Vrijdagnamiddag zijn Lydia, haar ma Yvonne en Greta bij Arsène op ziekenbezoek. Arsène is nog herstellend van de operaties, flink vermagerd en nog heel erg moe. Maar het doet hem goed dat deze mensen er zijn. Hij kan zijn verhaal kwijt over wat hem de laatste weken allemaal overkomen is. We drinken koffie, eten een stukje taart en babbelen nog wat na.
Het is gezellig, maar ik mis mama. Dat zij er niet meer bij kan zijn, doet wederom voor de zoveelste keer pijn. Doordat dit knusse samenzijn weer aan haar voorbijgaat, besef ik dat ze nog zo weinig deel uitmaakt van onze leefwereld. Ze zit op enkele honderden meters van ons verwijderd in het rusthuis, veilig opgeborgen in haar zetel. Toch lijkt ze zo ver weg van ons.
In de keuken waar Lydia, Greta en ik na het koffie drinken de kopjes en de borden afwassen, wordt er over mama gepraat. Ze vertellen dat ze alles volgen via mijn blog. Hoe treurig en vaak heel ontroerend de verhalen zijn, hoe erg de aftakeling is.
Terug aan tafel vraagt ook Yvonne hoe het met mama gaat. Ik kan nog zo weinig voor haar doen. Ik doe haar was, doe op vrijdagmorgen haar haar en kan met haar nog eens naar de cafetaria gaan. Niet eens meer samen wandelend, maar in de rolstoel, want mama kan niet meer stappen. Ik kan haar nog eens knuffelen, haar eens goed vastpakken, dat is alles wat me nog rest
ze weet niet meer wie ik ben. Dat maakt het allemaal de laatste tijd heel erg moeilijk," vertel ik. Ik kan nog zo weinig voor haar doen
, herhaal ik met een krop in de keel. Ze zitten stil te luisteren.
Als ik Lydia en haar ma, die ook een heel sterke band hebben, zo gezellig samen zie, ben ik stiekem jaloers.
|