Zondagnamiddag is mama in opperbeste stemming. Ze zit lachend in haar zetel en strekt de armen naar me uit. Dag mama, ga je mee met mij? vraag ik nadat we uitgebreid hebben gezoend. Oh, ja! antwoordt ze enthousiast.
Als ik met mama de lift instap, kijkt ze in de grote spiegel die aan de wand hangt. Bonjour, zegt ze lachend naar haar spiegelbeeld. Als er geen antwoord komt, kijkt ze mij verward aan. Ik begin dan maar uitbundig naar haar spiegelbeeld te zwaaien en mama wuift even uitbundig terug. We stappen de lift uit en wandelen door de gangen.
Beneden in de gangen en in de inkomhal van het rusthuis exposeren drie kunstenaars. Kunst heeft mama altijd geboeid, dus we gaan samen kijken. We blijven af en toe staan bij de tentoongestelde werken. Mama toont niet de minste interesse. Ze staart naar de fotos en bekijkt de beelden zonder ze echt te zien. Ze maakt wel een praatje met de namaakbloemen in een grote vaas, die enkel ter verfraaiing in de gang staan en niets te maken hebben met de expositie. Als ze klaar is, zegt ze de bloemen vriendelijk goedendag en gaat weer gezellig aan mijn arm hangen. We lopen verder de tentoonstelling af.
Vandaag 14 september 2010 ging Verdwaald in het Geheugen, de debuutfilm van Klara Van Es in première. Het is de eerste documentaire over leven met dementie doorheen de ogen van een groep mensen met dementie. Ze wonen samen in een flat genaamd Iduna, onder continu begeleiding en verzorging. Dit is een wat ongewone leefgroep van De Bijster, een woonzorgcentrum voor mensen met dementie in Essen, bij Antwerpen.
De acht bewoners van Iduna bevinden zich in wat wetenschappelijk geldt als de eerste fase van de ziekte: vlagen van luciditeit, vergetelheid en afwezigheid wisselen elkaar voortdurend af. De film vertelt de levensverhalen van zij, voor wie dementie het enige is wat hen samenbrengt. Deze acht personen worden gedurende een jaar gevolgd aan de hand van verschillende verhaalniveaus: de dagelijkse routine, het doorbreken ervan en de levensverhalen. Enkel op die manier kan ontdekt worden wie ze zijn en wie ze waren. Alleen zo borrelen hun levensgeschiedenissen op. Alleen dan wordt duidelijk hoezeer hun (zelf)bewustzijn onherroepelijk afbrokkelt en de afwezigheid het langzaam maar zeker haalt op de luciditeit. Aan het eind van de film zijn de personages niet meer dezelfde omdat hun ziekte hen heeft veranderd of omdat ze misschien zijn overgeplaatst.
Tot op zekere hoogte is Verdwaald in het Geheugenpaleis een 'tranche de vie', een portret van het dagelijkse doen en laten van een aantal mensen in een bijzondere biotoop en dito toestand. Verdwaald in het Geheugenpaleis is ook het portret van die toestand: een hardvochtige ziekte die het geheugen van de personages onomkeerbaar onteigent.
De film draait op de weekdagen van 15 tot 21 september in de Kinepolis-bioscopen in Vlaanderen en Brussel, bij succes zal deze periode verlengd worden. De film is te zien in volgende complexen: Brussel, Antwerpen, Gent, Hasselt, Leuven, Kortrijk, Oostende, Brugge. Voor meer informatie zie www.kinepolis.com/be-nl/
Denise en ik maken met mama een korte wandeling door de tuin van het rusthuis. Daarna zoeken we een tafeltje uit op het terras van de cafetaria, nog wat profiteren van deze laatste warme zomerdag.
