Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
17-10-2006
GELUK ZONDER MEER!
Mijn voeten in het zand aan de rand van het water de deinende golven die zingen en tateren hun kragen getooid met ziltwitte kant.
Ik kijk naar mijn voeten in het zandige water de zon op mijn huid en licht in mijn hart hoor meeuwen, die krijsen. Ver weg waait een vlag.
Ik kijk naar de einder en loop door het water de vloedlijn die spoelt langs mijn benen omhoog en voel hoe mijn hart springt en dan buitelt een vreugde gewoon hemelhoog!
Ik ben totaal verliefd op de zee, en waar die liefde vandaan komt, kan ik zelfs bij benadering niet verklaren. Mijn sterrebeeld is Steenbok, en dus is die hang naar het grote water echt niet zo alledaags. Ik woon niet eens in de buurt van de zee, maar eerder aan de andere kant van het land. Wanneer ik die aandrang voel om mij totaal en volledig over te geven aan dat grote geweld sluit ik mijn ogen en lig achterover in een gemakkelijke ligzetel. De zon tintelt op mijn huid en dringt gans zacht, hoe langer hoe dieper, tot op mijn botten, die de weldoende warmte met dankbaarheid ontvangen en ervaren. Af en toe streelt een gesluierd briesje over mijn huid en maakt dit intense gevoel nog heerlijker. Ik duik helemaal naar binnen, in mijzelf en hoor zelfs niet meer het geluid van de andere badgasten. Mijn voeten wroeten zich diep in het warme zand, dat ze omsluit als een wollige deken. En af en aan ruist de branding en rollen de golven in een onhoudbaar ritme, dat door niets verstoord wordt. Ik hoor dat zingen en bruisen en heb de indruk, dat het hoe langer hoe intenser en heviger wordt. Het gaat hoger en hoger en dan plots...... valt het totaal weg! Enkele seconden maar, totale stilte.... Dan herneemt de branding zijn lied en rolt over me heen met zijn tonen en geluid. Dit patroon herhaalt zich regelmatig en fascineert me ongewoon, omdat er een soort regelmaat in zit, die ik helemaal niet kan verklaren. In enkele seconden valt alles totaal stil, en dan gaat alles gewoon weer door! Als je die enorme watermassa bekijkt en weet dat dit daarin gebeurt, dan wordt het ongeloof en de fascinatie alleen maar groter. Is dit een soort oerinstinct, dat mij naar die watermassa trekt? Ik heb de zee gezien in alle tinten van groen en blauw, naar grijs en zwart. Van sereen en kalm naar woest, brutaal en beangstigend. En toch blijft in mij die mateloze bewondering en liefde, voor die grote watervlakte, waar ook ter wereld .
Ik sta op het trapje dat naar de voordeur leidt en kijk uit over de uitgestrektheid van zand en heidestruiken, die zinderen in de zon. Het houten huisje achter mij is van een sobere eenvoud en ik woon er in mijn eentje, zonder partner, zonder kinderen, totaal op mijzelf teruggeworpen. Ik leun tegen de deurstijl en staar verdroomd over het water van een groot, heel diep ven, dat roerloos in de middaghitte ligt. Er is nauwelijks een rimpeling te zien op de wateroppervlakte. Nu en dan beroert een insect de glinsterende spiegel en is er iets van leven in de gladde massa. Rond de oever groeien hier en daar wat planten. Maar die hebben hun fleurigheid verloren door de gestage hitte van de namiddag. Er is geen geluid te horen buiten dat van de overdonderende stilte. Ik ben totaal weg van de wereld als ik plots een geluid hoor van een naderend voertuig. In de verte zie ik een stofwolk naderen maar kan nog niet vaststellen welk vehikel op weg is naar mijn onderkomen. Ik veronderstel tenminste dat het naar hier komt, want de