Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    08-08-2010
    nieuwsgierig héKoning Radboud weigert het doopsel (vervolg)
    Koning Radboud weigert het doopsel - vervolg
    - Een Westfriese legende over Wulfram en Radboud -
    Wulfram had dagelijks aan het Friese hof gepredikt. Zijn gehoor had ademloos naar zijn woorden geluisterd. Het beeld van Christus was vollediger geworden. Nu zagen de Friezen de ogen van de nieuwe God op zich gevestigd. Zeker, Hij was een vorst, een koning, maar Hij kon ook de minste, Hij kon een dienaar zijn. Hij had de dood overwonnen en zegevierend en vol luister verbleef Hij in Zijn hemel, maar er was ook een dag geweest, waarop Hij als offerdier, met de zonden van de mensen beladen, op schandelijke wijze gekruisigd was.

    Radboud echter hield zijn blik slechts op de hemelse Koning gevestigd en hij vroeg de Angelsaksische monnik het doopwater over hem uit te gieten. Met de koning zouden nog vele anderen gedoopt worden; ook Vrouwgaast, zijn zuster, zou christin worden. Bij de bron wachtte Wulfram de koning, en die met hem gedoopt zouden worden. Radboud stond nu voor de priester. "Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest," zo begon de monnik. En de jongen, die hem tot knecht diende, antwoordde: "Gelijk het was in den beginne en nu en altijd, in de eeuwen der eeuwen. Amen."

    "Ik zal rein water over u uitstorten en gij zult van al uw ongerechtigheden gezuiverd worden, zegt de Heer." Toen vroeg Wulfram de koning naar zijn naam. "Radboud is mijn naam." - "Wat vraagt gij van de kerk Gods?" - "Ik vraag het geloof." - "Wat geeft u het geloof?" - "Het eeuwige leven."

    Vraag en antwoord wisselden elkaar af. De koning verzaakte aan de duivel en al zijn werken en ijdelheden en geloofde aan God, aan Zijn enige Zoon en aan de Heilige Geest. Ten slotte vroeg Wulfram: "Wat vraagt gij?" - "Het doopsel," antwoordde Radboud en hij zette zijn rechtervoet in het water. - "Wilt gij gedoopt worden?"

    Op dat ogenblik rezen voor het geestesoog van de koning de gestalten van zijn gestorven voorouders op. Zijn vader en ook zijn grootvader, had hij gekend. Het waren beiden onverschrokken mannen geweest, die met krachtige vuist hadden geregeerd. Zij waren zijn voorbeeld geweest; zij hadden hem gevormd naar lichaam en geest. Zij hadden hem verteld van hun voorvaderen, die ook de zijne waren. En nu stonden zij allen om hem heen en keken hun nazaat in de ogen. Het scheen Radboud toe, dat zij hem uitdaagden. De koning richtte zich haastig tot de priester en hij vroeg hem: "Waar zijn mijn voorouders?" En hij verwachtte, dat Wulfram zou antwoorden: "In de hemel; daar waar helden thuis horen!" Maar de monnik schudde het hoofd: "Ik weet niet waar uw voorouders zijn. Wat weten wij mensen van de doden? Het is niet aan ons, slechts aan God, om over hen te oordelen."

    Toen werd Radboud bevreesd en hij riep uit: "Mijn voorouders zijn niet gedoopt. Zijn zij wellicht verdoemd?!" - "Ik weet het niet," antwoordde de priester. "Gij weet het niet, maar gij veronderstelt het wel!" - "Nogmaals, wij weten niet, wat God met de zielen der afgestorvenen doet..." De koning liet Wulfram niet uitspreken. Met het oog op zijn voorouders gericht, riep hij uit: "Als gij denkt dat zij verdoemd zijn, dan wil ik met hen verdoemd zijn, want in het hiernamaals wil ik niet van hen gescheiden zijn!" - "Laat dit rusten, koning," zo trachtte Wulfram de vorst tot andere gedachten te brengen. "En laat mij u thans mogen dopen."

    Op dat ogenblik trad Bernlef - dezelfde die Radboud al eerder voor het christendom had gewaarschuwd - naar voren en zei: "Waarom zoudt gij u laten dopen, wanneer gij daardoor de kans loopt niet in de hemel der voorvaderlijke helden te komen, doch in een geheel andere, waarin gij de metgezel van een slaaf, die aan een kruishout stierf, zult zijn?!"

    Er was een ogenblik van afschuwelijke stilte, toen riep Radboud uit: "Ik wil, dat de hemel der helden na mijn dood mijn deel zal zijn!" Met een plotselinge ruk trok hij zijn rechtervoet uit het water. "Daartoe is voor mij uw doopsel niet nodig! Integendeel, het is een belemmering daartoe!"

    Verder zwijgend verliet de koning de plaats, waar hij gedoopt zou worden. Maar achter zich hoorde bij het geweeklaag der andere Friese dopelingen, waaronder Iglo, de stoutmoedige krijgsoverste en Tako, de fijnzinnige ziener. En ook vernam hij het snikken van zijn zuster Vrouwgaast, die hij boven alle andere stervelingen lief had.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Noord- en Zuid-Nederlandse sagen en legenden" door Willem Hoffman.
               Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1962.
               www.beleven.org

    08-08-2010 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (5)
    07-08-2010
    nieuwsgierig héKoning Radboud weigert het doopsel
    Koning Radboud weigert het doopsel
    - Een Westfriese legende over Wulfram en Radboud -
    In de koningszaal van de burcht zat Radboud op zijn troon en naast hem zat zijn zuster, Vrouwgaast. "Broeder," zei ze, "ontvang nu de vrome Wulfram. Hij zal u van Christus spreken." De koning zag zijn raadslieden, de hoofdmannen en de skalden, die om hem heen stonden, in de ogen. Hij hoefde hun niets te vragen. Van elk kende hij de meningen en gedachten. Van Iglo, de stoutmoedige krijgsoverste, van Tako, de fijnzinnige ziener, van Bernlef, het heftige priesterhoofd en van al de anderen. Toen keek hij over de hoofden van zijn raadslieden heen en zijn blik vestigde zich op het zonnerad boven de ingang van de zaal. Een tijdelijk beeld van de eeuwigheid had Tako dit zonnerad genoemd. Van het tijdelijke, daarvan wist koning Radboud veel, van de eeuwigheid echter weinig of niets.

    De koning gaf zijn zuster een wenk. De christenprediker zou in hun midden van zijn God mogen spreken. Was hij een Frank geweest, dan zou koning Radboud hem dit nooit hebben toegestaan, maar hij was een volgeling van Willibrord, en ook een Angelsaks en zijn sibbe was aan die van de Friese vorst verwant. De monnik werd voor de koning geleid. Vrij en frank stond hij voor zijn gastheer. "Spreek!" zei Radboud.

    "Ik ga u spreken van God," begon Wulfram, "van Christus, de Eerstgeborene van gans de schepping, want in Hem werd alles geschapen, wat in de hemel is en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare dingen. Ik ga u tekenen Zijn gestalte, opdat Zijn beeld, dat van de vorstelijke held, dat van de vaderlijke vriend, voor u moge staan, nu en voor altijd. Dit is Zijn beeld: Hij is gezeten op een hoge stoel; Hij is omringd door de groten van Zijn rijk in de zaal van Zijn koninklijke burcht. Zijn ogen zijn het licht, dat uitgaat over gans de wereld, dat schijnt bij dag en bij nacht, brandend en flonkerend aan het uitspansel des hemels, schitterend aan de noordelijke horizon. Zijn adem is de kracht, die stormt over de zeeën en de velden, die de gesteenten van de bergen breekt en het zand van de heuvelen verstrooit. Gezegend zijn zij, die in Zijn licht staan, want zij zullen Zijn kracht ontvangen: de man een ontembare moed, de vrouw een onvergankelijke liefde. Wie zou aarzelen deze God dienstbaar te zijn? Zoudt gij dat wagen? Gij, die u voedt, die u kleedt, die u siert met Zijn vorstelijke gave, gij, die in de wouden, in de houttuinen Zijn wild opjaagt? Gij, die in de stromen, in de vijvers Zijn vissen, Zijn waterdieren vangt? Gij, die van de velden Zijn vruchten oogst, uit de boomgaarden Zijn herfstfruit plukt? Gij, die u kleedt met de huiden van Zijn dieren, met het weefsel, gesponnen van Zijn gewassen; gij, die u siert met de glinsterende metalen, gedolven uit de schoot van Zijn groeven; met de flonkerende barnstenen, gewonnen uit de diepten van Zijn zee? Nee, gij zult niet aarzelen; gij, volk van de Friese stammen, zult met vreugde Zijn licht ontvangen! En de kracht, die Hij u geeft, zal u vormen tot Zijn getrouwe kampvechters; gij zult strijden in Zijn heir en met Hem, de held Christus, de Koning der Koningen, uw hoop en uw roem, zult gij overwinnen al de machten van duisternis en boosheid. En wanneer uw strijd in dit aardse leven gestreden zal zijn, zal Christus, uw Vader, u ontvangen in de zaal van Zijn koninklijke burcht en Hij zal opstaan van Zijn hoge stoel, en al de groten van Zijn rijk zullen oprijzen en Hij, uw God, zal u begroeten, en u sluitend in Zijn armen, zal Hij u noemen: Mijn edele, vrije Fries. En Hij zal u geven de schaal van Zijn eeuwige drank en Hij zal u doen nederzitten in Zijn eeuwige zaal."

    De woorden van Wulfram hadden grote indruk gemaakt. Allen zwegen. Toen sprong Bernlef naar voren; zijn vurige blik op de koning gevestigd, riep hij uit: "Wie zou aarzelen, deze God dienstbaar te zijn? vraagt deze monnik. Maar dienstbaarheid aan deze God betekent ook: vazal van de Frank zijn!" - "Is dat zo?" vroeg Radboud. "Een Frank of een vazal van een Frank zou het niet wagen, zonder wapenen hier in uw midden, in de koningszaal van de Friezen, te verschijnen," antwoordde de christenprediker eenvoudig. "Je hebt moed en alleen op een moedig man kan men vertrouwen; daarom geloof ik je." - "Ik dank u, koning!"

