Mama is in bad geweest deze morgen. Ze is netjes aangekleed en ze ruikt zó lekker. Ik draai haar haar in de krulspelden en föhn het. Als ik klaar ben en haar haar is opgeborsteld, bedenk ik hoe mooi ze is. Dat bijna rimpelloze, fijne gezichtje dat me glimlachend aanstaart.
Ik mijmer weg dat het vanavond kerstavond is en dat we dat vroeger altijd samen bij ons thuis vierden. Lekker eten, een fles goede wijn en veel, veel pakjes onder de kerstboom
Maar mama geeft me geen tijd om verder weg te dromen. Kom, we zijn weg, zegt ze. Mama moet van de stoel waar ze op zit, terug in haar zetel plaatsnemen. De laatste weken vraag ik hiervoor steeds hulp. Ze is té slecht te been en ik ben doodsbenauwd dat ze zou vallen. Bovendien moet ik mijn rug sparen, slijtage aan enkele wervels zorgt voor pijn en af en toe een slapend bovenbeen. Dus mama alleen recht heffen en haar vooral rechtop houden, is er voorlopig niet bij. Maar vandaag krijg ik niet de kans om op hulp van een verzorgende te wachten. Mama probeert alleen recht te staan. Ik steek vlug mijn arm in haar arm en ondersteun haar zo goed ik kan. Met haar vrije hand steunt ze op de leuning van de stoel. En recht staat ze! Ik ben verbaasd en verrast.
En het blijft niet bij rechtstaan alleen. Mama schuifelt aan mijn arm, voetje voor voetje, door haar kamer. Ik rij vlug haar zetel tot net vóór haar, zodat die kan dienen als looprek. Maar mama wil het handvat niet grijpen en stapt geduldig schoorvoetend aan mijn arm de kamer uit. Ik ben apetrots en kijk of iedereen wel ziet hoe goed zij dat doet. Maar het personeel is al druk bezig met de tafelschikking voor het kerstavondfeest. Het is middag en de soep wordt ondertussen ook uitgedeeld. Iedereen heeft de handen vol. Niemand die er van opkijkt dat ik met mama wandelend de leefruimte binnenkom. Ik sta nog eventjes met mama aan mijn arm wat rond te kijken, maar dan wordt ze met hulp van een verzorgende terug in haar zetel gezet, tafeltje er voor en daar zit ze weer. Opgesloten voor haar eigen veiligheid. Maar mama blijft me glimlachend aankijken. Ik geef haar een pak dikke zoenen en ga weg.
Zij zal voor het derde jaar op rij, kerstavond vieren in het rusthuis. Voor Arsène en mij is het voor het eerst, sinds mama op kerstavond niet bij ons kan zijn, dat we niet zijn 'weggevlucht' zijn uit onze vertrouwde omgeving. We blijven thuis. Lekker eten, een goed wijntje maar de pakjes onder de kerstboom hebben we achterwege gelaten mama is er niet bij!
Karoline is deze week opgenomen in het ziekenhuis voor een kleine ingreep. Ze moest dringend behandeld worden om haar van de hevigste pijn in haar rug te verlossen. Donderdag was ze terug thuis en vrijdag kwam ze al bij Marcel op bezoek, met pijn! Ze had hem twee dagen moeten missen en dat was voor haar al veel te lang.
Omdat ze zelf geen auto mag rijden, bracht de buurman haar door sneeuw en ijs naar het rusthuis. Zo ook deze namiddag. Onze auto staat ondergesneeuwd en ze pikken mij op, zodat ook ik naar mama kan.
We gaan met ons allen naar de cafetaria, waar voor één keer op zondag weinig of geen volk is. Karoline, die naast haar ventje en naast mama zit, doet het verhaal van de behandeling. Mama zit aandachtig Karoline te bekijken en het lijkt of ze het gesprek volgt. Karoline vertelt dat het vaak vrij pijnlijk was, ze moest 4 uur plat op bed blijven liggen na de ingreep, en bovendien al liggend eten. Bij het horen van dit alles gaat mama, die Karoline voortdurend in de gaten houdt, hartelijk aan het lachen. Je moet dat maar eens proberen en ze hadden bovendiens middagsmijnvlees niet gesneden ... was dat sukkelen al neerliggend op mijn rug , legt ze uit. En mama maar lachen. Ja maar Marcella, gemoet daar niet mee lachen, hoor, zegt Karoline lief vermanend. Maar mama schatert het uit.
Karoline beseft gelukkig dat mama dat helemaal niet kwaad bedoelt, dat ze eigenlijk geen woord van het hele verhaal heeft begrepen. Mama is gek op Karoline en zou nooit met haar volle verstand lachen om al die miserie. Maar ze heeft helaas niet het minste besef van wat er gaande is met Karoline. En dat weet Karoline ook. Even later zitten ze hand in hand samen te lachen. Geen probleem!
