op de ruiten te weten, de doorschijnende wanden van de stad, zal ik met een hamer in mijn hand verzen schrijven in spiegelschrift en zo het moet in spijkerschrift op de kerkdeuren genageld om uit deze nieuwe schrift te biecht te gaan in de zachte binnenwand van je aloud geheim morgen zal ik dan weer de straat inslaan onbewust van het feit dat ik mezelf voor schut zet in deze zojuist geschreven en breekbare letters
hoor hoe onze versleten woorden in de kleerkast van de verveling hangen dit is het teken om rakelings langs de kust te varen en als bezeten de zeebodem af te dreggen we zoeken in onze netten naar verloren gewaande woordschatten we zullen gulzig in de schelpen en het slijk kijken misschien vinden we toch eens de nieuwe woorden en de betere namen voor de schepen die ons dragen
haar lippen staan op rood ik denk dat ze aardbei is en framboos zeer fijne regen op een warme zaterdag zie ze leest zo luchtig en met een air die ieder haar benijdt de flair van deze week ze heft zo belezen haar taille en spreekt zo luxueus en liggend sensueel tussen keel en aarde trillend langs de bijziende glimlach van haar billen stop de nacht !
elke morgen haal ik de rolluiken van mijn lichaam op en zoveel dagen later blijf ik zoeken in het wrakhout van mijn woorden urenlang heb ik hem gedragen met mijn tederste handen in het huis van de onschuldigen waar de prijs te hoog is ik wacht op de boodschapper met het lied gesponnen uit de mist van een land dat nog niet werd ontdekt
zal hij nog lang wegblijven vraagt iemand en een ander zegt misschien zal hij nooit terugkomen misschien zijn het windwoorden wij zullen gelaten wachten aan de rand van de leeggeplunderde zinnen die onze zeilen voor morgen zijn
vanavond ga ik de nacht ontbinden zeer moeilijk spel ik de letters van onze liefde vertederd streel ik het vuur dat niet branden wil waarom valt de duisternis plots in een hinderlaag uiteen in 1000 stukken verdronken in mijn woorden zal ik met inktvisarmen om hulp roepen de mensen zullen uit hun huizen komen uit hun kelders en ze zullen vast en zeker met sneeuwballen gooien als ze ons zien
we moeten dringend onze naam veranderen opnieuw op de aarde wonen we zullen met dieren leven in huizen van leem en stro vandaag woon ik in deze, mijn stad, alleen maar om het blonde haar van de meisjes
dit is de eerste keer in oktober dat ik de muziek niet hoor vluchtend uit je tot blond verweven haren
misschien hindert de hand van de wind of zijn er herfsttakken te strak gespannen in mijn oor
wat je er ook mag van denken: morgen kijk ik naar het aquarium van onze stilte en komt de schaamte potsierlijk maar prachtig de trap af een verzamelaar koopt dan voor een spotprijs mijn behangpapier met spreuken uit de voorbije zomer
de zon hangt halfstok en treurig meldt de krant dat ik verder leef tussen de verbleekte rozen en de nauwelijks te onderscheiden klanken van de ogenblikken
een vrouw vroeg me angstig heb je die man ook gezien ? die daar met zijn veel te gekke ogen en zijn grijze haren ik had hem niet gezien maar ik zei lachend ja ze was heel gelukkig omdat ik die gekke man ook gezien had en ze zag zelfs niet dat ik die gekke man was ze droeg een onzichtbare bril en beschermde zich zorgvuldig tegen de brand van onze vuurhete begeerte
ik had je lief maar in amsterdam was alles anders ik had amsterdam niet lief je was zo'n vlugge beweger en rond jou was de stad zo ziek als een kathedraal waarin men eeuwen had gezwegen de trams ijlden van koorts en de straten lagen met serum nee amsterdam had ik niet lief amsterdam was anders
ik heb een groen blad van een druiventak zien vallen
terwijl niemand het zag heb ik het van de grond geraapt en bij het thuiskomen voorzichtig in een dunne glazen bokaal gelegd elke dag geef ik het behoedzaam water en brood
ik hou de kamer gordijndicht en speel bijna onhoorbare muziek het mag niet schrikken van de ongewone nieuwe omgeving
toch ben ik er niet gerust in ik vraag me af wat het zal denken de dag dat het wakker wordt en of het niet boos zal zijn en rode tranen zal wenen
En we zijn weeral terug van een weekje druiven plukken in de Champagne... Prachtig weer gehad, lekker gegeten en vooral veel champagne gedronken. Hierbij even vermelden dat 4 van onze collega-plukkers van het Franse Ministerie een ere-medaille mochten ontvangen voor 20 seizoenen "vendange". Zie ze daar staan te blinken met hun Magnum en hun op de borst gestoken metaal. Ik heb nu 8 "pluks" achter de rug. 't Wordt moeilijk en ik ben ook niet van plan om ooit op hetzelfde podium te komen... Proficiat !