    Toen zei Radboud, en zijn woord was tevens een bevel voor zijn groten: "Breng vrij verder je boodschap. Wij zullen naar je luisteren en over je woorden nadenken. Iglo zal je beschermen."


                                   * * * wordt vervolgt * * *
    Bron : "Noord- en Zuid-Nederlandse sagen en legenden" door Willem Hoffman.
               Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1962.
               www.beleven.org

    07-08-2010 om 00:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (7)
    05-08-2010
    nieuwsgierig héHet Mariabeeld te Wessem
    Het Mariabeeld te Wessem
    - Een Limburgse legende over het wonderbeeld van de Mariakapel -
    Iets buiten het dorp Wessem, ligt een kleine eenvoudige kapel. Zij is in het bezit van twee Mariabeelden. Het ene is nog nieuw en steekt zeer af bij het andere ruwe beeldje dat er naast staat en een opmerkelijke oudheid verraadt. Het is merendeels wegens dit laatste dat de kapel zo druk bezocht wordt.

    Immers de bewoners van Wessem plaats hebben van hun ouders vernomen, hoe wondervol dit beeldje voor Wessem behouden bleef, en daardoor is het hun bijzonder dierbaar.

    Het was namelijk tijdens de eerste Franse omwenteling. De Maas had haar water over de dijken gestuwd, en tengevolge hiervan waren de nabij de kapel gelegen grachten, die nog maar net bestonden en een gedeelte van Wessem omvatten, tot de randen toe met water gevuld.

    Gelijk elders, woelde te Wessem ook een club godvergeten revolutionaire handlangers, en het spreekt dus van zelf, dat baldadigheden tegen de godsdienst niet lang uitbleven.

    Op zekere dag viel hun oog op het Lieve Vrouwebeeld, destijds boven op de kapel geplaatst, en tot dusverre onopgemerkt door hen. Zij rukten het beeld weg, wierpen het in de dichtstbijzijnde gracht, en na deze heiligschennis gingen zij heen.

    De godsdienstige inwoners hadden met een weemoedig hart deze snode daad aanschouwd. Nog wierpen zij een laatste blik op dat beeld, dat zij van jongs af aan op de kapel gezien hadden, en waaraan voor hen zo menige aangename herinnering verbonden was. Nu - helaas! - was het hun voor altijd ontroofd. Immers wegens de hoge waterstand stonden de grachten in verbinding met de Maas en de stroming was fel! De Maasstroom zou het beeld meevoeren en de bedrukte toeschouwers zouden het nooit meer zien!

    Maar wat gebeurde? In plaats van door het onstuimig water te worden weggesleept, dreef het beeld tegen de stroom in, terug naar de kapel. Met een dankbaar hart werd het door de vreugdedronken inwoners opgenomen en sinds die tijd te Wessem met de grootste eerbied bewaard.

    Zo verhalen met een blij gemoed de ouders te Wessem aan hun kinderen de legende van het oud en ruw, maar dierbaar wonderbeeld van Maria.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Limburgsche legenden, sagen, sprookjes en volksverhalen. Deel 1"
               verzameld en uitgegeven door H. Welters.
               Uitgeverij de Lijster, Maasbree, 1982. ISBN: 90-6486-031-9

    05-08-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (10)
    27-07-2010
    nieuwsgierig héDe koning, de duif en de valk
    De koning, de duif en de valk
    - Een hindoe-legende over een beschermer van smekelingen -
    Op zekere dag werd een mooie duif in het luchtruim achtervolgd door een valk. Ze streek neer en zocht bescherming bij een edele koning.

    Toen die trouwhartige koning de duif zo angstig een toevlucht zag zoeken op zijn schoot, sprak hij tot haar: "Wees niet zo bang, o uit het ei geborene! Wat heeft je zo beangstigd? Wat heeft je zo'n grote vrees aangejaagd, dat je meer dood dan levend bent? Je veren zijn blauwachtig als een pas ontloken blauwe lotus, en je ogen zijn rood als een granaatappel of de bloesem van de ashokaboom. Vrees niet. Niemand zal je durven aanraken, nu je onder mijn bescherming staat. Ik ben bereid mijn hele koninkrijk voor jou op te offeren en, als het moet, mijn leven. Wees dus kalm, mijn duifje, en vrees niet meer."

    Maar de valk was ook neergestreken en hij riep verontwaardigd: "Die duif is als voedsel voor mij bestemd. Het past niet, o koning, dat u haar tegen mij in bescherming neemt. Ik heb jacht op haar gemaakt en met grote inspanning heb ik haar gevangen. Felle dorst kwelt mij en honger knaagt aan mijn ingewanden. Deze duif is mijn eerlijk verworven prooi. Zie, haar lijf is gekneusd en opengereten door mijn klauwen en ze haalt nog maar zwakjes adem. Om mensen tegen mensen in bescherming te nemen, daartoe heeft u de macht. Maar uw gezag strekt zich niet uit over de vogels die de lucht doorklieven. En als u soms meent verdiensten te verwerven door die duif te beschermen, denk dan ook eens aan mij. Ik sterf bijna van honger!"

    De woorden van de valk brachten de koning in grote verlegenheid. Om ook de valk recht te laten wedervaren, zei hij: "Ik zal voor jou een os laten slachten, of een ever of een hert of een buffel. Stil daar je honger mee. Maar iemand die bij mij bescherming gezocht heeft, mag ik in geen geval in de steek laten. De eerste plicht van een koning is de bescherming van de zwakken."

    Maar de valk zei: "Ik eet het vlees van ossen of evers niet. Ik wens alleen het voedsel dat van eeuwigheid bestemd is voor wezens van mijn soort: valken eten duiven. Maar als u werkelijk zo op die duif gesteld bent, geef me dan vlees van uw eigen lichaam, zoveel als de duif weegt."

    "Het zij zo," antwoordde de koning. "Ik zal doen wat je me vraagt." En na die woorden begon hij zijn eigen vlees af te snijden en het op een weegschaal af te wegen tegen de duif.

    Ondertussen was het tot in de binnenste vertrekken van het paleis doorgedrongen wat er aan het gebeuren was. Onder luid geweeklaag kwamen de koningsvrouwen naar buiten gelopen, behangen met juwelen en edelstenen. Ook de ministers en andere dienaars van de koning kwamen vol ontzetting naar buiten gelopen en de hele omgeving weergalmde van jammerklachten. En de heldere hemel werd met wolken overdekt, terwijl de aarde begon te beven.

    De koning sneed het vlees af van zijn zijde, van zijn armen, van zijn dijen, maar nog altijd woog de duif zwaarder. Toen er van de koning niets meer over was dan een bloedig geraamte, ging hij zelf op de weegschaal liggen om zijn hele lichaam te geven.

    Op dat ogenblik verschenen alle goden. Onzichtbare wezens sloegen op hemelse trommels en een regen van bloemen daalde op de koning neer. De goden omkransten hem en ze voerden de edele koning, die beschermer van smekelingen, in een wagen die schitterde van edelstenen naar het verblijf van de goden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa.
               Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen. Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    27-07-2010 om 04:34 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (15)
    29-06-2010
    nieuwsgierig héLidwina van Schiedam
    Lidwina van Schiedam
    - zomaar een heilige -
    Lidwina werd in 1380 te Schiedam geboren. Ten gevolge van een noodlottige val op het ijs brak zij haar heup en was gedurende 38 jaar bedlegerig. Te midden van haar vreselijk lijden was zij een voorbeeld van heldhaftig geduld en van uitzonderlijke liefde tot God en haar medemensen. Op 14 april 1433 werd zij uit haar voortdurende beschouwing van Christus' passie opgeroepen tot het aanschouwen van zijn heerlijkheid. De verering die haar na haar dood ten deel viel, werd in 1890 officieel erkend, toen paus Leo XIII haar liturgische viering goedkeurde. Tevoren was een deel van haar relieken, die in 1615 om veiligheidsredenen naar Brussel waren gebracht, op 14 juni 1871 naar haar geboortestad teruggebracht.

    Een andere bron vertelt wat meer:

    In 1425 doet Filips de Goede van Bourgondie Schiedam aan, om evenals in andere steden van Holland als regent te worden ontvangen. 's Avonds kwamen een aantal van zijn soldaten, Picardiers genaamd, naar de woning van Lidwina. Ze hadden de pastoor van Schiedam, Jan Engel, zo ver gekregen dat hij met ze meeging. Ze begonnen 'seer onsedelic in haer camer te roepen ende haer te quellen'.

    De pastoor probeerde hen daarvan te weerhouden, maar toen riepen de Picardiers dat Lidwina zijn bijzit was. Ze gingen naar binnen, staken een kaars aan en haalden de gordijnen van de bedstee op en trokken het dek weg, zodat Lidwina naakt lag. Haar nichtje Pieternel kwam tussenbeide, maar het kind werd zo ruw opzij geworpen, dat ze haar heup bezeerde en tot haar dood zou blijven hinken.

    De Picardiers begonnen de latere heilige voor slet uit te schelden en te zeggen dat ze 's nachts wellustig de hoer uit hing, dat ze al 14 kinderen had, enz. Vooral de man die de kaars vasthield ging grof tegen haar te keer. Daarna bezoedelde de Picardiers Lidwina's lichaam zeer ruw met hun handen, zo ruw dat het op drie plaatsen ging bloeden. De Picardiers gingen weg om het bloed van hun handen te wassen, maar ze kwamen terug om haar opnieuw uit te schelden.

    Hertog Filips voer verder naar Rotterdam. De heren van het Schiedamse gerecht, die van de behandeling der Picardiers vernamen, wilden een aanklacht indienen, maar Lidwina wilde dit niet. De wraak Gods zou de schurken spoedig achterhalen.