En Marcel, die dommelt af en toe zachtjes in en stoort zich ook weinig aan de gezondheidsproblemen van zijn vrouwtje. Zeker niet omdat hem dit niet interesseert, maar omdat woorden op hem geen indruk meer maken. Dat is Alzheimer!
Woensdagnamiddag is er een kerstmarkt georganiseerd in de inkomhall en in het lokaal dagverzorging van het rusthuis. Er heerst een drukte van jewelste. Het personeel en vele vrijwilligers hebben hun beste beentje voorgezet. Zij staan achter allerlei leuke kraampjes hun waar aan te prijzen: zelfgemaakte advocaat, zelfgemaakte rijstpap, zelfgemaakte kerststukjes, kerstkaartjes er is zelfs een kraampje waar je enkel en alleen al voor een prikje ingepakte cadeautjes kan kopen. Grappig, en door een kleinigheid te kopen steun je de kas van het rusthuis, waarmee dan weer activiteiten en animaties worden georganiseerd die ten goede komen aan de bewoners. In het midden van de hall staat een kraam waar je aan de jenever kunt of genieten van een warme glühwein. De kerstman is ook van de partij en als het koor, begeleid door gitaar en viool, zijn kerstgezangen inzet is de kerstsfeer kompleet.
Denise, Arsène, ik en mama in rolstoel wachten Lydia, mijn vriendin sinds kindsbeen, en haar ma, Yvonne, op in de hall. Als ik hen arm in arm zie binnenkomen, krijg ik een krop in de keel. Ik voel wat afgunst als ik hen zo samen zie. Yvonne is slechts twee jaar jonger dan mama, maar op wat kleine kwaaltjes na, nog goed gezond. Moeder en dochter, Yvonne en Lydia, hebben dezelfde band met elkaar als ik met mama. Alleen kunnen zij nog met elkaar van zo vele dingen samen genieten.
Er wordt uitbundig gekust, mama ondergaat de begroetingen, want al kent ze deze mensen al zon vijftig jaar, ze weet bij God niet wie ze zijn. Maar mama lacht, ze lijkt heel tevreden. Yvonne is onder de indruk van de achteruitgang van mama en heeft het er eventjes moeilijk mee. Ze is plots zo een oud vrouwtjegeworden, zegt ze stilletjes tegen mij. We lopen de kraampjes langs en er wordt wat gekocht. Dit alles gaat aan mama voorbij. Maar als het koor zingt, heeft mama wel ineens interesse. Ze beweegt mee op de klanken van de muziek en het gezang. Mooi om te zien.
En dan is het hoogtijd voor een koffie. De cafetaria zit echter afgeladen vol en een plekje voor ons is er niet meer. We besluiten dan maar om naar mamas afdeling terug te keren. Daar kiezen we op het einde van één van de gangen een zithoek uit en gaan daar met zijn zessen gezellig rond de tafel wat bijpraten.
Lydia en ik halen koffie en gebak in de cafetaria en brengen, met hulp van de directeur van het rusthuis, alles naar boven. Daar genieten we in alle privacy van het samen zijn. Als Lydia aan het vertellen gaat en lacht, stoot mama mij aan. Ze zit plots geboeid in Lydias richting te kijken. Gaat er bij haar plots een lichtje branden? Herkent ze Lydias stem? Ja, dat is Lydia, hé mama, zeg ik. Mama kijkt me glimlachend en goedkeurend aan. En weg is haar aandacht. Maar aan haar gezichtje zie ik dat ze blij is. Mama geniet er van op haar eigen manier en het is een geslaagde namiddag. Moeten we maar eens meer doen!
Zondagnamiddag verkies ik de rust van mamas kamer boven de drukte van de cafetaria. Mama zit blij gezind in haar zetel.
Op de plaats waar de kerststal hoorde te staan, heb ik een mini namaak kerstboom gezet. Hij is opgetuigd met de kerstballen, of wat er nog van overblijft, die ik als kind elk jaar in onze boom zag hangen. Er zijn in de loop van de jaren heel wat kerstballen gesneuveld. Vooral toen mama drie jaar geleden in het rusthuis op wandel ging met haar kerstboompje in haar armen en struikelde. Zij had zich gelukkig niet bezeerd, de slachtoffers waren de kerstballen. Op vraag van het personeel om het boompje weg te halen om erger te voorkomen, werd het toen al vóór kerstmis weer opgeruimd. Pas nu, drie jaar later, zorgt het kerstboompje, mooi versierd, opnieuw voor de gepaste sfeer.