Mama zit zoals steeds tussen ons in. Zij heeft vandaag vooral aandacht voor Denise. Ze houdt voortdurend Denise haar hand vast en streelt liefelijk haar rug en arm. En als mama al iets zegt in dat Alzheimertaaltje van haar is het ook tegen Denise. Vandaag ben niet ík haar zoete, maar is Denise dat. Het is net alsof ik er niet ben. Dat zoiets gebeurt, heb ik ondertussen langzaam leren aanvaarden. Het doet me geen pijn meer en Denise weet dat. Daarom durft ze nu ongegeneerd mama s liefkozingen beantwoorden. Ze knijpt op haar beurt in mamas hand en aait zachtjes mamas arm. Knuffels zijn zo belangrijk voor haar hé, zegt Denise tegen mij.
Ja, dat is zo. Iedere andere vorm van contact is voor mama weggevallen. Enkel het zelf troetelen en getroeteld worden, resten haar nog. Laat haar daar dan nog van genieten.
Karoline en ik besluiten om met dit prachtig nazomerweertje samen met Marcel en mama het park van het rusthuis in te gaan. Uit voorzorg nemen we Marcels rolstoel mee, niet voor hem, maar voor mama, voor het geval ze te moe wordt.
Mama doet haar best vandaag, ze heft de voeten op en stapt traagjes aan mijn arm door de tuin. Het wandelen, lukt haar best vandaag en dat maakt mij zo blij. Bovendien babbelt ze er met haar stille stemmetje op los. Wat ze vertelt is niet te begrijpen en toch vind ik het fijn als ik haar zo bezig hoor. Karoline en Marcel lopen al vlug een heel eind voorop, want Marcel die de lege rolstoel voortduwt, loopt in snel tempo de tuin door. Hij is zelfs door Karoline moeilijk bij te houden.
Maar dan moet mama dringend naar het toilet en zegt: Ik moet plassen. Karoline en Marcel maken ook rechtsomkeer en we gaan samen terug. We nemen de kortste weg naar het gebouw, maar daar staan we voor de grote glazen deur zonder klink aan de buitenkant. We kunnen niet naar binnen. Ik loop wel even rond, blijf jij bij Marcel en je ma, zegt Karoline al weghollend. Na enkele minuten is Karoline binnen en stapt zij op de glazen deur af om ze voor ons te openen. Kijk, Marcel, jouw vrouwtje is daar, zeg ik wijzend op Karoline. Marcel glimlacht eens en op dat moment wuift Karoline naar hem. Even blinken de oogjes van Marcel en spontaan wuift hij terug naar haar. Karoline is in de hoogste hemel, het is zo lang geleden dat Marcel dit nog eens deed, vertelt ze blij.
We gaan naar boven. Terug op mamas kamer merk ik dat haar pamper 'vol' is, het was meer dan plassen alleen. Mama wordt intiem verzorgd. Karoline heeft Marcel ondertussen een warme wollen vest aan gedaan, want hij had het daarnet ondanks het zonnetje toch nog koud.
En dan gaan we met zijn vieren terug naar beneden. De wandeling wordt voorgezet, Marcel te voet, mama, - al té moe, - in de rolstoel. Karoline en ik zijn blij dat onze twee lievelingen zo goed zijn vandaag. En dat wordt na de wandeling gevierd met een drankje op het terras.
'Mijn Verhaal Extra', volgende week donderdag 16 september in het weekblad 'Libelle'.
De Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) heeft 21 september uitgeroepen tot Wereld Alzheimer Dag. Hiermee willen zij internationaal de aandacht vestigen op dementie en op het feit dat deze hersenaandoening een ernstige gezondheidskwestie wordt ten gevolge van de toenemende vergrijzing van de bevolking. De belangrijkste en meest bekende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer, een hersenaandoening waardoor de patiënt volledig afhankelijk wordt van anderen.