    De eerste Picardier werd in de haven van Rotterdam plotseling van de ene reling naar de andere geslingerd, sloeg overboord en verdronk. Hij werd op het kerkhof begraven.

    De tweede werd in Brouwershaven tijdens een gevecht doodgeslagen.

    De derde kwam tot Zierikzee. Daar werd hij door razernij aangetast, zodat men hem overbood zette in een bootje. Hij is kort daarna krankzinnig gestorven.

    De vierde werd te Sluis door een beroerte getroffen zodat hij zijn spraak verloor. Zijn knecht vroeg of hij degene was die de maagd van Schiedam zo onheus had behandeld. De man knikte, gaf een teken van berouw en stierf.

    In 1426 is Filips van Bourgondie opnieuw in Schiedam. Een ridder uit zijn gevolg gaf bij die gelegenheid zes van zijn mannen de opdracht Lidwina dag en nacht te bewaken. Filips vertrekt spoedig naar Vlaanderen en Lidwina wordt verder met rust gelaten.

    Op 14 april 1433 sterft Lidwina van Schiedam. Talloze pelgrims zullen haar graf bezoeken, totdat in 1615 haar gebeente wordt opgegraven om als relikwie naar de Zuidelijke Nederlanden te worden gebracht.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : beleven

    29-06-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (3)
    11-06-2010
    nieuwsgierig héDe zwarte paraplu
    De zwarte paraplu
    - Verhalen uit Noord-Amerika -
    Het huisje stond aan de rand van de stad en behoorde toe aan Eliza, een zwarte vrouw. Al vele jaren was ze keukenmeid en wasvrouw in het huis van een rijke koopman. Van maandagmorgen tot en met zondagmorgen werkte en sliep ze in het grote fraaie huis, maar de zondagmiddag en de nacht van zondag op maandag bracht ze door in haar kleine huis in de buitenwijk. Daar zat ze meestal bij het raam, want zo kon ze horen en zien, wat er buiten gebeurde.

    Toen ze op een avond bij het raam was ingedommeld, werd ze wakker door een eigenaardig zingen. "Zo zingt een vogel toch niet," dacht Eliza en ze sloeg de ogen op. In het schemerdonker kon ze achter het lage muurtje van het kerkhof een aantal in het zwart geklede gebogen gedaanten zien. En ze beluisterde het lied, waarmee de mensen gewend waren hun doden naar het graf te begeleiden:

           Geen tranen zullen meer in je ogen komen;
           jij bent nu voor eeuwig thuis,
           daar waar geen tranen meer stromen.

    Eliza de keukenmeid had dat lied dikwijls zelf gezongen, wanneer een buurman of buurvrouw uit de buurt naar de laatste rustplaats werd gebracht. Eliza zong graag: treurige en vrolijke liederen, maar het liefst treurige. Ze deed nu het raam dicht, trok haar schoenen aan, zette haar hoed op en ging naar buiten.

    Op het kerkhof knielde ze naast de rouwende mensen neer en zong met hen mee. Het werd donker, de regen viel uit de laaghangende wolken, de wind bulderde boven het kerkhof. Eliza trok haar hoed dieper over het voorhoofd en zette de kraag van haar mantel op. De regen liep haar langs de rug, maar ze zong door. En er stond een lange magere man in een zwarte geklede jas op om de keukenmeid een grote zwarte paraplu te geven. "Neem hem maar, zuster," zei hij, "zo'n goede zangeres mag niet nat worden." En hij maakte de paraplu voor haar open. De keukenmeid school eronder weg en bleef met de anderen het graflied voor de arme negers zingen.

    Toen het lied beëindigd werd, stond de magere man nog eens op en begon te bidden. Allen baden gedempt met hem mee. Maar toen de keukenmeid tenslotte 'amen' zei, stak er een hevige wind op, die over het kerkhof dreunde als vlerken van een reusachtige vogel. Eliza keek op en zag, dat ze naast een met gras en onkruid begroeid graf lag geknield en dat er zich buiten haar niemand op het kerkhof bevond.

    Geschrokken stond ze op en vluchtte naar huis. Nadat ze de huisdeur achter zich gesloten had, merkte ze, dat ze de grote zwarte paraplu nog steeds in haar hand hield. Ze zette hem in een hoek en bracht de nacht trillend en wakend door. Zouden de geesten van de gestorvenen de paraplu niet terug komen halen? Maar er verscheen niemand, slechts de regen ruiste eentonig neer en de door de wind gegeselde takken sloegen tegen het raam.

    Nog vele jaren stond die grote zwarte paraplu in het huisje van keukenmeid Eliza. Als het regende, haalde ze hem uit de hoek en als ze thuiskwam, zette ze hem weer op zijn plaats. Maar ze leende hem nooit uit. En niemand heeft haar ooit uitgelachen, als Eliza vertelde dat ze in de regen met de geesten het dodenlied voor arme negers had gezongen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Sprookjes van de prairie. Verhalen uit Noord-Amerika" verteld door Vladimir Stuchl.
               Vertaling Margot Bakker. Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1982.

    11-06-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (9)
    03-06-2010
    nieuwsgierig héConfucius en de loop van het water
    Confucius en de loop van het water...
    - Een taoïstisch verhaal over de woelingen van het leven -
    Ik volg de loop van het water...

    Ik zit stil,
    doe niets.

    De lente komt
    en het gras groeit vanzelf.

    Op een dag maken de wijsgeer Confucius en zijn volgelingen een wandeling bij een waterval die van honderdvijftig meter hoogte naar beneden stort. Het schuim drijft over een afstand van zestig kilometer voort.

    Geen schildpad, vis of krokodil kan zich in de kolkende massa handhaven.

    Dan ziet het gezelschap tot zijn verbijstering een oude man rondzwemmen in het kolkende water. Het kan niet anders of hij verkeert in doodsnood.

    De wijsgeer stuurt zijn volgelingen erop af om hem te redden. Toen ze dichterbij kwamen, liep de man echter alweer zingend op de kant. Zijn haar hing los en hij genoot van de prachtige omgeving.

    Confucius sprak hem aan, en zei:

    "Ik zag u voor een geest aan, maar nu zie ik dat u een mens bent. Mag ik vragen: hebt u soms een bijzondere truc om door dit woeste water te gaan?"

    De man antwoordde: "Nee, een bijzondere kunstgreep heb ik niet. Maar ik begon het te leren op jeugdige leeftijd en toen ik opgroeide, werd het mijn tweede natuur. Nu is de goede afloop zo zeker als het lot. Ik ga erin en met het water omlaag tot aan het middelpunt van de draaikolk. Ik kom weer boven als het de andere kant uitdraait. Ik volg de loop van het water en doe niets uit mijzelf dat daar tegenin gaat. Aldus is de manier waarop ik er doorheen kom."


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : http://www.woordenwisseling.com/wijze.htm

    03-06-2010 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (18)
    28-05-2010
    nieuwsgierig héZonnescherm en sandalen
    Zonnescherm en sandalen
    - Een Indiaas verhaal over bescherming tegen de hitte van de zon -
    Lang geleden leefde er een heilige kluizenaar, die Jamadagni heette. Dag aan dag oefende hij zich in het boogschieten en zijn vrouw Renuka raapte dan de pijlen op en bracht ze hem terug.

    Nadat Jamadagni op een morgen in de heetste tijd van het jaar al zijn pijlen verschoten had, zei hij tegen Renuka: "Ga, schoonogige, en haal de pijlen terug, zodat ik ze opnieuw kan gebruiken."

    Renuka ging, maar de zon brandde zo fel op haar hoofd en verschroeide haar voeten zo erg, dat ze wel even moest rusten in de schaduw van een broodboom. Maar lang durfde ze toch niet te blijven zitten, uit schrik voor de toorn van haar man. Ze zocht haastig de pijlen bijeen en keerde naar huis terug, bekommerd van hart en met pijnlijke voeten. Bevend naderde ze haar echtgenoot.

    Die riep woedend tegen zijn bevallige vrouw met ronde dijen en ronde borsten: "Waar ben je zo lang gebleven, Renuka?"

    Daarop antwoordde de onberispelijke vrouw: "Mijn hoofd en mijn voeten werden verzengd door de stralen van de zon. Uitgeput door de hitte heb ik even gerust in de schaduw van een broodboom. Daardoor ben ik wat te laat. Wees niet boos op mij."

    Terwijl zijn ogen koperkleurig van woede werden, riep Jamadagni: "Vandaag nog zal ik de zon, die je met haar stralen zo gekweld heeft, met mijn onfeilbare pijlen doorboren!" En hij greep pijl en boog, en terwijl hij boos naar de zon keek, bestudeerde hij haar loop.

    Toen de zonnegod Surya dit merkte, kwam hij naar hem toe in de gedaante van een welonderwezen brahmaan. En hij vroeg: "Waardoor heeft de zon je mishaagd? Het is de zon die de vochtigheid van de aarde opzuigt en ze in de vorm van regen weer op haar laat neerdalen. Daardoor komen bladeren, vruchten, kruiden en groenten tot wasdom. Hoe zou de mens zich kunnen voeden, als er geen zon bestond? En welk wezen kan er zonder voedsel bestaan? Wat zou je er mee winnen, als je de zon vernietigt?"

    Maar ondanks die wijze woorden van Surya bleef Jamadagni wraaklustig in zijn gemoed en was hij vast van plan zijn voornemen uit te voeren.

    Toen kwam de zonnegod in de gedaante van een andere brahmaan bij hem. En hij zei: "De zon is voortdurend in beweging. Je zult haar nooit kunnen treffen!"

    Maar Jamadagni antwoordde: "Midden in de dag schijnt u een ogenblik stil te staan. Dan zal ik u doorboren met mijn pijlen."

    "Je hebt me dus herkend," sprak de zonnegod teleurgesteld. "Maar kijk, nu sta ik hier als smekeling voor jou en ik vraag je om bescherming tegen mijn belager!"

