Als Arsène en ik zondagnamiddag bij mama op de kamer komen, ligt ze in een bolletje gerold, wakker in bed. Ze kijkt ons verdwaasd aan, ze weet niet wie we zijn en ligt ongegeneerd met haar billen bloot.
Ik wil die naaktheid meteen bedekken. Maar mama houdt haar laken, dekentje en hoofdkussen als een dierbare schat met haar twee handen krampachtig vast vóór haar borst. Ze pruttelt met een duidelijke: Néée! flink tegen als ik haar haar schat ontfutsel. Na wat gefriemel kan ik haar magere, blote benen verstoppen onder het laken.
Twee verzorgenden komen mama rechtop zetten in bed, maar langzaamaan hangt ze weer ongemakkelijk scheef. Arsène en ik proberen het zelf om haar rechtop te krijgen. Terwijl Arsène tegen mama praat, nemen we haar met zijn tweeën vast onder de oksels en steunen haar rug met een kussen. Mama kijkt even in Arsènes richting en zegt: Stoute jongen! Hoewel geen van ons twee weet waar ze die woorden plots vandaan haalt, moeten we er toch een beetje om lachen.
Arsène en ik gaan om beurt bij mama zitten, strelen haar armen en handen en praten met haar. Af en toe glimlacht ze. Als mama, bedolven onder onze knuffels haar ogen sluit en weer wegzakt heel ver van ons vandaan, halen Arsène en ik herinneringen op hoe Moederdag vroeger was!
Het is morgen Moederdag. Een dag waarop de mamas worden verwend.
Vorig jaar gingen we die zondag nog met mama naar de cafetaria en trakteerden we haar met koffie en gebak. Dat was toen nog echt genieten, voor haar en voor ons.
Dit jaar is er van echt vieren geen sprake meer. Arsène en ik gaan morgennamiddag wel bij mama op bezoek. Een dikke zoen, een intense knuffel, hopelijk voelt ze dat we haar nog steeds zo heel graag zien.
Ik wens alvast aan alle moeders voor morgen een hele fijne Moederdag!
Zaterdagnamiddag gaan Arsène en ik naar mama. Hoewel het maar twee weken geleden is dat Arsène mama zag, schrikt hij: Wat is ze vermagerd!
We proberen allebei, maar wel ieder om beurt, mama's aandacht te trekken. Het is of ze dwars door Arsène heen kijkt en ze reageert ook niet op zijn stem. Naar mij lacht ze dan weer wél. Mama is wakker vandaag, ze kijkt rond, ze speelt met haar dekentje.
Arsène gaat mamas avondeten halen en ik geef haar eten. De boterhammen met gemalen toespijs, verwerkt in mayonaise of in gelijkaardige andere sauzen (door haar eetproblemen wordt mamas voeding al maandenlang gemixt), zijn sinds deze week op mijn vraag s avonds vervangen door boterhammen met confituur. En die zoetigheid gaat er bij mama best in.
Bij de laatste happen van het dessert vallen mamas ogen meestal al dicht, maar vandaag blijft ze zelfs ná het eten nog alert. Arsène gaat nu dicht bij haar staan, streelt haar en zegt mams, het woordje dat alleen hij gebruikt om mama aan te spreken. Ze weet vast niet wie hij is, maar na een pak mams, kijkt ze hem vertederd en glimlachend aan. Ze grijpt zijn hand en houdt die stevig vast. Arsène krijgt nu wél mamas aandacht. En dat doet hem en mij plezier.
Na nog wat knuffels stappen we op en laten mama weer achter in haar eigen wereldje.
Aan het vrijdagmorgen-ritueel van mamas haar in krulspelden draaien, föhnen en netjes borstelen, komt nu, na vijf en een half jaar, plots een einde. Na haar bedbad is ze te vermoeid, slaapt ze en is het voor mij onmogelijk om haar kapsel te fatsoeneren.
En net nu was mamas haar toe aan een nieuwe permanent en een knipbeurt. Mama s kapsel ziet er niet uit en hoewel zij zich daarvan niet bewust is, vind ík dat wel erg voor haar. Ze was altijd zo graag mooi en altijd zo bekommerd om haar uiterlijk. Een bezoek aan de kapster, al bevindt het kapperssalon zich in de inkomhall van het rusthuis, kunnen we echter wel vergeten.