Terwijl ik mamas was in de kasten leg, houdt ze mij in de gaten. Ge zijt een schat van een kind, zegt ze ineens. Ik glunder. Als de was is weggeborgen, ga ik dicht bij haar zitten. Mama babbelt er op los, onsamenhangend zoals altijd. We knuffelen elkaar voortdurend. Mijn lotterken (een troetelnaampje, die ze vroeger voor mij gebruikte) ge zijt mijn klein beezeke, ja, maar ge moet slapen zegt ze. Ikga slapen, mama, antwoord ik. Ik kruip dicht tegen haar aan en leg mijn hoofd op haar schouder. Gemoet slapen zegt ze weer. Het feit dat ik moet slapen, laat haar even niet los. Als ik terug rechtop ga zitten, is ze daar niet mee akkoord. Ge moet blijven liggen blijven liggen! zegt ze gebiedend. En dan is het hele gaan slapen-gedoe weer over.
Ge zijt toch mijn lotterken, hé? vraagt ze. Ja, en jij bent mijn lotterkontje, antwoord ik. Ze kijkt me verbaasd aan: Neen, ik benloddermiekontje! Laat dat nu net het troetelnaampje zijn dat papa heel, heel vroeger af en toe tegen haar zei. Toen mama wat kilos bij was gekomen en haar strakke kontje was kwijtgespeeld, plaagde hij haar lachend met dit koosnaampje: Mijn loddermiekontje. Dat ze dat nog even weet! Ze lacht en ziet er gelukkig uit.
Ik breng mama tegen etenstijd terug naar de leefruimte. Als ik enkele ogenblikken later wegga en nog even naar haar kijk, is ze ingedommeld, een glimlach op haar gelaat. Geniet ze nog na?
Woensdagnamiddag haal ik de kerstversiering uit mamas kast. Ik wil in de kamer toch wat kerstsfeer brengen.
Twee jaar geleden kon mama nog helpen met het versieren van haar kamer, nu zit ze vanuit haar zetel doelloos en totaal afwezig rond te kijken terwijl ik het kerstgerief uit een grote kartonnen doos haal. Enkel bij het zien van een goudkleurige slinger zegt ze: Oh, hoe schoon. Die hang ik dan ook maar meteen op aan het raam. Daartussen hang ik een groep goudkleurige kerstballen, maar daar heeft mama al lang geen interesse meer voor.
Het mooie kerststalletje met de prachtige witte porseleinen beeldjes zet ik op de bijzettafeltjes in de hoek van de kamer. Drie jaar lang bleef dit netjes opgeborgen in de kast. Nu mama niet meer rondstapt en niets meer kan stuk maken, denk ik dat haar mooie kerststal, die jarenlang thuis onder de kerstboom stond, wel veilig is voor haar. Plots wijst mama de kerststal aan en zegt weer: Oh, hoe schoon. Prima, denk ik, zo heeft zo toch nog weer iets van vroeger bij haar. Aan een knuffel-kerstman in stof, die Denise haar voorhoudt, schenkt ze niet de minste aandacht.
Als twee bejaardenhelpsters mama een hoogdringende intieme verzorging geven, laat ik hen de kerststal zien: Weer uit de kast gehaald. Mama loopt toch niet meerrond, dus dat kan nu wel weer, zeg ik. Maar ze kijken me alle twee bedenkelijk aan. Ja, jouw ma niet, maar s nachts zijn er wel nieuwe bewoners die durven op de kamers komen van anderen en ja, de mensen van de nachtdienst kunnen niet alles in de gaten houden. Maar jij bentde baas, je doet natuurlijk wat je wilt, leggen ze mij bezorgd uit. Ik denk er nog even over na en overleg met Denise wat ik ga doen. Het zijn toch maar beeldjes, als ik ze weer in de doos stop heeft niemand er iets aan, vooral mamaniet, opper ik. Maar mama heeft er steeds zo veel zorg voor gedragen, ze was zo gehecht aan die fraaie postuurtjes, dat ik ook niet wil, dat er iets mee gebeurt. Denise hakt de knoop door. Als je later zelf zin hebt om die mooie kerststal te gebruiken, gewoon als souvenir aan je mama, aan de kerstdagen vroeger thuis en de beeldjes zijn stuk of weg, zal het jou misschien heel veel spijten, zegt Denise.
Ik vind het zo jammer voor mama, maar om de kerststal en zijn beeldjes te beschermen voor mogelijke zieke verdwaalde demente vandalen, berg ik met spijt de kerststal weer op in haar kast. Gelukkig heeft mama daar geen erg in.
Het enige wat Arsène en mij voortdurend bezighoudt, is of mama ons nu wel of niet herkent. Het wordt eentonig om steeds hetzelfde te herhalen, maar het blijft voor ons dé vraag die door ons hoofd speelt.