weg loopt dood en andere levende wezens zijn hier niet te vinden in dit verlaten gebied. Als een aftandse auto met veel geraas en stof tot stilstand komt voor mijn huisje, weet ik al wat ik verwachten kan. Ik ben hier echt niet blij mee!Het is een inwoner van het dorp, waar ik vroeger gewoond heb. De zoveelste op rij, die gaat proberen om mij over te halen om het kleine stukje grond, dat ik daar nog ergens bezit, te verkopen. Want er zijn grootste uitbreidingsplannen, en alleen deze koppige griet wil niet meewerken! Hoe dikwijls heb ik nu al "neen" gezegd op de vraag om te verkopen. Ik spreek toch hun taal, en zij moeten toch de betekenis van het woord neen begrijpen! Niet dus! Hoe zeggen ze dat zo mooi: als een vrouw neen zegt, bedoelt ze over het algemeen ja. Ik word er pisnijdig van, dat ze er gewoon van uit gaan dat ik toch wel bijdraai en ze hun slag zullen thuishalen! Inwendig voel ik hoe de woede langzaam opborrelt en bezit van mij neemt. Ik luister niet eens meer naar alle argumenten en drogredenen, die aangevoerd worden om mij te overtuigen. Heel mijn wezen wordt witgloeiend, eni voel hoe de hitte naar mijn wangen kruipt, maar ik zeg geen woord. Mijn tegenstander voelt zich hierdoor gesterkt en probeert mij te overdonderen en zijn slag thuis te halen. Er begint een triomfantelijke toon door te klinken in zijn betoog want hij meent het pleit bijna gewonnen te hebben. Zo'n vrouwtje moet je gewoon op de juiste manier aanpakken, dan krijg je die wel klein! De woede diep in mij wordt ondraaglijk en allesverterend. Het is onbegrijpemijk dat die man dat niet ziet en maar verder gaat mijn zijn gedaas. Ik tast naast mij en mijn hand vindt de steel van een schup, die ik gebruikt heb in mijn schamel hofje. Mijn vingers klemmen zich om die steel en laten niet meer los. Ik versta niets, meer, alleen het geraas van de woorden stort zich over mij heen. Het bloed klopt in mijn slapen en en gonst in mijn oren en met en plotse zwaai sla ik de schup naar mijn belager en beuk hem in zijn hoofd. Alles is terug stil en roerloos. Bloed dat als een stroom uit zijn doorkliefde hoofd vloeit maakt geen geluid. Langzaam verstomt het suizen en fluiten in mijn hoofd en oren en zien mijn ogen terug klaar. Ik neem de ravage op, die ik aangericht heb en weet dat ik hieraan iets moet doen. Ik kan zijn lichaam onmogelijk optillen maar sleep het zwetend en hijgend de lange afstand naar het diepe ven. Ik waad het water in en sleur hem achter mij aan. Zwem een eind , hem nog steeds meesleurend en als ik denk dat ik het lichaam kan dumpen, laat ik los. Nu die auto nog! Die moet absoluut hier uit de buurt. Ik start het ding en rijd terug naar de grote weg, en laat hem daar achter. Dan vang ik de lange stoffige weg te voet aan , terug naar mijn huisje. Ik ruim te troep op en spoel alles weg met water. Ik ga op het trapje zitten en kijk uit over de watervlakte. De toestand van rust en roerloosheid is hersteld. Dit kun je niet blijven doen, zeg ik mompelend tot mezelf, ooit komen die lijken bovendrijven en dan hebben ze je te pakken!
Als ik ontwaak, voel ik mij verdwaasd en behoorlijk ontredderd. Die ontreddering blijft enkele dagen aanhouden, en ik kan maar met moeite de beelden uit mijn geest verdrijven. Ergens, héél diep in mij, moet een behoorlijke dosis agressie zitten, die blijkbaar steeds onderdrukt is en aan de oppervlakte gekomen is in een droom. En aangenaam kan je zo'n droom echt niet noemen. Gelukkig was hij éénmalig maar vergeten kan ik hem niet.
