
    'Kruipen jullie in mijn kontje en sluit het achter jullie met een stokje.'

    Het Halfhaantje liep een eindje verder en zag een leeuw, tegen wie hij zei:
    'Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje.'

    Een stukje verder kwam hij een wijfjesvos tegen en hij zei tegen haar:
    'Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje.'

    Een stukje verder vochten twee stieren met elkaar, het Halfhaantje zei tegen hen:
    'Kruipen jullie in mijn kontje en sluit het achter jullie met een stokje.'

    Toen kwam hij bij de koning. De koning maakte een wandeling op zijn balkon.
    'Goedenavond heer koning.'
    'Goedenavond Halfhaantje.'
    'Hebt u tarwe, beste koning?'
    'Ja, een beetje is er wel.'
    'Voor een beetje tarwe' zei het Halfhaantje, 'geef ik u deze gouden sinaasappel in ruil.' De koning zei tegen zijn dienaar:
    'Loop met hem naar de schuur, dan mag hij vreten tot zijn lever opzwelt, en morgen haal je hem er weer uit.'

    Die nacht liet het Halfhaantje de dragers los. Die sleepten al het koren weg. 's Morgens stond de koning op om het Halfhaantje uit de schuur te halen.
    'Waar is het koren, Halfhaantje?'
    'Dat heb ik gisteravond opgevreten' zei hij, 'en nu had ik graag dat u mij mijn gouden sinaasappeltje teruggaf.'

    De koning was woedend, pakte het Halfhaantje beet en smeet het in het kippenhok, op dat de hennen hem 's nachts zouden doodpikken. Die nacht liet het Halfhaantje de wijfjesvos los, en die begon de hennen op te vreten, en de rest liet ze dood liggen. Toen de koning opstond om te gaan kijken of het Halfhaantje al dood was zag hij dat al zijn hennen er geweest waren.
    'Wat heb je nu aangericht, Halfhaantje?'
    'Ik heb ze allemaal doodgemaakt omdat ze me niet rustig lieten slapen.'

    De koning haalde het Halfhaantje uit het hok en zette hem in de paardenstal, opdat de paarden hem zouden doden; en die nacht liet het Halfhaantje de leeuw op hen los. De volgende morgen stond de koning op. Het Halfhaantje stapte rond in de deuropening.
    'Wat heb je aangericht, Halfhaantje?'
    'Ik heb uw paarden gedood, heer koning, omdat ze mij gisteravond wilden doden. Waarom geeft u me niet liever mijn sinaasappeltje?'
    De koning zei:
    'Morgen zal ik het je geven man.'

    Hij gooide het Halfhaantje in een perk, waarin een aantal mannen bezig waren met het Chuecaspel,1 opdat zij het met een kogel zouden raken en het arme Halfhaantje doden. Al gauw kwam een van de spelers met zijn kogel op hem af om hem daarmee te raken en te doden. Toen liet het Halfhaantje de stieren los en alle spelers verdwenen, en hij liep naar de koning.

    'Hoort u eens, heer koning, geef me mijn gouden sinaasappeltje, want ik wacht er nu al zo lang op, en u zult geen middel vinden om mij te doden.'
    De koning zond een dienaar uit om de oven te laten opstoken, daar moesten ze het Halfhaantje in stoppen. Om elf uur 's avonds was de oven klaar en ze zetten hem er in. Hij liet de rivier los en die sleurde de oven en de dienaar en alles mee. 's Morgens ging hij naar de koning.
    'Goedenmorgen heer koning.'
    'Goedenmorgen Halfhaantje.'
    Ik wil naar huis, waarom geeft u mij mijn sinaasappeltje niet?'
    De koning wachtte op zijn dienaar, deed dan de ronde en vond geen spoor van wat dan ook op de plaats waar de oven had gestaan. Hij kwam terug en vroeg het Halfhaantje:
    'Wat heb je met de oven uitgevoerd, Halfhaantje?'
    'Die heb ik ook opgevreten. Ik had al drie dagen niets meer gehad. En geef me nu maar liever mijn gouden sinaasappeltje, want ik wil naar huis.'
    De koning ging woest weg om voor het Halfhaantje de sinaasappel van goud te halen.
    'Neem je sinaasappel, Halfhaantje. Na alles wat je hebt aangericht wil ik je hier helemaal niet meer zien.'
    'Wat heb ik daar mee te maken!' zei het Halfhaantje. 'Dat overkwam je omdat je het slecht met me voor had.'
    En het liep naar zijn grootmoedertje en kwam daar aan met zijn gouden sinaasappeltje. Het oude vrouwtje zei tegen
    'Ben je thuisgekomen Halfhaantje, en je sinaasappel heb je ook meegebracht?'
    'Ja, die breng ik mee. Ik wil hem aan u geven, want door deze sinaasappel heb ik veel moeten verduren, en ik blijf liever thuis bij u, zo dat ik nooit meer zoveel hoef te lijden.'
    Het oude vrouwtje keek het Halfhaantje lang aan en vuurde hele lachsalvo's af.
    'Die is goed Halfhaantje! Je bent weggelopen zonder dat ik je het huis uit gooide, en je bent teruggekomen zonder dat ik je riep!'
    Ik blijf altijd hier/ zei het Halfhaantje tegen haar.
    En het bleef altijd bij het oude grootmoedertje wonen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : volkssprookjes uit Chili

    04-02-2010 om 11:25 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (1)
    03-02-2010
    nieuwsgierig héDe leeuw en het konijntje
    De leeuw en het konijntje
    - Een Tibetaanse fabel over de wraak van een geplaagd konijn -
    Een leeuw en een konijntje woonden eens dicht bij elkaar. De leeuw gedroeg zich als een slechte buur; hij pochte en blufte tegenover het konijntje met zijn kracht, maakte het bij andere dieren belachelijk en treiterde het waar hij maar kon. Toen zon het konijntje op wraak, want zo wilde het niet langer meer voortleven.

    "Heer buurman," zei het konijntje op een dag, gezeten voor het hol van de leeuw, "stelt u zich eens voor. Daar zag ik vanmorgen vroeg een kerel, net zo groot als u, die hier rondloopt en overal vertelt dat hij de sterkste leeuw ter wereld is. Ik ken u al jaren en weet dus hoe sterk u bent. U moet deze opschepper zijn gewichtigdoenerij afleren!"

    "Heb je dan niet gezegd, dat ik er ook nog ben en er helemaal geen behoefte aan heb me met opscheppers in te laten?"

    Het konijntje maakte een diepe buiging en zei: "Ik had nog nauwelijks uw naam uitgesproken toen de kerel al een stortvloed van beledigingen over u uitstortte. Hij zei u wel te kennen en u niet eens als zijn minste dienstknecht in dienst te willen nemen."

    De leeuw beefde over zijn hele lichaam van woede en schreeuwde: "Waar is die opschepper? Ik zal hem eens wat laten zien!"

    Toen nam het konijntje de leeuw mee de bergen in. Na een vermoeiende mars kwamen zij eindelijk bij een diepe put. De leeuw baadde in het zweet. Het konijntje wenkte hem met zijn poot en fluisterde: "Psst, daar binnen zit die kerel!"

    De leeuw was met een zwaai op de rand van de put gesprongen en keek met een boze uitdrukking op zijn gezicht naar beneden. Uit de diepe put keek hem met een woedende blik zijn rivaal aan. Toen de boze leeuw nu naar beneden brulde, steeg het gebrul van de opsnijder weer naar hem terug. De kerel scheen zich helemaal niet te laten afschrikken.

    De leeuw op de rand van de put hief nu, in woede ontstoken, zijn klauw op, waarbij zijn haren van woede overeind gingen staan. De ander in de put deed precies hetzelfde. Dat was teveel! "Hij verstout zich zelfs me uit te lachen en voor de gek te houden," dacht de leeuw, zette zich schrap en sprong naar beneden. Toen het konijntje de grote plons in het water hoorde, haalde het opgelucht adem en huppelde vrolijk naar huis.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Chinese volkssprookjes"
               uitgegeven door Elmar, Rijswijk, 1990. ISBN: 90-6120-8343

    03-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (11)
    02-02-2010
    nieuwsgierig héHet ongewijde kerkhof
    Het ongewijde kerkhof
    - legende -
    Even ten westen van IJsselstein lag in de middeleeuwen aan het riviertje de IJssel het dorp Eiteren. Aldaar werd een Madonna met het Kind Jezus vereerd, een beeldje dat ter plaatse in een boomgaard door een slootgraver was gevonden. Thans bevindt zich het beeldje, dat uit de 12e eeuw stamt en uit hout is gesneden, in de Nieuwe Sint-Nicolaaskerk te IJsselstein.

