Rond vijf uur in de namiddag verschijnt de hoofdverpleegster op mamas afdeling. Ze ziet er moe uit, maar het belet mij niet haar toch even aan te spreken. Ze vertelt mij dat ze reeds van zeven uur s ochtends in het rusthuis aanwezig is en de ganse dag heeft vergaderd. Ja, en dan val ik jou ook nogeens lastig zeg ik. Maar dat vindt ze geen probleem. Dus ik steek maar van wal: waarom mama nu ook al haar maaltijden krijgt voorgeschoteld in de stoel en ze niet gewoon aan tafel mag zitten? Maar daar heeft ze een perfecte verklaring voor: Ik hoop dat je het begrijpt. Er zijn drie zieke personeelsleden, vandaarWe moeten een beetje het werk schikken. Maar ik zal het zeker noteren. Ik ga met tegenzin weer maar eens akkoord, maar ze mag er zeker van zijn dat ik de boel in de gaten hou. Ik vraag haar ook of zij, als hoofdverpleegster iets afweet van mamas blauwe arm. Ze verdenkt meteen een medebewoonster, die jammer genoeg mama niet kan luchten. Ze hebben het al met elkaar aan de stok gehad, en ja, dan kunnen zulke dingen wel eens gebeuren: Wij zijn er niet altijd bij, we kunnenecht niet alles zien!