Dit las ik tot mijn grote ergernis vandaag in de Gazet van Antwerpen 2.11.2007 blz 11
'Dyslexie héb je niet, je kan het krijgen' Ewald Vervaet
Bij sommige kinderen met dyslexie en dyscalculie had het nooit zo ver hoeven te komen als men het kind in zijn ontwikkelingsritme beter had gevolgd. Dwingen om sneller schoolrijp te worden kan catastrofale gevolgen hebben. Dat stelt de Nederlandse ontwikkelingspsycholoog Ewald Vervaet.
Vervaet vreest dat het Vlaamse onderwijssysteem niet de goede kant uitgaat. Ewald Vervaet is duidelijk: dyslexie en dyscalculie bestaan, maar hoeven niet de proporties aan te nemen die ze nu doen. Dat zegde hij op de Boekenbeurs, waar hij woensdag zijn tweede bestseller Naar school, psychologie van 3 tot 8 voorstelde.
Dyslexie is een stoornis waarbij kinderen letters en woordbeelden gaan verwarren. De b wordt een p, mak wordt kam... Dyscalculie is hetzelfde, maar dan met cijfers.
Pfffft... Elk jaar weer ligt er op de Boekenbeurs een boek over dyslexie van een of andere deskundige . Bij het lezen van de korte inhoud krijg ik al de kriebels.
Je hebt het niet je kan het krijgen!
Sorry Ewald dat is, om het op zn vlaams te zeggen: dikke zever in pakskes ! Het moet zijn : je hebt het of je hebt het niet.
Dyslexie is een aangeboren handicap. Een aangeboren mini defectje in je hersenen met grote gevolgen vermits taal zo belangrijk is in onze cultuur.
Dwingen om sneller schoolrijp te worden kan catastrofale gevolgen hebben...
Kom zeg Ewald, welke ouder dwingt zijn kind om sneller schoolrijp te worden? In de laatste kleuterklas wordt in overleg met de kleuterjuf, de taakleerkracht en het CLB beslist of een kind schoolrijp is of niet en welke ouder of leerkracht weet in de laatste kleuterklas dat zijn/haar kind dyslectisch is? De meeste kinderen op die leeftijd kunnen nog niet lezen of schrijven.
Er zal af en toe wel een klein genieke tussenzitten die al wel kan lezen en schrijven, maar een echte deskundige zal pas de diagnose dyslexie vaststellen rond het derde leerjaar. Vermoedens dat het kind dyslexie heeft kunnen er zijn vanaf het ogenblik dat het kind begint te lezen en te schrijven en het kind moet dan zeker al extra hulp krijgen van een taakleerkracht.
Neem van mij aan dat het niet enkel het verwisselen is van een p met een d hoor, poes verandert in kat sinaasappel in appelsien enz.... was het maar zo simpel als een p-d foutje.
Als er één deskundige is die weet waarover hij praat ivm met dyslexie dan is het wel Peter van Vugt, doctor in de Medische Wetenschappen. Zijn specialisatie is neurolinguïstiek, hij publiceert over neuropsychologische onderwerpen (aphasia, autism, dyscalculia, dyslexia, hallucinosis, hemispatial neglect, learning disabilities, migraine, tactile agnosia, temporal lobe epilepsy,...).
Als licentiaat in de Romaanse filologie heeft hij ook onderwijservaring. Hij heeft ruime expertise als begeleider van nascholingen. Verder is hij lid van wetenschappelijke verenigingen en is hij adviseur bij verenigingen van ouders die kinderen hebben met leerstoornissen. Hij behaalde verschillende prijzen en ondersteuning voor wetenschappelijke projecten.
http://www.ua.ac.be/
Ik heb al twee keer, in de maand september, bij het begin van elk nieuw schooljaar, in lekentaal op mijn blog proberen uit te leggen wat dyslexie inhoudt. Als er iemand iets meer van wil weten dan kan je dit nog op mijn blog terugvinden. Verder vind je ook een link naar Sprankel, een vereniging voor ouders van normaalbegaafde kinderen met leermoeilijkheden. Ook daar kan je terecht voor goede, duidelijke, informatie dat voor leken verstaanbaar is.
http://www.sprankel.be/
Spijtig genoeg is de deskundige uitleg die men op het internet vindt altijd min of meer onbegrijpelijk omdat we als leek al de wetenschappelijke termen niet begrijpen.
Hierna vind je een min of meer begrijpelijke definitie.
DYSLEXIE
1. Definitie.
Jammer genoeg is er niet zoiets als dé definitie van dyslexie. Een definitie uit een rapport van de Commissie Dyslexie van de Gezondheidsraad (Nederland), die vrij algemeen aanvaard en gebruikt wordt, is de volgende::
"er is sprake van dyslexie wanneer de automatisering van woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt".
