Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    04-08-2010
    nieuwsgierig héHet madeliefje
    Hans Christian Andersen
    - Overleden op 4 augustus 1875 -
    Het madeliefje
    - Een sprookje van Hans Christian Andersen -
    Nu moet je eens horen!

    Buiten op het land, dicht bij de weg, lag een landhuis; je hebt het zeker zelf wel eens gezien!

    Aan de voorkant is een kleine tuin met bloemen en een geschilderd hek; vlak daarbij aan de greppel, midden in het heerlijkste, groene gras, groeide een madeliefje; de zon scheen net zo warm en zo mooi op dat bloempje als op de grote, rijke prachtbloemen in de tuin en daarom groeide het van uur tot uur. Óp een morgen was het bloempje helemaal ontloken met zijn helderwitte blaadjes, die als stralen rondom het gouden zonnetje binnenin staan. Het dacht er niet aan dat niemand het daar in het gras zag, en dat het maar een arm, geminacht bloempje was; nee, het was zo tevreden en blij. Het keerde zich naar de zon toe, keek erin en luisterde naar de leeuwerik, die in de lucht zong. Het madeliefje was zo gelukkig of het een grote feestdag was; en toch was het maar een maandag. Alle kinderen waren op school en terwijl zij in hun bank zaten en iets leerden, zat het bloempje op zijn groene steeltje en leerde ook: de warme zon en alles in de omtrek vertelden hoe goed God is; en het vond dat die kleine leeuwerik zo duidelijk en mooi zong, van wat het in stilte voelde. Het madeliefje zag met een soort eerbied op naar de gelukkige vogel die kon zingen en vliegen, maar het was helemaal niet bedroefd dat het dit zelf niet kon. Ik kan toch horen en zien!

    dacht het. De zon schijnt op mij en de wind kust mij. O, wat ben ik toch rijk!

    Binnen het hek stonden vele stijve, voorname bloemen; hoe minder zij geurden hoe trotser zij hun kopje opstaken. De pioenen bliezen zich op om nog groter te schijnen dan de rozen -- maar het is de grootte niet die het doet; de tulpen hadden de mooiste kleuren — dat wisten ze wel — en ze stonden daar zo rank, opdat men het nog beter kon zien. Ze letten helemaal niet op dat kleine madeliefje daarbuiten, maar het keek des te meer naar hen en dacht: Wat zijn ze toch rijk en mooi. Ja, daar komt die mooie vogel zeker op neervliegen!

    Goddank, dat ik er zo dichtbij sta, dan kan ik dat moois toch zien!

    En terwijl het bloempje dit dacht, kwam "kwierewiet!", de leeuwerik aanvliegen, maar niet naar de pioenen en de tulpen, nee, naar het arme madeliefje in het gras, dat van vreugde zo schrok dat het helemaal niet meer wist wat het daarvan denken moest.

    Het vogeltje danste rondom het bloempje en zong: "Nee, wat is het gras toch zacht!

    En kijk eens wat een lief bloempje met goud in 't hartje en zilver op zijn blaadjes!" En werkelijk zag het gele vlekje in het madeliefje eruit als goud, en de blaadjes eromheen waren helderwit.

    Hoe gelukkig het madeliefje was kan niemand begrijpen. De vogel kuste het met zijn snavel, zong een lied voor het bloempje en vloog toen weer de blauwe lucht in. Het duurde zeker wel een heel kwartier, vóór de bloem tot zichzelf kwam. Half schuchter en toch zielsvergenoegd keek het naar de bloemen binnen in de tuin; die hadden immers de eer en de zaligheid aanschouwd die het bloempje ten deel waren

    gevallen, die moesten toch begrijpen welk een vreugde dat was. Maar de tulpen stonden daar nog eens zo stijf en trokken een spits gezicht en waren vuurrood, want ze hadden zich geërgerd. De pioenen hadden helemaal dikke koppen, boe!, het was maar goed dat ze niet konden praten, want anders had het madeliefje een flink standje van ze gekregen. De arme, kleine bloem kon heel goed merken dat ze niet in hun humeur waren en dat speet haar heel erg. Op hetzelfde ogenblik kwam er een meisje in de tuin met een groot mes, scherp en blinkend, ze ging naar de tulpen toe en sneed de een na de ander af. "Hu!" zuchtte het madeliefje, "dat is toch verschrikkelijk, nu is 't met ze gedaan!" Toen ging het meisje met de tulpen weg. Het madeliefje was er blij om, dat het buiten in het gras stond en maar een klein, arm bloempje was; het voelde zich echt dankbaar, en toen de zon onderging vouwde het zijn blaadjes toe, sliep in en droomde de hele nacht van de zon en van de kleine vogel.

    De volgende morgen, toen de bloem weer blij al haar witte blaadjes als kleine armpjes uitstrekte naar de lucht en het licht, herkende zij de stem van de vogel, maar nu was het een droevig lied dat hij zong. Ja, de arme leeuwerik had er wel een goede reden voor, hij was gevangen en zat nu in een kooi dicht bij het open venster. Hij zong van vrij en gelukkig rond vliegen, hij zong van het jonge, groene koren op het veld en van de heerlijke reis die hij op zijn vleugels tot hoog in de lucht kon maken. De arme vogel was in een droeve stemming, hij zat in de kooi gevangen.

    Het madeliefje wilde zo graag helpen, maar hoe moest het dat doen; ja, dat was moeilijk te bedenken. Het vergat helemaal hoe prachtig alles rondom stond, hoe warm de zon scheen, hoe mooi wit zijn eigen blaadjes eruitzagen; ach, het kon alleen maar aan de gevangen vogel denken, waarvoor het helemaal niets kon doen.

    Toen kwamen op hetzelfde ogenblik twee kleine jongens uit de tuin; een van hen had een mes in de hand, net zo groot en zo scherp als het mes dat het meisje had gehad om de tulpen mee af te snijden. Ze gingen recht op het madeliefje af, dat helemaal niet kon begrijpen wat ze wilden.

    "Hier kunnen we een pracht van een graszode snijden voor de leeuwerik!" zei de ene jongen, en begon een diepe insnijding te maken aan vier kanten om het madeliefje heen, zodat het midden op de graszode kwam te staan.

    "Trek die bloem uit!" zei de andere jongen, en het madeliefje beefde van angst. Want te worden uitgetrokken betekende het leven verliezen, en het wilde toch zo graag blijven leven nu het met de graszode in de kooi moest bij de gevangen leeuwerik.

    "Nee, laat het zitten!" zei de andere jongen, "het staat zo aardig!" En zo bleef het zitten en kwam met de graszode in de kooi bij de leeuwerik.

    Maar de arme vogel klaagde luid over zijn verloren vrijheid en sloeg met de vleugels tegen de ijzeren tralies van de kooi; het madeliefje kon niet praten, kon geen woord van troost zeggen, hoe graag het ook wilde. Zo verliep de hele morgen.

    "Hier is geen water!" zei de gevangen leeuwerik, "zij zijn allemaal uit en hebben vergeten mij een druppel te drinken te geven. Mijn keel is droog en brandend. Van binnen ben ik vuur en ijs, en de lucht is zo zwaar!

    Ach, ik moet sterven, ik moet weg van de warme zonneschijn, van 't frisse groen, van al de heerlijkheid, die God geschapen heeft!" En toen boorde hij zijn snaveltje in de koele graszode om wat op te frissen; daarbij vielen zijn ogen op het madeliefje en de vogel knikte tegen de bloem, kuste haar met zijn snavel en zei: "Jij moet ook hierbinnen verdorren, jij arm bloempje!

    Jou en dit groen plekje gras heeft men mij gegeven in plaats van die grote, wijde wereld, die ik daarbuiten had. Elk grassprietje moet voor mij een groene boom zijn, elk van je witte blaadjes een geurende bloem. Ach, je vertelt me alleen maar hoeveel ik verloren heb!"

    Kon iemand hem maar troosten!

    dacht het madeliefje, maar het kon geen blad verroeren; de geur evenwel die uit zijn fijne blaadjes stroomde, was heel wat sterker dan anders bij dit bloempje voorkomt; dat merkte de vogel óók, en ofschoon hij versmachtte van dorst en in zijn kwelling de groene grassprietjes uittrok, raakte hij toch de bloem niet aan.

    Het werd avond, en nog kwam er niemand om het arme vogeltje een druppel water te brengen. Toen strekte het zijn mooie vleugels uit, schudde ze krampachtig, zijn zang was een weemoedig piet-piet, zijn kopje boog zich naar de bloem toe en zijn hartje brak van gebrek en verlangen. Toen kon de bloem niet, zoals de avond tevoren, zijn blaadjes samenvouwen en slapen. Zij boog zich ziek en treurig ter aarde.

    Eerst de volgende morgen kwamen de jongens, en toen ze zagen dat de vogel dood was huilden ze, huilden bittere tranen, en groeven een allerliefst graf dat met bloemblaadjes versierd werd. Het dode vogeltje werd in een mooi rood doosje gelegd, een koninklijke begrafenis moest het hebben, dat arme vogeltje. Toen het nog in leven was en zong vergaten zij hem, lieten hem zitten in zijn kooi en aan alles gebrek lijden, maar nu kreeg het praal en veel tranen.

    Maar de graszode met het madeliefje werd op de weg in het stof geworpen, niemand dacht aan het bloempje dat toch het meest voor het vogeltje gevoeld had en het zo graag had willen troosten.


                                          * * * einde * * *
    Bron : www.andersenstories.com

    04-08-2010 om 00:22 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (10)
    03-08-2010
    nieuwsgierig héDe vleermuis en de mand vol duisternis
    De vleermuis en de mand vol duisternis
    - Een Afrikaanse mythe over de maan -
    Toen de wereld gemaakt was, maar nog niet bevolkt; wel verlicht, maar alleen bewoond door dieren, was de nacht even licht als de dag, want de maan scheen net zo helder als de zon. De nachthemel was blauw als korenbloemen, en alleen de breedgroeiende boomkruinen en de violette donderwolken zorgden voor welkome schaduwplekken.

    Op een dag vroeg God aan zijn dierlijke schepselen: "Wie wil voor mij naar het huis van de maan gaan om deze mand af te leveren?"