    Daarop antwoordde de heilige Jamadagni met een glimlach: "Nu hoeft u niets meer te vrezen. Wie zou immers een smekeling kunnen doden? Maar bedenk dan zelf een middel waarmee de mensen zich kunnen behelpen, als uw stralen op hen branden."

    En toen gaf de duizendstralige zonnegod Sürya hem een zonnescherm en een paar lederen sandalen ten geschenke.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa.
               Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen.
               Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    28-05-2010 om 00:54 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (11)
    30-04-2010
    nieuwsgierig héLin Ji
    Lin Ji
    - Een Legende over de dappere Lin Ji -
    In Minzhong in Dongye ligt het Yonggebergte, dat zich tientallen mijlen verheft. In het moerasgebied in het noordwesten daarvan leefde een grote slang die zeven of acht roeden lang was en enkele ellen dik. In de wijde omgeving werd hij gevreesd. Vele commandanten van Dongye en magistraten van de daaronder vallende steden waren tegen dit monster gesneuveld. Men offerde hem sindsdien buffels en geiten en bleef zo voor rampen gespaard. Maar van tijd tot tijd verscheen hij aan iemand in een droom, of hij nam bezit van een sjamaan met de boodschap dat hij als maal een twaalf of dertienjarige maagd eiste. De commandant en de magistraten wisten niet wat te doen, maar toen het monster tekeer bleef gaan, begonnen ze slavinnetjes en dochters van misdadigers te kopen die ze voedden en in leven hielden om er telkens een op de eerste ochtend van de achtste maand te offeren. Ze brachten haar dan naar het hol van de slang, de slang kwam naar buiten en verzwolg haar. Zo ging het jaren achtereen en ze hadden al negen meisjes verbruikt.

    Op een moment werden er weer meisjes te koop gevraagd, maar zonder resultaat. Een zekere Li Dan uit het district Jiangle had zes dochters en geen zoons. Zijn jongste dochter heette Ji en zij wilde zich laten verkopen. Haar ouders wezen dat voorstel af maar Ji zei: "Vader en moeder, jullie zijn zo ongelukkig geweest om alleen maar zes dochters te krijgen en geen enkele zoon, dat is dus net zoveel als niets! Ik heb geen gelegenheid gehad om jullie het leven te redden. Ik ben niet in staat om in jullie levensonderhoud te voorzien en ik kost jullie alleen maar geld voor kleding en voedsel. Het heeft geen enkel nut dat ik in leven blijf, dus kan ik maar het beste zo spoedig mogelijk sterven. Maar als jullie mij verkopen krijgen jullie nog wat geld voor jullie levensonderhoud - dat is toch prachtig?" Haar ouders hielden van haar en bleven dus weigeren haar te laten gaan. Daarop ging Ji eigener beweging in het geheim - ze konden haar niet tegenhouden.

    Ji zorgde dat ze een goed zwaard kreeg en een hond die was afgericht op het vangen van slangen. Op de eerste ochtend van de achtste maand ging ze onverwijld naar de tempel, waar ze plaatsnam met het zwaard in de hand en de hond bij zich. Van tevoren had ze een paar tonnetjes rijstekoeken met honing overgoten en voor het hol van de slang neergezet. De slang kwam meteen naar buiten. Zijn kop was zo groot als een graanmijt en zijn ogen leken spiegels van twee voet doorsnee. Toen hij de geur van de koeken rook, viel hij op de tonnetjes aan en verslond ze in een oogwenk. Op dat moment liet Ji de hond los, die grommend en grauwend op het monster afsprong. Nu kon Ji de slang van achteren besluipen en ze slaagde erin hem met haar zwaard zo te verwonden, dat het monster kronkelend van pijn naar buiten kwam om bij het bereiken van de binnenplaats van de tempel te sterven.

    Ji ging zijn hol in om het te doorzoeken en vond er de schedels van de negen meisjes. Ze droeg ze naar buiten en sprak ontdaan: "Jullie waren laf en zwak, zodat jullie opgegeten werden door de slang! Hoe meelijwekkend!" Daarop wandelde het meisje Ji op haar gemak terug naar huis. Toen de koning van Yue hiervan hoorde, maakte hij Ji zijn koningin, hij benoemde haar vader tot magistraat van Jiangle en haar moeder en zusters werden met geschenken overladen. Zo was Dongye voorgoed van monsters bevrijd. Het lied over haar daden wordt nog steeds gezongen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese,
               Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
                Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.

    30-04-2010 om 00:54 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (8)
    16-04-2010
    nieuwsgierig héHoe de lianen in het oerwoud kwamen
    Hoe de lianen in het oerwoud kwamen
    - Een ontstaanslegende van de Guarayu-Indianen uit Bolivia -
    In de oude tijd, toen de hemel nog zo laag was dat de oerwoudreuzen hem bijna konden aanraken, waren er troepen hongerige jaguars die alles wat leefde opvraten.

    De Indianen vreesden hen het meeste en ze dachten er over hoe ze zich tegen hen konden beschermen. Er ging geen dag voorbij waarin niet een Indiaan een onvrijwillig feestmaal voor een jaguar was.

    Het enige wat ze konden doen was zo vlug mogelijk weglopen - maar waar heen moest je vluchten als achter elke boom een paar begerige jaguarogen blikkerden?

    Op een dag had een oude sjamaan de reddende inval... Hij nam zijn boog in de hand, schoot een pijl in de hemel, toen een tweede en een derde... en al spoedig ontstond daaruit een ladder die van de hemel naar de aarde reikte.

    De Indianen kwamen er allemaal omheen staan en klommen langs de sporten naar boven, als laatste de oude sjamaan.

    De jaguars bliezen van kwaadheid, toen ze merkten, dat hun lekkerste buit hun ontkomen was. Ze probeerden weliswaar achter de mensen aan de ladder te beklimmen, maar dat ging niet. De sporten waren zo hard en glad dat de scherpe klauwen van de jaguars geen steun vonden.

    De Indianen waren veilig en tevreden en wachtten af wat hun vijanden zouden doen.

    De jaguars dachten er niet aan om bij de ladder weg te gaan. Ze liepen met de tongen uit de bekken om de ladder heen en werden daarbij steeds magerder, want ook alle andere dieren hadden een veilig plaatsje opgezocht.

    Geen wonder dat kort daarop veel jaguars dood gingen en als ze geen slimme leider hadden gehad was er waarschijnlijk niet een over gebleven.

    De leider zei: "De Indianen lachen ons uit en al gauw zullen we ook de laatste rest van onze kracht en lenigheid verliezen. We moeten weg. Vooruit broeders, zo lang we er nog toe in staat zijn!" Het was werkelijk grappig om te zien hoe het bloeddorstige gezelschap met ingetrokken staarten wegsloop.

    De Indianen ademden verlicht op. De volgende dag kwamen ze terug in hun dorpen en alleen de oude sjamaan brak zijn hoofd er over, wat er nu met de ladder moest gebeuren.

    De Indianen zouden hem niet meer gebruiken, hun vaderland was op aarde, in het oerwoud. Maar het zou jammer zijn van zo'n goede ladder!

    Toen kreeg de sjamaan weer een idee. Hij greep de onderste sport met beide handen en schudde zo lang tot de ladder met veel lawaai naar beneden viel. Geloof maar niet, dat hij uit elkaar viel. Nee, daar waar hij neerkwam, groeiden stevige, buigzame ranken omhoog. Ze haakten zich aan de dichtstbijzijnde boom en aan de daar naast staande boom vast, ze kronkelden zich om de stammen en sprongen handig van tak naar tak - het hele oerwoud door!

    De sjamaan was tevreden. In plaats van de sporten van de hemelladder waren het nu de spruitende lianen, met wier hulp de Indianen gevaarlijke moerassen konden oversteken of die ze tot sterke netten konden knopen.

    Dat hij voor de kinderen en de apen heerlijke schommels had getoverd, daaraan had de sjamaan niet gedacht.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Sprookjes van de Indio's. Mythen, sprookjes en legenden van de Indianen uit Midden- en Zuid-Amerika"
               door Vladimir Hulpach, vertaald door Anke Eggink.
               Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1979. ISBN: 90-202-0044-5

    16-04-2010 om 21:36 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (10)
    03-04-2010
    nieuwsgierig héHet jongetje dat de Gekruisigde eten gaf
    Het jongetje dat de Gekruisigde eten gaf
    - Een Siciliaanse legende over hoe een vondeling een heilige werd -
    Een Godvrezende boer vond op een dag op zijn akker een vondelingetje. "Arm onschuldig schepseltje," zei hij, "welke barbaarse ziel heeft jou hier aan je lot overgelaten? Wees maar niet bang: ik neem jou met me mee en ik zal je grootbrengen." Van die dag af ging alles hem voor de wind. De gewassen waren vol vruchten, het graan groeide dat het een lieve lust was, de wijngaard gaf goede oogsten; kortom, de boer was nog nooit zo fortuinlijk geweest.

    Het kindje groeide op en hoe meer het groeide, des te flinker jongen werd het, maar door dat leven in die verlaten streek had het nog nooit een kerk of een heiligenbeeld gezien en wist niets af van Onze Lieve Heer of de heiligen. Op zekere dag moest de boer naar Catania. "Ga jij met me mee?" vroeg hij aan de jongen. "Zoals u wilt, baas," antwoordde de jongen en ging met de boer naar de stad.

    Toen zij bij de dom gekomen waren, zei de boer: "Ik heb nu mijn boodschappen te doen. Jij gaat maar de kerk binnen en wacht daar tot ik klaar ben." De jongen stapte de dom binnen en zag de met goud bestikte gewaden, de kostbare kleden op het altaar, de bloemen, de kaarsen en stond met open mond, omdat hij zoiets nog nooit gezien had. Stap voor stap naderde hij het hoofdaltaar en zag de Gekruisigde. Hij knielde op de altaartreden en richtte zich tot het crucifix: "Beste vriend, waarom hebben ze U aan dat hout genageld? Hebt U iets verkeerds gedaan?" En de Gekruisigde knikte ja. "Och, arme kerel, dat moet U niet meer doen, U ziet, hoe U nu moet lijden!" En de Christus knikte opnieuw.