Na het groot verlof waren wij, ondanks de méér dan strenge regels, blij dat we weer naar school konden en dus ook weer op internaat! We misten onze vriendinnen en schoolmaatjes en konden niet wachten om alles te vertellen, wat we beleefd hadden tijdens het verlof. Voor sommigen waren dat reizen naar Spanje, Frankrijk, Italië enz... . Voor mijzelf zat er dat gewoon niet in en was vakantie gewoon thuis een hand toesteken en zorgen dat alle werk zo snel mogelijk gedaan was, zodat er wat vrije tijd overbleef voor het lezen van een boek of tekenen. Bij het begin van het schooljaar moesten de internen de avond van tevoren aanwezig zijn. Wij kwamen aangereisd met koffers gevuld met lakens, dekens, handdoeken, ondergoed enz... Alles werd naar de chambretten gebracht en netjes in de kast getast. Het bed werd klaargemaakt voor de nacht en heel de slaapzaal gonsde van de bedrijvigheid. Er werd wel niet gesproken, want dat was strikt verboden, maar al die geluiden van kasten, bedden, deuren enz. vertelden ons, dat wij niet alleen waren met onze voorbereidingen. Zoals ik reeds vertelde, waren de de chambretten gescheiden door houten wanden, die niet tot aan de grond reikten maar een opening lieten van ongeveer 25cm. Die eerste avond lagen we dan ook gewoonlijk op een zijde op het matje voor het bed met het gezicht naar de afscheiding en lagen zo op fluistertoon met ons buurmeisje te praten. Vakantiefoto's werden getoond en alle spannende nieuwsjes met rode wangen verteld. Het was echter opletten geblazen want de controlerende mère kwam naderbij geslopen zonder dat ook maar iemand haar hoorde. Ik geloof echt dat die een "Para"-opleiding genoten had in het besluipen van mensen! Plots ging dan de deur open en stond ze gewoon achter je rug! Afschuwelijk was dat en je hart ging in één sprong naar je keel. De straf volgde dan ook prompt! Het gevolg was, dat er al leerlingen gestraft waren, nog voor het schooljaar begonnen was! Mijn Italiaanse vriendin werd zo betrapt terwijl ze op haar zijde lag te kletsen met haar buurmeisje. Ze kreeg een ferme straf en de verwittiging, als er nog een dergelijk voorval gemeld werd, zij haar biezen kon pakken en enkele reis naar huis mocht boeken. Enige tijd later is ze inderdaad naar huis gestuurd. Het fijne hebben wij er nooit van geweten, maar er werd verteld, dat ze op de chambrette bij haar buurmeisje "betrapt" was. Ze zaten samen op het bed te praten en plots stond de "Para-mère" in de kamer. De vriendin werd niet weggestuurd, maar zij wel. Er was dan ook een duidelijk verschil in maatschappelijke stand tussen beiden. Verder heb ik weet van één ander geval, waar een leerling "vriendelijk" verzocht werd niet meer terug te komen en ergens anders haar heil te zoeken. Het was een Nederlandse A.V.d.B. Ze was groot, spontaan, open van geest en niet op haar mondje gevallen! Veel te vrijgevochten om in een gemeenschap zoals deze te kunnen aarden. Als de mère iets zei, wat haar niet zinde, durfde ze echt wel binnensmonds te sputteren : "Stom wijf". Maar dan steeds hard genoeg dat de persoon in kwestie het wel degelijk hoorde, hetgeen ook haar bedoeling was. Dat had haar reeds heel wat strafstudie en opmerkingen bezorgd, maar daar veegde ze met zwier haar voeten aan. Zij was de dochter van een gegoede Nederlandse zakenman, die veel onderweg was. Dat verklaarde haar aanwezigheid in het internaat. Zij was echter een bonte vogel, die daar schril afstak tegen de gedweeë Belgen, die wij waren. Op een dag moesten wij onze chambretten een goede poetsbeurt geven. Kasten uitruimen, met een natte doek inwendig en uitwendig afvegen en nadien als alles netjes terug op orde lag, werd dat alles gecontroleerd door de "Para-mère" A. had echter niet veel zin in poetsen, want dat was iets, wat ze echt van huis uit niet meegekregen had. In plaats van een natte doek te gebruiken voor haar kast, had ze haar haarborstel onder de kraan gehouden en was ze boven op de kast geklommen. Daar zat ze lustig nar de ander zijde te sprenkelen, terwijl ze zong : het regent , het zegent....! Het was echter niet haar buurmeisje die de nattigheid op haar hoofd kreeg maar de mère. Toen ze dat in de gaten kreeg, schrok ze behoorlijk en wilde zo snel mogelijk van die kast af. Opeens een gekraak en geraas van jewelste en A. zakte met natte borstel en al door de kast naar beneden. Dat was meteen het einde van haar carrière als clown in het internaat. Ze verdween zonder boeh of bah, en we hebben ook nooit meer iets van haar gezien of gehoord. Ik vond het spijtig, want zij was de allereerste die ooit een tennisballetje met mij geslagen heeft op het slecht onderhouden tennisplein achter het park.
