Deze namiddag ga ik toch maar even naar buiten met mama. Het is wel koud, maar warm aangekleed moet het lukken. Ik heb haar mouton retourné uit de kast gehaald. Arsène en ik waren erbij toen ze hem jaren geleden kocht. Ze zag hem in de winkel op het rek hangen en was er meteen weg van. En ja, ons pa kennende, was het vlug opgelost: Koop hem maar meiske.
Mama ziet er nog steeds beeldig uit met die jas aan en dat vindt zij zelf ook. Want tijdens het wandelen, zegt ze plots: Dat is toch een mooie mantel, hé! Ze wrijft teder over haar mantel en ik zeg: Altijd al geweest, mama. Ze houdt even halt: Ja, ze moeten mij niet verwisselen! Ze bedoelt natuurlijk dat ze hem voor niets zou willen ruilen. Groot gelijk heb je zeg ik zonder haar te verbeteren. Even later nog eens hetzelfde: Dat is toch een mooie mantel, hé En alsof ik dit voor het eerst hoor, zeg ik: Jahoor, zeer mooi. Ik vraag haar verschillende keren of ze het niet koud heeft, maar neen hoor: Geen kou zegt mama. Maar ineens trekt ze verwoed haar sjaal helemaal over haar hoofd: Kind, mijn haar doet zeer! Ik kan zien dat ze het nu plots toch koud heeft en we keren terug.
We gaan meteen naar haar kamer, waar het gezellig warm is. Ik stel voor om samen wat televisie te kijken. Het is het programma Time To Swing (Helmut Lotti) en mama neemt dit heel letterlijk op. Ze leeft enorm mee met de muziek, en zit werkelijk te swingen op haar stoel. Ze legt haar hand op mijn arm en vraagt: Zou ik dat nog kunnen? Ik ga rechtstaan, nodig haar ten dans uit en zeg: Dat gaan we meteen proberen! En ze kan het nog zeer goed! We lachen en we dansen, op de tonen van Fever. Het is eventjes net als vroeger, we dansten vaak samen. Ik geniet enorm van dit moment. Als ik eraan denk om haar avondeten te gaan halen, en haar op haar kamer te laten eten, terwijl ze met mij het programma verder bekijkt, zegt mama plots: Ja, ik stap maar eens op! Ze is niet meer te houden. Ik word daar een beetje triest van, maar ik breng haar naar de leefruimte waar de boterhammen al op haar wachten. Opgewekt neemt ze plaats aan tafel. Het vaste ritme van elke dag, het is misschien het beste voor haar.
Het is veel te koud om met mama naar buiten te gaan. Dus na het eten van pannenkoeken in de cafetaria, zit er niets anders op dan wat door de gangen van het rusthuis te wandelen.
Karoline en de pastorale werkster zijn de grote kerstboom, die in de inkomhal staat, aan het versieren. Marcel zit er gezellig bij. Omringd door talloze dozen vol kerstbollen en slingers, houdt hij de boel in de gaten vanuit zijn geriatrische stoel. Vooral zijn vrouwtje Karoline slaat hij gade, hij volgt al haar bewegingen.
Mama en ik blijven even staan om een praatje te maken. En dan hoor ik het volgende van Karoline: mama is vrijdag tijdens het avondeten verschrikkelijk kwaad geworden op Marcel. Ze had voortdurend tegen hem zitten praten en was uiteindelijk heel erg geërgerd omdat hij niet antwoordde. Mama heeft er hem flink van langs gegeven, ongehoord als zij het vond dat hij met haar niet in gesprek ging. Zij geraakte helemaal over haar toeren. Haar papieren servet, dat bij elke maaltijd wordt voorgebonden om het morsen op de kleren te voorkomen, scheurde ze woedend kapot, gooide het naar Marcel met de woorden: Het moet maar eens gedaan zijn! Marcel onderging alles gelaten.
