Woensdagnamiddag ga ik naar mama. Ze ligt wakker in bed en lacht van zodra ze mij ziet. Een pak van mijn hart: wat een verschil met gisteren. Hé, mama, je ziet er goed uit vandaag, zeg ik en ik geef haar een dikke kus. Ze slaat haar arm om mijn nek en ik krijg een klinkende zoen terug. Mama begint meteen te brabbelen in haar eigen taaltje. Ondertussen streel ik voortdurend haar armen en handen, wrijf ik zachtjes over haar gezichtje en dat vindt ze vandaag blijkbaar weer heel gezellig.
Als het etenstijd is, wordt mama door twee verzorgenden flink rechtop gezet in bed. Ik geef haar haar boterhammen en mama eet die traag, maar smakelijk op. Dat de koffie die ik haar laat drinken af en toe niet wordt doorgeslikt en meer dan eens terug uit haar mond loopt, vind ik niet zo erg.
Ondertussen is Denise ook binnengekomen en zij wordt door mama ook getrakteerd op een brede glimlach. Denise geeft, naar gewoonte, mama haar dessert en de gelli. Het is voor het eerst dat we elkaar terugzien na de reis en we praten nog wat bij. Bij al dat gebabbel is mama, moe van het eten en de drukte rondom haar, langzaam scheef gezakt in bed en ingedommeld. Maar als Denise en ik naar huis gaan, is ze toch weer even wakker genoeg om nog een laatste knuffel te krijgen.
Als ik thuis kom, wil Arsène zo snel mogelijk horen hoe het met mama is. Hij zit stomverbaasd naar mijn relaas te luisteren. Ons mama toch, zegt hij zuchtend, maar hij is al even blij en opgelucht als ik dat ze vandaag een goede dag had.
|