Zo ook weer zondagnamiddag. We gaan met ons tweetjes bij mama op bezoek. We willen zo graag dat ze weet dat haar dochter en schoonzoon bij haar zijn. Dat mama weet en voelt dat we nog steeds zo veel van haar houden en dat dat altijd zo zal zijn. En als we dan zien hoe blij ze is dat we er zijn, haar lach als ze ons aankijkt ja, misschien is er toch nog iets. Je hoort het zo vaak zeggen: Iemand die het zelf niet meemaakt, kan zich niet voorstellen wat het is. En zo is het! Het is zo verdomd moeilijk om te aanvaarden dat wij volledig uit haar hoofd zouden zijn verbannen. Dat kan toch niet! En daarom leggen we enkele gelukkige momenten samen vast op film. Hebben we dat toch nog voor later
TIP: Wil je dit filmpje afspelen op volledige schermgrootte, klik dan in de werkbalk onderaan uiterst rechts op het laatste vakje (met de 4 pijltjes). Terugkeren doe je met de Esc-toets.
Deze week had ik het er al over met Arsène: mama kan de drukte in de cafetaria niet meer aan. Het contact bestaat dan enkel uit handjes vasthouden want als ze iets zegt dan gaat dat verloren in het geroezemoes. Dus zondagnamiddag, - de cafetaria zit dan behoorlijk vol -, blijf ik met mama op haar kamer. Gewoon met ons tweetjes.
En nu het zo rustig is, praat mama er maar op los. Zij zit in haar zetel, ik op een stoel dicht naast haar. Ik noteer wat mama zegt, want het is zo onsamenhangend dat het gesprek niet te onthouden is.
- Mama: Ik ga mij daar eens zetten - Ik: Ja, doe maar - Mama: Ho, jonge mensen - Mama: Hé Ik ben zo blij Mama kijkt mij aan en lacht. - Ik: Ben je blij dat ik er ben? - Mama: Ik peins eh ja wat is dat? Mama legt haar arm om me heen en ik lig met mijn hoofd op haar schouder. Het is niet erg comfortabel zitten voor mij en ik wrik me na een tijdje weer vrij. - Mama: Niet weg, hoor (plots veel strenger, terwijl ze mijn hand vastpakt) niet weg, hé! - Ik: Neen mama, ik ben niet weg. - Mama: Pas op pas op hé, dat je niet valt! - Ik: Ik pas op, ik val niet mama. - Mama: t Is nog gepakt, t was diene kalkoen neen, neen! - Ik: Wat is er met die kalkoen? - Mama: Ah, ze komt toch. Ik ga dan mee, zoeteke, kom. - Ik: Dat is goed, ga maar mee. - Mama (terwijl ik notities maak): Je moet eens opschrijven, dat is goed hoor Zie je wel. Dat is wat, hé? Gaan we zo blijven zitten? Dat niet hé, zoeteke? - Ik: We zitten hier toch goed? - Mama: Ik rij dan naar huis! Mama heeft er dus niet het minste besef van dat ze opgesloten zit in haar zetel, dat ze nog met moeite kan stappen. - Ik: Ik ook. Het is bijna donker. Het is erg koud buiten. - Mama (rustig en blij): Ja, speel eens een paar liedjes. Speelt het door haar hoofd dat ik vroeger piano speelde? Of herinnert ze zich flarden van de vele uren dat Arsène of ik op het keyboard en pa met zijn saxofoon samen bij ons thuis muziek maakten? - Ik: Ja, we zullen nog eens een liedje spelen. - Mama (uitbundig lachend): Allee, boem
Zo gaat het nog een tijdje door. Een surrealistische babbel, niet te volgen. De ziekte vreet aan haar. In dit stadium is mama de taal niet meer machtig, de kunst om te spreken is ze kwijt geraakt, de woorden is ze langzaam aan het vergeten. Afasie, ten gevolge van Alzheimer, onomkeerbaar. En daar bovenop de voortdurende verwardheid, een echt gesprek is onmogelijk.
Ondertussen is het etenstijd en ik breng mama in haar zetel naar de leefruimte. Ik geef haar een dikke zoen en krijg er één terug. Ze ziet er heel tevreden uit. En ik heb genoten van deze rustige namiddag samen met mama en onze babbel!
Zaterdagnamiddag zijn Denise, mama en ik gaan buren bij Karoline en Marcel. De kamer van Marcel is goed gevuld met de twee grote rollende zetels, één waar Marcel in zit en één waar mama in zit. Karoline zoekt een plaatsje op bed, Denise en ik nemen plaats op een stoel. Het is gezellig. Huiselijk! Marcel dommelt in, mama zit er gewoon bij.