Van der Leij benadrukt daarbij de hardnekkigheid van de problemen in zijn definitie: "Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen)." (bron: "Lees- en spellingsproblemen: diagnostiek en interventie" , A.J.J.M. Ruijssenaars en R. Kleijnen, Leuven / Amersfoort, Acco, 1995)
Belangrijk om te onthouden is dat dyslexie meestal samengaat met dysorthografie (in 90 tot 95% van de gevallen), vandaar wordt de en/of uit bovenstaande definities meestal gelezen als en.
Van der Vugt heeft de definitie van Van der Leij iets uitvoeriger beschreven en ziet dyslexie als een cognitieve, specifieke, levenslange, op biologische wijze aan een individu gebonden stoornis die belet, binnen een gemiddelde termijn, tot het voldoende vlot automatiseren te komen van de teken-klank-koppelingen van elke aan te leren taal en die het noodzakelijk maakt terug te vallen op spontane en/of onderwezen compensatietechnieken. (uit: "Dyslexie - Wetenschappelijke afbakening" Peter van Vugt, Universiteit Antwerpen. Bron: "Eerste hulp bij Leerstoornissen" van VZW Die-'s-lekti-kus)
Wanneer we bovenstaande informatie wat uiteenrafelen, krijgen we het volgende:
- cognitief probleem: niet de waarneming is gestoord, maar wel de verdere verwerking
- specifiek: de stoornis doet zich voor in een veld van nauw verwante vaardigheden, de intelligentie is zeker niet aangetast of niet bedreigd door de stoornis (i.t.t. ontwikkelingsstoornissen). Onder impuls van Dumont werd IQ heel lang als belangrijk diagnose-criterium voor dyslexie beschouwd. Nu wordt dyslexie zowel beschreven voor laag normaal begaafde kinderen (bijv. IQ 85) als hoogbegaafde kinderen (bijv. IQ 126).
- Blijvend karakter: de kernstoornis verdwijnt niet; men mag dus niet elk moeizaam lezend kind dyslectisch noemen!
- Individu-gebonden: grote variatie in ernst van dyslexie, veel subvormen, geen typische fouten, gevoelstoestand beïnvloedt frequentie en intensiteit van de symptomen ook sterk en elke dyslecticus reageert op zijn manier op de stoornis.
- Biologische gronden: neurofysiologische en neuro-anatomische achtergronden (door de jaren heen evolutie van nadruk op visuele perceptie en oogmotoriek naar hemisfeerdominantie (talig / niet-talig), en heden naar verschillen in intra-hemisferische structuren tot erfelijkheid).
- Binnen een gemiddelde termijn: daarom kan men moeilijk van dyslexie spreken voor de leeftijd van 8 à 9 jaar.
- Voldoende vlot automatiseren: er zijn op elk leeftijdsniveau gradaties in de beheersing van de klank / teken - koppelingen ; de vraag hoe men zwakke lezers van dyslectici onderscheidt, zorgde al vaak voor discussies.
- Klank-teken-koppelingen: het moet benadrukt worden dat dit het essentiële kenmerk is, er is immers vaak comorbiditeit, waardoor de grenzen van dyslexie vaak vervagen (bijv. taalstoornis).
- Elke aan te leren taal: de dyslecticus wordt bij het aanleren van een tweede taal geconfronteerd met hetzelfde frustrerende proces als toen hij de basisregels van zijn moedertaal onder de knie probeerde te krijgen.
2. Aanpak.
STICORDI: STImuleren, COmpenseren, Remediëren en DIspenseren.
Aanpak van het leesprobleem zelf:
- Remediëren: de problemen verhelpen door die aspecten van het lezen, die de leerling slecht of matig beheerst verder te ontwikkelen (bijv. auditieve deelvaardigheden trainen, grafeem foneemkoppeling, al dan niet computerondersteund).
- Compenseren: men gaat uit van de sterke kanten aan de leesvaardigheid van de leerling en probeert door middel van de verdere ontwikkeling daarvan de leesvaardigheid van de leerling te verbeteren (bijv.: een spellende lezer kan meestal heel goed auditief synthetiseren: men kan deze vaardigheid benutten en het synthetiseren van grotere woorddelen (klankgroepen) trainen ifv. van het stimuleren van de directe woordherkenning).
Indirecte aanpak (neveneffecten van het leesprobleem beperken):
- Stimuleren: het bevorderen van de leesmotivatie en het vergroten van de motivatie voor het leren door te werken aan het leergedrag en de werk- en studiehouding van de leerling (bijv. via zelfinstructietraining: "leren leren").
- Dispenseren: maatregelen nemen, die het mogelijk maken om activiteiten, waarbij lezen een rol speelt op een andere manier vorm te geven, te vermijden en/of te vergemakkelijken. (Bijv. mondeling examen ipv. schriftelijk, meer tijd geven voor examens, aangepaste dictees, geen punten aftrekken voor spellingsfouten in andere opdrachten, het gebruik van compenserende software toelaten, ...)
Bron : http://www.sensotec.be/dyslexie/algemeen.htm
|