Gisteren heeft dan een verzorgende de kapster gevraagd of ze mamas haar niet wou knippen op de kamer. Dat heeft ze gedaan. Het is voor mij wel even wennen aan dat kopje zonder krullen. Echt mooi is het niet, maar het is wel netjes.
Woensdagavond komt, - net als mama klaar is met eten en ik naar huis wil vertrekken,- de huisarts haar kamer binnen.
Ze onderzoekt mama, die vandaag een wakkere dag heeft. Omdat zij ook onze huisarts is en we met haar een zeer goede relatie hebben, spreekt ze vrijuit over mamas toestand. Zij vindt ook dat mama nu op dit eigenste moment wat beter is dan bij haar vorige bezoek. Het gaat gewoon op en neer: een slechte dag en een wat betere dag.
Maar de dokter blijft erbij: mama moet voorlopig in bed blijven. Ze is te veel verzwakt en opzitten kan nu niet. Maar ja, dat wist ik al!
Vrijdagmorgen heeft mama haar bedbad gekregen: ze is van kop tot teen in bed gewassen. Ook haar haar is gewassen. Maar mama is hierdoor zó vermoeid dat ze heel diep slaapt. Ze snurkt luid. Van haar haar in de krulspelden draaien, komt ook deze week weer niets in huis.
De twee verzorgenden, die mama hebben gewassen, komen op mamas kamer en vertellen mij het volgende: Een bedbad geven aan iemand als jouw ma is een enorme klus. Ze ligt helemaal verkrampt in bed. Omdat ze niet meer begrijpt wat er met haar gebeurt, spant ze nog meer haar spieren op en ze blijft, van zodra we met de verzorging beginnen, als een plank stokstijf in bed liggen. We krijgen niet de minste beweging in haar. Het is echt heel moeilijk voor ons, niet alleen om haar te wassen, maar ook het aan- en uitkleden zorgt voor problemen. Dat begrijp ik maar al te best.
Schoorvoetend komen ze met een voorstel: Zou je ermee akkoord gaan om mamas slaapkleedjes op de rug open te snijden? Zo wordt het een stuk gemakkelijker om haar uit en aan te kleden. Dan kan het slaapkleed over haar hoofd worden getrokken en hoeven we enkel nog haar armen in de mouwen te steken. Een verzorgende haalt bij een andere, ook bedlegerige, bewoner een nachthemd dat achteraan is opengemaakt om te tonen wat de bedoeling is en hoe het werkt. Je moet niet meteen beslissen, hoor. Denk er gerust nog even over na. We begrijpen dat dit voor jou ook weer het aanvaarden is van een stap achteruit , zegt de ene heel meelevend.
Wat een goede communicatie tussen personeel en familie niet vermag: zaterdagmorgen breng ik het eerste slaapkleedje al naar de naaister!
Karoline wipt binnen om te kijken hoe het met mama is. Ze vertelt dat zondag haar zoon met zijn bijna drie maanden oude dochter op bezoek kwam bij zijn pa. Ze gingen samen naar de cafetaria.
De zoon zorgde voor zijn vader Marcel, Karoline zat trots met haar kleindochter, Jade, op schoot. Toen Marcel, die tot hier toe niet reageerde op zijn kleinkind, de baby toch in de gaten kreeg, vroeg hij: Wat is dat?
"Toen hij dat zei was ik daar ondersteboven van vertelt Karoline verder, "Marcel, dieanders geen woord meer zegt!
Maar echt begrijpen dat dat zijn kleindochter is, doet hij niet.
De Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen (http://www.palliatief.be) stelde op 10 september 2008 het document Wilsverklaring inzake mijn gezondheidszorg en levenseinde aan de pers voor. Dit document werd opgesteld door volgende vier auteurs: Manu Keirse (psycholoog), Marc Cosyns (arts), Herman Nys (jurist) en Kris Schutyser (jurist). Het is het meest omvattende document dat op dit ogenblik bestaat en door de deskundigheid van de auteurs voldoet het in alle opzichten, zowel juridisch, medisch, psychologisch als ethisch, aan de hoogste eisen.