Na een leuke babbel stappen we op. Karoline buigt zich over mama, haar wang tegen mamas mond en zegt: Kom Marcella, geefmij zoen. Mama, altijd klaar voor een knuffel, zoent niet. Ze hapt naar Karolines wang. En dat is even schrikken, want dat heeft mama nooit eerder gedaan. Ze wou me bijten Heb je dat gezien? vraagt Karoline een beetje verbouwereerd. Ze geeft het niet meteen op en vraagt opnieuw een kus aan mama. Maar mama wil voor de tweede keer bijten. Terwijl Karoline, Denise en ik verstomd staan te kijken en ons afvragen wat er nu gebeurt, blijft mama er heel rustig bij. Voor haar is er niets aan de hand! Een kus of een beet, het maakt vandaag niets uit voor mama.
Wij vinden dit heel raar, maar wij storen er ook ons niet aan. Alzheimer, hé?
Vandaag wil Arsène, nog niet helemaal hersteld en nog zeer moe, toch mee naar mama. Hij wil haar absoluut zien. Maar als hij voor haar staat, herkent ze hem niet. Als hij haar begroet met: Dag mams, hoe is het?, fronst ze alleen maar de wenkbrauwen. Ze heeft niet de minste zin om die vreemde man te omhelzen. Voor Arsène, die nog niet in goeden doen is, komt het ook hard aan. Ja, door mijn ziek zijn, is het ook zo langgeleden dat ze mij heeft gezien, troost hij zichzelf een beetje. Ik weet hoe hij zich voelt, hij is net zoals ik, triest, verloren, machteloos.
We laten mama in haar zetel zitten en nemen haar zo mee naar de cafetaria. We gaan alle twee dicht bij haar zitten en raken haar voortdurend aan. Ze praat tegen ons, maar door haar stille stemmetje begrijpen we er niets van. Arsène zit er teleurgesteld bij: Ik versta haar niet Zekent mij ook niet meer, hé? En dan kijkt mama hem ineens lief aan en begint hem te aaien. Ze wrijft hem over de rug, ze streelt zijn handen. Haar gezichtje glundert. Gaat er ergens bij mama een lampje branden? Misschien herkent ze mij toch? oppert Arsène. Ja, misschien.
Zondagnamiddag zijn Denise en ik samen bij mama. Mama die een zoen krijgt van mij, een zoen van Denise, is even blij om Denise te zien als mij. Bekende gezichten! Ze sluit zowel Denise als mij in haar armen en kust ons. Ook als Karoline en Marcel even mamas kamer binnen wippen, straalt mama als ze Karoline ziet. Nog een bekend gezicht, nog iemand die haar aandacht schenkt. Daar geniet ons mama van. En ik ben blij voor haar en voor mezelf dat ze deze twee lieve mensen zo vaak rondom haar heeft.
Het valt me op dat mama geen onderscheid meer maakt tussen Denise, Karoline en mij. Als ik haar zo bezig zie, denk ik een beetje jaloers, Ze ziet ons alle drie even graag. Waar ben ik, haar dochter, dan toch gebleven in dat zieke hoofd van haar? Is dat speciale plekje voor mij uit haar hoofd verdwenen? Dat plekje waar ze alle herinneringen aan mij moest bewaren, is dat toch weg? Ik weet het niet meer.
Denise en ik gaan met mama, zittend in haar rijdende zetel, naar de cafetaria. Terwijl we iets drinken, blijft Denise netjes aan tafel zitten, terwijl ik zowat helemaal tegen mamas zetel ga aanleunen. Ik kruip heel dicht tegen haar aan. Ik heb behoefte om haar te voelen, om het uit te schreeuwen: Hé, mama ik ben het, Ellen! Ik wil zo graag dat ze mij kent, ik hunker naar aandacht van haar. Als mama na mijn vele knuffels, eindelijk mijn gezicht in haar handen neemt en mij een dikke zoen heeft, ben ik blij. Blij dat die zoen voor mij is.
Vrijdagnamiddag zijn Lydia, haar ma Yvonne en Greta bij Arsène op ziekenbezoek. Arsène is nog herstellend van de operaties, flink vermagerd en nog heel erg moe. Maar het doet hem goed dat deze mensen er zijn. Hij kan zijn verhaal kwijt over wat hem de laatste weken allemaal overkomen is. We drinken koffie, eten een stukje taart en babbelen nog wat na.
Het is gezellig, maar ik mis mama. Dat zij er niet meer bij kan zijn, doet wederom voor de zoveelste keer pijn. Doordat dit knusse samenzijn weer aan haar voorbijgaat, besef ik dat ze nog zo weinig deel uitmaakt van onze leefwereld. Ze zit op enkele honderden meters van ons verwijderd in het rusthuis, veilig opgeborgen in haar zetel. Toch lijkt ze zo ver weg van ons.
