Mama is donderdag naar de kapper geweest, ik hoef dus deze morgen haar haar niet te doen. We hebben tijd om een grote wandeling te maken. Ik weet wat haar kan boeien en we gaan naar het Beukenpark. Het ligt aan het Schipdonkkanaal, niet zo ver af van het rusthuis, en het is een heel bijzonder mooi plekje. Het najaarszonnetje maakt het plaatje compleet.
Mama is in haar nopjes. Ze bewondert de eeuwenoude beuken: Kijk toch hoe mooi en diekleuren Ellen, er liggen al blaadjes op de grond Dat vind ik zonde! Ik vertel haar dat het herfst is. Ze kan ze er wel inkomen dat de bomen dan hun bladeren verliezen, maar ze blijft het zonde vinden. Plots draait ze zich om, zoekend naar iemand. In paniek vraagt ze: Waar is ons Ellen? Ik knijp eens zachtjes in haar hand: Kijk eens goed, mama. Ik loop naast je. Ze kijkt me aan: Oh, ja natuurlijk. Mama neemt mij nog wat dichter, steviger bij de arm, maar toch lachend en opgewekt zegt ze: Kind, zie je nu wel hoe dwaas ik ben! Ik antwoord, ook lachend:Ja, het valt mij nu óók wel op! We kijken elkaar aan, doen samen een beetje gek, zoals alleen wij dat met zijn tweetjes kunnen, en zetten onze tocht verder.
Enkele weken geleden vertelde een bejaardenhelpster mij dat mama het systeem gevonden had om het tafeltje los te maken van de stoel. Uren studie denk ik bij mezelf. Mama kreeg er dagen de tijd voor om dit uit te zoeken. Ik laat niets merken, maar uiteindelijk ben ik wel een beetje trots op haar. We zullen er iets anders moeten opvinden, want nu kan ze er uit als ze wilt, gaat de verplegende verder. Ik knik van ja, haar hiermee gelijk gevende. Maar in mijn binnenste schreeuw ik het uit: je gaat haar toch niet vastbinden! Ik jaag me ten onrechte verschillende dagen flink op, want ik merk dat ze dat inderdaad niet doen. Mama blijft gewoon weer braafjes zitten. Het uitbreekgedoe lijkt over.
Vandaag rij ik haar met stoel en al, vanuit de leefruimte naar haar kamer. Ik buk mij om het tafeltje los te maken, als ze verschrikt uitroept: Dat mag niet! Meteen rollen de tranen over haar kaken, ze tikt met haar vinger zenuwachtig op het tafeltje. Nogmaals herhaalt ze luid en geïrriteerd: Dat mag niet! Ik denk dat het haar flink is duidelijk gemaakt dat het tafeltje er niet af mag. Ik ben bij jou, dusdat gaat er af! zeg ik gedecideerd. Maar ze kijkt zo verschrikt en bang rond, dat ik echt met haar te doen heb. Mama,waarom zou ik dat niet mogen losmaken? vraag ik. Kunnen nu geen bloempotten op! is haar reactie.
Van de belofte dat mama enkel in de voormiddag zou worden geblokkeerd, komt niet veel in huis. Arsène en ik treffen haar dus ook deze namiddag weer triest aan in dé stoel. Er wordt wat heen en weer geknuffeld en we verlossen haar meteen. Het valt me op dat ze steeds meer moeite krijgt om er uit te geraken. Haar benen willen echt niet mee. Ze klaagt er ook over dat ze zo stijf wordt. Ze strompelt aan Arsène zijn arm naar haar kamer. We stellen voor om even de benen te strekken. Daar gaat mama direct mee akkoord: Ja, dat is goed, eens naar buiten gaan
We gaan met ons drietjes op stap, mama tussen ons in. Eens zij weer in beweging komt, is de stijfheid van het uren stilzitten weg. En mama stapt zonder problemen. Zullen we onze turbo eensopzetten mama? stel ik voor. Meteen steekt mama een tandje bij en stapt met grote passen voort. Ja,maar ma, niet te vlug hé pruttelt Arsène een beetje tegen. Ze lacht, ze babbelt. Alle stramheid is verdwenen. Gezond moe van de wandeling, leunt ze achteraf lekker tegen Arsène aan en neemt hem stevig bij de arm: t Is zo een goeie zegt ze."Wat mama, de arm of jouw schoonzoon? vraag ik lachend. Ze kijkt me glunderend aan: Alle twee! De stijve benen zijn weer even vergeten.