Dit document helpt u om te werken aan een goede communicatie rond het levenseinde, aan vroegtijdige zorgplanning. Het biedt u de mogelijkheid om als burger, als (toekomstig) patiënt, het gesprek met artsen, zorgverstrekkers, familie en vrienden aan te gaan. Om zelf na te denken en te spreken over hoe u uw eigen levenseinde ziet: u kunt zelf de regie van je levenseinde in handen nemen en daarover overleggen met al wie daarbij betrokken is. En niet alleen over welke behandelingen u niet meer wilt aan het einde van uw leven, of alleen over wel of geen euthanasie, maar ook over uw persoonlijke waarden, wie u kan vertegenwoordigen, hoe u uw uitvaart ziet, of u uw lichaam wil afstaan aan de wetenschap, over orgaandonatie
Vroegtijdige zorgplanning is nu al nadenken en afspraken maken over de gewenste zorg bij ernstig ziek zijn, voor het geval u dan niet in staat bent zelf te beslissen. Dit is niet enkel bedoeld voor zwaar zieke patiënten of ouderen maar voor ieder van ons. (Bron: AZ Maria Middelares Gent)
Enkele dagen vóór ons vertrek per auto in verlof naar de Provence, - je weet maar nooit, een auto-ongeluk is snel gebeurd en kan lichamelijk zeer verstrekkende gevolgen hebben,- hadden Ellen en ik in het ziekenhuis AZ Maria Middelares een afspraak met de palliatieve zorg coördinator, dhr. Marc Merchier. Hij wou ons graag helpen en had voor de bespreking ruim 2 uur de tijd voorzien. En ja, onze vroegtijdige zorgplanning is uiteindelijk nu rond. Ik stuurde Marc dan ook volgend e-mailtje:
Dag Marc,
Vooreerst, namens Ellen en mezelf, nogmaals hartelijk dank voor de professionele uitleg en hulp die je ons gaf bij het invullen van onze wilsverklaring inzake gezondheidszorg en levenseinde. Ellen en ik, dagdagelijks geconfronteerd met het langzame maar verschrikkelijke aftakelingsproces van haar moeder door de ziekte van Alzheimer, hadden reeds dikwijls samen besproken welke gezondheidszorg wij ieder voor zich in bepaalde levensomstandigheden zouden wensen, maar, eigenlijk om onbepaalde reden, werd steeds maar het invullen van een document uitgesteld. Het is voor ons beiden een heel grote geruststelling te weten dat wij, dank zij jouw deskundig duwtje in de rug, uiteindelijk nu ook deze materie naar eigen waarden en verwachtingen hebben kunnen regelen.
Ze ligt rustig in bed, maar is wakker. Ze heeft weer wat kleur op de wangen en ze glimlacht als ik haar een kus geef. Ze weet vast niet wie ik ben, maar ze is toch blij om mij te zien.
Arsène wordt door mama aangestaard. Op zijn: Hé, dag mams! , drie doodsimpele woordjes waar ze vroeger al vrolijk van werd, komt niet de minste reactie. Op de dikke zoen die hij haar geeft, reageert mama koeltjes. Maar wij maken ons er niet druk om. Haar ziekte, maar vooral dat Arsène noodgedwongen maandenlang bij haar niet op bezoek kwam, hebben hier alles mee te maken. Hij behoort voorlopig niet meer tot de haar bekende gezichten.
We gaan bij haar zitten en mama krompraat enkele woordjes en graait met haar handen in de lucht naar dingen die er niet zijn. Ze is dus alerter dan gisteren.
Later komt Denise op bezoek. Na het toch eerdere negatieve nieuws van gisteren over mamas toestand is zij benieuwd hoe het vandaag met haar is. Als mama Denise ziet, glimlacht zij meteen naar haar. Een goed teken, vindt Denise!
En dan komt Karoline, met Marcel in zijn rollende zetel ook nog binnenwippen. Van zodra Karoline tegen mama praat, kijkt ze naar Karoline op en lacht ze. Af en toe sluit ze ook haar ogen en glijdt ze weer weg in haar eigen wereldje.
We blijven met zijn allen een tijdje samen zitten, praten over mama, over Marcel en over hun verschrikkelijke ziekte. Ik kijk het groepje rond en denk: we lijken wel één familie. Ik krijg er een goed gevoel bij en ben dankbaar dat deze mensen er zijn voor mama en mij.