Het was in het internaat ten strengste verboden om juwelen te dragen, en met juwelen werd letterlijk alles bedoeld wat ook maar diende als opsmuk. Alleen oorbellen, die doorheen de gaatjes in de oren zaten, mochten erin blijven. Ringen, armbanden, kettinkjes, met of zonder kruisje, alles moest uit en eventueel in bewaring gegeven bij de nonnen. Er werd streng op toegekeken dat we nederig en netjes waren, en in die optiek hoorden geen juwelen thuis. Streng of preuts, ik weet niet hoe ik het moet noemen. Wat bijvoorbeeld te denken over hte volgende: Tijdens de geschiedenislessen werden er regelmatig diabeelden vertoond. Dat waren dan vooral dia's van italiaanse en griekse steden en alle monumenten en beelden , die daar al jaren te bewonderen zijn. Wij vonden dat steeds geweldig, want in die tijd was het niet vanzelfsprekend dat kinderen van onze ouderdom in heel Europa op vakantie gingen. Op die manier zogen wij de pracht en praal van al die steden als het ware op.Als er echter beelden vertoond werden van mannelijke naakten, werd minuscuul de mannelijkheid afgedekt! Dit vond en vind ik zo belachelijk dat het op mijn lachspieren werkte. Als men op de Poësis en de Rethorica een reis maakte naar Griekenland of Rome, werden die beelden daar ter plaatse toch ook niet bedekt om al die tere zieltjes niet te kwetsen! Het mag dus wel duidelijk zijn, dat aan voorlichting helemaal niet gedaan werd en dat de voorbereiding op het werkelijke leven nihil was! En toch waren die geschiedenislessen zonder meer fascinerend! Het lag natuurlijk vooral aan de manier waarop de leerkracht haar stof bracht. Ze was zo gedreven en enthousiast, dat ze je automatisch meesleepte in die wereld, die zo anders was, dan de onze. Een van haar uispraken herinner ik mij nog kristalhelder: Geschiedenis is niet: er was eens, ooit, ergens in een ver vreemd land! Geschiedenis gaat over exacte plaatsen en mensen en juiste data, waar je niet met je pet naar kunt slaan. Het moet behoorlijk indruk op me gemaakt hebben, dat ik dat nu nog zo exact weet. En de liefde voor die prachtige schilderijen en beelden, die ons daar getoond werden, ben ik nooit meer kwijtgeraakt!