    Zo ging dat een tijdje door, dat de jongen tegen de Gekruisigde sprak, tot de plechtigheid afgelopen was. De koster wilde de kerkdeur sluiten, maar hij zag dat boerenjongetje dat geknield lag voor het hoofdaltaar. "Heila daar! Sta eens op, het is tijd om de kerk uit te gaan!" - "Nee," antwoordde de jongen, "ik blijf hier, anders blijft die arme stakker helemaal alleen. Eerst hebben jullie hem aan het hout genageld en nu laten jullie hem aan zijn lot over! Is het niet waar, beste vriend; vindt U het prettig, dat ik hier blijf?" En Jezus knikte weer ja.

    Toen de koster de jongen tegen Jezus Christus hoorde praten en zag, dat de Heer hem antwoord gaf, holde de koster vol schrik naar de pastoor en vertelde hem alles. De pastoor zei: "Dat is dan zeker een heilige ziel. Laat hem maar in de kerk en breng hem een bord macaroni en wat wijn."

    Toen de koster de macaroni en wijn bracht, zei de jongen: "Zet alles maar hier neer, ik ga dadelijk eten." Vervolgens richtte hij zich tot de Gekruisigde en zei: "Goede vriend, U zult wel honger hebben, wie weet hoe lang U al niet gegeten hebt. Neem maar wat van de macaroni!" Hij nam het bord, klom het altaar op en begon de Christus met een vork happen macaroni toe te reiken. En de Heer opende zijn mond en ging macaroni eten. Daarna zei de jongen: "Beste, hebt U geen dorst? Drink maar wat van mijn wijn!" en hij bracht een glas met wijn aan de mond van de Gekruisigde. Deze stak zijn lippen vooruit en dronk. Maar toen de jongen zijn eten en drinken met de Heer had gedeeld, viel hij dood neer en zijn ziel vloog naar de Hemel en loofde God.

    De pastoor zat achter het altaar verborgen en zag alles. Zo zag hij dat de jongen, na het eten en drinken met de Gekruisigde gedeeld te hebben, de armen kruiste en dat zijn ziel zich losmaakte van het lichaam en zingende ten hemel steeg. De pastoor snelde naar het lichaam van de jongen toe, dat uitgestrekt lag voor het altaar: de jongen was dood.

    Dadelijk liet de pastoor in de gehele stad bekend maken dat er in de dom een heilige was, en hij liet hem in een gouden kist leggen. Het volk kwam van overal uit de stad toestromen en knielde rondom de kist. Ook de boer kwam en herkende in het kleine lichaam in de gouden kist zijn pleegzoon en hij zei: "Heer, U hebt hem mij gegeven en U hebt hem mij genomen en U hebt er een heilige van gemaakt!"

    Daarna keerde hij naar huis terug en alles wat hij ondernam gelukte hem, zodat hij rijk werd. Maar met het geld dat hij verdiende, betrachtte hij de liefdadigheid voor de armen en hij leidde een heilig leven, en toen hij stierf won hij de hemel, zoals aan ons allen ten deel moge vallen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Italiaanse volkssprookjes" door Italo Calvino.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1969. ISBN: 90-274-0944-7

    03-04-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (13)
    29-03-2010
    nieuwsgierig héWaarom de mensen paaseieren schilderen
    Waarom de mensen paaseieren schilderen
    - Een oude Perzische legende over paaseieren -
    Eieren spelen rond Pasen elk jaar weer een belangrijke rol. Waarom?

    Sommige mensen schrijven die gewoonte toe aan de oude Perzen. Volgens de leer van Zoroaster, een wijze die vermoedelijk heeft geleefd in de zevende eeuw vóór onze tijdrekening, bestond er een grote geest uit wie alle licht voortkwam en uit dat licht ontstonden twee broers: Ormoezd en Ahriman.

    De laatste kon zijn broer niet uitstaan en daarom werd hij door de grote geest veroordeeld om drieduizend jaar lang in de diepste duisternis te leven.

    Toen die jaren eenmaal om waren, schiep Ahriman een groot aantal boze geesten, die opdracht kregen te vechten tegen de goede geesten van Ormoezd. En toen Ormoezd een ei maakte, dat hij vulde met goede geesten, maakte Ahriman er een dat hij volpropte met kwade geesten. Beide eieren braken, en zowel boze als goede geesten konden zich over de aarde verspreiden.

    Ter herinnering aan dit feit, zo vertelt de legende verder, vieren de oude Perzen nog heden omstreeks maart hun eierenfeest. Dan geven ze elkaar gekleurde en versierde eieren, soms ook doosjes in de vorm van eieren, volgestopt met allerlei verrassingen voor hun vrienden of plagerijtjes voor hun vijanden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De feesten van het jaar, een verhalenboek over feesten en seizoenen"
                door An Kesseler-van der Klauw.
                Gottmer, Haarlem, 1982. ISBN: 90-257-1575-3

    29-03-2010 om 14:34 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (5)
    10-03-2010
    nieuwsgierig héArmoede en deemoed leiden ten hemel
    Armoede en deemoed leiden ten hemel
    - kinderlegende -
    Er was eens een prins; hij liep buiten op het veld en dacht na en was triest. Hij keek op naar de hemel, die was zo mooi en zo zuiver en zo blauw, en toen zuchtte hij en zei: "Hoe heerlijk moet iemand zich daar boven in de hemel wel voelen!"

    Daar zag hij een arme grijsaard langs de weg aankomen, hij sprak hem aan en vroeg: "Hoe kan ik toch in de hemel komen?" De man antwoordde: "Door armoede en deemoed. Trek mijn gescheurde kleren aan; zwerf zeven jaren de wereld door en leer ellende kennen; neem geen geld aan, maar als je honger hebt, vraag dan aan medelijdende mensen om een stukje brood, en dan zul je de hemel bereiken."

    De prins trokzijn prachtige pak uit en hing de bedelmantel om, hij ging weg, de wijde wereld in, en leed grote ellende. Hij nam niets, dan een klein beetje eten, hij sprak niet, maar bad tot God dat hij hem eenmaal in de hemel zou willen opnemen.

    Toen de zeven jaren om waren, kwam hij weer aan op het slot van zijn vader, maar er was niemand die hem herkende. Hij zei tegen de dienaren: "Ga naar boven en zeg tegen mijn ouders, dat ik ben teruggekeerd." Maar de dienaren geloofden hem niet, lachten hem uit en lieten hem staan.

    Toen zei hij: "Ga het dan aan mijn broers zeggen, zodat ze beneden komen, ik zou hen zo graag nog eens zien." Ook dat wilden ze niet, tot één van hen erheen ging en het de jonge prinsen vertelde; maar die geloofden het ook niet en bekommerden er zich niet om. De bedelaarsprins schreef een brief aan zijn moeder en beschreef haar daarin al zijn ellende; maar hij zei er niet bij, dat hij haar zoon was.

    Nu liet de koningin hem uit medelijden een plekje aanwijzen onder de trap, en ze liet hem elke dag eten brengen door twee knechts. Een van hen was een slechte man en hij zei: "Wat moet zo'n bedelaar met dat goede eten!" en hij hield het voor zichzelf of hij gaf het aan de honden en hij bracht de verzwakte, uitgeteerde jonkman alleen wat water; maar de ander was wel eerlijk en hij bracht hem wat hij voor hem meekreeg. Dat was niet veel, maar toch kon hij er een poos op leven; en hij was heel lijdzaam en hij werd voortdurend zwakker.

    Toen nu zijn ziekte erger werd, wilde hij het heilig Avondmaal ontvangen. Halverwege de mis, begonnen de klokken in de stad en in de omtrek opeens vanzelf te luiden.

    De priester ging na de mis dadelijk naar de arme man onder de trap; en hij lag daar en was al dood, en in zijn ene hand hield hij een roos, en in zijn andere hand een lelie, en naast hem lag een papier en daar stond zijn hele geschiedenis op geschreven. Toen hij in het graf was gelegd, groeide er aan de ene kant van het graf een roos, en aan de andere kant een lelie.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Armut und Demut führen zum Himmel
               Engelse tekst: Poverty and Humility Lead to Heaven

    10-03-2010 om 00:26 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (7)
    02-03-2010
    nieuwsgierig héHet verenkleed van het Maanmeisje
    Het verenkleed van het Maanmeisje
    - Een lenteverhaal uit Japan -
    Het was lente, en langs het met pijnbomen bedekte strand van Mio werd het geluid van vogels gehoord. De blauwe zee danste en fonkelde in de zonneschijn, en Hairuko, een visser, zat daar neer om van het schitterende toneel te genieten. Terwijl hij dit deed, zag hij bij toeval een prachtig kleed van zuiver witte veren aan een pijnboom hangen.

    Toen Hairuko op het punt stond het kleed van de boom af te nemen, zag hij, dat een buitengewoon bekoorlijk meisje uit de zee naar hem toekwam, en hem vroeg, of hij haar het kleed wilde teruggeven.

    Hairuko keek met bijzondere bewondering naar het meisje en zei: "Ik vond het kleed en ben van plan het te houden, want het is een wonder, waardig om geplaatst te worden onder de schatten van Japan. Nee, ik kan het u bij mogelijkheid niet teruggeven."

    "Ach," riep het meisje diep ongelukkig. "Ik kan niet door de lucht vliegen zonder mijn kleed van veren; als u er dus bij blijft, dat u het wilt houden, kan ik nooit meer naar mijn hemels verblijf terugkeren. Ach, brave visser, ik smeek u, geef mij mijn kleed terug!"

    De visser, die wel een zeer hardvochtig man moet geweest zijn, wilde zich niet laten vermurwen. "Hoe meer u smeekt," zei hij, "des te meer ben ik besloten, te houden wat ik heb gevonden."

