Je loopt langs het strand je ranke lijfje bruingebrand je haren, een blonde sluier van zongevangen licht.
Je bent zo ver weg en wat ik ook zeg het dringt niet eens door je geest speelt met water.
Dat ruist en dat fluistert terwijl jij er naar luistert naar onvertelde sprookjes in een wereldvreemde taal.
Een meeuw krijst en zwenkt over het water en wenkt naar een boot aan de einder en de wereld valt stil.
Alleen jij langs het water je huid bruin gebrand met ogen als sterren vol zinderend geluk.
|