Mama heeft vrijdagmorgen om zeven uur een bedbad gekregen. Daarna heeft ze ontbeten en hebben de verzorgenden mama uit bed gehaald. Ze zit in haar zetel. Ik zou, als alles goed ging met mama, deze morgen haar haar doen. Maar als ik op de kamer kom, zie ik dat ze ziek is. Mama heeft overgegeven, ziet lijkbleek en reageert niet. Ze wordt door de verzorgenden weer gewassen, krijgt een vers slaapkleedje aan en wordt weer in bed gelegd.
De huisarts wordt gebeld en komt meteen. Mama ligt op haar rug, haar ogen gesloten, haar benen opgetrokken, haar armen en handen volledig verkrampt. Ik sta totaal hulpeloos en verdrietig aan het voeteneinde van haar bed terwijl de dokter mama onderzoekt. Echt aanwijsbare oorzaken voor die steeds weerkerende terugval vindt ze niet. Mama is 82 en al jaren Alzheimerpatiënt, misschien ligt het probleem in mamas hersenen? De kans bestaat dat er regelmatig kleine bloedingen optreden in haar hoofd. Een scan zou uitsluitsel kunnen geven, maar geen 'oplossing' brengen.
Na een emotioneel gesprek met de huisarts, onderteken ik samen met haar en een verpleegster een document, waarbij ik akkoord ga dat mama niet wordt opgenomen in een ziekenhuis, niet hoeft gereanimeerd te worden indien dit nodig zou zijn, en nog meer van dat. De dokter gaat in samenspraak met mij vanaf nu voor een 'comfortbehandeling'. Ik verlaat huilend het rusthuis.
s Avonds na het les geven, ga ik nog even langs bij mama. Mama is iets wakkerder dan deze morgen. Ze zit rechtop in bed, gesteund met een zwangerschapskussen in de rug. Een verzorgende geeft mama net een yoghurt. Ik merk op dat haar gewone matras al werd vervangen door een speciale matras die doorligwonden moet voorkomen. Mama wordt echt wel goed verzorgd.
Woensdagnamiddag ga ik naar mama. Ze ligt wakker in bed en lacht van zodra ze mij ziet. Een pak van mijn hart: wat een verschil met gisteren. Hé, mama, je ziet er goeduit vandaag, zeg ik en ik geef haar een dikke kus. Ze slaat haar arm om mijn nek en ik krijg een klinkende zoen terug. Mama begint meteen te brabbelen in haar eigen taaltje. Ondertussen streel ik voortdurend haar armen en handen, wrijf ik zachtjes over haar gezichtje en dat vindt ze vandaag blijkbaar weer heel gezellig.
Als het etenstijd is, wordt mama door twee verzorgenden flink rechtop gezet in bed. Ik geef haar haar boterhammen en mama eet die traag, maar smakelijk op. Dat de koffie die ik haar laat drinken af en toe niet wordt doorgeslikt en meer dan eens terug uit haar mond loopt, vind ik niet zo erg.
Ondertussen is Denise ook binnengekomen en zij wordt door mama ook getrakteerd op een brede glimlach. Denise geeft, naar gewoonte, mama haar dessert en de gelli. Het is voor het eerst dat we elkaar terugzien na de reis en we praten nog wat bij. Bij al dat gebabbel is mama, moe van het eten en de drukte rondom haar, langzaam scheef gezakt in bed en ingedommeld. Maar als Denise en ik naar huis gaan, is ze toch weer even wakker genoeg om nog een laatste knuffel te krijgen.
Als ik thuis kom, wil Arsène zo snel mogelijk horen hoe het met mama is. Hij zit stomverbaasd naar mijn relaas te luisteren. Onsmama toch, zegt hij zuchtend, maar hij is al even blij en opgelucht als ik dat ze vandaag een goede dag had.
Met opgeladen batterijen en een gezond kleurtje zijn we terug in ons grijs en killig landje. Rond vier uur in de namiddag komen we toe we in ons dorp en rijden we meteen naar het rusthuis. Arsène wil mama na al die maanden ook eindelijk terugzien en gaat mee.