    Daarop antwoordde het meisje:
    "O, beste visser, spreek niet uit dat woord;
    Hebt u dan nooit van het vogeltje gehoord,
    Welks wieken zijn geknakt; kan 'k niet met veren prijken,
    Dan tracht ik te vergeefs den Hemel te bereiken."
    Na enige verdere besprekingen over dit onderwerp werd het hart van den visser enigszins vertederd. "Ik zal u uw kleed van veren teruggeven," zo sprak hij, "als u ogenblikkelijk voor mij wilt dansen."

    Daarop antwoordde het meisje: "Ik zal hier voor u de dans dansen, die het Paleis van de Maan doet ronddraaien, zodat zelfs een arme sterveling zijn geheimen leert kennen. Maar ik kan niet dansen zonder mijn veren."

    "Nee," zei de visser wantrouwend. "Als ik u dat kleed geef, zult u wegvliegen, zonder voor mij te hebben gedanst."

    Het meisje werd ontzettend boos over die opmerking. "Stervelingen mogen al hun beloften breken," zo sprak zij, "maar bij de Hemelse Wezens zijn bedrog en onoprechtheid niet bekend."

    Na het horen van die woorden schaamde zich de visser vreselijk, en zonder een woord te antwoorden, gaf hij het meisje het kleed van veren terug.

    Toen het meisje haar helder wit kleed had aangetrokken, tokkelde zij de snaren van een luit en begon te dansen, en terwijl zij danste en speelde, zong zij van vele vreemde en schone dingen in verband met haar verwijderde woning in de Maan. Zij zong van het reusachtige Paleis van de Maan, waarin dertig vorsten heersten, vijftien in witte gewaden, als de maanschijf vol was, en vijftien in het zwart, als de Maan afnam. Terwijl zij zong en speelde en danste, zegende zij Japan en drukte den wens uit: "Dat het voortdurend meer moge bloeien en groeien."

    De visser mocht zich niet lang verheugen in die vriendelijke vertoning van de bekwaamheid van het Maanmeisje, immers zeer spoedig klopten haar lieflijke voetjes niet langer het zand. Zij steeg op in de lucht, terwijl de witte veren van haar kleed flikkerden tegen de pijnbomen of tegen de blauwe lucht zelf. Zij steeg al hoger en hoger, nog steeds spelend en zingend, tot boven de toppen der bergen, al hoger en hoger, totdat haar gezang niet meer werd gehoord, en zij het schitterende paleis van de Maan bereikte.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mythen & Legenden van Japan"
                door F. Hadland Davis.
                W. J. Thieme & Cie, Zutphen, 1917.

    02-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (11)
    22-02-2010
    nieuwsgierig héLiu Chen en Ruan Zhao
    Liu Chen en Ruan Zhao
    - De verdwaalde reizigers -
    In het vijfde jaar van de regeringsperiode Yongping onder de regering van Keizer Ming van de Han-dynastie (62 n. Chr.) trokken Liu Chen en Ruan Zhao uit het district Shan samen het Tiantai-gebergte in om geneeskrachtige kruiden te zoeken, maar ze raakten verdwaald en slaagden er niet in de weg terug te vinden. Na dertien dagen was hun voedselvoorraad geheel uitgeput en dreigden ze van de honger te sterven. Toen zagen ze in de verte op een berg een perzikboom vol vruchten, maar door de steile rotsen en diepe ravijnen ontbrak een pad om daarheen te klimmen. Door zich op te trekken aan de ranken van klimplanten slaagden ze er echter toch in de top te bereiken. Zodra ze beiden een paar perziken hadden gegeten, was hun honger gestild en voelden ze zich verzadigd. Ze daalden de berg weer af en toen ze met een kom wat water uit de beek schepten om zich te wassen en de mond te spoelen, zagen ze uit de flank van de berg een paar koolraapbladeren naar buiten drijven die heel vers waren. En daarna kwam er op de stroom een beker naar buiten met rijst met sesamzaad. Liu en Ruan zeiden daarop tot elkaar: "We moeten hier hemelsbreed heel dicht bij de bewoonde wereld zijn!" Meteen doken ze samen in het water en na een paar mijlen stroomopwaarts gezwommen te hebben waren ze erin geslaagd door de berg heen te steken en kwamen ze uit op een brede kreek.

    Aan de oever daarvan stonden twee meisjes die wonderbaarlijk schoon van uiterlijk waren. Zodra ze de beide mannen met de beker bij zich de grot uit zagen komen, riepen ze vrolijk: "Liu en Ruan hebben de beker gevonden die we zoeven hebben laten wegdrijven!" Chen en Zhao kenden hen helemaal niet, maar omdat de twee meisjes hen bij hun naam aanspraken zag het ernaar uit alsof ze elkaar al eens eerder hadden ontmoet. De twee meisjes begroetten hen allerhartelijkst en vroegen: "Waar zijn jullie zo lang gebleven?" Daarop nodigden zij hen uit met hen mee te gaan naar hun huis. Hun huis was met pannen gedekt en in de kamer stond zowel tegen de zuidmuur als tegen de oostmuur een groot bed, dat voorzien was van een klamboe van rode zijde - met belletjes aan de hoeken van de klamboes, goud en zilver door elkaar. Voor elk bed stonden tien dienstmeisjes, die te horen kregen: "Liu en Ruan zijn door berg en dal getrokken. Ook al hebben ze de roze vruchten gevonden, toch zijn ze nog uitgeput, dus maak snel wat te eten!" Wat ze voorgezet kregen was sesamzaad-rijst, gedroogd vlees van wilde geiten en buffelvlees. Alles was even heerlijk. Na het maal werd wijn geschonken. Er kwam een hele groep meisjes die allemaal een paar perziken meebrachten en lachend zeiden: "Gefeliciteerd met de komst van jullie bruidegom!" Liu en Ruan waren zowel van vreugde als van vrees vervuld. Toen de avond viel werd elk een bed gewezen voor de nacht. Tussen de klamboes voegden de twee meisjes zich bij hen, hun stemmen klonken klaar en lieflijk zodat je al je zorgen vergat.

    Na tien dagen vroegen Liu en Ruan naar huis te mogen terugkeren. De meisjes zeiden: "Dat u hier gekomen bent is door het lot bepaald - waarom willen jullie dan nog terugkeren?" Vervolgens bleven ze er een half jaar. De weersgesteldheid en de plantengroei waren altijd die van de lente. Toen de honderd vogels kwinkeleerden werd het hun eens zo droef te moede en ze smeekten naar huis te mogen gaan. De meisjes zeiden: "Wat kunnen wij er aan doen als het lot zo moet zijn?" Daarop nodigden ze de meisjes uit die ook destijds waren gekomen, zo'n dertig of veertig in totaal, en met zijn allen maakten ze muziek en vierden ze feest. Samen deden ze Liu en Ruan uitgeleide en wezen ze hun de weg terug.

    Toen ze te voorschijn kwamen, bleken hun vrienden en verwanten onvindbaar, de stad met al zijn huizen was van aanblik veranderd en er was niemand die hen nog kende. Na zoeken en vragen vonden ze afstammelingen in de zevende generatie, die uit verhalen wisten dat hun verre voorouders de bergen waren ingetrokken en daar reddeloos waren verdwaald. In het achtste jaar van de regeringsperiode Taiyuan van de Jin-dynastie (383 n. Chr.) waren Liu en Ruan opeens weer verdwenen, niemand weet waarheen!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Reizen. Verhalen over avontuurlijke reizen uit de Chinese,
               Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.

    22-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (12)
    09-02-2010
    nieuwsgierig héSint Joris en de draak
    Sint Joris en de draak
    - legende -
    Lang, lang geleden gebeurde er elk jaar iets vreselijks in een stad, gewoon hier in Nederland. In die stad, die we nu kennen als Ridderkerk, leefde toen een hele enge draak. Een draak met wel vier koppen en een vreselijke adem. Deze draak wilde elk jaar een mooi jong meisje om haar lekker op te peuzelen. De koning van die stad was wel rechtvaardig, want elk jaar deed hij alle namen van de meisjes in de stad in een grote ton en werd er eentje getrokken. Dat meisje was dan degene die naar de draak werd gestuurd.

    Elk jaar waren de bewoners bang; welk meisje zou het lot dit keer aanwijzen? Ook nu kwam de draak weer te voorschijn en eiste een mooi, jong meisje. Op een vol plein bij het kasteel trok de koning het lot.

    Hij schrok zich een hoedje, want op het lot stond de naam van zijn dochter, de prinses. Wat nu? Hij kon niet snel een nieuw lot pakken, want iedereen was aan het kijken. Hij moest zijn dochter wel cadeau doen aan de draak. Wat vreselijk! Hoe moest hij dat aan de koningin vertellen? Zijn vrouw wou er niets van weten en vroeg de koning om een oplossing te bedenken. Al ijsberend door het kasteel bedacht hij iets.

    "Ik zal alle ridders de uitdaging geven de draak te doden en als beloning mag de ridder die de draak doodt met onze dochter trouwen."

    Zo gezegd, zo gedaan. Een boodschapper ging de stad door op zoek naar dappere ridders, die de draak wel wilden doden. Maar niemand durfde.

    Er was één man in de stad die de draak wel durfde doden, maar hij was maar een gewone schildknaap en geen ridder. Die man heette Joris. Joris meldde zich toch maar bij de heraut. "Ik wil die draak wel doden!" zei Joris. De heraut ging terug naar de koning en vertelde hem wat Joris had gezegd. De koning vond het goed en al snel ging het in de hele stad rond, dat Joris zijn leven ging wagen voor de dochter van de koning en al die mooie jonge meisjes, die de draak de jaren erna nog zou opeisen. Joris had echter een probleem: omdat hij geen ridder was, had hij helemaal geen ridderuitrusting. Hij had geen zwaard, geen schild, zelfs geen paard. De koning leende hem zijn spullen uit en gaf hem raad. Onder applaus van de mensen uit de stad ging hij op zoek naar de draak.