Begin juni e-mailde ik naar de redactie van Libelle met de vraag of zij, n.a.v. de Wereld Alzheimerdag, interesse hadden om in hun weekblad een 'Mijn verhaal' te plaatsen over de aftakeling van mama door de ziekte van Alzheimer en hoe ik daarmee moeizaam omga. Ik verwees naar mijn dagboekblog op Seniorennet. Ik ondervind zo vaak dat er zoveel misvattingen bestaan over deze ziekte. Er berust nog steeds een taboe rond dementie. Daarom ben ik ervan overtuigd dat aan dementie meer aandacht moet besteed worden. Het Libelle team liet me meteen weten dat ze zeker aandacht hadden voor mijn verhaal. Hun medewerkster, Sarina Wijnen, zou mij eerstdaags contacteren.
Nadat ze mij uitgebreid had geïnterviewd schreef journaliste Sarina Wijnen de tekst voor Mijn Verhaal. De redactie van Libelle besloot om er een Mijn Verhaal Extra van te maken. Dit artikel is voor één keer dubbel zo groot als anders.
Ik ben iedereen die er voor zorgde dat dit artikel tot stand kwam enorm dankbaar.
Vrijdagmorgen om 7u30 wordt Arsène in het ziekenhuis opgenomen. Twee van de drie grote nierstenen, die hem behoorlijk wat pijn bezorgen, worden vandaag onder volledige verdoving verwijderd. Hij blijft tot maandag in het ziekenhuis. Als Arsène rond 9u naar de operatiekamer wordt gebracht, keer ik terug naar huis.
Rond 10u ga ik zoals gewoonlijk naar mama. Ze is weer vrolijk vandaag. We knuffelen een tijdje lang. Terwijl we heel dicht bij elkaar staan, zeg ik: Mama, Arsène ligt in het ziekenhuis. Glimlachend kijkt ze me aan. Mama, die vroeger zó bezorgd om ons was, begrijpt niet wat ik zeg. Mama, Arsène ligt in het ziekenhuis probeer ik nog een keer tegen beter weten in. De woorden dringen niet tot haar door, de naam Arsène zegt haar niets. Mama reageert niet. Ze blijft me gewoon met haar lege, maar toch lieve ogen glimlachend aankijken.
Ik geef haar een dikke zoen. Ik besef dat mama steeds verder van mij verwijderd is. Alzheimer drijft meer en meer een wig tussen ons in. Het is hard!
Clarisse en mama werden zowat 4 jaar geleden met één maand verschil op de dementeerafdeling opgenomen. Het klikte meteen tussen hen.
Ze zaten op dezelfde gang, slechts enkele kamers van elkaar verwijderd. Ze konden toen nog allebei vrij rondlopen en gingen vaak bij elkaar op bezoek. Ze babbelden samen heel wat af. Al vertelden ze door hun vergeetachtigheid honderd keer dezelfde dingen tegen elkaar, geen één van de twee die daar erg in had. Ze bleven gewoon geïnteresseerd naar elkaar luisteren. Ze stapten onder begeleiding van vrijwilligers of personeel arm en arm naar de wekelijkse marktdag in ons dorp. Als je hen samen zag, zou je denken dat ze al jaren bevriend waren.
Ze zaten tijdens het middag- en avondeten samen aan tafel in de leefruimte. Clarisse en mama genoten soms samen op hun kamer, net voor etenstijd, van een aperitiefje. Daar kwam een einde aan toen de verzorgende hen op een middag aantrof, beiden een klein beetje door de neus. Clarisse en mama waren er heilig van overtuigd dat ze maar één portoke hadden gedronken. Maar het moeten er meer zijn geweest, vertelde mij later iemand van het personeel. Tellen bleek dus door hun dementie niet meer hun sterkste kant. Dronken patiënten: dat kon uiteraard niet en de fles porto moest weg van de kamer.
Mamas aftakeling door Alzheimer verliep heel snel en zorgde er voor dat ze op korte tijd niet meer het ideale gezelschap was voor Clarisse. En zo werden ze van elkaar gescheiden. Maar nu is Clarisse, ondertussen een flinke negentiger, ook langzaam achteruit gegaan. Mama en zij kunnen weer gerust even bij elkaar zitten. En ik geloof dat ze elkaars gezelschap weer op prijs stellen.