    "Ik niet," zei de adelaar. "De helle glans van de maan verblindt mijn ogen." En dat gold voor alle vogels, want de maan straalde met een withete gloed.

    "Ik zal wel gaan," zei meneer Vleermuis. "Ik ben blind, en het felle schijnsel zal me niet hinderen."

    En zo vertrouwde God meneer Vleermuis een grote, gesloten hengselmand toe, gevlochten van vreemdsoortige biezen. Als je hem heen en weer schudde, rammelde hij niet en hij woog niet meer dan een handvol veren. God vertelde er niet bij wat erin zat. Meneer Vleermuis sloeg zijn brede vleugels uit, hing de mand aan een van de klauwtjes van de leerachtige huidplooi en vloog weg naar de maan.

    Hoewel de mand niet veel woog, was hij onhandig om te dragen. Na een poosje nam meneer Vleermuis hem aan zijn andere vleugel en vloog verder. Na nog een paar mijl hing hij één hengsel om zijn nek en vloog weer door. Maar tegen de tijd dat hij de kruin van de Maneschijnheuvel bereikte, vlak onder de maan, was hij doodop. En hongerig. Hij zette de mand op de grond en vloog heen en weer, terwijl hij insecten uit de lucht nipte.

    Toen kwamen er verschillende dieren aangewandeld over de kam van de heuvel, de een na de ander. De eerste was een vos, die de mand opraapte om te voelen wat hij woog en of hij soms vol met lekkere dingen zat. Maar de mand woog niet meer dan een handvol veren. "Die zal wel leeg zijn," zei hij.

    Toen kwam er een koe voorbij, haakte een van haar hoorns in een hengsel en schudde de mand heen en weer om te zien of hij soms vol graan zat. Maar toen er niets ritselde liet ze hem weer vallen, en door de schok raakte het deksel een beetje los.

    Toen kwam er een miereneter aan en hij stak zijn lange neus door de opening, die net wijd genoeg was om te zien of de mand soms vol mieren zat. Maar hij rook alleen een bedompte, vochtige lucht en hij liet de mand weer los, met het deksel nog wat verder van zijn plaats.

    Daar kwam een aapje, dat zijn lenige vingers tussen het deksel en de rand naar binnen kon wurmen en rond kon tasten. Misschien zat die mand wel vol bananen! Maar hij voelde alleen een kille klammigheid, dus trok hij zijn hand weer terug. Hij deed zelfs het deksel weer stevig dicht.

    Nu kwam er een olifant voorbij. Die zag de mand niet eens. En het was de olifant die hem omverschopte, zodat het ronde deksel wegrolde; het was de olifant die de inhoud over de Maneschijnheuvel verspreidde.

    Plotseling steeg er een kolom van rokerig duister omhoog en omwolkte de maan, haar glanzende gezicht werd besmeurd met vuil en vlekken van roetachtig zwart. Haar heldere stralen verkwijnden als de blaadjes van een bloem die bevriest. Van goud veranderde ze in dof zilver.

    Van het ene moment op het andere was de heuvel in duister gehuld - de eerste duisternis die de wereld ooit gekend had. Die was niet gevlekt zoals de schaduw onder de bomen, niet somber, zoals van wolken die de zon kunnen bedekken. Het was een zware, stroperige, dichte, ondoordringbare zwartheid, zó zwart dat de olifant het eind van zijn slurf niet kon zien, de aap de bananenboom niet meer kon vinden, en de miereneter de zwarte beestjes op de zwarte, zwarte grond niet meer zag. De koe bleef stokstijf staan. De zwarte pupillen in de gele ogen van de vos gingen wijd open, als twee piepkleine maantjes.

    Wat Gods plannen ook geweest waren voor de mand vol duisternis, nu waren ze tenietgedaan. Meneer Vleermuis, die terugkwam om zijn reis voort te zetten, fladderde rond in een steeds groter wordende wolk van sombere zwartheid. "O, nee! O, nee!" riep hij uit, en zijn stem klonk schril van afschuw, schriller dan het lied van een vogel, schriller dan een stoomfluit - zo schril en hoog, dat menselijke oren het niet kunnen horen. Heen en weer schoot Meneer Vleermuis in een poging de duisternis in de mand terug te scheppen: "O, nee! O, nee!"

    Elke avond probeert hij het opnieuw. Elke avond als de zon ondergaat en de maan opkomt en het duister over de aarde sluipt, fladderen de miljoenen kleinkinderen van meneer Vleermuis hun grotten uit en proberen het duister te vangen, het weer te verzamelen in de mand waarin God het had gestopt. Maar het duister is te groot voor hen, ze kunnen het nooit allemaal te pakken krijgen, al zouden ze het eeuwig blijven proberen.


                                          * * * Einde * * *
    Bron : "Sterrenverhalen uit alle windstreken" naverteld door Geraldine McCaughrean.
               Uitgeverij Christofoor, Zeist, 1999. ISBN: 90-6238-626-1
               beleven.org

    03-08-2010 om 01:33 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (6)
    02-08-2010
    nieuwsgierig héDe hond met de kaas in zijn bek
    De hond met de kaas in zijn bek
    - Een Friese fabel over hebzucht die gestraft wordt -
    Er was eens een hond, die stroopte de boerenerven af of daar ook iets van zijn gading te vinden was, want hij had honger. Toen kwam hij bij een boerderij, daar had de meid een flink brok kaas schoongeschrobd en dat lag onderaan op het droogrek met emmers. Hij dacht: tjonge, wat een heerlijk brok kaas! Hij greep het en koos het hazepad.

    Maar onderweg moest hij over een plank die over een sloot lag. Het water was er spiegelglad en toen hij midden op die plank was, keek hij onder zich in het water. Daar was ook een hond! En te duivekater, ook die had een brok kaas in zijn bek! Door de weerkaatsing leek dat brok hem groter dan zijn eigen stuk. Hij dacht: ik spring boven op die hond en steel het van hem.

    Zodoende opende hij zijn bek (natuurlijk moest hij daarbij zijn eigen stuk kaas loslaten), hij sprong in het water en wilde de kaas van die ander pakken. Maar plotseling was er geen hond en geen kaas meer. Zijn eigen brok dreef een eind weg en kwam op de bodem terecht, en hij zag het niet terug. Hij worstelde tegen de kant op, schudde zijn vacht en liep mismoedig zonder kaas naar huis.


                                          * * * Einde * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse,
               Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
               beleven.org

    02-08-2010 om 01:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (10)
    01-08-2010
    nieuwsgierig héHoe de tabak in de wereld kwam
    Hoe de tabak in de wereld kwam
    - Een Duits sprookje over de duivel en een slimme vrouw -
    De duivel was de eerste in de wereld die tabak verbouwde, toen nog geen mens de naam van die plant kende. Hoe is het dan mogelijk dat nu iedereen, van kleuter tot grijsaard, weet wat het is? Dat overal bekend is wat allemaal van tabak wordt gemaakt en dat het zowel een genotmiddel als een ziekteverwekker is? Luister!

    Eens kwam een boer langs een groot stuk land en zag daar de duivel bezig met het uitzetten van jonge plantjes. De boer die niet jong meer was en veel wist van de verschillende gewassen, liep naar hem toe en vroeg nieuwsgierig: "Wat ben je daar nu aan het planten, duivel?"

    "Dat raad je van je levensdagen niet!" riep de duivel triomfantelijk.

    "Nogal brutaal," antwoordde de boer geërgerd. "Denk je werkelijk dat jij meer weet dan ik?"

    "Jazeker," zei de duivel zelfbewust, "zullen we wedden?"

    De boer knikte toestemmend.

    "Goed," vervolgde de duivel, "als jij binnen drie dagen de naam van deze plantjes raadt, is dit hele stuk land met alles wat erop staat jouw eigendom. Lukt het je niet, dat behoor je mij toe, met lichaam en ziel."

    De boer nam de weddenschap aan. Maar onderweg naar huis zonk het hart hem in de schoenen. Treurig ging hij aan tafel zitten, maar liet de maaltijd onaangeroerd.

    "Wat is er gebeurd?" vroeg zijn vrouw bezorgd.

    "Ach beste," antwoordde hij triest, "het is een heel nare geschiedenis." En hij vertelde haar wat er gebeurd was.

    De boerin lachte. "Vadertje, vadertje, als het anders niet is," en zij legde geruststellend haar hand op de zijne, "eet jij maar lekker op wat ik je voorgezet heb en de naam van dat plantje vertel ik je binnen drie dagen. Alles komt goed, hoor!"

    De volgende dag kleedde zij zich helemaal uit en kroop spiernaakt in de teerton. Toen knipte zij het tijk van haar veren bed los, zodat de veertjes de hele vloer bedekten en rolde daarop net zolang heen en weer tot haar lichaam op dat van een grote vogel leek.

    Zo liep zij naar het stuk land van de duivel, stapte langzaam tussen de rijen plantjes door en boog nu en dan het hoofd, alsof zij de blaadjes een lekker hapje vond.

    Nauwelijks had de duivel haar ontdekt of hij rende zijn huis uit om de reusachtige vogel, die kennelijk een aanval op zijn kostbare planten deed, te verjagen. Hij klapte hard in zijn handen en schreeuwde: "Ksss, ksss, ellendige vogel! Wil jij wel eens van mijn tabaksplanten afblijven! Ksss, ksss!"

    De vrouw had aan die paar woorden al genoeg. Zij liep zo vlug zij kon naar huis en vertelde haar man hoe dat wonderbaarlijke plantje van de duivel heette.

    Het was de derde dag. De duivel wreef zich al in de handen, blij dat hij voor de zoveelste maal een mensenziel in zijn bezit kreeg.

    "En, hoe heten mijn planten?" vroeg hij, toen de boer voor hem stond.

    "Het is tabak," klonk het korte antwoord.

    Ja, nu had de duivel de weddenschap verloren. Hij ging naar huis, zonder de ziel van de boer. Maar die had onverwacht een mooi stuk land in bezit gekregen met alle tabaksplanten. En dat was het allereerste begin van de tabaksplantages die nu op heel wat plaatsen van de wereld te vinden zijn.