    De bisschop van Utrecht, dezelfde, die de kleine Madonna met het Kind Jezus in de verering van de gelovigen van Eiteren had aanbevolen, had nadrukkelijk beloofd, dat hij kapel en hof, waar het beeldje vereerd werd, met eigen hand zou wijden. Maar omdat hij al oud was en het reizen hem moeilijk viel, verschoof hij telkens de dag.

    Nu gebeurde het, dat de hoge kerkheer een dringende uitnodiging van de graaf van Holland ontving tot een samenkomst op het slot van der Goude, waaraan hij zich moeilijk kon onttrekken. Na lang aarzelen besloot de bisschop te gaan en op een stralende zomerdag scheepte hij zich te Utrecht in, uitgeleide gedaan door de kanunniken van Oud-Munster.

    Het schip met de lustig zwierende bisschoppelijke banier in de top van de mast voer de IJssel af, voorbij IJsselstein en Eiteren. Omstreeks het middaguur kwam het langs het Eiterse kerkhof, waarvan de kapel reeds van ver in het hout zichtbaar was geweest. Met moeite stond de oude bisschop uit de vierkante, brede zetel op, die op het voordek onder het kleurige zonnezeil was geplaatst. Toen, met de hand steun zoekend op de schouder van de jongste priester, die naast hem stond, zei hij, naar de oever wijzend:

    "O, Eiterse kerkhof, o, Eiterse kerkhof, ik zal u wijden of bij mijn leven of bij mijn dood." Bij zijn leven wijdde de bisschop kapel en kerkhof niet, want enkele dagen later stierf hij op reis.
    Het was een droeve thuisvaart, toen het bisschoppelijk schip de IJssel weer opvoer met de lijkbaar op het voordek, op de plaats, waar de zetel van de oude man gestaan had. Met een lichte, westelijke wind in de zeilen gleed de boot in het midden van de rivier voort. Het zachte geplas van de riemen, die de roeiers met langzame, regelmatige slag uitsloegen, begeleidde de vaart. Waar de dode langs voer, werden de klokken geluid en stroomden de gelovigen naar de IJsseldijken toe. En zij vormden een processie, die met het schip meeging, telkens tot aan de grens van het kerspel toe. Toen nu het schip bij het Eiterse kerkhof kwam, gebeurde het, dat het vaartuig plotseling niet verder voer, ofschoon de wind niet was gaan liggen en ook de roeiers de riemen niet verlaten hadden. Het was, of de hand van een reus het schip onder water aan de kiel vasthield. Hoe ook de roeiers hun krachten inspanden, de boot wilde niet van haar plaats.

    Vanaf de oevers zagen de gelovigen het onbegrijpelijke voorval. Zij braken het Miserere af, dat zij hadden gezongen en keken verbaasd naar het schip. "Is de IJssel zo ondiep geworden?" hakkelde een oud mannetje ongelovig. "Laat je niet uitlachen, de rivier is meer dan twaalf voet diep op die plaats!" luidde het antwoord dat een varensgezel gaf.

    Zo stond men nog te kijken, toen plotseling een kind riep: "Maar kijk toch eens, het kerkhof ligt in een witte damp!" En ja, hoewel het middag was en felle zon, lag over het Eiterse kerkhof een damp gespreid, een dichte waas als uit een wierookvat, dat kapel en hof voor het oog verhulde. De mensen keken sprakeloos naar het kerkhof. Ook de opvarenden keken gespannen toe; de roeiers hadden de riemen uit de hand gelegd. Waarom zouden zij ook nog roeien? Het schip had zich de laatste ogenblikken geen el meer voortbewogen en nu was daar ook nog die vreemde damp. Toen herinnerde zich de jonge priester, op wiens schouder de bisschop met de hand gesteund had, de woorden van de gestorvene en met luide stem riep hij het volk toe, wat de kerkheer beloofd had.

    Daarop knielden allen neer, want zij begrepen dat thans de bisschop zijn belofte, het Eiterse kerkhof te wijden, na zijn dood vervulde. Niet lang daarna klaarde de nevel weer op en kapel en hof vertoonden zich voor aller ogen. En tegelijkertijd kwam het schip vlot en voer langs Eiteren heen IJsselstein tegemoet.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Noord- en Zuid-Nederlandse sagen en legenden" door Willem Hoffman.
               Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1962.

    02-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (9)
    01-02-2010
    nieuwsgierig héMariken van Nieumeghen
    Mariken van Nieumeghen
    - toverboek -
    Dit is een oud verhaal uit de tijd van hertog Aarnout. Toen was er een vrome priester, die drie uur buiten Nijmegen woonde. Hij had zijn zustersdochter bij hem, die zijn huishouding bezorgde. Weer is het gebeurd, dat zij naar Nijmegen moest, om inkopen te doen. Zij kreeg acht stuivers mee en daar kon zij alles voor kopen. En als het te laat werd, dan mocht zij bij haar tante gaan, die daar woonde in de stad. Het was in die rumoerige en onrustige tijden 's avonds niet veilig op de wegen. Het werd ook te laat en Mariken ging naar haar tante. Maar deze ontving haar volstrekt niet, zoals zij verwacht had. Integendeel: zij raasde en tierde, alsof zij door de duivel bezeten was. Tante was in een slechte bui, want zij had net burenruzie gemaakt over de politiek van die dagen.

    Mariken werd er dood verlegen mee; zij pakte haar voorraad weer bijeen en verliet de ongastvrije woning. Zij ging uit de stad, op weg naar oom Gijsbrecht, moe en mismoedig, gekweld door de honger, angstig in de duisternis. En in die angst riep zij om hulp, al was het ook van de duivel. Deze lag al lang op de loer.

    Nauwelijks had Mariken in haar nood om hem geroepen, of hij was er al. Hij stond voor haar in de gedaante van een knappe, jonge man. Hij was zo vriendelijk en dienstvaardig, hij zou haar wel helpen. "Wie ben je dan?"

    "Ik ben een meester in de zeven vrije kunsten; ik ben Moenen; ik ben rijk en zal je van alles voorzien, waar je hart naar haakt; en ik kan toveren ook."

    "O, dat kan oom Gijsbrecht ook. Die heeft een toverboek en daarmee kan hij de duivel wel jagen door het oog van een naald."

    En zo wist hij haar te bekoren, dat zij met hem mee zou gaan. Maar zij moest haar naam veranderen; Mariken, nee, dat hoorde Moenen niet graag. En ook mocht zij het kruisteken niet meer maken.

    Nee, zij wou haar naam niet missen, het was zulk een zoete naam.

    Nu, dan alleen de eerste letter maar; ze zou dan Emmeken heten.

    Zo was het goed. Ze trokken niet naar oom Gijsbrecht en ook niet naar Nijmegen terug, maar naar 's-Hertogenbosch, dat toen al zo'n mooie stad was, en naar Antwerpen, de mooiste stad in de wereld. Zo vergat Emmeken oom Gijsbrecht, zij was nu 'in het leven'. Maar oom Gijsbrecht vergat haar niet. Hij ging in zijn zorg naar zijn zuster in Nijmegen, maar die wist van niets. Zij had haar goed ontvangen, maar Mariken had geraasd en getierd en was de deur uit gelopen.

    De oude priester wist geen raad en treurde om zijn groot verlies en was begaan met haar lot.

    En zij leefde in vreugde, in heerlijkheid, in weelde en overdaad al deze jaren. Maar gelukkig was ze niet in dat gezelschap van brassers en slempers. Zij verlangde terug naar de oude dagen van eenvoud, zij wilde terug naar haar oom.

    Moenen was wel genoodzaakt, haar zin te doen. Zo kwamen zij terug in Nijmegen. Een ommegang trok door de straten. Men speelde een wagenspel, het spel van Mascaroen. Dat was des duivels advocaat, die een pleidooi hield tegen God zelf, die aan zondige mensen de hemel belooft als zij tot berouw komen. En God zelf antwoordde, dat Hij voor de mensen geleden en dat Hij hen gered had door de dood aan het kruis. En ook Maria, de Moeder Gods, pleitte om ontferming. Emmeken hoorde deze woorden van genade en barmhartigheid aan.

    Ook bij haar kwam het berouw over haar zonden. De tranen liepen haar over de wangen. Zij had gezondigd, wetens en willens; voor haar was geen genade.

    Moenen begreep, dat het meer dan tijd was, om haar weg te voeren; hij liet zijn prooi zo licht niet varen!

    Maar zij kon niet van de plaats.

    Toen greep Moenen haar aan en verhief zich met haar in de lucht en wierp haar naar beneden, om haar te verderven.

    Ook oom Gijsbrecht was onder de toeschouwers. Hij nam haar op en bracht haar in huis en liet haar verplegen, tot zij weer beter was. Beter naar het lichaam, maar niet naar de ziel. Zij had zo zwaar gezondigd: geen priester durfde zo grote zonden kwijt te schelden.