Zo zaten zij onlangs, beiden gefixeerd in hun zetel, naast elkaar in de leefruimte. Het was alsof ze gezellig met hun tweetjes zaten te keuvelen. Ik ging naar hen toe. Mama kreeg van mij een dikke zoen, Clarisse gaf mij een hand. Ze is en blijft op vele punten nog steeds een echte dame die de regels van de etiquette naleeft en je nog steeds beleefd begroet. Terwijl ze me vriendelijk aankeek, zei ze wijzend op mama: Dit is mijn nichtje! Met Clarisse ga ik niet in discussie en zeg gewoon: Oh ja? Wel ik ga jouw nicht eventjes meenemen. Is dat goed? Clarisse vond dit helemaal niet goed. Maar ze is mijnnichtje! zei ze nogmaals. Ge moet haar niet meenemen, klonk het ineens triest, dan zit ik hier zo helemaal alleen. Ik heb Clarisse toen beloofd dat ik haar nichtje meteen na onze wandeling bij haar zou terugbrengen. Dat vond ze goed, maar ze keek me verdrietig aan. Het deed mij pijn die lieve oude dame alleen achter te laten, maar wat later zag ik haar tevreden aan de arm van haar dochter door de gang lopen.
De verzorgende die de haartjes op de bovenlip en kin van mama altijd netjes afscheert, moet in verlof zijn. De haartjes hebben nu vrij spel gekregen en groeien lustig...
Toen mama nog gezond was, stond ze dagelijks gewapend met haar epileerpincet voor de spiegel op zoek naar een haartje dat haar gezicht ontsierde. Zelfs toen ze met ons meeging naar Frankrijk zat het tangetje steeds in haar make-uptasje. Toen ze op een dag op reis vóór de spiegel onderlip en onderkin inspecteerde op wildgroei, zei Arsène lachend en plagerig dat hij haar wel eens onderhanden zou nemen met zijn scheerapparaat. Mama keek hem een beetje gechoqueerd aan. Als je dat doet, krijg ik een baard net zoals de mannen. En dat wil ik niet, hoor! antwoordde ze heel serieus. Ze trok één voor één zonder te verpinken die vervelende haartjes uit.
Moest mama nu nog in de spiegel kunnen kijken, zou ze niet gelukkig zijn met wat ze ziet. Dus ik besluit die haartjes zelf te lijf te gaan met het epileertangetje. Mama gaat heel gewillig op de stoel zitten en is heel tevreden. Ze lacht de hele tijd. Tot ik de eerste haartjes uittrek! Ze jammert er op los dat het pijn doet. Ik geef niet op, die haartjes moeten weg. En van een jammerende mama verandert ze in een boze mama. Plots wordt het haar te veel. Mama kijkt naast me langs, alsof er iemand naast me staat. En in de richting waar niemand is, steekt ze kwaad haar rechterwijsvinger vermanend de lucht in. Ellen, draaf zijn hé! , zegt ze luid en duidelijk. Eventjes herken ik die stem van vroeger en ze bedoelt natuurlijk dat ik braaf moet zijn. Dat gezegd zijnde kijkt ze weer in mijn richting en lacht me lief toe. Ik doe jou wat aan, hé? zeg ik. Ja,hoor, antwoordt ze vrolijk.
Ondertussen ben ik klaar en neem haar eens goed vast. Ze slaat haar armen om mijn nek en we zoenen elkaar uitbundig. Zij de gij het of is t hij? vraagt mama nog steeds lachend. Ik ben het, Ellen zeg ik. Mama schatert het uit, klapt in haar handen en zegt doodleuk: En nu moet k alleen nog sterven!
Maandagnamiddag, woensdagnamiddag, vrijdagmorgen, zaterdagnamiddag: het zijn de dagen dat ik deze week bij mama op bezoek was. Iedere keer moest ik iemand van het personeel vragen om mama een intieme verzorging te geven en haar pamper te verversen. Ik zie meteen wanneer het gebeurt: mama legt haar hand op haar buik, blijft krampachtig zitten of staan en trekt een pijnlijk gezicht. Dan weet ik het wel: dat is meer dan een plasje.