                                        * * * EINDE * * *
    Bron : "Er was eens... een vrouw. 34 sprookjes over bewonderenswaardige vrouwen" verzameld door Ilse Korn.
               Voor Nederland bewerkt en van een nawoord voorzien door Marijke van Raephorst.
               Kosmos, Amsterdam/Antwerpen, 1981.

    01-08-2010 om 02:54 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (9)
    31-07-2010
    nieuwsgierig héDe veelkleurige lama
    De veelkleurige lama
    - Een mythe van de Peruaanse Indianen -
    Pacha was een goed mens, hoewel hij maar weinig had waaraan je dat kon zien, behalve misschien zijn lama. O, hij had een vrouw en kinderen, maar die zag hij bijna nooit, want hij was altijd aan het lopen - berg op, berg af - naast zijn lama, terwijl hij de zware last op haar rug in evenwicht hield. Samen haalden ze goederen, vervoerden goederen, en leverden goederen af van het dorp naar de stad en van boven op de berg naar beneden in het dal. Waar ze ook gingen zagen ze misdaad en slechtheid, wreedheid en afgunst, inhaligheid, lelijkheid en zonde. Monden die naar hen spuwden, hen uitjouwden, hen vervloekten en naar hen schreeuwden; monden die nooit naar hen lachten of hen iets goeds toewensten. Pacha moest wachten tot hij thuiskwam om een glimlach op het gezicht van zijn kinderen te zien, en om een vriendelijk woord te horen van de lippen van zijn vrouw. Hij keek maar niet meer naar monden.

    Dus was hij verrast toen hij op een dag, terwijl hij aan het lopen was - berg op, berg af - iemand hoorde zeggen: "Pas op, Pacha!"

    Pacha keek om zich heen. Er was niets te zien dan de met bloemen overdekte hellingen van een Peruviaanse berg. Hij haalde zijn schouders op en gaf een rukje aan het tuig van de lama. "Laten we naar huis gaan, Vacana. Loop eens wat harder."

    "Er komt een overstroming, Pacha," zei de stem weer.

    Pacha keek om zich heen. Wie kon daar gesproken hebben? Tenzij...

    "Bouw een schip, Pacha," zei zijn lama. Ze knikte met haar zijdeglanzende kop en vormde de woorden met haar zachte, getuite lippen. "De wereld is slecht geworden. De grote god Ilyap'a stuurt een overstroming om de mensheid uit te roeien. Alleen jij bent een goed mens. Wij lama's kunnen zulke dingen beoordelen. Bouw dus een boot, en doe het gauw. Er is niet veel tijd meer."

    Zodra Pacha was thuisgekomen, begon hij een boot te bouwen - ook al woonde hij honderden meters hoog op een berghelling in Peru. Hij werkte terwijl de zon scheen en terwijl de wolken zich samenpakten. Er verzamelde zich ook een menigte van verschillende dieren, vogels en insecten. Ze stonden om hem heen en wachtten geduldig; ze waren door hun instinct naar hun redder, Pacha de lama-man, geroepen. Pacha timmerde verder toen de eerste druppels vielen. En desondanks was zijn boot nog maar nauwelijks klaar toen de regen met bakken uit de bronnen van de hemel viel alsof er een emmer over het hoofd van Peru werd leeggegoten.

    En hoewel de bergen van Peru hun hoofd stoten tegen de hemel, kwam er zo'n geweldige overstroming, die zo hoog steeg dat het water alles opslokte, alles liet onderlopen en alles wegspoelde. Boomgaarden, akkers, markten en begraafplaatsen verdwenen onder de kolkende stromen modderig water, die Pacha's boot lieten drijven en hem slingerend optilden boven de boomtoppen van de ondergelopen wouden. Wat een vreemde menagerie was er aan boord van die kleine ark! Pacha, zijn vrouw en zijn kinderen en al die vogels en dieren die niets anders te doen hadden dan varen - golf op, golf af - over de eindeloze vloed, met niets te zien dan de zon bij dag en de sterren bij nacht.

    Tenslotte zakte de vloed en onthulde een doordrenkte, vreemd lege aarde. Het was tijd om van boord te gaan, om zich te verspreiden en om de nieuwe wereld te verkennen -berg op, berg af - en plekken uit te kiezen om weer nesten en holen en huizen te gaan bouwen.

    Hierna sprak Vacana nog maar één keer tegen Pacha (hoewel hij haar alle dagen toesprak en haar aaide). Pacha was bezig de betimmering van de ark uit elkaar te halen om een vuur aan te leggen voor het avondmaal, omdat hij de verschrikkelijke zwaarte van de met sterren doorspikkelde duisternis af wilde weren.

    Vacana stopte een moment met herkauwen en zei: "Kijk eens omhoog, Pacha! Ilyap'a heeft zijn lama losgelaten om te grazen. Kijk eens omhoog, Pacha, naar die prachtige Orqo-Cilay!"

    Pacha keek omhoog. En daar, te midden van de verzameling sterrenstelsels, stond een handvol sterren - sommige met een roodachtige en andere met een blauwachtige schijn - die in lichtpuntjes de gestalte vormde van een reusachtige lama, grazend in de distelige sterrenwei. Hij haalde diep adem van verbazing en zijn handen namen het hoofdstel van Vacana af en lieten haar voor altijd vrij.

    Iedere nacht laat Ilyap'a Orqo-Cilay los om te grazen, en iedere nacht draaft de veelkleurige, zijdeglanzende lama langs de hemel - zwarte berg op, donker dal in - en verdwijnt op raadselachtige wijze uit het gezicht. Dan gaat hij drinken bij de bron van Catachillay, de drinkplaats van de hemel. Zolang hij aan het drinken is, kan de nacht nooit overlopen over de wereld er beneden. Geen wonder dat de afstammelingen van Pacha uitkijken naar de veelkleurige lama en opgelucht lachen als ze hem daar zien knabbelen aan de graspolletjes van de nachthemel.


                                          * * * Einde * * *
    Bron : "Sterrenverhalen uit alle windstreken" naverteld door Geraldine McCaughrean.
               Uitgeverij Christofoor, Zeist, 1999. ISBN: 90-6238-626-1

    31-07-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (6)
    30-07-2010
    nieuwsgierig héWaarom de zonnebloem zich altijd naar de zon draait
    Waarom de zonnebloem zich altijd naar de zon draait
    - Een Inca-sprookje over een meisje dat met de zon trouwt -
    Voordat er in de tuinen gouden zonnebloemen groeiden, heerste er in het groene keizerrijk een groene keizer die maar één dochter had. Ze was zo mooi als een lentebloesem, maar de keizer maakte zich veel zorgen om haar. De prinses wilde absoluut niet trouwen. Niet één van de prinsen beviel haar, of hij nu groot was of klein, blond of donker. En steeds als haar vader haar toesprak antwoordde ze: "Ik hou alleen van de zon."

    Op een dag werd de keizer daar zo boos over, dat hij woedend riep: "Wel, ga er dan heen en trouw met de zon, maar kom mij niet meer onder ogen."

    En zo ging de prinses op weg naar de zon. Ze liep maar steeds naar het oosten over bergen en dalen, door bossen en woestijnen, tot ze bij een hoge berg kwam, waar de zon zijn paleis had. Maar de prinses zag daar alleen maar de moeder van de zon.

    "Wat zoek je hier, meisje?" begroette de oude vrouw haar.

    "Ik zoek de zon," antwoordde de prinses en vertelde de zonnemoeder, waarom ze door haar vader het huis was uitgejaagd.

    De zonnemoeder had met het meisje te doen. "Goed, meisje! De zon is mijn zoon en ik geef je toestemming om met hem te trouwen. Maar vergeet één ding niet: Als je bij hem wilt blijven, mag je hem nooit aankijken." De prinses beloofde het.

    Een jaar lang leefde ze gelukkig en tevreden met de zon en had ze hem niet één keer aangekeken. Maar tenslotte begon ze nieuwsgierig te worden: "Waarom zou ik de zon toch niet mogen aankijken, hij is toch mijn man," dacht ze steeds.

    De zonnemoeder raadde haar gedachten. Ze kreeg medelijden met haar: "Ik weet, wat er aan scheelt, meisje. Als je wilt, zal ik je een goede raad geven. Zet een glas water voor je man neer en kijk hem in het glas aan. Maar op één ding moet je letten: als je hem te lang aankijkt zal hij het merken en zal het slecht met je aflopen."

    De prinses deed zoals de oude zonnemoeder gezegd had. Toen de zon 's avonds terugkwam, zette ze een glas water voor hem neer en keek erin. In het glas zag ze voor het eerst het gezicht van haar man, en het was zo mooi en lief, dat haar hartje bijna stil bleef staan. Ze vergat de waarschuwing van de oude zonnemoeder en bleef maar kijken, tot haar man het tenslotte merkte. De zon riep toornig: "Als jij niet kunt gehoorzamen, wil ik je hier niet meer hebben!" en stuurde haar het paleis uit.

    De prinses liep huilend over boomstronken en stenen, terwijl de tranen over haar wangen liepen. Maar erg ver kwam ze niet. Toen ze over het eerste veld liep, ontfermde de zon zich over haar en veranderde haar in een hoge plant met een grote gele bloem. Sinds die tijd draait ze steeds haar grote gele bloem naar de zon, en de mensen gaven haar daarom de naam zonnebloem.


                                          * * * einde * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
                Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2

    30-07-2010 om 00:15 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (12)
    29-07-2010
    nieuwsgierig héDe stichting van Amsterdam
    De stichting van Amsterdam
    - Een stadssage over Koenraad, Wolfger en zijn hond -
    Op de eerste stadszegel van Amsterdam zijn twee personen en een hond te zien. Volgens de overlevering zijn zij verantwoordelijk voor de stichting van Amsterdam. Eén van de twee personen in de kogge is Koenraad, bisschop van Utrecht. Doordat Graaf Egbert uit de gratie was gevallen, had Koenraad opeens de macht over de Friese landen gekregen.