    Joris dwaalde op het paard van de koning rond op zoek naar de draak. Opeens stopte het paard met lopen en Joris zat ineens stokstijf stil. In de verte hoorde Joris de draak brullen en grommen: "Waaaaauuuuw!"

    Joris was een stoere held, maar werd nu toch wel bang, toch dacht hij er niet over om nu terug te keren naar de koning en te melden dat hij niet durfde. Nee, dat zou te gemakkelijk zijn. Joris gaf zijn paard de sporen en het galoppeerde in de richting waar het geluid vandaan kwam. Plotseling stopte het paard. Joris keek tegen het grote, lompe lichaam van de draak aan. De draak spuwde vuur en probeerde Joris van zijn paard te stootten. Joris pakte zijn zwaard stevig in de hand en zwaaide er driftig mee rond. Een hevige strijd begon. Zowel Joris als de draak leverden een zware strijd. Joris liep verwondingen op, maar vocht dapper door, daardoor raakte de draak op een gegeven moment ook gewond. Joris vocht voor zijn leven en voor het paard van de koning.

    Na een paar uur strijd bracht Joris de draak de genadeklap toe en de draak viel kreunend en steunend dood neer. Joris had gewonnen. De koning had als eis gesteld dat Joris één van de hoofden van de draak zou meenemen als bewijs dat de draak echt dood was. Joris' zwaard hakte het hoofd van de draak in een slag af en hij nam het mee naar de koning.

    Toen de mensen in de stad Joris aan zagen komen, ging een luid gejuich op. "Lang leve Joris!" riepen de mensen.

    De koning kwam zijn paleis uitrennen, gevolgd door de koningin en de prinses. Joris gaf het hoofd van de draak aan de koning.

    "Gefeliciteerd," zei de koning, "jij bent een echte held! Nu mag je met mijn dochter trouwen en ben je voortaan een echte ridder."

    De koning sloeg Joris tot ridder en vanaf toen heette Joris Sint Joris. Hij trouwde niet met de dochter van de koning, want hij was teveel gehecht aan zijn vrijheid. Maar hij leefde nog wel heel lang en gelukkig!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Ad van Best, Scouting Stratum archief      CC 3.0

    09-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (12)
    02-02-2010
    nieuwsgierig héHet ongewijde kerkhof
    Het ongewijde kerkhof
    - legende -
    Even ten westen van IJsselstein lag in de middeleeuwen aan het riviertje de IJssel het dorp Eiteren. Aldaar werd een Madonna met het Kind Jezus vereerd, een beeldje dat ter plaatse in een boomgaard door een slootgraver was gevonden. Thans bevindt zich het beeldje, dat uit de 12e eeuw stamt en uit hout is gesneden, in de Nieuwe Sint-Nicolaaskerk te IJsselstein.

    De bisschop van Utrecht, dezelfde, die de kleine Madonna met het Kind Jezus in de verering van de gelovigen van Eiteren had aanbevolen, had nadrukkelijk beloofd, dat hij kapel en hof, waar het beeldje vereerd werd, met eigen hand zou wijden. Maar omdat hij al oud was en het reizen hem moeilijk viel, verschoof hij telkens de dag.

    Nu gebeurde het, dat de hoge kerkheer een dringende uitnodiging van de graaf van Holland ontving tot een samenkomst op het slot van der Goude, waaraan hij zich moeilijk kon onttrekken. Na lang aarzelen besloot de bisschop te gaan en op een stralende zomerdag scheepte hij zich te Utrecht in, uitgeleide gedaan door de kanunniken van Oud-Munster.

    Het schip met de lustig zwierende bisschoppelijke banier in de top van de mast voer de IJssel af, voorbij IJsselstein en Eiteren. Omstreeks het middaguur kwam het langs het Eiterse kerkhof, waarvan de kapel reeds van ver in het hout zichtbaar was geweest. Met moeite stond de oude bisschop uit de vierkante, brede zetel op, die op het voordek onder het kleurige zonnezeil was geplaatst. Toen, met de hand steun zoekend op de schouder van de jongste priester, die naast hem stond, zei hij, naar de oever wijzend:

    "O, Eiterse kerkhof, o, Eiterse kerkhof, ik zal u wijden of bij mijn leven of bij mijn dood." Bij zijn leven wijdde de bisschop kapel en kerkhof niet, want enkele dagen later stierf hij op reis.
    Het was een droeve thuisvaart, toen het bisschoppelijk schip de IJssel weer opvoer met de lijkbaar op het voordek, op de plaats, waar de zetel van de oude man gestaan had. Met een lichte, westelijke wind in de zeilen gleed de boot in het midden van de rivier voort. Het zachte geplas van de riemen, die de roeiers met langzame, regelmatige slag uitsloegen, begeleidde de vaart. Waar de dode langs voer, werden de klokken geluid en stroomden de gelovigen naar de IJsseldijken toe. En zij vormden een processie, die met het schip meeging, telkens tot aan de grens van het kerspel toe. Toen nu het schip bij het Eiterse kerkhof kwam, gebeurde het, dat het vaartuig plotseling niet verder voer, ofschoon de wind niet was gaan liggen en ook de roeiers de riemen niet verlaten hadden. Het was, of de hand van een reus het schip onder water aan de kiel vasthield. Hoe ook de roeiers hun krachten inspanden, de boot wilde niet van haar plaats.

    Vanaf de oevers zagen de gelovigen het onbegrijpelijke voorval. Zij braken het Miserere af, dat zij hadden gezongen en keken verbaasd naar het schip. "Is de IJssel zo ondiep geworden?" hakkelde een oud mannetje ongelovig. "Laat je niet uitlachen, de rivier is meer dan twaalf voet diep op die plaats!" luidde het antwoord dat een varensgezel gaf.

    Zo stond men nog te kijken, toen plotseling een kind riep: "Maar kijk toch eens, het kerkhof ligt in een witte damp!" En ja, hoewel het middag was en felle zon, lag over het Eiterse kerkhof een damp gespreid, een dichte waas als uit een wierookvat, dat kapel en hof voor het oog verhulde. De mensen keken sprakeloos naar het kerkhof. Ook de opvarenden keken gespannen toe; de roeiers hadden de riemen uit de hand gelegd. Waarom zouden zij ook nog roeien? Het schip had zich de laatste ogenblikken geen el meer voortbewogen en nu was daar ook nog die vreemde damp. Toen herinnerde zich de jonge priester, op wiens schouder de bisschop met de hand gesteund had, de woorden van de gestorvene en met luide stem riep hij het volk toe, wat de kerkheer beloofd had.

    Daarop knielden allen neer, want zij begrepen dat thans de bisschop zijn belofte, het Eiterse kerkhof te wijden, na zijn dood vervulde. Niet lang daarna klaarde de nevel weer op en kapel en hof vertoonden zich voor aller ogen. En tegelijkertijd kwam het schip vlot en voer langs Eiteren heen IJsselstein tegemoet.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Noord- en Zuid-Nederlandse sagen en legenden" door Willem Hoffman.
               Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1962.

    02-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (9)
    29-01-2010
    nieuwsgierig héDe ziel van de walvis
    De ziel van de walvis
    - Een legende van de Eskimo's over de walvisvangst -
    Er was eens een domme en gewichtig doende raaf, die ver, ver boven de zee vloog. Hij vloog en vloog, verder en verder en toen hij vermoeid werd, begon hij naar land uit te kijken. Maar er was geen land te zien. Tenslotte was hij zo moe, dat hij zich juist nog zwevende boven het watervlak kon houden. Toen er plotseling vlak voor hem een grote walvis opdook, raakte hij zo in de war, dat hij recht in diens bek vloog.

    Gedurende een ogenblik werd het donker om hem heen. Het ruiste en klokte en juist toen hij dacht te moeten sterven, tuimelde hij een huis binnen, een waarlijk prachtig huis, waarin het licht en warm was. Op een bank zat een jonge vrouw en hield zich bezig met een brandende lamp. Zij stond op en ontving de raaf vriendelijk, terwijl ze zei: "Jij bent mij welkom als gast. Alleen moet je mij één ding beloven: Jij mag nooit aan mijn lamp komen."

    De raaf, die zich gelukkig voelde dat hij nog in leven was, haastte zich haar te verzekeren, dat hij de lamp nooit zou aanraken. En vervolgens ging hij op de bank zitten en hield niet op zich erover te verwonderen, dat het in het kleine huis zo fijn en schoon was. Het was een huis van walvisbeenderen, gebouwd als de woningen der mensen en alles daarbij was ingericht zoals de mensen dit gewoon zijn te doen.

    Maar de jonge vrouw was zonderling onrustig. Zij zat nooit lang stil. Met korte tussenpozen stond zij van de bank op en verdween door de deur. Het duurde steeds maar een ogenblik of zij kwam weer binnen. Maar dadelijk was zij weer weg.

    "Wat is het, dat je zo onrustig maakt?" vroeg de raaf.

    "Het leven," antwoordde het jonge meisje, "het leven en mijn ademhalen."

    Maar dit antwoord begreep de raaf helemaal niet. Nadat hij wat gekalmeerd was en er ook geen angst meer op hem drukte, begon hij nieuwsgierig te worden. "Hoe komt het toch, dat ik die lamp niet mag aanraken?" dacht hij. En telkens wanneer het meisje naar buiten sloop en hij alleen bleef, kreeg hij steeds groter zin om zijn belofte te breken en naar de lamp toe te gaan om er een heel klein beetje aan te pikken. Tenslotte kon hij zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. En toen het meisje wederom de deur uitsloop, sprong hij op en pikte aan de pit van de lamp. Op hetzelfde ogenblik tuimelde het meisje voorover door de deuropening, viel op de vloer en bleef daar liggen, terwijl de lamp uitdoofde.