    Oom Gijsbrecht nam haar mee naar Keulen; Moenen volgde van verre, maar durfde niet te naderen. Want Emmeken had in al die jaren, al die dagen, ook in haar grootste zonden de naam van Maria aangeroepen, en dit was haar behoud. Nu mocht zij biechten bij de bisschop van Keulen, maar ook deze kon haar niet van haar zonden ontbinden. Zij reisden door naar Rome. De paus legde haar als boete op, dat zij drie ringen moest dragen, één om haar hals en één om iedere arm. Als die ringen versleten waren en afvielen, dan zou dat een teken van genade zijn.

    Nu reisden zij terug naar Maastricht. Emmeken heette nu weer Mariken en zij trad in het klooster der Witte Vrouwen. Daar leefde zij lange jaren, tot er een engel kwam, die haar in haar slaap verloste van haar boeien. En daar is zij ook gestorven. Lange jaren hingen boven haar graf de ringen tot een gedachtenis aan haar grote zonde en aan haar verlossing uit die zonde door haar innig berouw, dat alles weer goed gemaakt heeft.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Gelderland" samengesteld door G.J.H. Krosenbrink.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7082-0

    01-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:toverboeken
    » Reageer (10)
    31-01-2010
    nieuwsgierig héWaarom de sneeuw het sneeuwklokje geen kwaad doet
    Waarom de sneeuw het sneeuwklokje
    geen kwaad doet

    - Een kort verhaal over hoe de sneeuw aan zijn kleur komt -
    Alles had een kleur, behalve de sneeuw. De aarde was bruin, het gras groen, de rozen rood, de hemel blauw en de zon was van goud. Alleen voor de sneeuw bleef er geen kleur over. De arme sneeuw besloot om aan één van de anderen een beetje kleur te vragen.

    Eerst ging hij naar de aarde: "Aarde, mag ik een beetje van jouw bruine kleur?" Maar de aarde sliep en antwoordde niet.

    Daarna ging de sneeuw naar het gras en vroeg: "Gras, mag ik een beetje van jouw groene kleur?" Maar het gras was gierig en deed alsof het niets gehoord had.

    Toen ging de sneeuw naar de roos en smeekte: "Roosje, alsjeblieft, geef mij een beetje van jouw rode kleur." Maar de roos was erg verwaand en draaide zijn hoofd af.

    De sneeuw probeerde het bij de hemel en riep: "Hemel, mag ik een beetje van jouw blauwe kleur?" Maar de hemel was veel te ver weg en hoorde de sneeuw niet.

    En zo moest de sneeuw weer verder en vroeg aan de zon: "Zonnetje, mag ik een beetje van jouw gouden kleur?" Maar de zon had het veel te druk met schijnen en had geen tijd om te antwoorden.

    En tenslotte vroeg hij aan een klein wit bloempje aan de rand van het bos: "Wit bloempje, mag ik een beetje van jouw mooie kleur?"

    En het lieve bloempje antwoordde: "Natuurlijk sneeuw, neem zoveel als je wilt!"

    Zo nam de sneeuw een beetje van de witte kleur van de bloem en vanaf dat ogenblik was de sneeuw wit.

    Daarom werd het tere bloempje aan de rand van het bos sneeuwklokje genoemd en het is het enige bloempje, dat van de sneeuw geen last heeft.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova.
               Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2

    31-01-2010 om 01:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (5)
    30-01-2010
    nieuwsgierig héDe oneerlijke vriend
    De oneerlijke vriend
    - Een boeddhistisch verhaal over door de mand vallen -
    Er was eens een man die op reis ging en hij vroeg een vriend om voor zijn ploeg te zorgen tot hij weer terug zou keren. De vriend beloofde hem er heel goed zorg voor te dragen. Maar nauwelijks was de man weg of hij verkocht de ploeg en stak de opbrengst in zijn eigen zak. Was dat geen gemene streek een vriend zo te behandelen?

    De man kwam terug en vroeg zijn vriend om de ploeg.

    "O, het spijt me heel erg," antwoordde de vriend; "mijn huis wemelt van de ratten en op een nacht kwam er een hele grote rat en at hem op."

    "Ach, nou ja," zei de man, "men moet zich in het onvermijdelijke schikken! Het moet wel een erg grote rat geweest zijn."

    "Dat was zij ook," zei de ander, "erg groot." Je moet niet denken, dat deze man precies zo dwaas was als hij leek. Je zult spoedig zien, waarom hij geen drukte maakte over zijn ploeg.

    De volgende dag nam hij de zoon van zijn vriend mee uit wandelen. Toen zij een stuk gelopen hadden, bracht hij de jongen naar het huis van een andere vriend en vertelde deze vriend, dat hij goed op de jongen moest passen, maar dat hij hem niet het huis uit moest laten gaan, totdat hij terugkwam.

    Toen rende hij terug naar de vader van de jongen.

    "Waar is mijn jongen?" vroeg de vader.

    "Je jongen? O, ik weet het weer - een havik kwam naar beneden gedoken en nam hem mee."

    "O, jij leugenaar! O, jij moordenaar!" zei de vriend. "Kom voor de rechter en dan zullen we zien."

    "Zoals je wilt," zei de man.

    Dus gingen zij naar de rechtbank.

    "Wat is uw klacht?" vroeg de rechter.

    "Heer, deze man nam mijn zoon met zich mee op een wandeling en kwam alleen terug en nu zegt hij, dat een havik er met hem vandoor ging. Hij moet de jongen vermoord hebben! Recht, heer, recht!"

    "Wat heeft dit te betekenen?" vroeg de rechter streng. "Kom, man, zeg de waarheid."

    "Het is de waarheid, heer," zei de man; "hij ging mee wandelen met me en werd weggevoerd door een havik."

    "Onzin!'' sprak de rechter. ''Wie heeft er nu ooit gehoord van een havik die er met een jongen vandoor gaat?"

    "En wie heeft er ooit gehoord, heer, van een rat die een ploeg opeet?"

    "Wat bedoel je?" vroeg de rechter.

    De man vertelde zijn verhaal. Toen zag de rechter, dat de man die klaagde zijn vriend bedrogen had en begreep hij wat de reden was van deze kleine list. Dus zei hij tegen de man die zijn zoon kwijt was: "Als je de ploeg vindt die je toevertrouwd was, kan je zoon misschien ook gevonden worden."

    De man was erg boos, dat hij door de mand gevallen was, maar, of hij nu wilde of niet, hij moest de ploeg teruggeven. Daarna werd zijn zoon veilig bij hem teruggebracht. En hij begon te begrijpen, dat eerlijk het langst duurt.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Boeddhistische sprookjes uit de jataka, afkomstig uit het oude India" uit het Pali vertaald en
               bewerkt door W.H.D. Rouse
               Vertaald door Chris Mouwen © 1980. Uitgeverij Sirius en Siderius, Den Haag, 1981.
               ISBN: 90-6441-019-4

    30-01-2010 om 03:56 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (10)
    29-01-2010
    nieuwsgierig héZo zwart als roet
    Zo zwart als roet
    - luchtgeest -
    In Wijer bleven soldaten op doorreis enkele dagen uitrusten.

    De mensen vroegen aan één van de soldaten of hij 's nachts de wacht wilde houden bij het kerkhof.

    Men had immers al vaak een zwarte hond zien voorbijlopen, die dan achter de kerk verdween.

    Tegen alle waarschuwingen in, riep de soldaat:
    "Dat hij verdomme maar komt, ik steek hem godver dood!"

    Toen de hond die avond uit de richting van het kasteel kwam aangelopen, deed de pastoor zijn raam open en riep naar de soldaat:

    "Laat het beest met rust; het doet niemand kwaad!" Maar de soldaat had er geen oren naar en hij liep vloekend naar de hond toe.

    De volgende dag heeft men de soldaat gevonden; hij was niet gebeten, maar hij was zo zwart als roet.

    Daarna heeft een pater de hond voor negenennegentig jaar verbannen in een gat van de haag waar hij altijd door kroop.


    regio : Nieuwerkerken                                                         verzamelaar - F.Beckers -
       Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                   © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    29-01-2010 om 12:05 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Luchtgeest
    » Reageer (7)
    nieuwsgierig héDe ziel van de walvis
    De ziel van de walvis
    - Een legende van de Eskimo's over de walvisvangst -
    Er was eens een domme en gewichtig doende raaf, die ver, ver boven de zee vloog. Hij vloog en vloog, verder en verder en toen hij vermoeid werd, begon hij naar land uit te kijken. Maar er was geen land te zien. Tenslotte was hij zo moe, dat hij zich juist nog zwevende boven het watervlak kon houden. Toen er plotseling vlak voor hem een grote walvis opdook, raakte hij zo in de war, dat hij recht in diens bek vloog.