Toen ik vrijdagmorgen klaar was met mamas haar wou ik nog even met haar een toertje doen op de afdeling. Goed, zei ze. Heel stilletjes voegde ze er aan toe: maar ik moet eerst eens kakken. Ik ging met haar de badkamer in en mama stak al meteen haar broek af. k Moe kakken, herhaalde ze een beetje ongeduldig. Ze bleef stokstijf staan en legde meteen haar hand op haar onderbuik. Het was al te laat. Ik belde voor de derde keer deze week, - en het zou niet de laatste keer zijn - , om hulp om mama te verzorgen.
Ik vind het nog steeds gênant voor mama, en voor mezelf. Maar mama ondergaat de verzorging, soms apathisch, soms wat tegenpruttelend. Maar echt begrijpen wat er gebeurt, doet ze niet meer. In de beginfase van haar incontinent zijn, was mama daar doodongelukkig om. Bij ongelukjes huilde ze, was ze diep beschaamd en begreep eigenlijk niet hoe haar dít kon overkomen.
Nu vindt mama het gelukkig allemaal niet meer zo erg. Ze kan nu eindelijk, zonder verdriet, ongegeneerd incontinent zijn.
Als ik woensdagnamiddag aan mama vraag of ze met me meegaat naar buiten, zegt ze nog altijd even enthousiast als vroeger: Ja, ja . Denise is er ook en we gaan samen met mama de tuin in. Maar na enkele stappen zien we al hoeveel moeite het mama kost om de ene voet voor de andere te zetten. We beslissen meteen om naar het terras van de cafetaria te gaan.
Op weg naar het terras zegt mama plots heel stilletjes: k Ben zo moe, Elleken. Het is zo lang geleden dat mama nog mijn naam uitsprak, dat mijn hart smelt. Trots, maar vooral blij, zeg ik tegen Denise: "Heb je het gehoord, ze zegt Elleken tegen mij!" Maar Denise heeft het stille stemmetje van mama niet eens gehoord. Ik vraag mij af of mijn naam door mama's hoofd spookt of weet ze dat ene korte moment eventjes wie ik ben? Ik hou het maar bij dat laatste. Zo 'troost' ik mezelf.
Als ik mama aankijk, zie ik dat ze er inderdaad heel moe uitziet. We zoeken vlug een tafeltje uit op het terras, bestellen een frisdrank en laten mama op die manier genieten van het buiten zijn. Langzaam dringt het tot mij door dat onze wandelingen waar mama zo van genoot, voor haar een te grote inspanning zijn geworden.
Als Denise en ik maandagnamiddag op mamas afdeling komen, is de ergotherapeut net met mama op wandel geweest. Een toertje door de gangen. Zo krijgt ze toch nog wat beweging.
Ik maak een korte babbel met de ergotherapeut. Ze vindt ook dat mama de laatste tijd heel stijf en krampachtig is. De ergotherapeut heeft het ook over de verschillende kleuren van de vloerbedekking, die bij mama voor problemen zorgen bij het stappen. Dat heb ik inderdaad ook al een hele tijd geleden opgemerkt. Er zitten afwisselend gele en rode stukken in. Telkens de kleur onder mamas voeten verandert, lijkt ze voor een obstakel te staan. Vaak durft ze niet van de ene kleur in de andere te stappen en blijft ze bang staan. Soms doet ze een enorme inspanning om over de lijn waar de twee kleuren elkaar raken, heen te stappen. Mama weet het en ziet het allemaal niet meer zo goed.
Maar niet gezeurd over de kleurrijke vloer, als mama maar de zo broodnodige beweging krijgt. Dat is wat telt!