In de keuken waar Lydia, Greta en ik na het koffie drinken de kopjes en de borden afwassen, wordt er over mama gepraat. Ze vertellen dat ze alles volgen via mijn blog. Hoe treurig en vaak heel ontroerend de verhalen zijn, hoe erg de aftakeling is.
Terug aan tafel vraagt ook Yvonne hoe het met mama gaat. Ik kan nog zo weinig voor haar doen. Ik doe haar was, doe op vrijdagmorgen haar haar en kan met haar nog eens naar de cafetaria gaan. Niet eens meer samen wandelend, maar in de rolstoel, want mama kan niet meer stappen. Ik kan haar nog eens knuffelen, haar eens goed vastpakken, dat is alles wat me nog rest ze weet niet meer wie ik ben. Dat maakt het allemaal de laatste tijd heel erg moeilijk,"vertel ik. Ik kan nog zo weinig voor haar doen , herhaal ik met een krop in de keel. Ze zitten stil te luisteren.
Als ik Lydia en haar ma, die ook een heel sterke band hebben, zo gezellig samen zie, ben ik stiekem jaloers.
Het is wafelbak op mamas afdeling. De geur van de gebakken wafels komt me al in de lift tegemoet. Boven heerst er een gezellige drukte. De bewoners, die nog goed te been zijn, zitten allen samen aan een hele lange tafel. Die is mooi gedekt, leuke kleurige servetjes en groene plantjes versieren de tafel. De andere bewoners, zoals mama, die in hun zetel zitten, zitten in het verlengde van de tafel in een grote kring bij elkaar.
Als ik toekom, zijn ze blijkbaar net klaar met het eten van de wafels. Een verplegende die prachtig viool speelt en een zoon van een bewoonster met zijn gitaar, zorgen voor sfeervolle muziek. Het personeel is druk in de weer. Iedereen geniet ervan, hoewel door het horen van de muziek sommige oudjes emotioneel worden en enkele traantjes laten. Als het liedje van Walter De Buck, 't Vliegerken', wordt ingezet, zingt iedereen die nog kan mee. Mama wil wel, maar dat lukt haar niet. De woorden komen niet meer. Als ze in haar handen wil klappen, is dat niet meer gecoördineerd. Ik neem dan maar haar hand in de mijne en we bewegen samen op het ritme van de muziek. Mama geniet er toch van, dat zie ik.
Ook Marcel is in goeden doen. Hij zit al niet meer op zijn stoel, maar wandelt rond. Hé,Marcel, op de wandel?, vraag ik en hij antwoordt lachend: Ja ja En dat is voor Marcel al heel wat, want meestal zegt hij helemaal niets meer.
Voelen deze demente mensen de gezellige huiselijke sfeer die er nu is? Haalt de wafelbak bij sommigen nog herinneringen op? Ik weet het niet. Maar als je de stralende gezichten ziet, is blijkbaar iedereen gelukkig deze namiddag. Karoline en ik delen ook van het lekkers, want een verzorgende brengt ons elk twee wafels. Als ik mama nog een stukje geef, spreekt haar gezicht boekdelen: lekker.
Zaterdagmiddag is Arsène ontslagen uit het ziekenhuis en weer thuis. Nu voel ik dat ik moe ben. Ik doe s namiddags nog wat boodschappen en kook lekker, want Arsène is vandaag jarig. Ik ga deze namiddag niet naar mama. Dat doe ik zondag. Maar met geen woord zal ik piepen over wat Arsène overkomen is.
Vrijdagmorgen ben ik zoals altijd bij mama. Ze herkent me niet, ze weet niet wie ik ben en toch is ze blij om me te zien. Raar!
Zoals iedere vrijdag, haal ik de was op en draai ik mamas haar in de krulspelden. Daarna föhn ik haar haar. Ik heb de haardroger in mijn rechterhand en mijn linkerhand leg ik naar gewoonte op haar schouder. Dat moet mama voelen, want ze gaat met haar hand op zoek naar mijn hand. Als ze mijn hand raakt, knijpt ze er eens in en laat het niet meer los. Door dit gebaar word ik opeens een beetje weemoedig. Ik kniel naast haar neer en zeg: Mama, Arsène ligt in het ziekenhuis. Ik kan het niet laten, ik wil het gewoon aan haar kwijt. Maar als ik zie dat ze tranen in de ogen krijgt, heb ik daar al meteen spijt van. Het laatste wat ik wil, is dat zij verdrietig wordt. Mama kijkt me aan en zegt triest: Pa ook Pa? Die is al jaren geleden overleden, maar inderdaad in een ziekenhuis.
