Dinsdagmiddag wip ik nog even voor het lesgeven bij mama binnen. De gordijnen in de leefruimte zijn dicht en daardoor is het er vrij donker. Mama zit in de stoel en heeft een huilmoment. Zakdoek in de hand laat ze haar tranen de vrije loop. Een hoogbejaard dement heertje staat naast haar, zijn hand op haar schouder. Hij fluistert mama lieve woordjes toe.
Linda? vraagt mama onzeker als ze me opmerkt. Neen mama, t is Ellen antwoord ik. De oude man kijkt mij verward aan. Ik ben haardochter vertel ik hem. Oh zegt hij en hij bukt zich weer over mama heen. Ge moet niet meerschreien, troost hij verder, je hebt hier een lieve zoon, die je mama noemt. Dan kijkt hij mij aan en zegt: Je zorgt goed voor haar, je bent een goede zoon. Ik probeer maar niet uit te leggen dat ik de dochter ben. Mama blijft wenen. De arme man heeft zo met haar te doen dat hij haar vastpakt en mee huilt. Ze zijn zo druk met elkaar bezig dat ik totaal, hoe ik ook mijn best toe, er niet aan te pas kom. En dan heeft mama eindelijk door wie ik ben, door haar tranen heen begint ze te lachen. Nu is het haar beurt om de lieve man te troosten. Ze wrijft zachtjes met haar hand over zijn wang en zegt: t Is al goed
Als bij alle twee de tranen zijn opgedroogd haal ik mama uit de stoel. Ik gaeventjesmet haar wandelen leg ik de man uit die alleen achterblijft. Goed, fluistert hij, dan blijf ik hier wachten. Als we terugkomen, zit die lieverd enkele tafels verder al gezellig een babbeltje te doen met een andere medebewoonster.
Als ik zondagmiddag bij mama toekom, zit ze in de leefruimte en is ze net klaar met het eten van een stuk taart. Ik haal haar uit de stoel en ga met haar naar haar kamer.
Na het toiletbezoek, maak ik haar klaar om samen op stap te gaan. Ineens wijst ze het schilderij aan waar papa staat op afgebeeld. Dat is de beste zegt ze. Neen, dat is onze beste! verbetert ze zichzelf, terwijl ze me een klein duwtje geeft. Ja, dat is papa, hé antwoord ik. Ze knikt tevreden van ja. Ik ben een beetje verwonderd, want al maanden weet ze niet meer wiens portret dat is.
Ik wil vandaag met mama naar het Beukenpark aan het Schipdonkkanaal. Het is een flink eindje stappen, dus ik heb een rolstoel in bruikleen gevraagd op mamas afdeling. De lieve bejaardenhelper W. heeft meteen een rolstoel voor ons gehaald. Warm ingeduffeld gaan we op stap.
Eens toegekomen in het Beukenpark wil mama uit de rolstoel. De geitjes en de kippen in de wei trekken meteen haar aandacht. Kijk mama, geitjes zeg ik, die van zodra ze ons in de gaten krijgen, speels op ons komen afgelopen. Het beestje dat meteen tegen de afsluiting opspringt, heeft flinke horens op de kop. Geen geit volgens mama, een ram! zegt ze gedecideerd. Ze bukt zich en trekt een groot onkruid uit. Trots toont ze het mij met de vraag: Is dat goed? en wil dit aan de ram geven. Ik vertel haar dat hij misschien toch liever een stukje brood heeft en dat we dat de volgende keer zullen meebrengen. Dat vindt ze een goed idee en het stukje onkruid wordt op de grond gegooid. We wandelen een eindje langs het Schipdonkkanaal en mama geniet toch weer van de natuur. Ik neem wat fotos en een voorbij wandelend koppel is zo vriendelijk om er enkele te maken van mama en mij samen. Het wordt frisser en mama wordt moe. Ze gaat gewillig in de rolstoel zitten en we keren terug naar het rusthuis.
We kijken samen nog wat televisie op haar kamer en dan breng ik mama naar de leefruimte. Omdat bij ons in het dorp de winterkermis doorgaat, worden de bewoners van het rusthuis extra verwend. Deze voormiddag kregen ze een aperitief aangeboden en mama had gekozen voor porto, vertelt de verzorgende. Ze weet goed wat ze wil hoor. Er is rode of witte martini en porto. Maar ze wou porto! Hetzondagavond eten ziet er ook feestelijk uit: een mousse van zalm, een stuk gekookte zalm met een cocktailsaus, gerookte zalm, ei, tomaat, sla, drie boterhammen, een yoghurt en een kiwi. Heb je veel honger? vraagt lachend de verzorgende met een knikje in de richting van die grote portie. Geen probleem voor mama, zalm dat is nu net haar lievelingskost. Karoline en Marcel komen er ook bijzitten. We hebben hen een tijdje moeten missen, want na een val belandde Marcel voor een operatie aan de heup in het ziekenhuis. Er wordt wat heen en weer gebabbeld, het is weer best gezellig. Ondertussen geniet mama van de lekkere zalm en even later is alles op. Yoghurt en kiwi incluis.
Mamas haar is uit de krulspelden en het is netjes geborsteld. Ze ziet er mooi uit, maar toch zo tenger en broos.
Ze zit me aan te kijken en vraagt stilletjes: Mag ik jou eens iets vragen?Natuurlijk, mama antwoord ik, benieuwd naar wat haar vraag is. Ze legt haar handen in die van mij en ik zie weer die lege blik in haar ogen. Ik wacht op haar vraag. Wadde? vraagt ze heel onzeker. Mama is datgene wat ze mij wou vragen al weer kwijt.
Ze gaat moeizaam rechtstaan, neemt me vast en zegt: Ik ben zo blij dat je weer thuis bent, kind. Waarop ik haar een dikke knuffel geef en zeg: Ik ook, mama. Ze lacht en overlaadt me met een pak zoenen.
Als ik even later naar huis ga, vindt mama dat heel normaal. Tot morgen, mama. Tot morgen, kind en voorzichtig zijn, hé?