Als ik vrijdagmorgen op mamas kamer kom, zit ze slapend in haar zetel. Met heel veel moeite kan ik haar wakker maken. Ze is heel ver weg. Zeer traag opent ze haar ogen, maar meteen vallen die weer dicht. Ik geef haar rustig de tijd om te bekomen van haar voormiddagdutje. Mama, je moet uit jouw zetel, zeg ik zachtjes als ze wakker genoeg lijkt. Je moet op de stoel gaan zitten. Ik ga je haar indraaien. Mama glimlacht flauwtjes, maar verroert geen vin. Ik help haar rechtop te komen. Maar na vele pogingen zit mama nog altijd stijf en krampachtig scheefgezakt in haar zetel. Ik moet hulp vragen.
Samen met een verzorgende lukt het wel en zit mama meteen op de stoel, die voor haar klaarstaat. Ik draai haar haar in de spelden en blaas het droog met de haardroger. Mama zegt nauwelijks iets. Vaak vallen haar ogen dicht. Vast moe van haar ochtendwandeling, denk ik. Enkel mijn geknuffel vindt ze heerlijk, want dan slaat ze de armen om mijn nek en zegt heel stilletjes: Zoeteke
Als het etenstijd is, breng ik haar naar de leefruimte. Mama heeft weer de grootste moeite om te stappen. Is zij vandaag mee gaan wandelen met start to walk? vraag ik voor de tweede keer deze week aan iemand van het personeel. Ook nu is het antwoord negatief. Ik ben er nochtans van overtuigd als mama meer beweegt, ze vlotter te been is. Deze keer krijg ik uitleg waarom mama niet meer mee mag. Neen, ze stapt zo traag en houdt iedereen op. Ze kan niet meer mee met de groep Ik zal haar zelf wel eens meenemen naar de tuin voegt ze er nog lief en troostend aan toe.
Ik ondervond het de laatste tijd ook zelf dat het voor mama steeds lastiger werd om ons toertje in het park af te maken. De wandeling was al een stukje ingekort en we gingen wat vaker op één van de vele rustbanken even uitblazen. Maar ze bleef genieten van het buiten zijn. Er ontsnapt mij ongewild een luide diepe zucht. s Morgens naar buiten gaan, was voor mama, net zoals voor de andere deelnemers aan Start to walk, een welkome afwisseling in hun zo monotone leventje. Voor mama bracht het ook verlossing van het urenlange gefixeerd zitten in de zetel. De zo stram geworden spieren konden weer een beetje worden losgemaakt.
Hier sta ik dan weer. Voor de zoveelste keer ben ik machteloos en heb ik het pijnlijk gevoel dat ik mama in de steek laat. Maar de beslissing is blijkbaar al genomen: geen ochtendwandeling meer voor Marcella. Voor mama eindigt nu Start to walk. En ik kan daar niets aan veranderen.
Belgische wetenschappers zorgen voor een doorbraak in het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. Daardoor kan Alzheimer al op jongere leeftijd worden opgespoord, nog voor de ziekte zich echt manifesteert. De patiënt kan dan beter worden begeleid.
Zie dit fragment uit het VTM-avondnieuws van dinsdag 10 augustus 2010.
Op de nieuwswebsite van de VRT, http://www.deredactie.be, werd op dinsdag 10 augustus 2010 uitgebreider ingegaan op deze nieuwe doorbraak in het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer:
Een team van onderzoekers uit België, Zweden en de Verenigde Staten heeft een manier ontwikkeld om te voorspellen wie de ziekte van Alzheimer zal krijgen. Dementie wordt meestal door de ziekte veroorzaakt.
In ons land werkten vorsers van de Universiteit Gent en Antwerpen mee aan het onderzoek. Samen met collega's uit Zweden en de Verenigde Staten analyseerden ze de voorbije jaren gegevens van meer dan 400 oude mensen. 114 van hen beschikten over normale cognitieve functies -zoals lezen en schrijven-, 200 hadden lichte cognitieve problemen en 102 mensen hadden de ziekte van Alzheimer.