Als we boven op de afdeling komen, worden we door de verzorgenden hartelijk begroet. Zij zijn de boterhammen aan het smeren voor het avondeten en vertellen meteen hoe het met mama is: Het gaat vrij goed, elke dag wordt ze na de middag in bed gelegd omdat ze tot nu toe een ganse dag op zijn niet aan kan. Ze heeft bovendien ook een schimmelinfectie opgelopen ten gevolge van het nemen van bepaalde medicijnen, maar om deze besmetting nu te genezen, krijgt ze ook alweer pillen. Ze wordt goed gevolgd en de dokter is regelmatig bij haar langs geweest. Ja, ze is wel magerder geworden. Jammer maar ze is weer eenstapje achteruit "
Arsène en ik gaan naar mamas kamer. Ze ligt in bed met haar ogen half gesloten. Haar gebit is wat uit haar mond gezakt. Het is voor ons schrikken om haar zo te zien. Ze reageert totaal niet en blijft onbeweeglijk voor haar uit staren. We staan verbouwereerd aan haar bed. Arsène wrijft zich door zijn haar, dat nu langzaamaan terug groeit, en gaat diep zuchtend op een stoel zitten: Dat had ik nietverwacht, neen, dat ik haar na 6 maanden zó terugzie. Ik vecht tegen mijn tranen en blijf haar zachtjes aanraken. Ik zeg steeds maar opnieuw: Mama mama maatje, we zijn hier weer mama Tot Arsène zegt: Hou daar mee op, ze hoort je niet! Ik blijf haar nog wat verdrietig aanstaren en dan gaan we weg.
Thuis bel ik meteen naar de huisarts. Ze verzekert me echter dat er echt niets ergs met mama aan de hand is.
Toen we zondagnamiddag na een pak kilometers rijden een koffiestop hielden, kreeg ik van Karoline een ellenlange sms doorgestuurd: de dokter was op zondag bij mama langs geweest, de bloeduitslagen waren goed, mama had die dag wat gegeten en had voorlopig geen koorts
Karoline wou ons zo graag geruststellen. Trouw hield ze ons elke dag op de hoogte hoe het met mama ging. Toch ging er geen dag voorbij of ik belde minstens één of twee keer naar het rusthuis, pure bezorgdheid. Telkens weer waren de verzorgende bereid om alle uitleg te geven. Ik belde ook naar onze huisarts, naar Karoline en naar Denise: de ene dag ging het beter met mama dan de andere, soms ging het goed, soms had ze opnieuw wat koorts.
Ook Denise ging regelmatig bij mama op bezoek en mailde ons meteen. Lieve, een vrouw die ik al jaren ken en wiens moeder ook al jaren op mamas afdeling verblijft, stelde zelf voor om ook eens bij mama binnen te wippen. En ook zij mailde ons om te vertellen hoe het met mamas gezondheid was.
Nu is het ondertussen al vrijdag en zijn we al heel wat telefoontjes, sms'jes en mailtjes later. Ik belde zonet nog eens naar de huisarts: mama ligt nog steeds in bed maar is flink aan de beter hand en volgens de dokter hoeven we ons echt geen zorgen meer te maken. Oef, zullen Arsène en ik nu maar wat geruster genieten van onze vakantie?
Toen we dachten dat mama goed aan het herstellen was en we volop alles aan het plannen waren om naar Frankrijk te vertrekken, werd zij opnieuw ziek. De laatste dagen vóór onze afreis lag ze terug met koorts in bed, ze moest weer overgeven, ze was hervallen.
De huisdokter kwam bijna dagelijks bij mama, maar ook zij kon ons niet verzekeren of ze vlug beter zou worden. Hoe erg we er ook naar verlangden om eens twee weken in de Provence tot rust te komen, zowel Arsène als ik dachten erover om onze reis te annuleren. Zoals mama nu was, kon ik haar toch met geen gerust hart achterlaten. Zorgeloos vertrekken naar onze geliefde stek zat er niet in, niet voor mij, niet voor Arsène.
Er werd heel wat gepraat onder ons tweetjes, maar het was eindelijk onze huisdokter die de knoop doorhakte: Vertrek maar Ze zou mamas toestand op de voet volgen en ik kon haar steeds bellen. Ze zou ons op de hoogte houden hoe het met mama ging.