Het jaar liep op zijn einde en Sinterklaas naderde met rasse schreden. Wij hadden het plan opgevat om te sparen voor een groep van kinderen, die onder toezicht geplaatst waren door de jeugdrechter, en die in Schoten of in Bonheiden, als ik mij goed herinner, woonden. Er werd zoveel mogelijk een gezinssituatie nagestreefd. De kinderen woonden dan ook met groepen van een stuk of tien samen onder begeleiding van een "leider" of "leidster". Ik meen mij te herinneren dat ze allemaal de puberleeftijd hadden. Wij zijn daar ooit een week naar toe geweest met de klas om de leiders te ontlasten en hen enkele verlofdagen te gunnen. Wij deden dan spellen met de kinderen, die niet zoveel jonger waren dan wijzelf, hielden hen bezig en hielpen eten bereiden en zaten samen met hen aan tafel. Overnachten deden wij dan weer in het internaat. Daar de middelen, om deze kinderen iets extra's te geven, zéér beperkt waren, spaarden wij met de ganse klas voor chocolade, die hen bezorgd zou worden met Sinterklaas. De doos met die chocolade stond op de trede onder het bord, zodat wij daar voortdurend aan herinnerd werden. Op een zekere ochtend waren wij allemaal in de klas , maar de titularis was nog niet gearriveerd. Het was een getater van jewelste en iedereen praatte zowat door elkaar, met een behoorlijk volume aan lawaai tot gevolg. Opeens stond onze klastitularis achter haar lessenaar en maande ons aan tot stilte. In heel het tummult hadden we haar niet eens zien of horen binnenkomen. Toen het lawaai bedaard was, vroeg ze: Waar is de doos met chocolade???? Verdwenen! Iedereen dacht dat zij die doos weggestopt had, om ons te bewijzen, dat wij zelfs zoiets niet zagen of hoorden, als we aan het tateren waren. Na veel heen en weer gevraag drong het tot ons door, dat de doos gewoon verdwenen was! Spoorloos en nergens meer te vinden. Met het besef steeg ons verontwaardiging naar ongekende hoogte! Wie had het lef om iets, dat voor arme kinderen bestemd was, te komen stelen?? We waren geschokt tot het diepste van onze ziel. Maar de chocolade was en bleef verdwenen. We wilden 's avonds in het donker postvatten in de klas om de dief op heterdaad te betrappen, maar daar werd door de zusters een stokje voor gestoken. De verdwenen chocolade bleef een mysterie en er werd ijverig gespaard om nieuwe, te kopen voor onze beschermelingen en die werd een week voor Sinterklaas bezorgd in het home. Sinterklaasdag brak aan en wij kregen allemaal een kleine attentie: een appelsien, wat nootjes en een speculaaskoek. Eerst moetsen wij echter het kleine pennenmes zoeken van de klastitularis. Dat ding was behoorlijk klein en de klas bijzonder groot! Er kwam dus aardig wat zoekwerk bij te pas. Er werd ook langs de trede gezocht en opeens ontdekte iemand een stukje zilverpapier, dat tussen de trede en de muur uitpiepte. Met man en macht werd die trede van de muur getrokken. De ontdekking, die we toen deden benam ons de adem. Sprakeloos stonden wij allemaal te staren naar al die stukken chocolade die onder de trede lagen. Toen wij die bijeen wilden rapen en wat nader bekeken, bleek dat er overal vlijmscherpe tanden instonden en aan sommige stukken waren ganse hoeken weggepeuzeld. Ratten!!!! Alleen ratten konden dit gedaan hebben, en de gaatjes van hun tanden waren het beste bewijs. Alle chocolade werd weggegooid, want die was onbruikbaar voor consumptie. Maar die ratten, die moesten er toch nog zitten! Maar waar en hoe konden wij die vangen? Er werd gewacht tot in het weekend en op vrijdagavond werd er een grote rattenval op de eerste trap van de trede gezet. En nu was het afwachten of die slimme dieren zich ook zouden laten verschalken en of ze überhaupt nog wel honger genoeg hadden om in die kooi naar het lokaas te gaan. Zondagmorgen. Wij kwamen van de mis en waren juist gearriveerd in de refter. Zoals altijd waren we slechts met een paar leerlingen. Plots kwam onze titularis de refter in en vroeg mij even mee naar buiten te gaan. Lieve deugd, dacht ik, daar gaan we weer! Maar tot mijn verbazing vroeg ze: Jij bent toch niet gauw bang hé. Neen , antwoordde ik, ik ben zelden bang. Kom eens met me mee, vroeg ze. Ze ging mij voor naar het klaslokaal van de Poësis en ik volgde haar naar binnen. Daar stonden we allebei met grote ogen en muisstil naar die enorme rat te kijken die gevangen zat in die kooi! Ik had nog nooit een rat in levende lijve gezien en nieuwsgierig ging ik dichterbij om het beest van dichtbij te bestuderen. Ze zat toch veilig en wel opgesloten! Het dier zat in elkaar gedoken in de kooi en keek naar mij omhoog met die harde kraaloogjes. De titularis en ik zegden geen woord. Plots werd de stilte verscheurd door een ongelooflijk gekrijs van het dier. De uitdrukking: het bloed stolde in de aderen, heeft toen zijn volledige betekenis voor mij gekregen! Het was gewoon afschuwelijk! Later is het dier met kooi en al in kokend water gedompeld. Wij wisten geen enkele andere manier om er ons van te ontdoen. Wij hebben nooit meer een rat in de klaslokalen gezien of gehoord. Waarschijnlijk heeft het afschuwelijke gegil van het dier, alle anderen op de vlucht gejaagd.