    Gedurende een ogenblik werd het donker om hem heen. Het ruiste en klokte en juist toen hij dacht te moeten sterven, tuimelde hij een huis binnen, een waarlijk prachtig huis, waarin het licht en warm was. Op een bank zat een jonge vrouw en hield zich bezig met een brandende lamp. Zij stond op en ontving de raaf vriendelijk, terwijl ze zei: "Jij bent mij welkom als gast. Alleen moet je mij één ding beloven: Jij mag nooit aan mijn lamp komen."

    De raaf, die zich gelukkig voelde dat hij nog in leven was, haastte zich haar te verzekeren, dat hij de lamp nooit zou aanraken. En vervolgens ging hij op de bank zitten en hield niet op zich erover te verwonderen, dat het in het kleine huis zo fijn en schoon was. Het was een huis van walvisbeenderen, gebouwd als de woningen der mensen en alles daarbij was ingericht zoals de mensen dit gewoon zijn te doen.

    Maar de jonge vrouw was zonderling onrustig. Zij zat nooit lang stil. Met korte tussenpozen stond zij van de bank op en verdween door de deur. Het duurde steeds maar een ogenblik of zij kwam weer binnen. Maar dadelijk was zij weer weg.

    "Wat is het, dat je zo onrustig maakt?" vroeg de raaf.

    "Het leven," antwoordde het jonge meisje, "het leven en mijn ademhalen."

    Maar dit antwoord begreep de raaf helemaal niet. Nadat hij wat gekalmeerd was en er ook geen angst meer op hem drukte, begon hij nieuwsgierig te worden. "Hoe komt het toch, dat ik die lamp niet mag aanraken?" dacht hij. En telkens wanneer het meisje naar buiten sloop en hij alleen bleef, kreeg hij steeds groter zin om zijn belofte te breken en naar de lamp toe te gaan om er een heel klein beetje aan te pikken. Tenslotte kon hij zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. En toen het meisje wederom de deur uitsloop, sprong hij op en pikte aan de pit van de lamp. Op hetzelfde ogenblik tuimelde het meisje voorover door de deuropening, viel op de vloer en bleef daar liggen, terwijl de lamp uitdoofde.

    Te laat kreeg de raaf berouw over wat hij gedaan had. Hij wankelde in de zwarte duisternis rond en het mooie, lichte huis was er niet meer. Hij stikte bijna. Hij dwaalde tussen spek en bloed rond en zo heet werd het daar binnen, dat zijn veren afvielen. Half verstikt waggelde hij in de buik van de walvis rond en pas nu begreep hij wat er was gebeurd: het jonge meisje was de ziel van de vrouwelijke walvis. En zij sloop de deur uit de vrije lucht in, steeds wanneer de walvis wilde ademen. En haar hart was een lamp met een grote en rustige vlam.

    De raaf had uit louter nieuwsgierigheid aan het hart van het jonge meisje gepikt. En daardoor was zij gestorven. Hij wist niet, dat het fijne en schone ook breekbaar is en licht te verstoren, want zelf was hij dom en taai. En hij streed nu in het donker en in bloed voor zijn leven. Alles wat voorheen mooi en rein was, was nu lelijk en stinkend.

    Tenslotte gelukte het hem langs dezelfde weg naar buiten te sluipen als hij was binnengekomen. En daar zat hij nu, een halfnaakte raaf, besmeurd en vervuild op de rug van een dode walvis.

    Daar bleef hij dan zitten. En hij leefde van aas, terwijl wind en golven vrij spel met hem hadden. Zijn vleugels waren door hitte en bloed onbruikbaar geworden. Vliegen kon hij dus niet meer.

    Een storm dreef hem eindelijk aan land. En de mensen zagen het walviskadaver en voeren in hun boten erheen om vlees en spek te bergen. Toen de raaf hen zag, veranderde hij zich ogenblikkelijk in een man, in een kleine, lelijke, vervuilde en gekwetste man, die boven op de walvis stond.

    Hij zei er natuurlijk niets van, dat hij uit louter nieuwsgierigheid een hart had beroerd en iets fijns en schoons vernietigd had. Hij kletste maar triomfantelijk weg: "Ik heb de walvis gedood! Ik heb de walvis gedood!"

    En hij werd een groot man onder de mensen.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volkssprookjes en legenden van de Eskimo's" door Heinz Barüske.
               Uitgeverij Elmar BV, Delft. Vertaald door Pieter Grashoff. ISBN: 6120-0873

    29-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (3)
    28-01-2010
    nieuwsgierig héDe opschepper
    De opschepper
    - Tijger en Awari -
    "Zullen we een keer samen gaan jagen?" stelde Buidelrat Awari aan Tijger Tigri voor. "Want jij bent een goede jager en ik weet ook mijn mannetje te staan. Ik vind dat wij compagnons moeten worden." - "Dat van die compagnons weet ik niet," bromde Tijger Tigri, "maar kom me morgen maar halen."

    Buidelrat Awari kon bijna niet slapen van opwinding en de volgende dag klopte hij voor dag en dauw bij Tijger Tigri aan. "Ik slaap nog!" brulde Tijger Tigri, maar omdat hij nu toch wakker was, kwam hij zijn bed uit. "Wat kom je zo vroeg doen?" - "We zouden toch samen gaan jagen?" - "Het is nog donker," protesteerde Tijger Tigri. "Maar straks is het licht,' zei Buidelrat Awari opgewekt.

    Dat wist Tijger Tigri ook wel, dus rekte hij zich maar eens flink uit, sprong een paar keer op en neer - "even m'n ochtend-gymnastiek doen" - en tenslotte scherpte hij zijn nagels aan de drempel. De beide jagers trokken het bos in. "Ho!" fluisterde Tijger Tigri opeens en hij wees in de richting van een omgevallen holle boom. "Een konijn!" zag Buidelrat Awari. Konijn Konkoni verdween in de holle boomstam.

    "Ik blijf hier," zei Buidelrat Awari, "en jij port hem eruit. Zodra hij naar buiten vlucht, vang ik hem." - Tijger Tigri nam een lange stok en porde in de holle boomstam. "Au!" schreeuwde Konijn Konkoni en hij vloog eruit. "Konkoni, ik heb je!" riep Buidelrat Awari en sprong boven op hem.

    "Mis!" lachte Konijn Konkoni en hij rende weg. "Hoe is het mogelijk!" verbaasde Tijger Tigri zich. "Je miste hem! Wat ben jij een slechte jager!" - "Sorry," zei Buidelrat Awari, "dat kan iedereen overkomen." - "Let op... daar!" Een gordeldier schoot voor hun voeten langs zijn hol in. "Die is voor ons," zei Buidelrat Awari, en hij pakte een dikke tak. "Jaag hem er maar uit en ik geef hem zo een tik op zijn kop."

    Zo gezegd, zo gedaan. Tijger Tigri porde in het hol. Gordeldier Kapasi kwam eruit. Buidelrat Awari sloeg. Mis! Tijger Tigri zei niets maar zijn gezicht sprak boekdelen. Toen ze even later een bosvarken zagen, zei hij: "Ik zal je laten zien hoe het moet, ga jij maar porren."

    Buidelrat Awari joeg Bosvarken Pingo op en het duurde niet lang of Tijger Tigri had hem gevangen tussen zijn scherpe klauwen. "Zo moet dat," zei hij smalend tegen Buidelrat Awari. "Niks aan," zei Buidelrat Awari en toen er weer een konijn opdook, riep hij: "Laat mij maar!" en daarna... "Ik weet niet wat er vandaag met mij is." - "Laat maar," zei Tijger Tigri en hij nam de leiding over en ving nog twee bosvarkens en een konijn.

    Toen ze bij Tijger Tigri thuis de buit verdeelden, begon Buidelrat Awari op te scheppen over zijn rol in de jachtpartij. Het leek wel of hij al het wild had verschalkt en Tijger Tigri bijna niets. "We moeten het morgen nog maar een keer proberen," besloot hij.

    De volgende dag zei Tijger Tigri dat hij zich ziek voelde. Misschien wilde Buidelrat met zijn dochter gaan jagen? Buidelrat Awari kon moeilijk weigeren en zo gebeurde het dat de geschiedenis zich herhaalde: Buidelrat miste alles en Zus Tijger, Sa Tigri, ving drie bosvarkens en een konijn.

    Toen ze thuiskwamen en Buidelrat Awari weer wilde gaan opscheppen, werd Tijger Tigri zo kwaad dat hij Buidelrat Awari een pak slaag wilde geven. Razendsnel klom Buidelrat Awari een boom in... Tijger Tigri zat hem op de hielen en hap... zijn tanden gleden over Buidelrats staart. Buidelrat Awari slaagde erin naar boven te klimmen, maar sinds die dag heeft hij geen haar meer op zijn staart.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse,            Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               Lemniscaat, Rotterdam, 1990.