    Incognito ging Koenraad, met een bootje, naar Friesland om daar poolshoogte te nemen. Tijdens de reis verandert het weer opeens en het scheepje van Koenraad zinkt vlak voor de kust van Stavoren. Koenraad kan de wal bereiken, waar hij wordt opgewacht door een bende ruwe kerels. Zij hadden gezien hoe het scheepje zonk en hoe Koenraad had gevochten voor zijn leven, maar hadden geen hand uitgestoken. Argwanend werd hij bekeken door de Friezen. Zij hadden van de machtsovername gehoord en waren daar niet blij mee. Keizer Karel had hen namelijk het voorrecht geschonken dat slechts een Fries edelman over hen zou regeren. Ze zagen Koenraad aan voor een Utrechtse spion.

    Hij werd bij kop en kont gepakt en zijn handen en voeten werden gebonden. Daarna werd hij in een oude kogge gesmeten, die aan de kade lag te verrotten. Het touw werd losgemaakt en de kogge kreeg een stevige zet. De oude boot drijft richting het nog steeds woelige water.

    Dan komt er uit de menigte een jongen te voor schijn. Hij is het niet eens met de gang van zaken en springt de kogge achtena. Na een paar slagen is hij bij de boot en hijst zich erin. Ook zijn hond, die hem is achtena gezwommen werd aan boord geholpen. Snel bevrijdde de jongen de bisschop, stak een spaan door het roergat en wist de boot onder controle te krijgen.

    Ze probeerden zo goed en zo kwaad als het kon koers te zetten naar Muiden, om daar via de Vecht, Utrecht te bereiken. Door het dikke wolkenpak was geen ster te zien, wat het navigeren bemoelijkte. Als het weer lichter begint te worden, zien de mannen een monding van een vrij brede stroom. Ze beseften dat ze toch niet de juiste koers hebben gevaren maar besloten toch aan land te gaan. Met de vaste grond aan de voeten stelde de jonge Fries zich aan Koenraad voor als Wolfger. Koenraad bood uit dankbaarheid Wolfger een goede baan aan, maar Wolfger besloot om te blijven waar ze aangespoeld waren en zich daar als visser te vestigen.

    Hierop voorspelde Koenraad, dat op die plek een stad zou ontstaan die over de hele wereld vermaard zou worden en ooit de kroondraagster van Europa zou worden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : http://www.gironet.nl/home/oddevre/amsterdam/index.htm

    29-07-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (11)
    28-07-2010
    nieuwsgierig héDe motketel van Schokland
    De motketel van Schokland
    - Een heksenverhaal over het voormalige eiland in de Zuiderzee -
    Midden in het vlakke polderlandschap lijkt Schokland zo'n onschuldig streepje land. Maar schijn bedriegt. Vroeger waren hier bijeenkomsten van heksen en tovenaars die rond de Zuiderzee huisden. Op een van de punten van het vroegere eiland stookten zij dan de motketel op een hels vuur. Zodra het begon te pruttelen en te dampen, dansten de heksen hun spookachtige heksendansen rond de motketel. Heel wat schippers hebben tijdens stormachtige nachten heksen naar hun verzamelplaats zien vliegen, met wapperende haren en gezeten op hun bezemsteel.

    De eilandbewoners, de Schokkers, kwamen dan niet buiten. Ze sloten ramen en deuren en gingen vroeg naar bed. Toch waren ze ook binnen niet altijd veilig. Maar al te vaak kwam het voor dat ineens een vreemd heerschap bij hun haard zat, om even later net zo plotseling te verdwijnen als hij gekomen was. Zo'n kerel was natuurlijk een tovenaar, op weg naar de motketel.

    In zulke nachten, als de volle maan achter wolkenflarden kroop, verscheen er ook vaak een spookschip boven Schokland. Met bolle zeilen voer het tegen de wind in door de stormluchten. En iedereen wist wat dat betekende: ergens op de Zuiderzee verging er nu een schip. De heksen dansten dan nog wilder rond de motketel en zongen er hun afgrijselijke liederen bij.

    Tijdens zo'n stormnacht was Berend, een jonge Schokker, bij zijn meisje geweest. Ze hadden de avond in haar kamertje doorgebracht, maar omdat hij vroeg op moest besloot hij toch maar op huis aan te gaan. Dat beviel het meisje natuurlijk niet. Ze had haar vrijer veel liever in haar warme bed gehouden.

    "Blijf toch hier," smeekte ze hem."Hoor je de wind dan niet gieren, hoor je de zee niet brullen? Nu dansen de heksen rond de motketel! Blijf hier, het is buiten veel te gevaarlijk."

    "Ik kom er wel doorheen," lachte haar vrijer. Hij gaf haar een zoen op de wang dat het klapte en ging de deur uit.

    "Kom niet op de punt!" riep het meisje hem nog na, maar die waarschuwing ging verloren in het lawaai van de storm.

    Voort stapte Berend, zijn muts diep over de oren getrokken. Op land kon hem niets gebeuren, op zee lag het anders. Telkens wanneer de wind hem een andere kant leek uit te duwen, boog Berend het sterke lijf en stapte door in de richting die hij wilde gaan. Regelrecht naar huis!

    Maar de wind bleek sterker. Berend was na een halfuur nog niet thuis. Hij keek eens om zich heen en merkte tot zijn schrik dat hij nu op de punt van het eiland was, waar de heksen hun motketel stookten.

    "Kijk uit, Berend," mompelde de jongen in zichzelf. "Ze zijn er nog niet, die duivelse heksen, maar ze kunnen elk moment komen." Hij trok zijn mes tevoorschijn om op alles voorbereid te zijn. Even later hoorde hij boven de wind uit een vreemd geluid. Kattengemiauw! Een groep zwarte en grijze katten omsingelde hem krijsend. Berend wierp zijn mes naar de dichtstbijzijnde kat. Hij trof een van de poten en daar bleef het mes in steken. De andere katten kwamen nu dreigend op hem af. Hun felle ogen voorspelden weinig goeds.

    "Ik ben er geweest," zei Berend hardop, "alleen God kan me nu nog helpen." In doodsnood sloeg hij een kruis en meteen verdwenen de katten. Berend vervolgde opgelucht zijn weg. De storm ging liggen en niet veel later was hij thuis. Hij dronk nog een kroes bier tegen de schrik en ging toen slapen.

    Zeven jaar later verliet Berend zijn woning om naar Harderwijk te gaan. Hij werd uitgezwaaid door zijn vrouw, het liefje dat hij op die stormachtige nacht verlaten had. Samen met hun drie kinderen keek ze hem liefdevol na.

    Berend deed zaken in Harderwijk en ging daarna naar een zeemanslogement. De waardin bracht hem eten en legde een mes naast zijn bord. Berend verstarde. Dat was zijn mes! Het mes dat hij was kwijtgeraakt in die spooknacht, zoveel jaar geleden.

    "Dat is mijn mes," zei hij met haperende stem. "Lang geleden ben ik het kwijtgeraakt. Hoe kom jij eraan?"

    De waardin tilde haar rok op. Een litteken ontsierde haar dij.

    "Dat heb jij me bezorgd!" zei ze dreigend. "Het is goed dat ik je die nacht niet te pakken heb gekregen. Samen met mijn vriendinnen zou ik je levend verslonden hebben. Gooi nooit meer je mes naar een kat, want de volgende keer heb je minder geluk!"

    Berend stond haastig op en gooide een paar munten op tafel. Zonder gegeten te hebben, verliet hij het logement om er nooit meer terug te keren.

    Op Schokland haalden de eilandbewoners hun schouders op toen hij zijn verhaal vertelde. Natuurlijk, op de punt dansten heksen en katten rond de motketel, dat wist toch iedereen! Nee, hij moest niet met oud nieuws aankomen...


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Hanneke Zwartegat. Volksverhalen over heksen en heksenmeesters" door Hans Petermeijer.
               Elmar, Rijswijk, 2002. ISBN: 90-389-1229-3

    28-07-2010 om 02:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (8)
    27-07-2010
    nieuwsgierig héDe koning, de duif en de valk
    De koning, de duif en de valk
    - Een hindoe-legende over een beschermer van smekelingen -
    Op zekere dag werd een mooie duif in het luchtruim achtervolgd door een valk. Ze streek neer en zocht bescherming bij een edele koning.

    Toen die trouwhartige koning de duif zo angstig een toevlucht zag zoeken op zijn schoot, sprak hij tot haar: "Wees niet zo bang, o uit het ei geborene! Wat heeft je zo beangstigd? Wat heeft je zo'n grote vrees aangejaagd, dat je meer dood dan levend bent? Je veren zijn blauwachtig als een pas ontloken blauwe lotus, en je ogen zijn rood als een granaatappel of de bloesem van de ashokaboom. Vrees niet. Niemand zal je durven aanraken, nu je onder mijn bescherming staat. Ik ben bereid mijn hele koninkrijk voor jou op te offeren en, als het moet, mijn leven. Wees dus kalm, mijn duifje, en vrees niet meer."

    Maar de valk was ook neergestreken en hij riep verontwaardigd: "Die duif is als voedsel voor mij bestemd. Het past niet, o koning, dat u haar tegen mij in bescherming neemt. Ik heb jacht op haar gemaakt en met grote inspanning heb ik haar gevangen. Felle dorst kwelt mij en honger knaagt aan mijn ingewanden. Deze duif is mijn eerlijk verworven prooi. Zie, haar lijf is gekneusd en opengereten door mijn klauwen en ze haalt nog maar zwakjes adem. Om mensen tegen mensen in bescherming te nemen, daartoe heeft u de macht. Maar uw gezag strekt zich niet uit over de vogels die de lucht doorklieven. En als u soms meent verdiensten te verwerven door die duif te beschermen, denk dan ook eens aan mij. Ik sterf bijna van honger!"

    De woorden van de valk brachten de koning in grote verlegenheid. Om ook de valk recht te laten wedervaren, zei hij: "Ik zal voor jou een os laten slachten, of een ever of een hert of een buffel. Stil daar je honger mee. Maar iemand die bij mij bescherming gezocht heeft, mag ik in geen geval in de steek laten. De eerste plicht van een koning is de bescherming van de zwakken."

    Maar de valk zei: "Ik eet het vlees van ossen of evers niet. Ik wens alleen het voedsel dat van eeuwigheid bestemd is voor wezens van mijn soort: valken eten duiven. Maar als u werkelijk zo op die duif gesteld bent, geef me dan vlees van uw eigen lichaam, zoveel als de duif weegt."