Binnenkort is het één jaar dat mama met hem aan de eettafel zit. Heeft ze het dan echt niet in de gaten dat Marcel niet meer kán praten? Karoline en ik beseffen gelukkig allebei dat hier geen enkel kwaad opzet is meegemoeid, maar dat enkel de ziekte van Alzheimer de boosdoener is, zowel bij Marcel als bij mama. En gelukkig eten Marcel en mama even later weer in alle vrede samen hun boterhammetjes op.
Vrijdagmorgen, naar vaste gewoonte rendez-vous met mama. Ze herkent me meteen: Maar mijnzoete toch, ben jij daar weer. De laatste tijd noemt ze me vaak zoete, maar dat deed ze vóór haar ziekte ook al. Het is één van de vele koosnaampjes, die ze voor mij gebruikt. Ze is vandaag bijzonder goed gezind. Ze babbelt er maar op los.
Ze wijst op de hendel van haar bed, waarmee de hoogte kan veranderd worden: Daar word ik helemaal zot van van dat ding! Waarom het haar gek maakt, kan ze niet uitleggen, maar er is iets aan die hendel dat haar verschrikkelijk ergert. Ineens kijkt ze me lachend aan: k Ben toch al veel verbeterd, hé! Ik denk dat ze vandaag wel tegen een grapje kan en ik antwoord ook lachend: Ja, mama je wordt nog heel verstandig. Ze proest het uit: Ja, ik ben algoed op weg!. Als haar haar uit de krulspelden is, wil ze in de spiegel kijken of ze er mooi uitziet. Dat is een tijdje geleden dat ze daar nog interesse voor had. We gaan met ons tweetjes vóór de spiegel staan. Ze wijst naar ons spiegelbeeld, en totaal verrast roept ze uitgelaten: Hé, jij bent er ook! Hierop volgt een dikke knuffel.
Even later is het etenstijd en ik breng haar naar de leefruimte, waar de soep al klaar staat. Als ik haar een kus geef, vraagt ze plots stilletjes: Zoete, ben je nu al weg? Ik leg haar uit dat ik naar huis ga, het is middag. k Zou vandaag zo graag eens met je mee gaan zegt ze een beetje aarzelend. Deze vraag overvalt mij, doet me pijn en ik zeg heel stom: Dat kan morgen, is dat goed, mama?. Morgen is zo veraf voor mama dat ik meteen de gevolgen merk van mijn foute antwoord. Droevig kijkt ze mij aan, tranen in haar ogen, en gelaten zegt ze: Oh zoete, ja morgen is ook goed De opgewektheid is totaal verdwenen, bij ons allebei. Ik ga naar huis met het gevoel dat ik haar vandaag in de steek heb gelaten.
Deze namiddag is er van twee tot vier uur een kerstmarkt georganiseerd op de benedenverdieping van het rusthuis. Als ik de overvolle parking zie, en de vele autos die zelfs op straat staan geparkeerd, denk ik : teveel volk voor mama en maak rechtsomkeer. En ik ga dus wat later naar haar toe.
De verplegende op mamas afdeling vertelt mij dat mama toch, samen met enkele medebewoners, onder begeleiding naar de kerstmarkt is geweest: zij heeft het inderdaad weer moeilijk gehad met al die drukte, maar toch heeft ze het volgehouden. Nu de rust in het rusthuis is weergekeerd, ga ik met mama op weg naar de cafetaria. Ze neemt me heel dicht bij de arm en zegt: Wij zijn toch maatjes, hé! Ik antwoord: Zelfs zeer goede maatjes. Ze blijft staan, kijkt mij heel ernstig aan en zegt verder: Ja, maar t is echt hoor. Als er iets scheelt, zijn ze er altijd! Ze spreekt plots in het meervoud, maar ik weet wel wat ze bedoelt.
Even later zitten we gezellig een koffie te drinken. En dan gaat het bijna mis. Mag ik? vraagt ze met het kopje in haar hand. Natuurlijk, mag je zeg ik, in de veronderstelling dat ze wil drinken. Ze giet echter langzaam de koffie op haar schoteltje. Ik grijp meteen in. Nu is mama pas verbaasd en ze verdedigt zich flink: Je zei dat ik mocht! Even later zit ze alweer te lachen.