    28-01-2010 om 00:56 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (9)
    27-01-2010
    nieuwsgierig héRatten
    Ratten
    - tovenaars -
    Een man vertelde dat hij in zijn huis te kampen had met een rattenplaag.

    Daarop zei een andere:
    "Zal ik alle ratten in je huis eens in één keer doden?"
    "Kan jij dat dan?", vroeg de man.

    "Jazeker", antwoordde de andere,
    "Ik neem een bussel stro en zet die in de weide.
    Vervolgens lok ik alle ratten naar het stro, waarna ik de hele bussel in brand steek".

    De man werd echter bang en zei:
    "Neen, dat is zoiets als toveren.
    We zullen de ratten zo wel wegkrijgen".


    regio : Opgrimbie                                                         verzamelaar - P.Knabben -
    Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                    © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    27-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Tovenaars
    » Reageer (0)
    nieuwsgierig héDe helft van de beloning
    De helft van de beloning
    - Een Tibetaans volksverhaal over stokslagen delen met de paleiswacht -
    In Tibet leefde eens een koning, die dolgraag vis at. Bij elk van zijn maaltijden moest minstens één visgerecht zijn en zonder vis at hij geen rijst. In een bepaald jaar bleef de regen in Tibet uit, een enorme droogte teisterde het land. De rivieren vielen droog en zo verdwenen ook langzamerhand de vissen. Ze vielen allemaal ten offer aan deze verschrikkelijke droogte.

    De koning werd steeds mismoediger en niets smaakte hem meer. In het hele land werd bekendgemaakt dat hem, die vis naar het paleis kon brengen, een rijke beloning zou wachten.

    Van heel ver kwam er tenslotte een boer, die een grote vis gevangen had die hij de koning wilde aanbieden. De paleiswacht stond met een grote speer voor de poort. "Halt, wie is daar? Waar wil je heen?"

    "Ik ben een boer en wil naar de koning."

    "Wat moet je daar?"

    "Ik heb een geschenk voor de koning in mijn tas, een grote vis."

    De wachtpost, die een hebberige knaap was, dacht aan de grote beloning en zei: "Goed boer, laat die vis maar hier. Ik geef hem wel voor je af."

    "Nee, nee, dat doe ik liever zelf; ik heb een lange reis achter de rug en wil niet zo maar bij de deur afgescheept worden,"

    "Wil je die vis ook niet verkopen? Ik geef je er een goede prijs voor!"

    "Nee, nee, ik verkoop hem aan niemand. Ik wil deze vis persoonlijk aan de koning als geschenk overhandigen."

    De wachtpost bemerkte wel dat de boer niet over te halen was en daarom probeerde hij het met dreigementen: "Boertje, ik laat je niet door, tenzij je me de helft van de beloning geeft, die je van de koning krijgt."

    De boer dacht hier even over na en zei toen: "Nou goed dan, je kunt de helft krijgen!"

    "Zweer het hier en nu," zei de wachtpost wantrouwig, "zodat je me niet kunt bedriegen!"

    "Ik zweer het," zei de boer op ferme en besliste toon.

    De wachtpost grijnsde over zijn hele gezicht en liet de boer doorlopen naar het paleis.

    De boer maakte een lichte buiging en zei: "Als ik van de koning de beloning ontvang, moet ik wel weten met wie ik deze zal delen. Hoe heet je, waarde vriend?"

    "Iedereen kent mij," zei de wachtpost, "men noemt mij de Eenogige Brombeer."

    De koning was buiten zichzelf van vreugde toen hij de vis zag en vroeg de boer direct wat hij zich als beloning wenste.

    "Ik zou graag duizend stokslagen hebben!" zei de boer. "Dat meen je toch niet?" antwoordde de koning, en begon hartelijk te lachen. De boer vertrok echter geen spier en volhardde bij zijn zonderlinge wens. De koning dacht dat de boer niet goed wijs was en beval zijn mensen hem maar heel zachte klappen te geven.

    De boer werd op de grond neergelegd en de hovelingen telden de stokslagen op zijn achterwerk; ze sloegen echter heel zachtjes, zodat hij er nauwelijks iets van voelde. Bij de vijfhonderdste klap sprong de boer op en riep: "Genoeg, ik heb mijn deel gekregen!"

    Nu hielden ze hem allemaal voor een dwaas en de koning vroeg onder gelach van de hovelingen: "Wie moet dan het andere deel krijgen?"

    "De Eenogige Brombeer," antwoordde de boer en vertelde de koning en zijn personeel wat er zich bij zijn aankomst bij de poort had afgespeeld.

    En met een ernstig gezicht voegde hij eraan toe: "Ik heb hem gezworen dat hij de andere helft van de beloning zou krijgen; betaal deze dus in mijn bijzijn uit!" Bij dit verhaal was de koning het lachen vergaan, hij was rood geworden van woede en beval de Eenogige Brombeer direct bij hem te brengen.

    Voor de poort had de Eenogige Brombeer intussen vrolijk heen en weer gelopen en had bij zichzelf overlegd wat hij met zijn deel van de beloning zou gaan doen. Hij wreef zich steeds maar in de handen als hij aan de domme boer dacht. Toen men hem had laten roepen, ging hij stralend van blijdschap voor de koning staan. Maar wat was dat? De koning keek hem somber en boos aan en beval de hovelingen hem vast te binden en hem vijfhonderd harde slagen met een stevige stok te geven.

    Toen hij verbaasd en geschrokken naar de oorzaak van het koninklijke strafgericht wilde vragen, snauwde de koning hem toe: "Je hebt om de helft van de beloning van de boer gevraagd, die zul je nu ook krijgen, precies de helft!" De Eenogige Brombeer kronkelde al spoedig van de pijn, maar er werden hem precies vijfhonderd stokslagen op zijn achterwerk toegediend.

    Toen hij de beloning ontvangen had, zei de koning tegen hem: "Zo, en nu bedank je de boer hier voor jouw helft, die hij voor je heeft overgelaten."

    De Eenogige Brombeer moest voor de slagen bedanken en hield onder het gelach van het hele hof jammerend zijn achterwerk vast, terwijl de boer vrolijk afscheid nam van het hof.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Chinese volkssprookjes"
               uitgegeven door Elmar, Rijswijk, 1990. ISBN: 90-6120-8343

    27-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (8)
    26-01-2010
    nieuwsgierig héZwarte heer
    Zwarte heer
    - duivels -
    In Villers-L'Evêque had een boer samen met een zwarte heer in de weide gewandeld.

    Toen de boer na enkele jaren de zwarte heer opnieuw tegenkwam, sloeg hij op de vlucht.

    Een tijdje later vond men het lijk van de boer:
    hij was opgehangen in de weide.

    De boer had zijn ziel verkocht aan de duivel.
    Omdat zijn tijd om was, moest de boer sterven.


    regio : Rutten                                               verzamelaar - M.Dreezen -
    Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                     © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    26-01-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (4)
    25-01-2010
    nieuwsgierig héDe legende van het Solse Gat
    De legende van het Solse Gat
    - Een legende uit Gelderland -
    Midden op de Veluwe - in het bos tussen Putten, Garderen en Drie - ligt het Solse gat, een grote kuil tussen de heuvels. Daar stond eens een machtig klooster met veel torens. Het werd omgeven door een gracht en een brede, statige laan leidde naar de poort.

    Maar het was een boos klooster; de overste en alle monniken hadden hun ziel aan de duivel verkocht. Ze leidden een leven van overdaad en weelde. Midden in de nacht werd de zwarte mis gelezen waar alle heksen en spoken uit de omgeving aan deelnamen. Men dronk wijn uit emmers en de hele nacht werden er overvloedige maaltijden opgediend. De duivel zorgde ervoor dat de voorraad nooit opraakte en hij mengde zelf de wijn. Er werd gedanst, gezongen en gevloekt tot in de vroege morgen. Velen hadden 's nachts binnen het klooster vreemde en angstaanjagende geluiden gehoord en iedereen wist dat de hele nacht de vensters van alle zalen hel verlicht waren.

    Dat heeft geduurd, tot in een stormachtige kerstnacht, nu al eeuwen geleden. De dorpelingen bleven tijdens die storm angstig in hun huizen en hoorden midden in de nacht plotseling één hevige donderslag. De volgende ochtend kwam een jongetje het dorp binnenrennen en vertelde dat het klooster in het bos geheel was verdwenen en er op die plaats een ijzingwekkend diepe kuil ontstaan was. De bomen er omheen lagen ontworteld ter aarde. Alle bewoners wilden het wonder zien. Men vond nog een met klinkertjes geplaveid straatje en de brede, statige laan; dat was alles wat van het klooster restte. De aarde had zich geopend en zich weer gesloten.