Iedereen van het personeel verzekerde mij dat ze goed voor mama zouden zorgen. Zaterdagnamiddag ging ik voor een laatste keer bij mama. Ze lag te slapen in haar bed en ze wist niet eens dat ik bij haar was. Ik huilde eens flink uit op de schouder van een verzorgende en ik verliet het rusthuis met een klein hartje.
Als ik zondagmorgen naar mamas afdeling bel om te vragen hoe het met haar is, heb ik een heel enthousiaste medewerkster aan de lijn. Ze vertelt me dat het met mama nu zéker weer goed komt: Ze heeft deze morgen geen koorts meer. En toen ik gisteravond nog even bij haar de kamer inliep, begon ze spontaan te babbelen. Niet tegen mij, maar gewoon in zichzelf. Dan wist ik al dat ze aan de beterehand was. We kennen haar zo goed dat we weten dat ze enkel praat als ze oké is . De verzorgende vertelt mij ook nog dat haar collega, die mama deze morgen heeft verzorgd, net dezelfde bemerking had gemaakt: Marcella is aan het beteren, ze babbelt weer! Ze zijn het er over eens dat mama vandaag voor een paar uren het bed uit kan. Ik spreek af dat ik deze namiddag heel even langs kom.
Rond 4 uur ben ik in het rusthuis. Mama zit aangekleed op haar kamer in haar zetel. Ingedut, maar ze heeft wel een frisse kleur. Als ze eindelijk haar ogen opendoet, lacht ze naar me. En ja hoor, wat later terwijl ik de was in de kast leg, babbelt ze stilletjes in dat onverstaanbare taaltje van haar. Ik ben blij dat haar ziek zijn voor een groot stuk is opgelost. Als ik wegga, zeg ik : Dag mama, dag maatje . Dag mama tot morgen? Met gesloten ogen, bijna alweer ingedommeld, knikt ze toevallig ook nog van ja. Ik ga met een gerust hart naar huis.
Drie keer per dag bel ik naar het rusthuis om te vragen hoe het met mama is. En iedere keer wordt me op een vriendelijke manier uitgelegd hoe het met haar gaat. De verzorgenden en verpleegsters trachten me gerust te stellen en verzekeren me telkens dat ze goed voor haar zorgen. Maar daar ben ik sowieso van overtuigd.
Vrijdagmorgen ga ik de was gaan ophalen. Mama ligt in bed te slapen en merkt niet dat ik op haar kamer kom. Een verzorgende heeft voor mij mamas wasmand al leeggehaald en de was in een zak gestopt. Zo hoef ik niet lang op mamas afdeling te vertoeven waar nog steeds heel wat bewoners door ziekte geveld zijn. Nadat ik mama heb gezien, neem ik de zak mee en bang zoals ik ben voor besmetting vertrek ik weer heel snel.
Zaterdagmorgen zegt mij een verzorgende aan de telefoon, - ze is zelf opgelucht dat ze goed nieuws heeft - dat de koorts gezakt is, mama toch weer wat eet en dat ze voorlopig niet meer moet overgeven. Ze ligt nog in bed en is wel nog behoorlijk slapjes. Als ik zaterdagavond rond 8 uur voor de laatste keer naar mamas afdeling bel, verzekert mij de verzorgende dat het heel langzaam weer de goede kant op gaat met mama.
Het goede nieuws krijgen we dondervoormiddag te horen bij de oncoloog. Na de CT-scan om 8u40 hebben Arsène en ik wat later een afspraak bij hem. Het resultaat van de scan is een 'majeure remissie'. Dat is eigenlijk zeer goed nieuws, leg de dokter ons in mensentaal uit, want dat betekent eigenlijk dat er van het gezwel in de longen haast niets meer te zien is. De chemobehandeling heeft dus geholpen.
Deze woorden klinken mij als muziek in de oren na al die lange maanden van bang afwachten. Vooral voor Arsène zorgt dit bemoedigend scanresultaat, na die 6 ellendige maanden van eenzame opsluiting en die 6 zeer belastende chemobehandelingen, voor een ware ontlading van al de opgehoopte miserie en spanning. Oef! Opluchting!