    Te laat kreeg de raaf berouw over wat hij gedaan had. Hij wankelde in de zwarte duisternis rond en het mooie, lichte huis was er niet meer. Hij stikte bijna. Hij dwaalde tussen spek en bloed rond en zo heet werd het daar binnen, dat zijn veren afvielen. Half verstikt waggelde hij in de buik van de walvis rond en pas nu begreep hij wat er was gebeurd: het jonge meisje was de ziel van de vrouwelijke walvis. En zij sloop de deur uit de vrije lucht in, steeds wanneer de walvis wilde ademen. En haar hart was een lamp met een grote en rustige vlam.

    De raaf had uit louter nieuwsgierigheid aan het hart van het jonge meisje gepikt. En daardoor was zij gestorven. Hij wist niet, dat het fijne en schone ook breekbaar is en licht te verstoren, want zelf was hij dom en taai. En hij streed nu in het donker en in bloed voor zijn leven. Alles wat voorheen mooi en rein was, was nu lelijk en stinkend.

    Tenslotte gelukte het hem langs dezelfde weg naar buiten te sluipen als hij was binnengekomen. En daar zat hij nu, een halfnaakte raaf, besmeurd en vervuild op de rug van een dode walvis.

    Daar bleef hij dan zitten. En hij leefde van aas, terwijl wind en golven vrij spel met hem hadden. Zijn vleugels waren door hitte en bloed onbruikbaar geworden. Vliegen kon hij dus niet meer.

    Een storm dreef hem eindelijk aan land. En de mensen zagen het walviskadaver en voeren in hun boten erheen om vlees en spek te bergen. Toen de raaf hen zag, veranderde hij zich ogenblikkelijk in een man, in een kleine, lelijke, vervuilde en gekwetste man, die boven op de walvis stond.

    Hij zei er natuurlijk niets van, dat hij uit louter nieuwsgierigheid een hart had beroerd en iets fijns en schoons vernietigd had. Hij kletste maar triomfantelijk weg: "Ik heb de walvis gedood! Ik heb de walvis gedood!"

    En hij werd een groot man onder de mensen.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volkssprookjes en legenden van de Eskimo's" door Heinz Barüske.
               Uitgeverij Elmar BV, Delft. Vertaald door Pieter Grashoff. ISBN: 6120-0873

    29-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (3)
    25-01-2010
    nieuwsgierig héDe legende van het Solse Gat
    De legende van het Solse Gat
    - Een legende uit Gelderland -
    Midden op de Veluwe - in het bos tussen Putten, Garderen en Drie - ligt het Solse gat, een grote kuil tussen de heuvels. Daar stond eens een machtig klooster met veel torens. Het werd omgeven door een gracht en een brede, statige laan leidde naar de poort.

    Maar het was een boos klooster; de overste en alle monniken hadden hun ziel aan de duivel verkocht. Ze leidden een leven van overdaad en weelde. Midden in de nacht werd de zwarte mis gelezen waar alle heksen en spoken uit de omgeving aan deelnamen. Men dronk wijn uit emmers en de hele nacht werden er overvloedige maaltijden opgediend. De duivel zorgde ervoor dat de voorraad nooit opraakte en hij mengde zelf de wijn. Er werd gedanst, gezongen en gevloekt tot in de vroege morgen. Velen hadden 's nachts binnen het klooster vreemde en angstaanjagende geluiden gehoord en iedereen wist dat de hele nacht de vensters van alle zalen hel verlicht waren.

    Dat heeft geduurd, tot in een stormachtige kerstnacht, nu al eeuwen geleden. De dorpelingen bleven tijdens die storm angstig in hun huizen en hoorden midden in de nacht plotseling één hevige donderslag. De volgende ochtend kwam een jongetje het dorp binnenrennen en vertelde dat het klooster in het bos geheel was verdwenen en er op die plaats een ijzingwekkend diepe kuil ontstaan was. De bomen er omheen lagen ontworteld ter aarde. Alle bewoners wilden het wonder zien. Men vond nog een met klinkertjes geplaveid straatje en de brede, statige laan; dat was alles wat van het klooster restte. De aarde had zich geopend en zich weer gesloten.

    Sinds die tijd komt er om middernacht uit de diepte van het Solse gat een vreemd geluid. De klokken van het verzonken klooster beginnen onregelmatig en schor te luiden, alsof ze allen gebarsten zijn; eerst zacht, maar steeds harder en angstiger. Dan komen uit het duister van de brede laan de geesten van de monniken. Al klagend wandelen ze in een lange sombere rij: langzaam en gebogen gaan ze rondom het gat, waaruit een blauwe gloed opstijgt. Dan zweven ze allen rusteloos uiteen, om opnieuw uit de schaduw van de laan in een lange rij langzaam naar voren te treden. Dit gaat door tot aan het daglicht, dan vluchten ze plotseling jammerend weg in het diepste duister van de sombere kuil.

    Zodra de zon schijnt, is het alsof er niets is voorgevallen. Alles is er rustig en men zou er haast aan twijfelen, dat even tevoren de schimmen verdwenen zijn in het water midden in de kuil van het Solse gat.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Veluwsche sagen" geschreven en verlucht door Gust. van de Wall Perné.
               Uitgegeven te Amsterdam bij Scheltens & Giltay, 1921. p. 85-88.

    25-01-2010 om 00:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (10)
    22-01-2010
    nieuwsgierig héDe Zwarte Christus van Wyck
    De Zwarte Christus van Wyck
    - Een legende over het notenhouten kruisbeeld van de Sint-Martinuskerk -
    Lang geleden, omstreeks 1300, verliet een ridder uit Riempst, dat ligt tussen Maastricht en Tongeren, zijn gezin en zijn vrienden om een reis naar het Heilig Land te maken. Bij zijnvertrekvroeg zijn jongste dochtertje Anna hem om een cadeau mee te brengen.

    Eenmaal in het Heilig Land herinnerde de ridder zich zijn belofte en terwijl hij zijn hersens afpijnigde over een mooi cadeau, vond hij bij het graf van Jezus een noot die hij in zijn zak deed.

    Thuisgekomen had hij voor iedereen cadeaus, maar niet voor de kleine Anna. Zijn vrouw stelde voor haar dan maar iets te geven dat niet uit het Heilig Land kwam. Zelfs dat vergat de ridder. Maar opeens herinnerde hij zich de noot en gaf hem aan Anna, die er erg blij mee was. Zij plantte hem in de tuin voor het kasteel en zag na enige tijd dat er een spruitje met drie takjes te voorschijn kwam. Zij was daar erg blij over, helemaal toen het spruitje een grote boom werd, die zijn drie takken ver uitspreidde.

    Jaren gingen voorbij. Tot op een dag een geweldig onweer over de streek losbarstte. Met andere bomen werd ook de notenboom van Anna getroffen. Toen zij zag hoe haar boom erbij stond, werd ze erg treurig. Maar toen zij beter keek, zag ze midden in de gespleten stam een prachtig beeld van de gekruisigde Jezus staan. Nu pas begreep zij wat voor cadeau haar vader voor haar had meegebracht.

    De wonderbare gebeurtenis in Riempst werd spoedig algemeen bekend. Geestelijken uit naburige steden trokken met duizenden mensen naar het dorp om zich van de waarheid te overtuigen.

    De kleine Anna, die inmiddels groot was geworden, nam afscheid van de wereld en ging het klooster van de Witte Vrouwen van Maastricht in. Haar wonderbaarlijk kruisbeeld nam ze mee. Dit nu werd al heel gauw beroemd in de hele wereld en pelgrims uit alle landen kwamen de Christus van de Noot of het Zwarte Christusbeeld vereren. Velen vonden hierdoor genezing van hun kwalen.

    Op 1 september 1796 sloten de Fransen het klooster van de Witte Vrouwen. Gelukkig vonden alle zusters een onderkomen bij familie. Een van de zusters, wier familie in de Wijkerbrugstraat woonde, nam het wonderbare beeld mee en hield het daar verborgen.

    Napoleon I, die in september 1803 in Maastricht was, wist alles over het beeld en had bevolen het naar Parijs te brengen. Wat gebeurde? Men maakte van het beeld een replica en stuurde dat naar Frankrijk. Vanwege het Concordaat en de vestiging van het Franse keizerrijk mocht kort daarna de katholieke eredienst weer worden uitgeoefend. Weliswaar kon nu het kruisbeeld voor verering worden vrijgegeven, maar men wist niet goed waar het beeld te plaatsen. Alle parochies en kloosters wilden het dolgraag hebben, zo graag, dat de één het de ander misgunde.

    Om dit op te lossen besloot men het beeld op een wagen te zetten, bespannen met vier ossen, en de dieren hun vrije gang te laten gaan. Aldus gebeurde. Eenmaal in beweging staken ze met z'n vieren de Maasbrug over en reden de kar door het noordelijk gedeelte van de Rechtstraat tot voor de Sint-Martinuskerk. Daar bleven de ossen staan, zij waren met geen stok meer vooruit of achteruit te krijgen. Dit was het zekerste bewijs dat het beeld deze kerk uitkoos als verblijfplaats.

    Er is nog een verhaal te vertellen over dit wonderbare kruisbeeld. Toen het in de kerk van het klooster van de Witte Vrouwen in Maastricht stond, had een Hongaars edelman, gedreven door een godvruchtige begeerte, zijn hand door het traliewerk gestoken. Hij had een stukje van de hiel van Jezus afgesneden om dit relikwie ter nagedachtenis mee te nemen naar Hongarije. Maar toen hij zijn vingers door de tralies stak, verstijfde heel zijn hand en bleef aan het traliewerk vastzitten. In zijn angst bekende hij schuld en deed de belofte elke zeven jaar ter bedevaart terug te keren. Ook beloofde hij deze verplichting aan zijn erfgenamen op te leggen. Pas toen werd hij bevrijd.

    De Hongaarse edelman hield zijn belofte en gaf de kerk een gouden miskelk. Met deze gift herstelde hij zijn eer, want hij wist natuurlijk wel dat hij iets erg oneerbiedigs had gedaan.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Limburg" samengesteld en bewerkt door Josien Stehouwer.
               Kempen Uitgevers B.V., Liempde, 2002. ISBN: 90-6657-301-5

    22-01-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (12)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!