    Sinds die tijd komt er om middernacht uit de diepte van het Solse gat een vreemd geluid. De klokken van het verzonken klooster beginnen onregelmatig en schor te luiden, alsof ze allen gebarsten zijn; eerst zacht, maar steeds harder en angstiger. Dan komen uit het duister van de brede laan de geesten van de monniken. Al klagend wandelen ze in een lange sombere rij: langzaam en gebogen gaan ze rondom het gat, waaruit een blauwe gloed opstijgt. Dan zweven ze allen rusteloos uiteen, om opnieuw uit de schaduw van de laan in een lange rij langzaam naar voren te treden. Dit gaat door tot aan het daglicht, dan vluchten ze plotseling jammerend weg in het diepste duister van de sombere kuil.

    Zodra de zon schijnt, is het alsof er niets is voorgevallen. Alles is er rustig en men zou er haast aan twijfelen, dat even tevoren de schimmen verdwenen zijn in het water midden in de kuil van het Solse gat.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Veluwsche sagen" geschreven en verlucht door Gust. van de Wall Perné.
               Uitgegeven te Amsterdam bij Scheltens & Giltay, 1921. p. 85-88.

    25-01-2010 om 00:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (10)
    24-01-2010
    nieuwsgierig héDe schrandere knecht
    De schrandere knecht
    - Een volksverhaal over een knecht die zijn eigen gevoel volgt -
    Wat gelukkig is de heer en hoe goed gaat het met zijn huis, als hij een wijze knecht heeft, die wel naar zijn woorden luistert, maar er niet naar handelt, maar liever zijn eigen wijsheid volgt.

    Zo'n wijze Hans werd eens door zijn baas weggestuurd, om een koe die verloren was, te zoeken. Hij bleef lang weg, en de baas dacht: "Die trouwe Hans, geen moeite is hem teveel in mijn dienst." Maar toen hij steeds maar niet terug kwam, was de baas bang dat er iets gebeurd zou zijn, en nu ging hij zelf weg om eens te kijken. Hij moest lang zoeken, en eindelijk zag hij de knecht in de verte; hij liep de akker op en neer.

    "Wel, beste Hans," zei de baas toen hij bij hem was aangeland, "en heb je de koe ook gevonden, waar ik je voor weg had gestuurd?"

    "Nee baas!" antwoordde hij, "die koe heb ik niet gevonden, maar ik heb haar ook niet gezocht."

    "Wat heb je dan gezocht, Hans?"

    "Iets beters, baas! en dat heb ik ook heel gelukkig gevonden."

    "En wat is dat dan, Hans?"

    "Drie merels!" antwoordde de knecht.

    "En waar zijn die dan?" vroeg de baas.

    "De ene zie ik; en de tweede hoor ik, en op de derde jaag ik," antwoordde de wijze knecht.

    Neemt hieraan een voorbeeld; bekommer je niet om wat de baas zegt en wat hij beveelt, doe liever wat je invalt en waar je zin in hebt; en dan zul je even wijs handelen als de wijze Hans.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.

    24-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (4)
    23-01-2010
    nieuwsgierig héHet heksenhol Molkwerum
    Het heksenhol Molkwerum
    - heksen -
    Bij Molkwerum woonde een boer die geen zin kon zeggen zonder minstens één keer te vloeken. Nou ja, één keer: vaak vloog de ene verwensing na de andere over zijn lippen. Dat was niet altijd zo geweest. De man was als jonge, levenslustige knaap met een even mooie als vrome meid getrouwd. Het ging het stel voor de wind en ze kregen vijf knappe dochters. Toen sloeg het noodlot toe. Een ziekte trof het vee; de veearts stond machteloos en in een mum van tijd waren alle dieren dood. Daarop volgde misoogst na misoogst. De eens zo vrolijke knaap versomberde snel. Zijn vrouw zocht haar toevlucht in het geloof en bad als nooit tevoren. Regelmatig smeekte ze haar man dan ook om zijn verwensingen en vloeken achterwege te laten. Zonder resultaat, de boer ging steeds meer tekeer.

    Zijn vrouw was niet bestand tegen zoveel godslasterlijke taal. Op een dag verdween ze. De boer liet de hele omgeving afzoeken, maar ze werd niet gevonden. Men vond wel haar kleren aan de voet van de Zuiderzeedijk. Voor de dorpelingen stond vast dat de vrouw zich had verdronken om zo verlost te zijn van het gevloek van haar man.

    Een week later verscheen ze echter even onverwacht als ze verdwenen was. Ze beloofde te zullen blijven op voorwaarde dat haar man nooit meer zou vloeken. Dat beloofde hij maar al te graag. Ondanks zijn gevloek en getier was hij altijd van haar blijven houden.

    Spoedig bleek dat de vrouw erg veranderd was. Ze ging niet meer ter kerke en verbood ook haar dochters daar heen te gaan. En was ze vroeger de zuinigheid zelve, nu verbraste ze het geld sneller dan de boer het kon verdienen. Meer dan eens moest hij de bank smeken om een lening. Het bleef echter water naar de zee dragen, het geld was zo weer uitgegeven aan allerlei nutteloze zaken. De boer verdroeg het allemaal lijdzaam, hij was als de dood zijn vrouw weer te verliezen.

    De jaren verstreken en de boer zag met lede ogen aan hoe zijn dochters het gedrag van hun moeder overnamen. Geld had voor hen geen waarde, aan werken wilden ze hun tijd niet verdoen en hun grootste lust was het jongens te verleiden om ze vervolgens in de steek te laten. Als hij daar met zijn vrouw over sprak, zei ze lachend dat hij zich om niets druk maakte. En als het gesprek haar te lang duurde, kroop ze op zijn schoot om hem met liefkozingen het zwijgen op te leggen.

    Na zo'n zeven jaar was de maat vol. De vrouw had weer eens onzinnige uitgaven gedaan en de boer had een van zijn dochters op de hooizolder betrapt met een zwerver. Hij barstte in vloeken uit en vertelde zijn vrouw eens ongezouten wat hij van haar en haar dochters vond. De man was nog maar nauwelijks uitgesproken of de vrouw liep de keuken uit en verdween weer.

    Opnieuw liet de boer de omgeving uitkammen, maar de vrouw werd niet gevonden. Wel haar kleren, die keurig op een stapeltje aan de voet van de Zuiderzeedijk lagen, net als de eerste keer.

    Het was de inwoners van Molkwerum al snel duidelijk hoe het in elkaar zat. Jarenlang had de boer samengeleefd met de duivel, die zich vermomd had als zijn vrouw. De echte vrouw had zich natuurlijk destijds verdronken en de duivel had daarvan geprofiteerd. Hij had er alles aan gedaan om het hele gezin mee te sleuren in het kwaad, en dat was hem aardig gelukt. De vijf dochters groeiden op als echte heksen die veel leed over Molkwerum brachten. En alsof dat nog niet genoeg was, baarde elk van hen ook weer vijf dochters, die allemaal heksen werden.

    Zo had de boer met al zijn gevloek niet alleen leed over zijn eigen gezin gebracht maar ook over de hele omgeving. Vanaf die tijd heeft het flink gespookt in Molkwerum en het dorp werd al snel 'het heksenhol' genoemd, een bijnaam die vandaag de dag nog bestaat.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Hanneke Zwartegat. Volksverhalen over heksen en heksenmeesters"
               door Hans Petermeijer. Elmar, Rijswijk, 2002. ISBN: 90-389-1229-3

    23-01-2010 om 00:02 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (6)
    22-01-2010
    nieuwsgierig héDe Zwarte Christus van Wyck
    De Zwarte Christus van Wyck
    - Een legende over het notenhouten kruisbeeld van de Sint-Martinuskerk -
    Lang geleden, omstreeks 1300, verliet een ridder uit Riempst, dat ligt tussen Maastricht en Tongeren, zijn gezin en zijn vrienden om een reis naar het Heilig Land te maken. Bij zijnvertrekvroeg zijn jongste dochtertje Anna hem om een cadeau mee te brengen.

    Eenmaal in het Heilig Land herinnerde de ridder zich zijn belofte en terwijl hij zijn hersens afpijnigde over een mooi cadeau, vond hij bij het graf van Jezus een noot die hij in zijn zak deed.

    Thuisgekomen had hij voor iedereen cadeaus, maar niet voor de kleine Anna. Zijn vrouw stelde voor haar dan maar iets te geven dat niet uit het Heilig Land kwam. Zelfs dat vergat de ridder. Maar opeens herinnerde hij zich de noot en gaf hem aan Anna, die er erg blij mee was. Zij plantte hem in de tuin voor het kasteel en zag na enige tijd dat er een spruitje met drie takjes te voorschijn kwam. Zij was daar erg blij over, helemaal toen het spruitje een grote boom werd, die zijn drie takken ver uitspreidde.

