De dag loopt ten einde, ik sta in het duister, zoek woordeloos sterren, hoor donker gefluister.
Van binnen één leegte, een vuist rond mijn hart, verscheurend verlangen, naar ik weet niet wat!
de tranen, ze stromen onstuitbaar en woest, ze brengen verlichting, bedaren mijn bloed.
En als dan de wind mijn wangen beroert, dan wordt alles vredig... de nacht dekt mij toe.
|