    "Het zij zo," antwoordde de koning. "Ik zal doen wat je me vraagt." En na die woorden begon hij zijn eigen vlees af te snijden en het op een weegschaal af te wegen tegen de duif.

    Ondertussen was het tot in de binnenste vertrekken van het paleis doorgedrongen wat er aan het gebeuren was. Onder luid geweeklaag kwamen de koningsvrouwen naar buiten gelopen, behangen met juwelen en edelstenen. Ook de ministers en andere dienaars van de koning kwamen vol ontzetting naar buiten gelopen en de hele omgeving weergalmde van jammerklachten. En de heldere hemel werd met wolken overdekt, terwijl de aarde begon te beven.

    De koning sneed het vlees af van zijn zijde, van zijn armen, van zijn dijen, maar nog altijd woog de duif zwaarder. Toen er van de koning niets meer over was dan een bloedig geraamte, ging hij zelf op de weegschaal liggen om zijn hele lichaam te geven.

    Op dat ogenblik verschenen alle goden. Onzichtbare wezens sloegen op hemelse trommels en een regen van bloemen daalde op de koning neer. De goden omkransten hem en ze voerden de edele koning, die beschermer van smekelingen, in een wagen die schitterde van edelstenen naar het verblijf van de goden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa.
               Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen. Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    27-07-2010 om 04:34 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (15)
    26-07-2010
    nieuwsgierig héDe weerwolven van Wakkerdam
    De weerwolven van Wakkerdam
    - vandaag volle maan -
    - een spel -
    "Aaahh!"

    Een gil klonk door het trappenhuis, toen Anna, de huishoudster van de burgemeester, de slaapkamer van haar baas uit rende. "Anna, wat is er?" riep Floris van onder aan de trap. "De... Hij... Maar..." begon Anna toen ze de trap af rende richting Floris. Toen ze voor hem stond, liet ze zich in zijn armen vallen. Meteen barstte ze in tranen uit, zonder dat ze verder iets gezegd had.

    "Kom maar mee naar de keuken, dan zet ik een kop thee voor je." zei Floris zorgzaam. Hij had Anna nog nooit zo overstuur gezien. Wat ze daarboven gezien had, moest wel erg zijn, wilde ze zo van streek zijn. Langzaam liepen ze samen naar de keuken. Floris moest Anna goed vasthouden, omdat ze nog stond te trillen op haar benen. In de keuken pakte hij er meteen een stoel bij om haar rustig te laten zitten. Floris, die de kok van de burgemeester was en de vriend van Anna, liep naar het gasfornuis om water voor de thee aan te zetten. Toen hij terug naar Anna liep, zat ze voor zich uit te staren.

    "Vertel me nu eerst maar eens wat er aan de hand is." zei Floris op een rustgevende manier. "Oh Floris," begon Anna alweer snikkend. "De Burgemeester, hij is dood." kon ze nog net uitbrengen voor ze weer in tranen uitbarstte.

    Floris stond op van zijn stoel, en liep meteen naar de slaapkamer van de Burgemeester, nagekeken door Anna. Toen Floris boven aan het bed van de Burgemeester stond, sloeg hij zijn hoofd neer. De Burgemeester was inderdaad dood. Waarschijnlijk door ouderdom. Hij was al 87 en had de laatste tijd wat last van verkoudheid. Toch had hij altijd geweigerd zijn baan op te geven. Zelfs bij zijn laatste toespraak, vorige week, had hij nog geroepen dat hij voor de bewoners van het dorp niet zou aftreden, totdat hij zijn laatste adem uit had geblazen. Enkele bewoners waren hier boos om geweest, en hadden hem geroepen af te treden. Andere hadden hem gesteund.

    In werkelijkheid had de Burgemeester zijn dood al lang aan zien komen en had Floris verschillende opdrachten gegeven mocht hij dood gaan. De regel was, mocht de Burgemeester dood gaan, dan zou het kantoor afgesloten moeten worden totdat er een nieuwe Burgemeester was. Al eeuwen was het niet moeilijk geweest om een nieuwe Burgemeester aan te wijzen, omdat er altijd nakomelingen waren geweest van de oude Burgemeester. Maar nu was het iets lastiger. De Burgemeester die nu voor Floris in bed lag, had geen kinderen gehad.

    "Je moet voordat je mijn kantoor verzegeld de inhoud van mijn kluis bekijken." Had de Burgemeester tegen Floris gezegd. "Daarin liggen documenten die van levensbelang zijn voor het dorp. Ik wil dat je deze zo snel mogelijk bekend maakt."

    Floris had ingestemd en nu de Burgemeester dood was, wist hij wat hem te doen stond. Meteen liep Floris naar het kantoor van de Burgemeester en opende de kluis. Veel lag er niet in, maar middenin, vol in het zicht, lag een envelop met "Floris" erop. Snel haalde Floris de envelop eruit, en sloot de kluis weer. Hij verliet het kantoor, en verzegelde de deur.

    Al snel was het hele dorp in rep en roer toen ze hoorde dat de Burgemeester overleden was. Iedereen was in rouw en al snel was er een bijeenkomst geregeld voor de dorpsbewoners. Daar zag Floris zijn kans om de documenten bekend te maken. Hoe eerder hoe beter, want wat erin stond, had hem en Anna behoorlijk geschokt.

    "Dames en Heren, dorpsbewoners jong en oud. Ik heb een ernstige mededeling." Begon Floris toen hij aan het woord kwam. "Het... ehh... blijkt dat ons dorp niet langer veilig is." De dorpsbewoners keken Floris vreemd aan. "Het blijkt dat er in ons dorp Weerwolven wonen." De vreemde blikken van de dorpsbewoners sloegen om in angst. Weerwolven, maar.. dat kon toch niet? Die waren eeuwen geleden al uitgeroeid. "Het blijkt dat de voorvader van onze Burgemeester een contract gesloten had met de Weerwolven, zodat ze het dorp met rust zouden laten. Maar nu de Burgemeester dood is, en er geen nakomelingen zijn die het contract bindend kunnen houden. Hebben de weerwolven weer vrij spel in het dorp."

    Een golf van schrik ging er door de ruimte heen.

    "Ik denk dat we zo snel mogelijk een nieuwe Burgemeester aan moeten wijzen, waarvan we denken dat deze het dorp in goede handen kan leiden. Iedereen moet een stem hebben. Stem nu allen voor een nieuwe Burgemeester."


                                          * * * voor het einde, speel het spel * * *
    Bron : WeerwolvenVanWakkerdam.nl, een initiatief van Frank van den Berg

    26-07-2010 om 00:39 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (3)
    25-07-2010
    nieuwsgierig héDe vogel Feniks
    De vogel Feniks
    - Een sprookje van Hans Christian Andersen -
    In de tuin van het paradijs, onder de boom der kennis, stond een rozenhaag. Hier, in de eerste roos, werd een vogel geboren, zijn vlucht was als die van het licht, heerlijk was zijn kleur, heerlijk zijn zang.

    Maar toen Eva de vrucht van de boom der kennis brak, toen zij en Adam uit de tuin van het paradijs werden verjaagd, viel van het vlammend zwaard van de straffende engel een vonk in het nest van de vogel en deed het in vlammen opgaan. De vogel stierf in de vlammen, maar uit het rode ei vloog een nieuwe, de enige, de steeds enige vogel Feniks. Het verhaal vertelt dat hij in Arabië woont en elke honderd jaar zichzelf in zijn nest verbrandt, en dat een nieuwe feniks, de enige in de wereld, uit het rode ei wegvliegt.

    De vogel fladdert om ons heen, snel als het licht, verrukkelijk van kleur, heerlijk van lied. Wanneer moeder aan de wieg van haar kind zit is hij aan het hoofdeind en slaat met de vleugels een aureool om het hoofd van het kind. Hij vliegt door de kamer van de armoede en brengt zonneglans daarbinnen, de armelijke commode geurt van violen.

    Maar de vogel Feniks is niet alleen de vogel van Arabië. Hij fladdert in de glans van het Noorderlicht over de ijsvelden van Lapland, hij springt tussen de gele bloemen in de korte zomer van Groenland. Onder de koperrotsen van Fahlun, in de steenkolenmijnen van Engeland, vliegt hij als een gepoederde mot, over het gezangboek van de vrome arbeider.

    Hij vaart op het lotusblad in de heilige wateren van de Ganges, en het oog van het Hindoemeisje straalt wanneer zij hem ziet. De vogel Feniks! Ken je hem niet? De vogel van het paradijs, de heilige zwaan van het lied. Hij zat op de kar van Thespis als een lasterende raaf, en sloeg met zijn zwarte met droesem besmeurde vleugels; over de harp van IJslandse zangers gleed de rode zingende snavel van de zwaan; op de schouder van Shakespeare zat hij als Odins raaf en fluisterde hem in het oor: "Onsterfelijkheid." Hij vloog bij het zangersfeest door de ridderzaal van de Wartburg.

    De vogel Feniks: ken je hem niet? Hij zong de Marseillaise voor je en je kuste de veer die van zijn vleugel viel; hij kwam in de glans van het paradijs en jij wendde je misschien af naar de spreeuw, die daar zat met bladgoud op de vleugels.

    De vogel van het paradijs! ledere eeuw vernieuwd, in vlammen geboren, in vlammen gestorven, je beeld, in goud gevat, hangt in de zalen van de rijken; zelf vlieg je dikwijls eenzaam en verdwaald - een sage slechts: de vogel feniks in Arabië.

    In de tuin van het paradijs, toen je geboren werd, onder de boom der kennis, in de eerste roos, kuste God je en gaf je je echte naam - de poëzie.


                                          * * * einde * * *
    Bron : andersenstories.com

    25-07-2010 om 00:39 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (5)
    24-07-2010
    nieuwsgierig héDe grote oehoe van Hardenberg
    De grote oehoe van Hardenberg
    - Een sage over Hendrik Jan Brunink en de duvel in de schuur -
    Hardenberg is een stad waar omheen enorm veel verhalen leven. En één van die verhalen, dat is het verhaal van Hendrik Jan Brunink.

