Zoals ik al zei, zeveren doe ik niet, stoefen en klagen over pijn ook niet. Dat hoort niet. Dat werkt op mensen hun zenuwen.
Pijn onderga ik moedig zonder er verder een woord aan vuil te maken.
Dit moedig verbijten van pijn werd ons vroeger thuis aangeleerd. Had je pijn dan klonk steevast de uitroep: waar is de pijn? Ahhh... tandpijn, das ver van uw achterwerk, daar moet ge gelukkig niet op zitten. Aan die veelgebruikte zin dacht ik gisteren toen ik om acht uur dertig s morgens telefoneerde naar mijn tandarts.
Moedig mijn pijn verbijtend smeekte ik om een afspraak en liefst onmiddellijk. De tandarts assistente hoorde, ondanks mijn flinke houding, toch mijn pijn weergalmen door de telefoon, ik denk dat het gekreun me verraden heeft. De tandarts zelf was er nog niet, ik moest wachten tot kwart na tien, dus ik nam nog maar een pijnstiller om die tijd te overbruggen.
Ik denk niet dat ik zeur als ik jullie vertel dat ik nu inmiddels al, ondanks twee ingrijpende ingrepen, meer dan een maand vreselijke tandpijn heb.
Om tien uur zat ik al in de wachtkamer te wachten, want wat moet je daar anders doen? Ik bladerde door zon chique tijdschrift dat je enkel maar bij dokters en tandartsen vindt, want ik kan daar zoveel geld niet aan uitgeven. Trouwens die tijdschriften hebben een vreselijk impact op mijn tanend zelfbeeld. Daar staat in hoe ik er zou moeten uitzien en niet hoe ik en de meeste andere vrouwen van rond de zestig er echt uitzien. Maar ik dwaal af, op dit onderwerp kom ik nog terug.
De tandpijn primeert.
Juffrouw Hyperspraak was er vandaag niet. Om kwart na tien ontmoette ik Dokter Mengele terug. De man die mij deze pijn in de eerste plaats bezorgde. Toen ik naar hem ging, die eerste keer, toen had ik geen pijn, enkel een stukje afgebroken tand, veroorzaakt door een verdwaalde olijfpit.
Ik smeekte hem mompelend, met tranen in mijn ogen, om die verrekte wijsheidstand onmiddellijk te trekken.
Hij had geen medelijden en hij dwong me om het hele verhaal nog eens te vertellen. Ik zette het allemaal nog even voor hem op een rijtje alhoewel ik bij mezelf dacht, man kijk toch even in de computer, daar staat het hele verhaal in. Maar ik zweeg wijselijk, want tegen een man die gaat spelen met je tandzenuwen moet je niet te moeilijk doen.
Mijn laatste woorden vooraleer ik mijn mond weer moest opensperren waren : trekken alstublieft en snel, eens je mond opengesperd is en vol attributen hangt, komt er enkel nog gewauwel uit.
Mag ik nog één keertje proberen om je tand te redden vroeg hij me bijna smekend. Ik deed bijna in mijn broek en zei: gij zwanst zeker, ik ben op, ik kan niet meer, ik eet al vier weken pap.
Hij bleef aandringen en verzekerde me dat indien hij het echt niet zag zitten om de wortelbehandeling tot een goed einde te brengen, hij de tand uiteindelijk zou trekken want ik zou toch verdoofd zijn.
Ik nam diep adem, zoog het laatste restantje moed uit mijn schoentippen omhoog en besloot het nog één laatste keer te wagen.
Hij straalde bij mijn besluit, hij gaf bijna licht af. Ik zag in zijn ogen dat die man ofwel leefde voor zijn beroep, ofwel gewoon zijn collega Tandarts Hyperspraak de loef wou afsteken. Laten zien dat hij wel kon wat zij niet kon. Haantjesgedrag.
Voor de derde keer op korte tijd werd mijn arme orifice wijdopengesperd en vastgeklemd. Zuigers, toeters, boren en bellen werden op mijn ampele boezem gelegd, weliswaar op een steriel doekje. Klaar voor de strijd.
De spuit met verdoving voelde aan als een hemelse verlossing. Ik ben ervan overtuigd dat Dokter Mengele deze keer echt medelijden met me had want het was voldoende verdoving om een olifant gevoelloos te maken.
Ik liet me wegzakken in een heerlijke pijnloze roes zette mijn verstand op nul en dagdroomde over mooie dingen.
Meer dan een uur later deed ik mijn ogen terug open en keek in de inmiddels mooie ogen van Dokter Mengele. Pijn verandert blijkbaar je waarnemingsvermogen. De man was waarempel zonder pijn bijna knap te noemen. Misschien hallucineerde ik gewoon door de verdoving.
De bankschroeven werden losgevezen en heel zelfvoldaan zei de tandarts met een diepe zucht: ik denk dat ik uw tand gered heb. Hij zei dit op een manier alsof hij helemaal op zijn eentje open hart chirurgie tot een goed einde had gebracht.
Vermits de hele rechterkant van mijn gezicht volkomen gevoelloos was kon ik op dat ogenblik nog geen oordeel vellen dus ik zei: blalslt mlolgen nlogl plijnl dloet slta ik hlier onlmiddeijk tlerug hloorl.
Ik telde het zoveelste briefje van honderd euro neer. Mijn eetkamer begint stilaan een designer niveau te bereiken.
Blistl nlu gledaan? mompelde ik nog.
Nee hoor, mevrouw zei de assistente, dit is maar een voorlopige vulling, ik maak nu een afspraak met u voor de definitieve vulling.
Ik moest even gaan zitten om te bekomen.
Maar ik wil jullie hier echt niet lastig vallen met mijn gezever over pijn en zo. Dat is bijna even erg als een grootmoeder die voortdurend over haar kinderen en kleinkinderen zit te stoefen.
Ik wil jullie dat niet aandoen.
|