De manier waarop ik mama zondagnamiddag vind, - wéér rustig opgesloten in haar zetel, - daar heb ik geen woorden meer voor. Wat haar en mij rest, zijn tranen.
Vergelijk maar met deze foto van zaterdagnamiddag, toen ze vrij was, gelukkig, opgewekt en vrolijk kon rondlopen.
Mama zit gezellig in de leefruimte, babbelend met een medebewoonster. Nu ze vandaag niet opgesloten is in dé zetel lijkt ze een stuk gelukkiger. Ze zwaait meteen naar mij, gaat rechtstaan: Ons Ellen is hier! We gaan naar haar kamer, ze maakt uitbundige vreugdepasjes, haar armen en benen gaan alle kanten op. Denise komt ook toe en met zijn drieën gaan we naar de cafetaria. Mama is enorm goed gezind en is vandaag een echte spraakwaterval. Terwijl we een drankje drinken zegt ze plots, wijzend op haar nieuw bloesje: Mooi hé? Het is gesneeuwd. Ik kijk, en Denise ook, haar een beetje onbegrijpend aan. Mama blijft op het bloesje kijken, maar vraagt toch wat onzeker: Ja, hé ik zeg het toch juist? Het isgesneeuwd? Denise antwoordt meteen: Ja hoor, dat is goed. Ik zag deze week op televisie dat het is nu in is om nieuwe woorden te gebruiken. Dus jij mag dat dan ook doen. Mama glundert. Na onze gezellige babbel keert ze tevreden terug naar de afdeling.
Een schoolvoorbeeld hoe Denise met Alzheimerpatiënten omgaat. Je hoeft hen niet steeds te verbeteren of hen voortdurend op hun fouten te wijzen. Laat hen maar gelukkig zijn met hun eigen taaltje!
Ziekte van Alzheimer: wat doen als de patiënt ronddwaalt?
Patiënten met de ziekte van Alzheimer dwalen vaak rond. Dat probleem van het steeds heen en weer lopen van Alzheimerpatiënten die verward zijn wordt gezien bij 65% van de patiënten die in een instelling verblijven en bij 36% van de patiënten die nog thuis wonen.
Naarmate de ziekte verergert, neemt de desoriëntatie in tijd en ruimte toe: het verlangen om zich te verplaatsen wordt dan opgewekt door allerlei impulsen zoals een bekende gaan bezoeken, onveiligheidsgevoel, verveling, angst, pijn, enz. Bij een opname in een rust- en verzorgingstehuis verliest de patiënt zijn familiale referentiepunten. Dat brengt hem uit evenwicht en beangstigt hem. Angst verergert het ronddwalen en zou de risicos op verdwalen en vallen nog verhogen.
Het risico dat de patiënt loopt, is voor het verplegend personeel in een rusthuis een zeer belangrijke bron van stress. Als iemand niet ter plaatse blijft op zijn kamer of de gemeenschappelijke leefruimte, de gangen op en af gaat, dichtbij u blijft staan, u overal bij volgt, verdwaalt op andere kamers, enz. kan dat erg vermoeiend zijn. Nochtans speelt de omgeving een doorslaggevende rol: de omgeving moet constant informatie geven zodat de patiënt zich in tijd en ruimte kan oriënteren, en dat heeft een geruststellend effect.
· Rust, ruimte... Zorg voor een weinig lawaaierige, goed maar niet overdreven verlichte, goed aangeduide en veilige plaats.
· De patiënt wil wandelen? Wel, wandel wat mee en profiteer ervan om de persoon te helpen de weg terug te vinden. Regelmatige, gerichte wandelingen volstaan vaak om aan hun behoefte tegemoet te komen en de atmosfeer te ontspannen.
· Verplicht de persoon niet te blijven zitten en bind hem of haar vooral niet vast: dat zal de behoefte om zich te verplaatsen alleen maar aanwakkeren.
· Zorg voor regelmaat: opstaan, toilet, maaltijden, activiteiten.
· Zorg voor speelse of artistieke activiteiten, laat de persoon helpen bij het huishouden (linnen plooien, de tafel afruimen), bestrijd verveling.
· Behandel angst en depressie. Gedragsstoornissen zijn vaak het gevolg van angst en depressie. Er bestaat geen geneesmiddel tegen ronddwalen. Kalmeermiddelen verhogen de kans op slaperigheid en dus op vallen!
· Handhaaf het waak-slaapritme (opwekkende activiteiten s morgens, relaxatie in de late namiddag).
De oudjes zitten deze namiddag rond de tafel, er wordt samen gezongen. Ook mama zit, - op een gewone stoel -, in de groep. Ze heeft me niet zien aankomen en als ik vooroverbuig om haar een zoen te geven, kijkt ze me verwonderd aan: wie zijde gij? Het hoofd uit veiligheidsoverweging iet wat achteruit, je laat je immers niet zoenen door een wildvreemde: ik ken u niet! Maar van zodra mama mijn stem hoort, weet ze het weer: t is ons Ellen. Ze lacht en er mag meteen gekust worden!
Ik denk bij mezelf: wat mama, als je ook mijn stem niet meer zult herkennen?