Terwijl ik mij afvraag of ze er dan toch iets van begrepen heeft, zijn haar tranen al weg en zit ze mij lachend aan te kijken. Het is helemaal niet tot haar doorgedrongen dat haar schoonzoon in het ziekenhuis ligt. Ik ben meteen een illusie armer, zulke dingen begrijpt ze niet meer. En ergens ben ik eigenlijk wel blij voor haar. Ze hoeft zich geen zorgen te maken en ik lach gezellig met haar mee.
Vrijdagavond waren Arsène en ik terug in België, maar we keerden niet samen terug. Arsène werd ziek op reis en werd de laatste week van onze vakantie in de Provence opgenomen in de kliniek in Orange.
We hadden zo naar onze reis uitgekeken, we zouden er eens flink van genieten, lekker ontspannen, alle zorgen even vergeten. Maar de laatste week was, vooral voor Arsène, één en al ellende. Na allerlei onderzoeken en een heelkundige ingreep kwamen de oorzaken aan het licht van al zijn niersteen- en blaasproblemen. Na 7 dagen opname werd besloten om hem per ambulance te repatriëren naar een kliniek in België voor verdere verzorging.
Vrijdagmorgen begon de terugreis. Na een rit van 9 negen uur arriveerde hij vrijdagavond om 17u in het ziekenhuis. De ganse reis, liggend in de ziekenwagen, maakte hij zich zorgen om mij omdat ik de terugtocht per auto alleen maakte. We hielden contact met elkaar via onze GSM. Om 19u30 was ik thuis.
Ik werd, toen Arsène in Frankrijk in de kliniek belandde, moreel gesteund door het thuisfront. Denise en Karoline stuurden voortdurend mailtjes, Lydia stelde zelfs voor om de TGV naar Avignon te nemen en met mij samen terug te keren, Lydias ma was overbezorgd, Nanette bleef me per sms oppeppen. Gelukkig verliep deze terugreis zeer goed, zowel voor Arsène als voor mij.
Zaterdag mocht Arsène dan toch voor het weekend naar huis komen. Morgen wordt hij terug opgenomen en woensdag wordt hij geopereerd.
En ons mama die weet gelukkig van niets. Ik kan met haar er niet eens meer over praten. Ze zou er toch niets van begrijpen. Ze is door haar ziekte van alle zorgen voor haar kinderen verlost.
Woensdag kreeg ik in de Provence een mailtje van Denise: Toen ik deze namiddag bij Uw Mama op bezoek ging zaten ze met 4 in de zithoek bij de televisie. Er was een therapeute verkleed als clown met een grote gele pruik en bril op, bezig om met één voor één contact te hebben. Dit zijn speciale oefeningen en ze vertelde me dat ze goed resultaat gehad heeft met Uw mama. Daarom was het maandag die feestelijke opening om die vernieuwde werking
Allicht is dit al een onderdeel van de vernieuwde werking met kleine leefgroepen.
Op maandag 25 oktober ging s namiddags bij mama de opening van de vernieuwde afdeling door.
Deze totale vernieuwing is er gekomen door de samenwerking tussen directie en personeel van het rusthuis. Na 2 vormingsdagen, maanden geleden voor het personeel georganiseerd met Rien Verdult, werd een werkgroep opgericht. Rien Verdult is iemand met heel wat kennis over dementie en die een jarenlange ervaring heeft in het omgaan met demente mensen. De werkgroep sloeg de handen in elkaar en zocht uit waar er verbetering en verandering kon komen om het leven van hun demente patiënten aangenamer te maken. De directie zorgde voor het nodige geld, zodat de door de werkgroep gemaakte plannen konden worden uitgevoerd.
De dementeerafdeling is nog vrij nieuw gebouwd, zoals trouwens het ganse rusthuis. De laatste maanden is men druk bezig geweest om het oude meubilair te vervangen door nieuwe. Op de kamers van de bewoners werden de metalen ziekenhuisbedden met bijbehorende nachttafels al heel wat vroeger vervangen door leuke houten meubels. De oude stoelen waar de patiënten werden in gefixeerd zijn ook al een tijdje geleden weggehaald en ingeruild voor nieuwe zetels. Zij zien er heel wat moderner uit. Het fixeren lijkt minder erg en het zitcomfort voor de bejaarden die vele uren per dag in de zetel doorbrengen, is verhoogd. De leefruimte heeft witte stoelen en tafels gekregen en prachtige clubzeteltjes en een bijpassend bankstel. Ook in de verschillende zithoeken, die je vindt in de wandelgangen van mamas afdeling zie je nu leuke nieuwe zetels staan. Het heeft iets huiselijks en je vind er rust. Het oogt mooi, dat zag ik al vóór ons vertrek op reis.
Ook de wandversiering zou nog worden aangepast. Die zou een hulp moeten zijn voor de dementerenden om hen beter wegwijs te maken op hun afdeling.
