Zondagnamiddag zijn Denise en ik samen bij mama. Mama die een zoen krijgt van mij, een zoen van Denise, is even blij om Denise te zien als mij. Bekende gezichten! Ze sluit zowel Denise als mij in haar armen en kust ons. Ook als Karoline en Marcel even mamas kamer binnen wippen, straalt mama als ze Karoline ziet. Nog een bekend gezicht, nog iemand die haar aandacht schenkt. Daar geniet ons mama van. En ik ben blij voor haar en voor mezelf dat ze deze twee lieve mensen zo vaak rondom haar heeft.
Het valt me op dat mama geen onderscheid meer maakt tussen Denise, Karoline en mij. Als ik haar zo bezig zie, denk ik een beetje jaloers, Ze ziet ons alle drie even graag. Waar ben ik, haar dochter, dan toch gebleven in dat zieke hoofd van haar? Is dat speciale plekje voor mij uit haar hoofd verdwenen? Dat plekje waar ze alle herinneringen aan mij moest bewaren, is dat toch weg? Ik weet het niet meer.
Denise en ik gaan met mama, zittend in haar rijdende zetel, naar de cafetaria. Terwijl we iets drinken, blijft Denise netjes aan tafel zitten, terwijl ik zowat helemaal tegen mamas zetel ga aanleunen. Ik kruip heel dicht tegen haar aan. Ik heb behoefte om haar te voelen, om het uit te schreeuwen: Hé, mama ik ben het, Ellen! Ik wil zo graag dat ze mij kent, ik hunker naar aandacht van haar. Als mama na mijn vele knuffels, eindelijk mijn gezicht in haar handen neemt en mij een dikke zoen heeft, ben ik blij. Blij dat die zoen voor mij is.
Vrijdagnamiddag zijn Lydia, haar ma Yvonne en Greta bij Arsène op ziekenbezoek. Arsène is nog herstellend van de operaties, flink vermagerd en nog heel erg moe. Maar het doet hem goed dat deze mensen er zijn. Hij kan zijn verhaal kwijt over wat hem de laatste weken allemaal overkomen is. We drinken koffie, eten een stukje taart en babbelen nog wat na.
Het is gezellig, maar ik mis mama. Dat zij er niet meer bij kan zijn, doet wederom voor de zoveelste keer pijn. Doordat dit knusse samenzijn weer aan haar voorbijgaat, besef ik dat ze nog zo weinig deel uitmaakt van onze leefwereld. Ze zit op enkele honderden meters van ons verwijderd in het rusthuis, veilig opgeborgen in haar zetel. Toch lijkt ze zo ver weg van ons.
In de keuken waar Lydia, Greta en ik na het koffie drinken de kopjes en de borden afwassen, wordt er over mama gepraat. Ze vertellen dat ze alles volgen via mijn blog. Hoe treurig en vaak heel ontroerend de verhalen zijn, hoe erg de aftakeling is.
Terug aan tafel vraagt ook Yvonne hoe het met mama gaat. Ik kan nog zo weinig voor haar doen. Ik doe haar was, doe op vrijdagmorgen haar haar en kan met haar nog eens naar de cafetaria gaan. Niet eens meer samen wandelend, maar in de rolstoel, want mama kan niet meer stappen. Ik kan haar nog eens knuffelen, haar eens goed vastpakken, dat is alles wat me nog rest ze weet niet meer wie ik ben. Dat maakt het allemaal de laatste tijd heel erg moeilijk,"vertel ik. Ik kan nog zo weinig voor haar doen , herhaal ik met een krop in de keel. Ze zitten stil te luisteren.
Als ik Lydia en haar ma, die ook een heel sterke band hebben, zo gezellig samen zie, ben ik stiekem jaloers.
Het is wafelbak op mamas afdeling. De geur van de gebakken wafels komt me al in de lift tegemoet. Boven heerst er een gezellige drukte. De bewoners, die nog goed te been zijn, zitten allen samen aan een hele lange tafel. Die is mooi gedekt, leuke kleurige servetjes en groene plantjes versieren de tafel. De andere bewoners, zoals mama, die in hun zetel zitten, zitten in het verlengde van de tafel in een grote kring bij elkaar.
Als ik toekom, zijn ze blijkbaar net klaar met het eten van de wafels. Een verplegende die prachtig viool speelt en een zoon van een bewoonster met zijn gitaar, zorgen voor sfeervolle muziek. Het personeel is druk in de weer. Iedereen geniet ervan, hoewel door het horen van de muziek sommige oudjes emotioneel worden en enkele traantjes laten. Als het liedje van Walter De Buck, 't Vliegerken', wordt ingezet, zingt iedereen die nog kan mee. Mama wil wel, maar dat lukt haar niet. De woorden komen niet meer. Als ze in haar handen wil klappen, is dat niet meer gecoördineerd. Ik neem dan maar haar hand in de mijne en we bewegen samen op het ritme van de muziek. Mama geniet er toch van, dat zie ik.
Ook Marcel is in goeden doen. Hij zit al niet meer op zijn stoel, maar wandelt rond. Hé,Marcel, op de wandel?, vraag ik en hij antwoordt lachend: Ja ja En dat is voor Marcel al heel wat, want meestal zegt hij helemaal niets meer.
Voelen deze demente mensen de gezellige huiselijke sfeer die er nu is? Haalt de wafelbak bij sommigen nog herinneringen op? Ik weet het niet. Maar als je de stralende gezichten ziet, is blijkbaar iedereen gelukkig deze namiddag. Karoline en ik delen ook van het lekkers, want een verzorgende brengt ons elk twee wafels. Als ik mama nog een stukje geef, spreekt haar gezicht boekdelen: lekker.