Maar meteen stelt Arsène de vraag: wat nu, dokter? Ons leven weer oppakken, raad de oncoloog ons aan. En medisch-technisch legt hij ons uit dat men in de oncologie niet spreekt van een herstel of genezing maar van een regressie (= de kanker lijkt niet meer actief te zijn). Men is immers niet zeker dat de kanker binnen kortere of langere termijn niet zal recidiveren (= weer de kop opsteken). Ik heb geen glazen bol, ik kan de toekomstniet voorspellen, voegt hij er nog aan toe.
Voorlopig is er geen verdere behandeling nodig en wij maken samen met de dokter nu al voor binnen 3 maand een afspraak voor een nieuwe CT-scan.Er nu van profiteren is zijn boodschap. Zelfs een reis met Pasen naar onze geliefde stek in de Provence moedigt hij aan.
Nog emotioneel onder de indruk verlaten Arsène en ik arm in arm het ziekenhuis. Had alles volgens plan verlopen, zouden we in het naar huis rijden bij mama langs gaan. Maar mama is sinds dinsdag ziek, dat is jammer genoeg het slechte nieuws. En met haar is bijna de helft van de bewoners van haar afdeling ziek, zelfs het personeel wordt niet gespaard. Iedereen wordt het slachtoffer van buikgriep en bronchitis. Ook mama.
Dus nu kan Arsène, hoe graag hij het ook wilt, zeker niet bij mama op bezoek. Contact met zieke mensen moet hij voorlopig nog mijden. Ook voor mij is het weer drie keer per dag bellen hoe het met haar gaat, want ook ik ga niet naar haar toe. Hopelijk wordt mama weer gauw beter.
Zondagavond zitten mama en ik op haar kamer knusjes hand in hand bij elkaar. Nog wat knuffelen net vóór het avondeten. Ik doe haar zoals steeds de groeten van Arsène. En zoals iedere keer weer reageert mama totaal niet. Ze zit gewoon, haar blik op oneindig, voor zich uit te staren. De naam van haar schoonzoon zegt haar dus helemaal niets meer.
En ondanks ik weet dat zij nog maar heel weinig begrijpt van wat ik zeg, vertel ik haar toch dat Arsène deze week naar de dokter moet. Ik spreek haar niet over de CT-scan en dat we daarna een afspraak hebben bij de oncoloog om de resultaten van de chemokuur te bespreken. Ik vertel haar ook niet dat we donderdagmiddag weten hoe het zit met de longtumor.
Het eerst wat ik ga doen als ik terug onder de mensen mag komen, is naar onsma gaan, zei Arsène onlangs. Het is bijna 6 maanden geleden dat hij mama nog eens zag en hij mist haar. Dus dat binnenkort Arsène bij haar op bezoek komt, vertel ik mama wel.
Ze kijkt me lachend aan, dan plots weer heel streng. Neen, mijnheer! zegt ze wat verontwaardigd.
Na haar bad is mama vrijdagmorgen vrij slaperig. Ze ondergaat knikkebollend en wat scheef op de stoel hangend het vrijdagmorgen ritueel: haar haar in de krulspelden draaien, föhnen, de krulspelden uithalen en haar haar mooi opborstelen. Niet één keer kijkt ze op, ze zegt geen enkel woord. Als ik met haar klaar ben, zorgen twee verzorgenden dat mama weer in haar zetel zit.
Even vóór elf uur hebben het personeel alle nog mobiele bewoners van mamas afdeling in de leefruimte verzameld. Mama en ik zijn er ook. Op deze nationale dag van rouw is hier iedereen samen uit respect voor alle slachtoffertjes van het vreselijk autobusongeluk. Om elf uur valt het leven voor 1 minuut stil. Zelfs de demente oudjes zitten er stilletjes bij. Voelen zij de bedrukte sfeer? Iedereen is aangedaan, iedereen voelt verdriet, iedereen leeft mee met alle ouders en hun familie.
De laatste dagen zijn de gedachten aan de verongelukte kinderen bij mij nooit weg geweest. De meeste kinderen die bij mij leren typen zijn net even oud als de slachtoffertjes. Uitgerekend deze week werd op één van de scholen, de dactyloles voor een weekje uitgesteld omdat de kinderen van het zesde leerjaar maandag op skiklassen vertrokken. Ik ben blij dat ik ze binnen een week terug zie.