In het hersenvocht (de vloeistof rond de hersenen en het ruggenmerg, red.) vonden de wetenschappers welbepaalde proteïnen of eiwitten. Ze troffen die aan bij 90 procent van de mensen met alzheimer en bij 72 procent van de mensen met lichte cognitieve problemen. Bij de mensen zonder die problemen had maar 36 procent de proteïnen in hun hersenvocht. Op basis van die resultaten ontwikkelden de onderzoekers een model dat toestaat om met bijna 100 procent zekerheid te voorspellen wie de ziekte van Alzheimer zal krijgen.
De methode werd met succes toegepast op patiënten in de ZNA Geheugenkliniek in Antwerpen. Wereldwijd lijden er ongeveer 37 miljoen mensen aan dementie. In het merendeel van de gevallen ligt de ziekte van Alzheimer aan de basis.
Hieronder een fragment uit het VRT-avondnieuws van dinsdag 10 augustus 2010.
Zondagnamiddag ga ik met mama buiten wandelen. Ze is vandaag heel slecht te been, dus wat beweging zal haar goed doen, denk ik. Maar mama schuifelt met haar voeten over de grond en hangt aan mijn arm.
Al vlug stel ik voor om op een bank in het zonnetje te gaan zitten. Ze gaat meteen akkoord. Ze blijft stofstijf vóór de bank staan. Gaan zitten is voor haar de laatste maanden een hele opgave. En vandaag is het niet anders. Ze wil (of kan?) haar benen maar niet plooien. Ik neem haar in haar taille vast en druk haar zachtjes naar beneden, zoals het de verzorgenden ook doen. Met veel geduld krijg ik mama eindelijk op de bank. Na die moeilijke klus zegt mama zuchtend: Ik ben op!. Ik geloof haar, want ze ziet er moe uit. We blijven op het bankje genieten van de laatste zonnestralen, hand in hand, heel dicht tegen elkaar aan.
Met etenstijd keren we naar mamas afdeling terug. Als de boterhammen worden opgediend, zit mama alweer te knikkebollen. Ze is wel degelijk heel erg moe.
Vrijdagmorgen is mama heel verward. Het dringt niet echt tot haar door dat ik haar dochter ben. Ook terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, blijft ze heel afwezig. Tien, twintig, dertig keer? Ik weet niet hoeveel keer ik haar mama matjen noem. Ze glimlacht eens naar mij en daar houdt het mee op.
Ineens kijkt mama mij heel bezorgd aan en vraagt: En wat als ons Ellen komt?
Woensdagavond had ik een vraaggesprek met een journaliste over de ziekte van Alzheimer en vooral over hoe mama en wij, haar kinderen, daar mee leven. Zijn er ook nog leuke momenten samen met jouw mama? vroeg zij mij. Spontaan antwoordde ik: Oh ja! en ik vertelde haar wat er net deze namiddag is gebeurd.
Mama en ik lopen arm in arm rondjes op de afdeling waar ze verblijft. Luide muziek galmt door de gangen. Een bewoonster heeft naar vaste gewoonte de muziek op haar kamer keihard aan. Iedereen kan of moet er maar van meegenieten. We horen het schitterende liedje van André Van Duin: Als de zon schijnt.
Met de laatste zonnestralen die naar binnen schijnen, nodigt dit vrolijke liedje uit tot meezingen en dansen. Mijn zangkunst is niet echt wat je noemt geschikt voor toehoorders, maar mama en ik zijn daar helemaal alleen. Dus ik zing het refreintje mee en mama neuriet. Ik neem haar hand in mijn hand en we maken enkele danspasjes. Mama beweegt nog enkel de heupen wat, haar voeten verplaatst ze bijna niet. Maar door haar glinsterende oogjes, merk ik dat ze ervan geniet. Ze blijft zachtjes tegen mij aangeleund meebewegen op de muziek. Als ik voor de derde keer het refreintje meezing, neemt ze mij lachend vast en legt dan haar hoofd op mijn schouder. Mama en ik dansten vroeger, toen er nog niets aan de hand was, wel vaker samen. En al blijven we nu eigenlijk enkel maar een beetje ter plaatse trappelen, dat is voor mama en mij een leuk moment. We dansen tot de muziek stopt en wandelen dan weer gewoon verder.
