Ik kijk naar buiten en zie de zwiepende takken van de bomen en struiken, begeleid door hevige regenvlagen. Ik kan maar aan één ding meer denken: naar de zon vliegen en die nattigheid hier vergeten. Jaren terug, het eiland Hvar aan de kust van Yougoslavië. We logeerden in een hotel, dat alleen van het strand gescheiden was door een weg. Af en toe reed er een inwoner met kar en paard voorbij en nu en dan een auto van vakantiegangers, die een beetje verderop langs de kust in een buitenhuisje verbleven. Het was er zo idyllisch rustig, dat het nu als een droom lijkt. Toch staan de beelden mij nog haarscherp voor de geest. Het hotel had een centraal gedeelte, waar de maaltijden genuttigd werden en de overnachtingen vonden plaats in kleine huisjes, twee aan twee gebouwd. Houten trappen, verlicht door paddestoellichten voerden er naar toe en de verschillende groepen huisjes hadden per groep een naam van de dierenriem: capricorno, pisces, taurus, .... Het centrale gedeelte was gebouwd tegen een grillige rotswand, die als achterzijde van de inkomhal fungeerde en waartegen hoog boven de hoofden van het personeel een wilde roos bloeide. Hoe die daar terecht was gekomen, weet ik niet en verwondert me nu, maar toen vond ik het vanzelfsprekend, dat die daar was. Elke dag liepen we de weg over naar het strand en het onwaarschijnlijk blauwe en zuivere water van de zee. Op een dag was ik samen met ons zoontje, die zowat 5 jaar moet geweest zijn, op het strand. We observeerden enkele vrouwen in het water, die ginnegapten en duidelijk genoten. Plots slaakte één van hen een hoog gilletje. Ze stond voorovergebogen met haar handen op een rots in het water en riep: Kuck mal wie frech die sind! Haar vriendin kwam naderbij en ook wij wilden wel eens zien, wie er "so frech" was. Het waren enkele kleine goudkleurige visjes, zoals onze goudvissen, die aan haar vingers kwamen "snuffelen", als je dat woord dan al kan gebruiken in deze contect! Hun bekje ging open en dicht, en ze hadden absoluut geen schrik. Iemand haalde een oranje zeester uit het water en gaf ze aan onze zoon. Ik kende wel de grijs-blauwe soorten, maar een oranje had ik nog nooit gezien. Mijn man,M., had diezelfde morgen een lange wandeling gemaakt, omhoog tussen de bomen en rotsen en kwam voorbij een man, die een huis aan het bouwen was. In zijn eentje, werkte hij daar, in zijn eigen rustige tempo. M. stopte en begon een praatje met de man. De meesten onder hen spraken wel duits, maar moesten van Duitsers in het algemeen niet veel hebben, en dat had met de voorbije oorlog te maken. Maar zodra hij hoorde dat hij tegenover een Belg stond, werd hij gemoedelijk een spraakzaam en nodigde M. uit om naast hem te komen zitten onder een boom en bood hem brood, kaas en wijn aan. Dat liet zich M. geen tweemaal vragen en zo verbracht hij enkele gezellige uren met zijn nieuwe bekende, en van wandelen kwam helemaal niets meer in huis. De man vertelde, dat hij een vakantiehuis aan het bouwen was en dat wilde hij verhuren aan de toeristen. Hij heeft zelfs zijn adres aan M. meegegeven, maar dat is in de jaren die volgden, verloren gegaan. Op één van de zonnige namiddagen, vertrokken we met een boot naar een verder gelegen strand en aansluitend was er een vis-picknick. Na wat zwemmen en zonnen, belandden we bij een afgelegen huisje met een grote verwilderde tuin. In de tuin, tussen de bloemen en wilde planten waren planken op schragen gelegd en deden dienst als lange tafels. Enkele inwoners waren nog bezig met het vangen van grote vissen, die daar blijkbaar in overvloed aanwezig waren. Buiten was een grote BBQ gemaakt en de vissen werden op het houtvuur geroosterd en gegaard. Vis, koteletten en rode wijn. Ik herinner me niet dat er brood bij was. Daar zaten we allemaal aan de lange tafels, warm en rozig in de zon en er werden allerlei talen gesproken, behalve Nederlands. Plots hoorde ik de eigenaardige roep van een dier. Ik keek naar waar het geluid vandaan kwam, en zag een vrouwtje tegen de berg omhoog gaan en achter zich aan sleepte ze een ezel mee, die er duidelijk niet veel zin in had, en dat met veel misbaar te kennen gaf. Dat was de eerste maal in mijn leven, dat ik een ezel hoorde balken en het had helemaal niets weg van ia, ia!!!!! Het eten in de zonovergoten tuin was heerlijk en de wijn vloeide rijkelijk. Ineens slaakte de dame tegenover mij een verrukte kreet. Iedereen keek op en opgewonden liet ze zien, wat ze in haar vis gevonden had: een piepklein pareltje. Hoe die daar gekomen was, hebben wij ons op dat moment niet afgevraagd, maar iedereen wilde het kleinnood zien. Maar door de zon, de hitte en de wijn, waren sommigen niet meer zo vast te been en plots viel de kleine parel en rolde van de tafel. Iedereen dook naar beneden. En daar zaten we allemaal op onze knieën te zoeken naar de uitermate kleine ding in een verwilderde tuin vol bloemen en planten! Dit was erger dan een naald in een hooiberg, en het kleinnood is dan ook niet meer gevonden, tot groot verdriet van de dame in kwestie. Na de uitgebreide maaltijd, keerden we per boot terug naar ons hotel, om te bekomen van de zon, de zeelucht en de wijn.
|