Maar het blijft niet alleen bij het interieur. Wat vooral belangrijk is, is dat er ook verandering gebracht wordt in de werking met de demente bewoners. Het team van mamas afdeling had aandacht voor de leefgroepwerking. Door rekening te houden met de verschillende fases die een dementerende tijdens zijn ziekte doormaakt, hebben zij verandering gebracht in de leefgroepen. Allemaal met het doel de zorg voor hun patiënten te verbeteren.
Na alle inspanningen kon eindelijk de totale vernieuwing nu feestelijk worden ingehuldigd. Ik kon er niet naar toe, want Arsène en ik zitten in de Provence. Maar het was dik in orde, weet ik. Mama heeft zich flink laten verwennen. Ze heeft genoten van een dessertbord met lekkere zoetigheden en heeft een glas fruitsap gedronken. Alles gaat uitstekend met haar, ik hoef me geen zorgen te maken. Hoe ik dat weet? Mailtjes van Denise en Karoline. Schatten toch, die twee!
Aan directie en alle medewerkers van mamas afdeling een dikke proficiat met jullie realisatie. Veel succes met de nieuwe werking.
Het is heel langzaam tot mij doorgedrongen dat mama mij niet meer mist, dat zij nooit meer op mij zit te wachten. Pijnlijk en verdrietig, want zoiets went nooit. Toch ben ik deze keer zonder schuldgevoel omdat ik haar achterliet, vertrokken op reis. Maar zij is nooit uit onze gedachten.
Gisteravond hebben we naar Denise gebeld. Ik weet dat ze op zaterdag zeker bij mama op bezoek is geweest en wil gewoon even horen hoe het met mama gaat. Alles is in orde, ik vond jouw ma heel goed vandaag. Je hoeft je geen zorgen te maken. Bovendien komt Karoline elke dag op bezoek bij Marcel en je weet dat ze zich dan ook bekommert om je ma
Ja, dat wist ik. Karoline had me ook al op het hart gedrukt, na alle niersteen-problemen van Arsène, onbezorgd van de vakantie te genieten. Zij zou wel een oogje in het zeil houden. Als er iets was dat ik moest weten, zou ze mij net als Denise wel mailen. Dat kan, want de laptop is weer mee op reis.
Er zijn natuurlijk ook afspraken gemaakt met de hoofdverpleegster en haar team, zij kunnen mij altijd telefonisch bereiken in het geval van Maar we gaan je niet storen voor een banale verkoudheid, we zullen goed voor haar zorgen en verder moet je gewoon profiteren van jullie reis, zei de hoofdverpleegster vlak voor ons vertrek.
Het was druk de laatste weken. Arsène moest voor het verbrijzelen van een niersteen enkele keren naar het ziekenhuis, ik ben terug gestart met lesgeven en het wassen en plassen moest ook doorgaan. Druk bezig of niet, mama kreeg haar bezoekjes. Maar er bleef wel weinig of geen tijd om mijn blog bij te houden.
Vorige maandag gingen Arsène en ik naar mama. Het was een hele tijd geleden dat hij mama zag en het viel hem nu ook op hoe sterk ze achteruit is gegaan. Herkennen deed ze ons niet, maar omdat ze opgewekt was toen we haar uit de zetel haalden, leek het alsof ze blij was dat we er waren. Tussen ons in hangend, gingen we met haar naar de cafetaria. Maar echt contact was er niet tussen mama en ons. Een glimlach naar Arsène, een klopje op zijn schouder, maar verder dan dat ging het niet. En wij wilden haar zo graag nog eens extra verwennen.
Arsène en ik zouden een dag later naar onze Franse vrienden vertrekken die met kinderen en kleinkinderen op Ile de Réunion de herfstvakantie gaan doorbrengen. Zoals vorig jaar gaan wij op hun huis en hondjes passen in de Provence. Mama werd natuurlijk bij het afscheid overladen met kussen en knuffels.
Eén van de verzorgende, die ik tegenkom in de gang vergezeld van een collega, zegt nog lachend: En nu ga je op reis, hé? Jouw ma zegt altijd voorzichtig zijn, hé tegen jou.Dat is al een tijdje geleden hoor, dat ze dat nog eens tegen me zei. Dat lukt haar allemaal niet meer antwoord ik toch een beetje triest. Spontaan reageert de jonge vrouw: Dan zeggen wij dat toch in haar plaats: Goede reis Ellen en voorzichtig zijn! Ik denk niet dat ze zelf beseft hoe zeer die woorden mij raken, hoeveel plezier ze mij doet met deze woorden.
De volgende dag zijn we naar de Provence vertrokken. En ja, we zijn voorzichtig geweest. We zijn goed toegekomen.