Sommige dagen waren gewoon diep ellendig en toch werd er ook heel wat afgelachen. Dat is het voor- en nadeel van jong zijn. Men kan je onnoemelijk kwetsen en tot in het diepste van je ziel verwonden en toch krabbel je dan weer recht met die ongelooflijke veerkracht van de jeugd en kun je lachen tot tranen toe! Die lachpartijen werden dan soms ook weer afgestraft! Als we 's avonds in rijen van twee de lange trappen opliepen naar de slaapzaal, werden wij verondersteld dat in alle stilte en zonder één enkel woord te doen. Dat lukte niet altijd. Het gebeurde, dat wij reeds op de speelplaats uitgelaten en lacherig waren en dat houdt zo maar niet op bij een belletje! We durfden elkaar dan niet eens aan te kijken maar als dat toch gebeurde, kregen wij gewoon de slappe lach! Het feit dat wij niet mochten lachen, was genoeg om niet meer bij te komen! Gewoonlijk werden er dan enkele slachtoffers uitgepikt en die moesten dan aan weerszijden van de slaapzaal, onder het nachtlicht aan de dubbele deuren gaan staan. Daar kon je blijven staan totdat het hele slaapritueel was afgehandeld en iedereen eindelijk in zijn bed lag. Daarna werden we ieder afzonderlijk op het matje geroepen en kregen we een preek van hier tot ginder te slikken, alsof wij een ernstig vergrijp hadden gepleegd. We hadden alleen maar gelachen!!! Er werd dan gedreigd, dat we naar de slaapzaal van de kleintjes moesten, waar zelfs geen deuren in de afzonderlijke slaapplaatsen waren.