    Jaren gingen voorbij. Tot op een dag een geweldig onweer over de streek losbarstte. Met andere bomen werd ook de notenboom van Anna getroffen. Toen zij zag hoe haar boom erbij stond, werd ze erg treurig. Maar toen zij beter keek, zag ze midden in de gespleten stam een prachtig beeld van de gekruisigde Jezus staan. Nu pas begreep zij wat voor cadeau haar vader voor haar had meegebracht.

    De wonderbare gebeurtenis in Riempst werd spoedig algemeen bekend. Geestelijken uit naburige steden trokken met duizenden mensen naar het dorp om zich van de waarheid te overtuigen.

    De kleine Anna, die inmiddels groot was geworden, nam afscheid van de wereld en ging het klooster van de Witte Vrouwen van Maastricht in. Haar wonderbaarlijk kruisbeeld nam ze mee. Dit nu werd al heel gauw beroemd in de hele wereld en pelgrims uit alle landen kwamen de Christus van de Noot of het Zwarte Christusbeeld vereren. Velen vonden hierdoor genezing van hun kwalen.

    Op 1 september 1796 sloten de Fransen het klooster van de Witte Vrouwen. Gelukkig vonden alle zusters een onderkomen bij familie. Een van de zusters, wier familie in de Wijkerbrugstraat woonde, nam het wonderbare beeld mee en hield het daar verborgen.

    Napoleon I, die in september 1803 in Maastricht was, wist alles over het beeld en had bevolen het naar Parijs te brengen. Wat gebeurde? Men maakte van het beeld een replica en stuurde dat naar Frankrijk. Vanwege het Concordaat en de vestiging van het Franse keizerrijk mocht kort daarna de katholieke eredienst weer worden uitgeoefend. Weliswaar kon nu het kruisbeeld voor verering worden vrijgegeven, maar men wist niet goed waar het beeld te plaatsen. Alle parochies en kloosters wilden het dolgraag hebben, zo graag, dat de één het de ander misgunde.

    Om dit op te lossen besloot men het beeld op een wagen te zetten, bespannen met vier ossen, en de dieren hun vrije gang te laten gaan. Aldus gebeurde. Eenmaal in beweging staken ze met z'n vieren de Maasbrug over en reden de kar door het noordelijk gedeelte van de Rechtstraat tot voor de Sint-Martinuskerk. Daar bleven de ossen staan, zij waren met geen stok meer vooruit of achteruit te krijgen. Dit was het zekerste bewijs dat het beeld deze kerk uitkoos als verblijfplaats.

    Er is nog een verhaal te vertellen over dit wonderbare kruisbeeld. Toen het in de kerk van het klooster van de Witte Vrouwen in Maastricht stond, had een Hongaars edelman, gedreven door een godvruchtige begeerte, zijn hand door het traliewerk gestoken. Hij had een stukje van de hiel van Jezus afgesneden om dit relikwie ter nagedachtenis mee te nemen naar Hongarije. Maar toen hij zijn vingers door de tralies stak, verstijfde heel zijn hand en bleef aan het traliewerk vastzitten. In zijn angst bekende hij schuld en deed de belofte elke zeven jaar ter bedevaart terug te keren. Ook beloofde hij deze verplichting aan zijn erfgenamen op te leggen. Pas toen werd hij bevrijd.

    De Hongaarse edelman hield zijn belofte en gaf de kerk een gouden miskelk. Met deze gift herstelde hij zijn eer, want hij wist natuurlijk wel dat hij iets erg oneerbiedigs had gedaan.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Limburg" samengesteld en bewerkt door Josien Stehouwer.
               Kempen Uitgevers B.V., Liempde, 2002. ISBN: 90-6657-301-5

    22-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (12)
    21-01-2010
    nieuwsgierig héDe vos op de koningstroon
    De vos op de koningstroon
    Een Tibetaanse fabel over een vos die zich voordoet als koning der dieren
    Een gulzige vos sloop op een keer stilletjes naar een dorp om een jonge eend te stelen. Op weg daarheen verzeilde hij per ongeluk in een ververij en viel in een emmer met verf. Dodelijk geschrokken kwam hij er met inspanning van al zijn krachten weer uit en nam overhaast de vlucht.

    Toen hij nu zo door de velden rende, glinsterde zijn zojuist geverfde huid in de zonneschijn als een kostbaar brokaten gewaad. In het bos aangekomen herkende niemand hem meer; zelfs de vossen hielden hem voor een voorname gast van buiten het bos en vroegen hem waar hij vandaan kwam en wie hij was.

    De vos wilde van deze gelegenheid gebruik maken en zei met een verdraaide stem: "Ik kom zojuist van Sakka, de God der Hemelen, ik ben de koning van alle viervoeters."

    Vol eerbied bogen de vossen voor hem. Geen enkel dier in het uitgestrekte gebied had nog ooit zo'n prachtig gekleurd vel gezien, en daarom erkenden ze de vreemdeling als koning der viervoeters en daarmee tegelijkertijd als hun heerser.

    Het nieuws had zich als een lopend vuurtje verspreid. Van heinde en verre kwamen de dieren aangelopen om hun koning te huldigen.

    De heerser van alle viervoeters sloeg zijn troon op op de rug van de olifant, die hem nu overal heen droeg. Zo bezichtigde hij zijn rijk. Bij deze uitgebreide reizen werd hij omgeven door een schare sterke leeuwen als lijfwachten die hem beschermden. Alle dieren moesten hem hun schattingen betalen. En zo vielen de koning de fijnste en zachtste brokken van de jachtbuit ten deel. Hij voerde vele van deze nieuwe maatregelen in, die er echter alle op gericht waren zijn macht en aanzien te vergroten. Zoals alle vossen had ook de 'Koning der viervoeters' een uitgesproken gevoel voor familierelaties, en daarom wilde hij ook nog eens zijn moeder weerzien. Gaarne zou hij zijn geluk met haar gedeeld hebben.

    De heerser riep vanaf de rug van de olifant een vos bij zich waarvan hij wist dat hij een goed geheugen had en snel kon lopen. "Loop hard," zei de heerser, "loop hard naar mijn moeder in het dal met de vele eenden en zeg haar: 'Lieve moeder, je zoon is koning der viervoeters geworden, deel dit geluk met mij en kom mee!' Daarna breng je haar direct bij mij. Jij bent verantwoordelijk voor haar veiligheid!"

    De vos ging als bode op stap en vond na een paar dagen de moedervos in het dal, waarin zo veel eenden waren. "Mijn zoon koning?" zei ze. "Hmm, gedraagt hij zich goed of is hij verwaand en heerszuchtig?" De bode, die totaal uitgeput was van het lange lopen, gaf ten antwoord: "Ja, als ik eerlijk moet zijn, hij is inderdaad tamelijk heerszuchtig en verwaand. Hij zit altijd op een olifant en Iaat zich bewaken door leeuwen en tijgers. Hij handelt als een echte despoot en zijn onderdanen hebben vaak van zijn slechte humeur te lijden. Vooral voor ons vossen is het lang geen pretje. We moeten de smerigste karweitjes opknappen. Hij is wel een voornaam heer, maar hij is erg grillig en vaak niet om uit te staan."

    De moeder van de vos was over deze mededeling helemaal niet te spreken. "Dat is bedroevend," zei de oude vossenmoeder, "breng hem maar de boodschap over dat ik hem niet zal bezoeken; eerst zal hij zich beter moeten gaan gedragen!"

    De bode kwam bij het hof van de koning terug zonder zijn opdracht vervuld te hebben. Hij ging echter niet naar de koning, maar naar de onderdanen aan diens hof, zwaaide gewichtig en opgewonden met zijn staart en sprak: "Kom allemaal luisteren! We zitten met een bedrieger opgescheept. De koning der viervoeters is net zo'n vos als wij; hij is afkomstig uit het dal met de vele eenden. Ik heb met zijn moeder gesproken en die ziet er precies zo uit als wij en is een heel gewone, eenvoudige vos."

    De dieren werden rood van schaamte en woede omdat ze bij de neus genomen waren. Een van de wachthebbenden kwam tenslotte op een goed idee en zei: "We moeten de zaak onderzoeken. Iedere vos begint te janken als hij andere vossen hoort janken. Alle vossen aan het hof moeten daarom na een geheim teken van de olifant beginnen te janken. Als onze koning nu een gewone vos is, zal hij zonder erbij na te denken met het gejank instemmen."