    Het zal ongeveer in 1936 geweest zijn. De Vierde Wijkweg was toen nog een doorlopende weg. Tegenwoordig is het een doodlopende weg, maar toen liep die weg achter een boerderij langs en ging dan door naar de Elfde Wijk.

    En aan de overkant van die weg, daar was een schuur. En in die boerderij daar woonde toen een hele gelovige boer. Die had ook een hele gelovige knecht. En op een dag loopt die knecht die schuur in, het is een beetje donker, en hij ziet boven bij de hanenbalken twee grote rollende gele ogen. Hij holt naar buiten en hij zegt tegen de boer: "Boer, er zit een duvel in de schuur!" - "Wat?" zegt die boer, loopt ook de schuur in, kijkt omhoog, ziet daar die rollende gele ogen, hoort wat geblaas en gesis, komt weer naar buiten en zegt: "Je hebt gelijk. D'r zit een duvel in de schuur!"

    In een mum van tijd staan alle boeren uit de omgeving op het erf, maar niemand durft die schuur in. Ze zeggen: "Wat moeten we nou doen?" en dan zeggen ze: "Weet je wat? We halen Hendrik Jan Brunink erbij."

    Dat is de sterkste man van Hardenberg. Hij is 21 en heeft zulke grote handen dat als zijn moeder zegt: "Hendrik Jan, neem eens wat eieren mee uit de kelder," dan heeft hij op één hand, tien grote eieren. Hendrik Jan Brunink is niet bang, die komt en die pakt een ladder, loopt de schuur in, zet die ladder tegen de hanenbalken en hij klimt omhoog. Maar hij vertelde mij, hij zei: "Toen ik halverwege was, toen zag ik daar die rollende gele ogen, ik hoorde geblaas en gesis en geklapper van vleugels." Hij zegt: "De knieën begonnen mij te knikken. Het zweet brak mij uit." En hij ging de ladder weer af. En toen kwam hij buiten en de mensen zeiden: "Jongens, als Hendrik Jan Brunink er niks mee kan, dan kan niemand d'r wat mee!"

    En toen hebben ze daar de pastoor gehaald uit Slagharen! Die rooms-katholieken die konden er wat meer mee, maar die pastoor die begon d'r helemaal niet aan, die deed het niet. En toen hebben ze de burgemeester gehaald uit Hardenberg. En de burgemeester zei: "Ik weet het goed gemaakt. Die schuur die verbranden wij! Bij alle vier de hoeken!" En dat hebben ze gedaan. Ze hebben de schuur verbrand. Bij alle vier de hoeken is hij brand gestoken en de schuur is opgebrand met duvel en al!

    En toen kreeg die boer geld om die schuur opnieuw te bouwen, maar dat heeft hij helemaal niet gedaan. Hij heeft de boel verkocht en hij is weggegaan. Er kwamen drie broers wonen en die hebben er een tijdje gewoond en toen werd het verkocht aan een mevrouw, die, zodra ze in dat huis kwam wonen, helemaal gek was van uilen. Het enige wat ze deed was uilen verzamelen. Ze had er wel driehonderd! Opgezette uilen! Langs planken onder het plafond, daar stonden die uilen.

    Dat komt door die uil die in de schuur gezeten heeft. Want daar is uiteindelijk iedereen van overtuigd. Dat het een hele grote oehoe was daar in de schuur. Maar zij? Zij wilde er niks van weten. Maar Hendrik Jan Brunink die is er werkelijk bijna beroemd mee geworden: hij en die grote oehoe.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Speciaal verteld door Janna van den Berg voor het project "Nederlandse gemeenten en hun sagen."
               gepubliceerd bij www.beleven.org

    24-07-2010 om 00:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (11)
    23-07-2010
    nieuwsgierig héHoe Anansi slim werd
    Hoe Anansi slim werd
    - Een anansi-verhaal uit Jamaica -
    Op een eiland, waar de gevleugelde slang overheen vloog, woonde in een palmboom de listige spin Anansi, van wiens streken zoveel te vertellen is, dat een heel jaar niet genoeg is om alles te vertellen.

    Slim was Anansi niet altijd; slim werd hij pas op de dag, dat een hongerige jaguar het volgende overdacht: "Een vis, een eend of een varken, zijn niet genoeg voor me. Nauwelijks heb ik ze gevangen en opgegeten of mijn maag is alweer leeg. Als ik me echter dood houdt, zullen alle dieren van het eiland nieuwsgierig bij elkaar komen, en dan kan ik me het laten smaken." Zo gezegd, zo gedaan!

    De jaguar liep rond en zijn klagende schreeuw van pijn liet het hele eiland trillen. En toen hij zich onder de palmboom Inaja op de grond liet vallen en nog eens voor de allerlaatste keer schreeuwde, kwamen er werkelijk heel veel dieren aan, die met grote ogen toekeken en stil waren van vreugde. Alleen de apen begonnen te dansen en te zingen:
    "Jaguar, jaguar,
    niemand krenkt hij meer een haar!
    Komt allen hier, kom snel!
    dan kloppen we de motten uit zijn vel!"
    Al gauw wemelde het onder de palmboom als een bijenkorf. Iedereen wilde de dode rover zien. De papagaaien trokken hem aan zijn snorharen, de apen aan de staart, de mieren klauterden in zijn oren rond en de schildpad knaagde aan een nagel, die hij beslist als herinnering wilde meenemen.

    Ook de anders zo voorzichtige spin Anansi liet zich aan een dunne draad van de palm naar beneden zakken, trok zijn fluitje uit zijn zak en speelde een danswijsje.

    Maar zoals we weten, hield de jaguar zich alleen maar dood. Hij volgde met half gesloten ogen alles wat er om hem heen gebeurde.

    En wat gebeurde er om hem heen?

    De herten groeven een groot gat, de eenden smeerden er leem in en toen het graf groot genoeg was, pakten ze met z'n allen de jaguar op om hem er in te gooien.

    "Houd vol, ene, twee," spoorde Anansi de spin de andere dieren aan.

    Maar plotseling sprong de jaguar op en deelde met zijn sterke klauwen naar alle kanten zulke verschrikkelijke klappen uit, dat zelfs de snelle apen hun leven niet konden redden.

    Alleen Anansi lukte het om te ontkomen. Hij liet zijn fluitje vallen en klom bliksemsnel in de palm. Toen hij een beetje van de schrik bekomen was en naar de vretende jaguar keek, dacht hij: "De andere dieren hebben niet beter verdiend. Ze zijn weliswaar net als ik in de list van de jaguar gelopen, maar ik was sneller dan de jaguar - en ik heb van zijn list geleerd. Van mijn slimheid en handigheid zal je heel gauw meer horen."


                                          * * * Einde * * *
    Bron : "Sprookjes van de Indio's. Mythen, sprookjes en legenden van de Indianen uit Midden- en Zuid-Amerika"
               door Vladimir Hulpach, vertaald door Anke Eggink.
               Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1979. ISBN: 90-202-0044-5

    23-07-2010 om 00:22 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (17)
    22-07-2010
    nieuwsgierig héDe muis en de kat
    De muis en de kat
    - Een fabel over een kat die op bedevaart naar Mekka is geweest -
    Op een mooie dag verspreidde zich een bijzonder nieuwtje onder de muizen: de kat vertrok op pelgrimstocht. Dat deed hun harten kloppen vol verwachting, want ze rekenden erop dat de kat bij zijn terugkomst spijt zou hebben en zou ophouden op hen te jagen.

    Toen de kat terugkwam, besloten de muizen dan ook unaniem om hem te gaan feliciteren. Ze brachten alle cadeaus mee die gewoonlijk aan een hadji gegeven worden en kwamen in een lange rij achter elkaar bij hem binnen, ontroerd en een beetje bang tegelijk. Ze gingen in een kring om hem heen zitten (maar niet te dichtbij), bekeken hem goed en luisterden naar hem. De kat was aardig en vriendelijk en had zijn lange nagels ingetrokken. Bescheiden sloeg hij de ogen neer terwijl hij hun vragen beantwoordde.

    De muizen vertrokken enthousiast en belegden dadelijk een grote vergadering. De jongeren riepen tegen iedereen die het horen wilde, dat het uit was met de oude oorlog, dat een nieuwe tijd zich aankondigde. Eindelijk brak het rijk van de universele liefde aan De kat was erg veranderd en voortaan konden zij als broeders met elkaar leven.

    Maar een oude muis bracht hen tot zwijgen: "De kat is hadji geworden, dat is zeker. Hij draagt de tulband van een hadji, hij heeft de vriendelijkheid en de zenuwachtigheid van een hadji. Maar zijn blik is nog dezelfde; het is de scherpe blik van een kat. Als jullie het mij vragen, laten we dan op onze hoede zijn. Eén reis is niet genoeg om te veranderen wat de eeuwen gesmeed hebben."


                                          * * * Einde * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse,
               Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1990.

    22-07-2010 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (13)
    21-07-2010
    nieuwsgierig héEen spokende hond te Bergeijk
    Een spokende hond te Bergeijk
    - Een verhaal uit Noord-Brabant -
    Geen spook te Bergeijk schijnt in de eerste helft van de vorige eeuw zo menigmaal ontmoet te zijn dan dat hetwelk tussen het dorp en de Broekstraat, ofwel noordwaarts dit gehucht aan het binnenpad, des nachts de voorbijgangers verschrikte. Moeste ik al de gevallen hiervan meedelen, dan zou ik gewis al te lang zijn. Daarom zal ik maar van enige spreken.

    Eens kwam iemand 's nachts aan de zandkuilen, reeds vele jaren een eikenbos, en zag daar het spook. Beangstigd keert hij naar Willem Schippers in de Broekstraat, die tegenover deze plaats, op een paar minuten afstand woonde, en verzoekt deze vriend te willen opstaan en met hem wat mee te gaan. Dit geschiedde. Toen zij nu de gevreesde plaats, zonder het spook te ontmoeten, een goed eind voorbij waren, vervolgde de eerste zijn weg dorpwaarts en Schippers ging naar huis. Maar hoe ontstelde hij korts daarna! Een gedaante als van een hond zweefde over de grond vóór en bezijden hem en verliet hem niet. Wanneer hij zijn huis genaderd was, zag hij het spook over de straat voorbijgaan en terzelfder tijd hoorde hij een geweldige beweging in de eikenbomen die aan de overzijde van de straat staan. Geen mens zou kunnen vertellen wat duivels rumoer daarin al omging.

