Wat is het lang geleden, dat ik nog aan mijn Italiaanse vriendinnetje gedacht heb! Die met de vele gevlochten staartjes op de humaniora. Zij was, net als ik de oudste van een resem kinderen en woonde in een mijndorp niet ver van mijn geboortedorp. Wij hebben elkaar leren kennen op de humaniora en zijn dan ook enkele jaren bevriend gebleven. Ze is zelfs met mij op internaat geweest in de provincie Antwerpen (Torentjes Waver) en werd daar na een jaar wandelen gestuurd, omdat ze op de slaapzaal, onder de chambretten door met haar buurmeisje had liggen te babbelen en daarbij betrapt werd door de non.Het buurmeisje werd niet doorgestuurd, maar zij wel. Haar ouders waren dan ook minder welstellend. Zij was geboren in Tripoli, het noorden van Afrika, waar haar vader, een Italiaan, grenswachter was. Haar moeder was een Duitse, en licenciate in de Germaanse talen. Het was een warm, beschaafd gezin en ik had het er echt naar mijn zin, als ik daar was. Wij trokken elke dag met elkaar op, tijdens de eerste vier jaren van de humaniora, totdat zij totaal onverwacht uit mijn leven verdween, omdat zij naar huis gestuurd werd, en ik verder op internaat zat. In de tijd, dat zij en ik samen naar Maaseik naar school gingen, nodigde zij mij op een dag uit, om samen met haar familie, met de trein naar zee te gaan! Ik was totaal perplex! Zo'n cadeau had ik nog nooit van iemand gekregen en ik had nog nooit de zee gezien! Ik was trouwens in die tijd nog nooit buiten Limburg geweest, buiten de zeldzame bezoekjes aan een tante in Lier, samen met mijn moeder. De vader van mijn vriendinnetje werkte in de mijn in Eisden en de mijnwerkers kregen treincoupons, waarmee ze gratis konden reizen. En ik mocht mee!! Ik sliep er gewoon niet meer van. De dag brak aan, dat we het avontuur zouden aanvangen en de avond voordien was ik reeds bij haar blijven slapen, omdat er 's morgens erg vroeg vertrokken werd. Onze knapzak werd klaargemaakt, met boterhammetjes en drinken en fruit voor de ganse dag, en wij voelden ons lijk jonge veulens, die voor het eerst in de lente de weide in mochten. En daar gingen wij beiden. De een met lange zwarte haren en ik met lange middelblonde haren, netjes gekleed in de zondagse kleren, schoenen opgeblonken en witte sokjes aan. We waren 14 jaar oud en in die tijd waren dat nog "kinderen"met sokjes aan. Gedurende de ganse treinreis hebben wij met grote ogen het voorbijsnellende landschap bewonderd. Er waren de nodige overstappen en dat was weeral spannend, en na enkele uren treinen kwamen wij in het station van bestemming aan. Ik realiseer mij nu, dat ik niet eens meer weet, naar welke badstad we geweest zijn. Zal wel Oostende geweest zijn, maar ik kan het niet bezweren. En dan met onze pick-nick richting strand. Het was geen mooi weer. De lucht zag grijs en er waaide een frisse wind. Maar niets kon ons deren. Het leven behoorde ons toe, want wij gingen de zee zien! Tot op heden voel ik dat gevoel, bij de aanblik van de zee. Ze was loodgrijs en de golven beukten op het strand. Er was geen greintje zonneschijn te zien, en ik liep daar op dat strand, richting water, terwijl het zand in mijn gezicht striemde. En toch was dat het mooiste, wat ik ooit gezien had. Ik ben de ganse dag in de buurt van de waterlijn blijven lopen. De schoenen met de veters bijeen gebonden en de sokken in mijn tasje. Ik kreeg niet genoeg van het geluid, de geur, het schreeuwen van de meeuwen en het bulderen en af- en aanrollen van de golven. Tot op heden is de zee mijn grote liefde. In al haar schakeringen van grijs en zwart, groen en blauw, smaragd en wit schuim. Nog steeds zingt zij voor mij het mooiste lied, dat ooit gezongen werd en wordt. En dat cadeau had ik gekregen van mijn toenmalig vriendinnetje, waardoor zij voor mij voor altijd zal verbonden blijven met die herinnering aan de zee.
|