    Zo gezegd, zo gedaan. De dieren kwamen overeen dat de olifant die middag bij het uitrijden met zijn slurf zou trompetteren. Op dit teken zouden alle vossen in koor gaan janken. Alle dienaren aan het hof en de wachten, alle koks en andere bedienden wachtten met spanning op het teken. Toen trompetterde de olifant en alle vossen begonnen om 't hardst te janken. De koning, die trots en verwaand op de rug van de olifant zat, jankte plotseling uit alle macht mee.

    Toen begonnen de dieren te schreeuwen en door elkaar te krijsen: "Bedrieger, zwendelaar! Het is een vos! Weg met hem! Pak hem in zijn kraag!"

    De olifant gaf nog eenmaal een trompetsignaal en donderde: "Ellendige booswicht! Hoe kom je erbij om op mijn rug door het land te reizen? Hola hoep!" En bij die laatste uitroep wipte de olifant wat in de hoogte en wierp de vos met een grote boog op de grond, zodat de koning der viervoeters in de sloot langs de weg terechtkwam. De dieren lachten zich slap en moesten hun buik vasthouden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Chinese volkssprookjes"
               uitgegeven door Elmar, Rijswijk, 1990. ISBN: 90-6120-8343

    21-01-2010 om 00:37 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (7)
    20-01-2010
    nieuwsgierig héDe kokospalm
    De kokospalm
    - volkssprookje -
    Soms is het moeilijker te leven dan te sterven. Toen de vader van Rahim en Rahman stierf, liet hij alleen maar schulden achter. Zijn zoons verkochten alles, maar ondanks dat konden ze maar een klein gedeelte van wat hun vader de mensen schuldig was, afbetalen. De broers hadden daar veel verdriet van. Ze wilden niet, dat hun vaders naam te schande werd gemaakt.

    Op een dag besloten de broers: "We kunnen het beste de wijde wereld in trekken. Als we geluk hebben kunnen we rijk worden en betalen we alle schulden af. En als we geen geluk hebben, dan hoeven we niet te luisteren naar wat de mensen over vader vertellen."

    En zo gingen Rahim en Rahman de wijde wereld in. De eerste nacht moesten ze in een diep> bos doorbrengen. Ze gingen onder een hoge boom liggen en hadden allebei dezelfde droom. In hun droom verscheen een grijsaard met een witte baard die tegen hen zei:

    "Als jullie de goede naam van je vader wilt redden, moet één van jullie zijn leven opofferen. Als een van jullie de ander zijn hoofd afslaat en dat hoofd in de grond stopt, zal daar een boom met zeldzame vruchten uit groeien. Met de oogst daarvan kunnen jullie de schuld van je vader aflossen." De volgende morgen maakte Rahim zijn broer wakker, gaf hem zijn zwaard en zei:

    "Rahman, ik droomde vannacht, dat je mijn hoofd moet afslaan en in de aarde stoppen. Dan kunnen we de schuld van vader aflossen."

    Maar Rahman wilde daar niets van horen. Hij trok zijn zwaard en gaf het aan Rahim: "En ik heb gedroomd, dat jij mijn hoofd er af moet slaan."

    Lange tijd overlegden de broers, wie z'n leven zou opofferen. Tenslotte zei Rahim tegen Rahman:

    "Ik ben de oudste, ik mag het zeggen. Jij bent jonger en moet me gehoorzamen. Jouw lot is niet makkelijker dan het mijne. Soms is het moeilijker te leven dan te sterven. Daarom moet je me gehoorzamen en doen wat er gedaan moet worden." En zo gebeurde er wat Rahim zei. Rahman sloeg met één slag het hoofd van zijn broer af en stopte het in de vruchtbare grond.

    Een jaar lang huilde Rahman om Rahim; een heel jaar wachtte hij af, wat er uit het hoofd zou groeien. Na een jaar stond er een grote boom en weer een jaar later droeg de boom grote vruchten. Ze waren zo rond als een hoofd en zo hard als een noot. Rahman plukte een mand vol, wierp de mand over zijn schouder en bracht de vruchten naar de veiling. De mensen op de veiling kwamen allemaal kijken. "Zeg jongen, wat zijn dat voor vruchten? Zulk fruit hebben we nog nooit gezien."

    Toen men een vrucht openmaakte liep er zoete melk uit, en toen de vrucht helemaal openbrak vonden ze er zoet vruchtvlees in.

    Ook de mensen aan wie zijn vader nog geld schuldig was, kwamen kijken en ze zeiden:

    "Verkoop ons honderd van deze noten en we geven je daarvoor honderd gouden dukaten, dan heb je meteen de schulden van je vader betaald."

    Zo betaalden de broers de schulden van hun vader, zo redden ze zijn goede naam en bewezen ze de mensen op de hele wereld een goede dienst. Sinds die tijd groeit de boom overal. Vanaf die tijd eten de mensen kokos van de kokospalm.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2

    20-01-2010 om 05:37 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (7)
    19-01-2010
    nieuwsgierig héWonderdokter
    Wonderdokter
    - toverboek -
    Xavier bezat een toverboek waarin alle namen stonden van de mensen voor wie hij bad.
    's Nachts kon de man niet slapen, omdat de duivel hem niet met rust wilde laten.

    Daarop sprak zijn tante:
    "Ga naar de kerk, dan heeft de duivel je niet langer in zijn macht.

    Xavier schilderde een lantaren aan de ene kant in het rood en aan de andere kant in het wit.
    Met die lantaren ging de man voortaan iedere zondag om zes uur naar de mis.

    Wanneer er iemand ziek was, zei Xavier altijd:
    "Ik zal voor u bidden".

    Sinds Xavier de zweer van een man had genezen met zijn gebed, groeide hij uit tot een wonderdokter.


    regio : Diepenbeek                                                               verzamelaar - W.Achten -
    Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                     © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    19-01-2010 om 18:26 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:toverboeken
    » Reageer (2)
    nieuwsgierig héDe maagd van de Lorelei
    De maagd van de Lorelei
    - Een Duitse legende van de zingende sirene langs de Rijn -
    Stroomafwaarts van Kaub aan de Rijn, aan de voet van de hoog oprijzende rotsmassa van de Lorelei, hadden in oude tijden de waternimfen hun koninkrijk. In het ruisende water stonden glinsterende paleizen, omgeven door groene weiden en statige wouden.

    Naarmate er meer en meer mensen op de rivieroever kwamen wonen en de rivier drukker bevaren werd door vrachtboten en grote schepen, verlieten de waternimfen droevig hun plek. Slechts een van hen bleef achter, want zij kon geen afscheid nemen van haar geliefde rivier. Vaak zat zij boven op de rots, haar gouden haren kammend in het maanlicht, terwijl zij met haar betoverende stem wonderschone melodieën zong, die iedereen die ze hoorde beheksten.

    Menige schipper die naar haar zoete gezang luisterde kon de drang niet weerstaan naar de maagd op te kijken, en raakte dan zo in de ban van haar schoonheid dat hij de gevaren die zijn boot bedreigden niet bemerkte. En zo gebeurde het vaak dat boot en schipper gegrepen werden door de verraderlijke maalstroom, en verzwolgen werden in diens diepten.

    Gedurende de middeleeuwen, toen de trotse kastelen langs de Rijn weerklonken van wapengekletter, zang en vrolijk gelach, besloot een jonge ridder - de zoon van graaf Palatinus - de steile rots te beklimmen en de mooie nimf van dichtbij te bezien.

    Hij voer de Rijn af in een kleine boot, slechts vergezeld door zijn schildknaap. Toen hij de voet van de rots naderde, zag hij de maagd op de top zitten, in de laatste stralen van de avondzon. Het geluid van haar stem behekste hem zo volledig dat hij alles vergat, en de machtige rivier smeet zijn lichte schip tegen de scherpe rotsen, waar het zonk, en de ridder ging mee ten onder. De schildknaap, die kans zag zichzelf te redden, bracht de graaf het droevige nieuws.

    Vol verdriet en woede gaf de graaf Palatinus zijn dienaren opdracht de maagd gevangen te nemen, en haar vanaf haar hoge rots in de rivier te smijten. Terwijl de mannen haar naderden maakte zij een parelketting van haar hals los en wierp deze in de Rijn, zingende:

    Vader die in het water huist,
    red mij van die mannen, zij zijn niet pluis!
    Stuur de witte paarden naar mij nader,
    opdat ik rijden mag op wind en water!
    Terstond rezen twee golven op uit de rivier, als grote, glanzende paarden. Ze klommen tot bovenaan de rots en namen de nimf met zich mee in het water, waar zij voor eeuwig verdween.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Heksenstreken. Betoverende verhalen uit de hele wereld" door Shahrukh Husain.
               Uitgeverij BZZTôH, 's-Gravenhage, 1994. ISBN: 90-5501-056-1

    19-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (2)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!