    Schippers die anders altijd gedienstig was om mensen te vergezellen, heeft zulks na deze nacht, in de donkere, niet meer durven doen.

    Goris Hendriks en Francis Daris die zeer veel samen uitgingen om vissen of bunzings te vangen, kwamen op zekeren avond van het Loo, om naar hunne woning weer te keren. Nabij het van ouds genoemde Kapelleboomke, zag Goris, die met den helm geboren was, een zeer grote hond hen tegemoet komen. Goris zei zulks ontsteld aan zijn makker, doch deze, niet met een helm ter wereld gekomen, kon hem niet bespeuren. Dit was gelukkig voor de hond, want Daris had reeds zijn mes uit de schede getrokken en dreigde hem te steken. Hierom nam de hond een andere richting, en ging bezijden en daarna achter de beide gezellen. Deze sloegen vervolgens het kerkpad en de hond de gewone straat in. Hij had een staar, een gans spookachtig voorkomen en brulde vreselijk. Dat hoorde Daris maar al te goed.

    Arnold van der Meiden deed met een buurman 's nachts de wacht en rustte wat tegen de eikenwal, niet ver van de plaats, waar het spook zijn schuilhoek schijnt te hebben, toen zijn gezel, die naast hem stond, zei dat hij het zag aankomen. Nu kwam het vlak vóór hen doorgegaan, zodat zij goed konden onderscheiden, dat het er uitzag als een grijze hond, zonder benen, die over de grond heenzwierf. Nu gingen zij het nieuwsgierig maar in schrikkelijke angst tot aan de eerste huizen des dorps na, waar het de molenweg insloeg. G. Aarts en veel andere personen zijn door dit spook een groot eind weegs vergezeld geworden. Niemand heeft het persoonlijk kwaad aangedaan, doch velen een schrikkelijke angst op het lijf gejaagd.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De opgeverfde haan. Bekende & onbekende verhalen over schelmen & vagebonden, tovenaars & heksen, boze moeders & ontaarde zonen, ezels & schapen, reuzen & dwergen, kluizenaars & molenaars, tempeliers & wonderdokters, spoken & weerwolven, juffers & bruiden, zeemeerminnen & nachtmerries, bokken & egels, soldaten & jagers, katers & eksters, knechten & meesters, kooplieden & dieven & vele andere eeuwige stuiverzoekers" samengesteld door Willem de Blécourt.
              Uitgeverij Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1982. ISBN: 90-274-7115-0

    21-07-2010 om 00:22 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (16)
    20-07-2010
    nieuwsgierig héHet oude moedertje
    Het oude moedertje
    - De gebroeders Grimm over een oude, alleen overgebleven vrouw -
    Er was eens in een grote stad een heel oud moedertje, en zij zat 's avonds alleen op haar kamer, en ze zat erover na te denken, hoe ze eerst haar man, dan haar beide kinderen, langzamerhand al haar familie, en tenslotte vandaag nog haar laatste vriend had verloren, en dat ze nu helemaal alleen en verlaten was.

    Toen werd ze moedeloos en treurig in het diepst van haar hart, maar het zwaarste woog haar wel het verlies van haar beide zoons; en in haar verdriet gaf zij God er de schuld van. Ze zat zo stil en in gedachten verzonken, toen opeens de kerkklok luidde voor de kerkdienst. Zij verbaasde zich erover dat ze zo de hele nacht in verdriet had doorgewaakt, en ze stak licht aan en ging naar de kerk.

    Bij haar aankomst was de kerk al licht, maar niet, als gewoonlijk, door kaarsen maar door een eigenaardige schemer. De kerk was ook al helemaal vol, ja, alle plaatsen waren bezet, en toen het moedertje op haar gewone plaats kwam, was die ook niet meer leeg, maar de hele bank zat vol. En toen ze de mensen aankeek, toen waren het allemaal gezichten van familie die al overleden was, ze zaten daar in hun ouderwetse kleren, maar met bleke gezichten. Ze praatten niet en ze zongen niet, maar er ging een zacht gemurmel door de kerk.

    Toen stond er iemand op en ging naar voren en zei tegen het oude moedertje "Kijk eens naar het altaar, daar zult u uw beide zoons zien." De oude vrouw keek en ze zag haar beide kinderen, en de één hing aan de galg en de ander was op het rad gebonden. Toen zei de moei: "Zie je, zo zou het hun vergaan zijn, als ze in leven waren gebleven en God hen niet als onschuldige kinderen bij zich had genomen."

    Sidderend ging het oude vrouwtje huiswaarts, en op haar knieën dankte zij God, dat hij het beter voor haar had gemaakt, dan ze had kunnen begrijpen. En op de derde dag ging zij liggen, en stierf.


                                          * * * einde * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel : Das alte Mütterchen

    20-07-2010 om 00:22 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (18)
    19-07-2010
    nieuwsgierig héDe brand in de vingerhoedmolen
    De brand in de vingerhoedmolen
    - Een sage uit Vianen over een 17e eeuwse vingerhoedmaker -
    Even buiten de landpoort, een stadspoort van Vianen, stond de vingerhoedmolen van de achtbare schepen Willem van Rijssel. Hij trachtte daar met zijn knechten het dagelijks brood te verdienen.

    Als hij na volbrachte dagtaak 's avonds in zijn prieeltje zat tussen de fruitbomen van zijn hof, dat zich uitstrekte van zijn huis en molen tot de Eikelendreef en verder begrensd werd door de Varkensweide en de oude boomgaard langs de Gemeenteweg, voelde hij zich tevreden. Hij was een rijk man. Maar op een zondag in 1698 gebeurde het.

    Zijn buurvrouw was Elsje Vroon, die samen met haar man, Hendrik Vroon, een kleine boerderij bezat en ook een paar huisjes in de stad. Zij waren eenvoudige mensen maar ook wat je noemt in goede doen. Elsje werkte hard, maar naast koeienmelken en het maken van kaas en boter was ze ook abnormaal nieuwsgierig.


    Op die zondagochtend was het doodstil, iedereen was naar de kerk, ook haar man en de familie van Rijssel. Elsje keek naar de vingerhoedmolen en naar het huis van haar buren. Daar was ze nog nooit binnen geweest. De van Rijssels groetten wel vriendelijk - dat is waar - maar deze mensen waren zo deftig. Wat moesten die vingerhoedjes een goede business zijn. Het zou wel erg deftig en mooi in het huis van de van Rijssels zijn! O, wat was Elsje nieuwsgierig! Ze wilde die luxe graag zelf zien.

    Elsje kon zich onmogelijk bedwingen, sloop naar het huis van de van Rijssels en keek door het keukenraam. O, wat zag ze prachtige spullen! Was de deur op slot? Ja, die was dicht maar een klein raampje stond op de haak zodat Elsje de deur ontgrendelen kon.

    Ze hoorde het gezang in de kerk en wist dat ze een tijdje niet gestoord zou worden en Elsje sloop naar binnen. Ze zwom in nieuwsgierigheid en pakte een paar luxe dingen op om ze wat beter te bekijken. Helaas, althans voor Elsje, was de meid van de van Rijssels thuis, zittend in de kelder waar ze een stiekeme slok van de wijn nam.

    De meid hoorde de geluiden in het verondersteld lege huis, dacht dat de van Rijssels al uit de kerk kwamen, liep snel de trap op en betrapte Elsje Vroon op heterdaad. De twee vrouwen schrokken zich wild en begonnen van de weeromstuit elkaar uit te schelden en Elsje vluchtte naar huis.

    Toen Willem van Rijssel, de vingerhoedmaker, thuis kwam van de kerk, vertelde de meid hem wat er gebeurd was en omdat
    het op inbraak leek, ging Willem naar de schout.

    Er was echter maar een getuige en daarom eiste Willem van Rijssel dat de tweede getuige gebruikt moest worden, namelijk de pijnbank. De schout haalde Elsje Vroon op van huis en zij onderging de verschrikkelijke behandeling op de pijnbank, maar ze bekende niet.


    Elsje had haar man niets over haar bezoek aan het huis van de van Rijssels verteld, maar toen ze gekneusd en bont en blauw thuis kwam, moest ze wel. Elsje's echtgenoot werd woest over de beschuldiging van de vingerhoedmaker want hij geloofde zijn vrouw. Hij wist dat ze nieuwsgierig was, maar een dief dat nooit.

    Hij kreeg een idee, hij dacht wat de vingerhoedman kan, dat kan ik ook en ging naar de schout. "Schout," zei Hendrik, "de vingerhoedmaker heeft nu bij mij ingebroken, ik heb maar een getuige en nu wil ik dat de vingerhoedmaker op de pijnbank gelegd wordt."

    De schout echter weigerde dit en Hendrik, Elsje's man, was woedend over deze rechtsongelijkheid en zwoer, zelf wraak te nemen. In de nacht van 2 juli 1698 stak Hendrik met zijn familie het huis van Willem van Rijssel in brand. Zowel huis als vingerhoedmolen brandden tot de grond toe af.

    Hendrik en Elsje wachtten het oordeel van het gerecht maar niet af en vluchtten nog dezelfde nacht naar Hagestein.


    De Vrouwe van Vianen, Hare Excellentie mevrouw de Gravin Douarière van der Lippe, schreef haar secretaris. "Ik deel, ten uiterste in het ongeluk der goede van Rijssel en zijn vrouw en ik wil dat er, voor zover mogelijk, een strenge en voorbeeldige straf zal gedaan worden."


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : http://www.vingerhoedjes.net/serie/verhalen.htm

    19-07-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (13)
    18-07-2010
    nieuwsgierig héDe kat heeft het opgegeten
    De kat heeft het opgegeten
    - Een verhaal van Nasreddin Hodja -
    Hodja liep langs de slager en zag dat deze een pas geslacht rund doormidden hakte. Hij sneed het verse vlees af en hing dit aan grote haken in de winkel. De vele vliegen die op de geur van het bloed kwamen aanzoemen, kregen geen kans zich op de buit te storten. Het zoontje van de slager vliegenmepperde ze naar de andere wereld. Een enkeling die op de grond viel en luid zoemend weigerde heen te gaan, werd geplet onder de leren zool van een kinderschoen.