Zondagavond komen we even over zes uur weer thuis van vakantie. Enkele omleidingen hebben voor wat vertraging op de weg gezorgd en nu is het eigenlijk te laat om nog bij mama langs te gaan. Dus Arsène en ik besluiten te wachten tot maandagnamiddag.
Mama is blij als ze ons ziet. Niet uitbundig, gewoon blij. Ons echt herkennen, doet ze niet. Ze is vrolijk om de aandacht die ze krijgt. Het geknuffel en de dikke zoenen die ze van Arsène en mij krijgt, maken haar nog blijer. Als we vragen of ze met ons meegaat, knikt ze met glinsterende oogjes overtuigend van ja.
We maken een korte wandeling en trakteren haar dan op een lekkere Normandische pannenkoek. Mama is goed gezind. En op haar eigen onhandige manier, knuffelt zij ons ook. Ik zie een tevreden mama en dat voelt goed. Ik kan het niet nalaten te denken en vooral te hopen dat ze toch nog een heel klein beetje weet wie we zijn.
Het personeel heeft zoals altijd zijn best gedaan om voor haar te zorgen. Denise is weer de trouwe vriendin gebleken die mama extra verwende met haar vele bezoekjes. Karoline was er bij het avondeten en hield ons mama in de gaten. Er werd samen gelachen, dat hoor ik wel aan de verhalen. Aan knuffels en dikke zoenen ontbrak het mama niet, die kreeg ze zeker en vast voldoende van Denise en Karoline. Bedankt lieve mensen voor zoveel vriendschap.
Nog een grote merci aan iedereen voor de goede zorgen, inzet en toewijding.
Arsène en ik genieten van de Provence. Zoals altijd als ik hier ben, kom ik totaal tot rust, weg van de alledaagse zorgen.
Mama is nooit ver weg uit onze gedachten. We brachten hier samen met haar zo vaak onze vakantie door, dat vele herinneringen naar boven komen. Zo is er het zonnebloe-menveld net naast de inrit van het domein. Mama was gek op zonnebloemen, wat zou ze dat weer prachtig hebben gevonden. De overheerlijke door de gastvrouw zelfgemaakte confituur, die mama s morgens bij het ontbijt met lepeltjes naar binnen speelde, mama's zwarte handtasje dat ze jaren geleden hier in Carpentras kocht en dat ik nu, enkel op reis, elke dag gebruik, het zijn maar enkele van die kleine dingen die ons steeds aan haar doen denken.
Dat mama er nu niet meer bij is, doet gelukkig minder pijn dan de vorige jaren. Ik weet dat het goed gaat met haar. Door de mailtjes en sms-jes, die ik regelmatig krijg van Denise en Karoline, wordt ik op de hoogte gehouden. Zij verzekeren mij telkens weer dat ik mij geen zorgen hoef te maken om mama. Mama wordt door deze twee schatten weer extra vertroeteld.
Alles is goed, Arsène en ik ontstressen in de Provence!
Maandagmorgen vertrekken wij naar de Provence. Dus wordt mama op zondagnamiddag door Arsène en mij nog eens extra vertroeteld.
Vooral ik heb de drang haar te knuffelen, haar nog eens goed vast te nemen.
Ik weet dat ze niets zal tekortkomen die drie weken dat we weg zijn. Mama zal door het personeel goed verzorgd worden, daar kan ik van op aan. Ik hoef mij geen zorgen te maken, maar ja Denise en Karoline hebben mij voor de zoveelste keer op het hart gedrukt dat zij de verwennerij wel in mijn plaats zullen doen.
Het zal mama dus niet aan aandacht ontbreken. We vertrekken deze keer, gerustgesteld en zonder echt schuldgevoel, op reis.