Ge moet eigenlijk een hondenmens zijn om te begrijpen hoe ik me nu voel.
Verleden week zaten ventje en ik ons nog heel boos te maken op dat dat madammeke van Blankenberge met haar dik Jack Russeltje in het nieuw TV programma de hondenfluisteraar.
Voor haar was haar hondje een kind, maar wel een heel stout kind, want het plaste overal in huis en beet iedereen, tot de dierenpsycholoog (jaja, die bestaan blijkbaar ook) uiteindelijk zo moedig was om haar te zeggen dat het beter zou zijn voor het hondje indien ze het wegdeed naar een andere familie, of gewoon liet inslapen.
De dierenpyscholoog voorspelde dat in de nabije toekomst het hondje hoogstwaarschijnlijk iemand zou bijten en dan zou moeten afgemaakt worden.
Maar enfin, ik dwaal zoals gewoonlijk weer af.
Ventje en ik zijn dus van een heel ander slag hondenliefhebbers.
Onze hond kende zijn plaats, helemaal onderaan in de rangorde van onze familie en dat is altijd zo geweest, met als gevolg dat we hem ook altijd en overal konden meenemen. Op reis, op restaurant, of op bezoek. Je hoorde of zag hem niet.
Zo lang hij mijn knoesels ( enkels for ze dutch and ze westvlamingen) in de buurt van zijn snuitje voelde was het goed.
Ik heb altijd voor zover ik me kan herinneren een hond gehad als kind, mijn zus had een kat, zij was een kattenmens, dan waren er verder nog kippen en konijnen, maar die waren er voor de eieren en het vlees, dus we probeerden ons daar niet te erg aan te hechten.
Verder hadden we nog een paar peruchkes (parkieten), waarvan ene zo tam dat die vrij thuis mocht rondvliegen.
Dat alles én vier kinderen, ge begrijpt, het was bij ons een heel drukke menagerie.
Maar om terug op onze hond te komen.
Mijn ouders waren niet rijk, enfin om een kat een kat te noemen, ze waren straatarm en op een bepaald moment zijn we verhuisd naar een sociale woning, een prachtig appartement int midden van een park, met een echte badkamer. Pure luxe .... ge kunt u voorstellen hoe we voordien woonden als we een sociale woning pure luxe vonden.
Het enige verschrikkelijke aan die verhuizing was dat we onze toenmalige hond moesten wegdoen. Honden niet toegelaten!
Weken aan een stuk heb ik geweend, maar hij kreeg een goede thuis en we mochten hem zelfs komen bezoeken.
Toen nam ik me voor om nooit meer dieren te houden.
Maar ja, zoals ik zei: eens een hondenmens, altijd een hondenmens. Engelsen zijn er voor bekend, of zijn dat nu paardenmensen, ik wil het kwijt zijn. Milo zal het wel weten.
Zo lang we in een appartement woonden hadden we dus geen hond, maar toen kochten ventje en ik ons huisje met een tuin en ja, .... wat dacht ge? Bibieke wou terug een hond.
Bij een huis met tuin hoort een hond. Hondenliefhebbers logica.
Toevallig bracht een kennis rond die tijd een puppy mee dat hij gered had van een verdrinkingsdood op een boerderij in Frankrijk, de puppy was maar enkele weken oud, eigenlijk te jong om al van zijn moeder weg te zijn, en zijn lijfke krioelde van de parasieten.
Mijn hart smolt en ik kreeg van hem het hondje. Zelfs de dierenarts had nog nooit zoveel parasieten op één hondje gezien, normaal mag het niet, maar deze moesten we stante pede een bad geven met een shampoo tegen parasieten.
Ik wou het beestje geloof het of geloof het niet Kamiel noemen, maar onze jongste zoon vond dat geen hondennaam en koos de naam Flor.
Als ik eerlijk moet zijn, Flor was een ongelooflijke schat, maar hij was een volslagen neuroot. Op onze voordeur hangt wel een grote sticker: BEWARE OF DOG, maar als de bel ging kroop hij onmiddellijk ver weg onder de zetel, moed was niet zijn sterkste karaktertrek.
Als er iemand hard riep of er was plots lawaai dan moest hij vant verschieten braken. Tijdens een onweer zat hij altijd in mijn nek te bibberen en alhoewel hij beneden sliep, waren we verplicht om hem dan boven te halen, waar hij zo ver mogelijk onder ons bed kroop en we voelden hem nog trillen door ons matras.
Hij was puur vuilbak-ras. Inteelt in zijn ergste vorm. Maar toch was hij een knap ventje geworden.
Iedereen sprak ons aan om te vragen welk ras het was en toen we antwoordden: vuilbak want zijn moeder hing in de vuilbak en heeft nooit de vader gezien waren er velen die zeiden dat ze zeker waren dat hij een Tibetaanse Terriër was.
Voilà, dat was onze Flor. Zo zot als een achterdeur, volslagen neurotisch maar ongelooflijk knap.
Ik nam hem vroeger mee naar mijn werk in een kartonnen doos tot hij die ontgroeid was, van toen af lag hij aan mijn voeten onder mijn bureau en hij is blijven meegaan tot ik stopte met werken.
Mijn bazin werkte beneden en aan haar voeten lag haar grote hond, een kruising Briard/Labrador en boven lag mijn pseudo Tibetaanse Terriër.
Dikwijls lagen ze naar elkaar te kijken, de ene onderaan de trap, de andere boven, precies Romeo en Julia.
Ik wil jullie bedanken voor de reakties en mailtjes, ze waren hartverwarmend en ik heb hier gisterenavond aan de computer gelijk een klein kind zitten wenen, enfin ventje en ik hebben de hele dag zitten wenen en we hebben het nog steeds heel moeilijk.
De nuchterheid van kleinzoon 1 deed ons daarnet dan echter toch weer in de lach schieten.
Nu gaat het hier tenminste niet meer zo hard stinken hé nana was zijn allereerste, troostende opmerking. Flor had de laatste paar jaar de bijnaam Stinkywinky gekregen omdat hij de meest afgrijselijke winden kon laten.
Nadien zei kleinzoon 1 weer even nuchter en ge gaat veel geld sparen ook nana, want nu moet ge die speciale worst niet meer kopen voor Flor, en weet ge nu moeten we niet meer oppassen in de tuin want er zullen geen strontjes meer liggen die ge vergeten op te rapen zijt.
Toch zijn al zijn vragen nog niet beantwoord, die gaan nog komen, ik voel het in mijn knoken....ik ken mijn kleinzoon!
Zoon 2 heeft Flor naar de dierenarts gedaan en is erbij gebleven, ventje en ik konden het niet opbrengen. Zoon 1 wou ook meegaan, maar de dierenarts wou het liever tijdens de dag doen als er geen mensen in de spreekkamer waren.
Ik wou Flor in onze tuin begraven maar ventje zag dat niet zitten, dus we hebben besloten om hem in het dierencrematorium van Boom te laten cremeren en zijn as daar te verstrooien.
Toen zoon 1 gisterenavond afscheid nam van ons, drukte hij me iets klein in mijn hand en fluisterde in mijn oor: dit moest ik u van de dierenarts geven.
Toen hij weegreed keek ik naar mijn hand, in een heel klein plastic zakje had ze een plukje haar van Flor gestoken.
Lap....daar komen de waterlanders weer.
|