    Hodja die op de weg stond te kijken, zag echter iets heel anders. Hij zag als in een droom het malse vlees geroosterd op zijn eigen tafel staan. Hij bedacht zich niet en kocht een kilo van het beste vlees. Onderweg naar huis had hij al zes maaltijden klaargemaakt, tot hij besloot dat hij de zevende wenste. Thuis gaf hij het vlees aan zijn vrouw, tegelijk met de uitvoerige wensen voor zijn favoriete maaltijd.

    Daarna ging Hodja zoals gewoonlijk naar het theehuis om een waterpijp te roken. Zonder groeten liet zijn vrouw hem gaan, maar inwendig brandde een hellevuur. Haar handen moesten het werk doen, terwijl zijn billen een middagslaap hielden.


    Toen ging ze naar de keuken en prikte stukjes vlees, uien, paprika en tomaten aan de roosterpennen. Daarna roosterde ze die boven een zacht gloeiend houtskoolvuurtje. Ze kookte rijst, weekte de bulgur, waste de sla, vulde tomaten en paprika"s en deed nog veel meer. Ten slotte dekte ze de tafel geheel volgens de wensen van Hodja. Nu stuurde ze niet zoals gewoonlijk het buurjongetje naar het theehuis om Hodja te halen, maar nodigde haar beste vriendinnen uit. Onder het vertellen van de laatste roddels deden ze zich tegoed aan de geroosterde sis-kebab.

    Korte tijd nadat haar vriendinnen weer weggegaan waren en de tafel afgeruimd was, kwam Hodja terug. Hij verwachtte een uitnodigende tafel aan te treffen. Daarom kon hij zijn ogen niet geloven, toen hij een kale tafel zag met daarop alleen een bord soep.

    "Waar is mijn vlees?" vroeg hij.

    "O, dat heeft de kat opgegeten," antwoordde zijn vrouw luchtig.

    "Maar ik heb een hele kilo gekocht!"

    Naarstig zochten zijn ogen onder de tafels en stoelen naar
    de schuldige. Daar zag hij het onooglijke beestje liggen, dat alleen uit botten en vel bestond. Hodja greep de kat bij het nekvel en tilde haar hoog boven zijn hoofd. Zij voelde zó licht aan, dat hij eerst geloofde dat de zwaartekracht voor haar niet bestond.

    Hij zette de kat op de weegschaal en riep uit: "Ze weegt precies één kilo; dus als dit het vlees is, waar is dan de kat?"


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : “Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. List & bedrog. Verhalen over eerlijkheid, gastvrijheid, list en bedrog uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie”
                 Lemniscaat, Rotterdam, 1990.

    18-07-2010 om 00:28 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (10)
    17-07-2010
    nieuwsgierig héDe sluwe jakhals
    De sluwe jakhals
    - Een Indiase fabel uit de Mahabharata over een ander te slim af zijn -
    Er was eens een jakhals, die leefde in gezelschap van vier vrienden: een tijger, een wolf, een muis en een wezel. Op zekere dag zagen ze in het woud een sterk hert, de leider van een kudde. Maar omdat het veel te sterk en te snel was, konden ze het niet buitmaken. Daarom belegden ze een samenkomst om te beslissen hoe ze het zouden aanpakken.

    De jakhals opende de vergadering en sprak: "Machtige tijger, je hebt nu al vele pogingen ondernomen om dit hert te vangen, maar tevergeefs. Het is sterk, vlug en heel intelligent. We moeten anders te werk gaan. Ik stel voor dat nu de muis probeert het hert in zijn poot te bijten, terwijl het slaapt. Daarna kan de tijger - schrikwekkend in zijn kracht - het hert zonder moeite overvallen."

    Nadat ze dit voorstel gehoord hadden, zetten ze zich aan het werk. Terwijl het hert sliep, knaagde de muis aan zijn achterpoot. En toen de tijger daarna het manke dier achtervolgde, kon hij het gemakkelijk inhalen en doden.

    Toen het hert daar bewegingloos lag, zei de jakhals tegen zijn vrienden: "Gaan jullie de rituele reinigingen verrichten; ik pas zolang wel op de buit."

    De vier andere dieren gingen naar de rivier om zich te reinigen van bloedschuld. Ondertussen zat de jakhals diep na te denken wat hij zou doen.

    De tijger, schrikwekkend door schrikwekkende kracht, was de eerste die terugkeerde. Toen hij de jakhals zag, die verzonken was in diepe meditatie, vroeg hij: "O wijze jakhals, waarom kijk je zo zorgelijk? Jij bent de verstandigste van alle bewoners van het woud. Kom, laten we vandaag feestvieren."

    Maar de jakhals antwoordde: "Luister, machtige tijger, wat de muis overal in het woud durft te vertellen. Ze zegt tegen iedereen dat het hert gedood is door haar toedoen, maar dat wij nu gaan profiteren van haar werk. Nu ik dat gehoord heb, wens ik er niet van te eten!"

    Daarop zei de tijger: "Als de muis dat rondgestrooid heeft, wil ik er ook niet van eten. Van vandaag af zal ik mijn voedsel geheel alleen zoeken." En gekwetst in zijn fierheid, ging de tijger heen.

    Nadat de tijger was heengegaan, kwam de muis terug. Toen de jakhals de muis zag, zei hij: "Gegroet, muis! Luister wat de wezel gezegd heeft. Ze heeft gezegd: 'Dit hertenvlees is vergiftigd, want de tijger heeft er zijn vuile klauwen in geslagen. Ik durf er in ieder geval niet van te eten. Maar als je er niets tegen hebt, mijn beste jakhals, dan zal ik straks de muis doden en opeten.'" De jakhals was nog niet uitgesproken, of de muis was al verdwenen.

    Toen kwam de wolf, die ook zijn rituele wassingen beëindigd had. De jakhals zei hem: "De tijger, de koning van het woud, is erg boos op jou. Hij zit hier ergens met zijn vrouw te wachten om je aan te pakken." De wolf, die belust was op het vlees, vond het toch beter te verdwijnen. Hij maakte zich zo klein als hij maar kon en hij vluchtte het diepe bos in.

    Toen kwam de wezel. Toen de jakhals hem zag komen, zei hij: "Met mijn krachtig gebit heb ik de anderen overwonnen en ze zijn smadelijk gevlucht. Je mag van het vlees eten, maar dan zul je eerst met mij moeten vechten!"

    Daarop antwoordde de wezel: "Als de machtige tijger, de wolf en de slimme muis overwonnen zijn door jou, dan wens ik niet te vechten. Ik neem je uitdaging niet aan!" En na die woorden liep ook de wezel weg.

    Toen ze allen verdwenen waren, begon de jakhals zich op zijn eentje tegoed te doen aan het hertenvlees, uiterst tevreden over zijn politiek.


                                          * * * Einde * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa.
               Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen.
               Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    17-07-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (6)
    16-07-2010
    nieuwsgierig héLuisje en vlootje
    Luisje en vlootje
    - Een sprookje van Grimm -
    Er waren eens een luisje en een vlootje. Ze hadden samen een huishoudinkje opgezet en brouwden bier in een eierschaal. Toen het bier kookte in de dop, viel het luisje er in en verbrandde. Daar begon het vlootje luid te schreien. En het kamerdeurtje zei: "Maar vlootje, waarom huil je zo?" - "Omdat 't luisje verbrand is!" Toen ging het deurtje piepen. Het bezempje dat in de hoek stond, zei: "Waarom piep je zo, deurtje?" - "Zou ik niet piepen?
    Luisje is verbrand,
    Vlootje schreit!"
    Opeens begon het bezempje verschrikkelijk hard te vegen. Daar kwam een wagentje aan en zei: "Waarom veeg je zo, bezempje?" - "Zou ik niet vegen?
    Luisje is verbrand,
    Vlootje schreit,
    Deurtje krijt!"
    Toen zei het wagentje: "Dan ga ik heel hard rijden" en het begon heel hard te rijden over de weg. Toen zei een keuteltje dat op de weg lag, waar het wagentje langs reed: "Wat rijd jij hard, wagentje?" "Zou ik niet jagen?
    Luisje is verbrand,
    Vlootje schreit,
    Deurtje krijt,
    Bezempje vaagt,
    Wagentje jaagt."
    En toen zei het keuteltje: "Dan zal ik heel hard verbranden" en het begon met een helle vlam te branden. Er stond een boompje naast de weg waar het keuteltje lag, dat zei: "Keuteltje, waarom brand je?" - "Zou ik niet branden?
    Luisje is verbrand,
    Vlootje schreit,
    Deurtje krijt,
    Bezempje vaagt,
    Wagentje jaagt,
    Keuteltje vlamt."
    Toen zei het boompje: "dan ga ik me schudden," en 't begon zich zo te schudden, dat alle blaadjes afvielen. Dat zag een meisje, dat aankwam met een waterkruikje, en zij riep: "Boompje! wat schud je je!" - "Zou ik mij niet schudden?
    Luisje is verbrand,
    Vlootje schreit,
    Deurtje krijt,
    Bezempje vaagt,
    Wagentje jaagt,
    Keuteltje vlamt,
    Dat het verbrandt!"
    En toen zei het meisje: "Dan gooi ik het waterkruikje stuk!" Toen zei het bronnetje, waar het water uit welde: "Meisje, waarom breek je het waterkruikje?" - "Zou ik het waterkruikje niet breken?
    Luisje is verbrand,
    Vlootje schreit,
    Deurtje krijt,
    Bezempje vaagt,
    Wagentje jaagt,
    Keuteltje vlamt,
    Dat het verbrandt,
    En het boompje gaat aan 't schudden."
    "Zo," zei het bronnetje, "en nu ga ik heel hard stromen," en het begon verschrikkelijk hard te stromen. En in het water is tenslotte alles weggespoeld, het meisje, het boompje, het keuteltje, het wagentje, het bezempje, het deurtje, het vlootje - alles en alles!


                                          * * * einde * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel : Läuschen und Flöhchen

    16-07-2010 om 00:04 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (10)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!