Als we bij regenweer in een van de zalen de pauzes doorbrachten, was het gewoonlijk ook lachen geblazen. Alle zalen hadden parketvloeren, die glanzend en spiegelglad gepoetst waren door de soeurs.Er waren banken rondom tegen de houten bekleding van de muren en er stonden tafeltjes en kleine taboeretjes. Een geliefkoosde bezigheid was, zo'n taboeretje wegduwen met een voet, op het ogenblik dat een van de meisjes erop wilde gaan zitten. Het gevolg laat zich raden natuurlijk. Ze denderde weinig flatteus op haar achterste op de grond. De nonnen waren razend, als we dit deden en wij vonden het behoorlijk flauw, want "wij mochten ook nooit eens lachen". Later heb ik ooit gelezen dat door zo'n schok van die val op het staartbeen, datzelfde beentje kon breken, wat behoorlijk pijnlijk is en ook het netvlies van je oog of ogen kon loslaten, wat nogal dramatischer was. Toen begreep ik hun woede. Maar waarom kwam dan niemand van hen op het idee om ons de mogelijke gevolgen te vertellen?? Dan zouden wij begrepen hebben, waarom je zoiets niet doet. Neen, er volgde alleen een strikt verbod zonder uitleg en daarna straffen, als het toch gebeurde. Ook het verhoog in de klas, waarop de lessenaar van de leerkracht stond, was in parket. Er waren twee opstapjes en tegen het einde van het schooljaar werd die trede, zoals dat ding genoemd werd, door ons geboend. Dat was een groot feest. We smeerden de parketvloer duchtig in met boenwas en legden er een groot stuk stof op. Daarop zette zich een van mijn schoolvriendinnen met opgetrokken knieën en zij werd van de ene kant naar de andere gezwierd en rondgedraaid dat het een lieve lust was. Dat die trede blonk gelijk een spiegel hoeft verder wel geen betoog zeker! En wij lagen soms plat van het lachen omdat de leerling in kwestie regelmatig van die lap stof vloog. Het lijkt allemaal zo naïef en onbelangrijk, maar dat lachen loste een hoop verdriet en zorgen op voor enkele uren, waardoor je er weer beter tegenaan kon. De eerste termijn dat ik daar moest blijven was van 1 september tot Allerheiligen! Dat is niet niks. Het waren lange weekenden, die soms vredig en rustig verliepen en waarop wij zondags muziek mochten aanvragen, die dan in de klas,waar we lazen of studeerden, gedraaid werd. Als ik mijn hand opstak, wist men reeds wat ik wilde. Ik vroeg steeds dezelfde plaat aan. "Vieux Vienne": Liebesfreude en Liebesleid, waren de twee zijden van de plaat. Het was alleen vioolspel en ik vond de muziek hemels. Ik wilde alleen dat ik ze nog ergens kon vinden, maar dat schijnt een hopeloze opdracht. Andere weekenden werd ik moederziel alleen verbannen naar een ander klaslokaal. Oorzaak was dan bijvoorbeeld, dat ik niet zo'n goede punten op een ondervraging had, of iets dergelijks. Ik zat dan het ganse weekend moederziel alleen in dat lokaal, waar ik verondersteld werd te leren en zondagnamiddag mocht lezen. Maar geen muziek dan voor mij. Als we naar de refter gingen om te eten moest ik helemaal aan het einde van een héééééél lange tafel gaan zitten en zaten de andere meisjes samen aan het begin van de tafel. We waren steeds met een heel klein aantal, want bijna alle meisjes gingen elke week of minstens om de veertien dagen naar huis. Alleen enkele meisjes uit een van de beide Vlaanderen en nog de andere Limburgse bleven langer daar,omdat de afstand veel te groot was. Zij werden verondersteld mij totaal te negeren en geen woord met mij te wisselen. Daaraan hielden ze zich ook. Tot op heden weet ik absoluut niet, met welk recht ze mij zo behandelden. De opdracht kwam steeds van Toto en de anderen volgden haar bevelen blindelings op. Na de laatste proclamatie, toen we nog wat stonden na te kaarten en ik voorgoed daar zou verdwijnen, heb ik Toto vlakaf gevraagd, waarom ze mij altijd behandeld had, zoals ze gedaan had gedurende die vier jaren en met een uitgestreken gezicht antwoordde ze: Omdat ik je zo graag had! Zo'n antwoord tart toch elke verbeelding! Ik heb haar geantwoord, dat het een uitermate vreemde manier was om dat te tonen! En wat moet je daar dan verder mee? Ik was al jaren getrouwd, toen ik nog steeds van haar droomde! Ik denk dat dat meer zegt, dan alles, wat ik hier kan schrijven. Als ik dan zegde tegen mijn man: ik heb van Toto gedroomd, kon die daar met zijn gezond verstand niet bij. Dat ligt toch jaren achter je, zegde hij dan. Maar dat bewijst eens temeer, dat een onderbewustzijn alle kwellingen en wonden op zijn eigen manier opslaat en in zijn eigen tijd verwerkt. En daar heeft de rede totaal niets tegen in te brengen!