Zondagnamiddag verkies ik de rust van mamas kamer boven de drukte van de cafetaria. Mama zit blij gezind in haar zetel.
Op de plaats waar de kerststal hoorde te staan, heb ik een mini namaak kerstboom gezet. Hij is opgetuigd met de kerstballen, of wat er nog van overblijft, die ik als kind elk jaar in onze boom zag hangen. Er zijn in de loop van de jaren heel wat kerstballen gesneuveld. Vooral toen mama drie jaar geleden in het rusthuis op wandel ging met haar kerstboompje in haar armen en struikelde. Zij had zich gelukkig niet bezeerd, de slachtoffers waren de kerstballen. Op vraag van het personeel om het boompje weg te halen om erger te voorkomen, werd het toen al vóór kerstmis weer opgeruimd. Pas nu, drie jaar later, zorgt het kerstboompje, mooi versierd, opnieuw voor de gepaste sfeer.
Terwijl ik mamas was in de kasten leg, houdt ze mij in de gaten. Ge zijt een schat van een kind, zegt ze ineens. Ik glunder. Als de was is weggeborgen, ga ik dicht bij haar zitten. Mama babbelt er op los, onsamenhangend zoals altijd. We knuffelen elkaar voortdurend. Mijn lotterken (een troetelnaampje, die ze vroeger voor mij gebruikte) ge zijt mijn klein beezeke, ja, maar ge moet slapen zegt ze. Ikga slapen, mama, antwoord ik. Ik kruip dicht tegen haar aan en leg mijn hoofd op haar schouder. Gemoet slapen zegt ze weer. Het feit dat ik moet slapen, laat haar even niet los. Als ik terug rechtop ga zitten, is ze daar niet mee akkoord. Ge moet blijven liggen blijven liggen! zegt ze gebiedend. En dan is het hele gaan slapen-gedoe weer over.
Ge zijt toch mijn lotterken, hé? vraagt ze. Ja, en jij bent mijn lotterkontje, antwoord ik. Ze kijkt me verbaasd aan: Neen, ik benloddermiekontje! Laat dat nu net het troetelnaampje zijn dat papa heel, heel vroeger af en toe tegen haar zei. Toen mama wat kilos bij was gekomen en haar strakke kontje was kwijtgespeeld, plaagde hij haar lachend met dit koosnaampje: Mijn loddermiekontje. Dat ze dat nog even weet! Ze lacht en ziet er gelukkig uit.
Ik breng mama tegen etenstijd terug naar de leefruimte. Als ik enkele ogenblikken later wegga en nog even naar haar kijk, is ze ingedommeld, een glimlach op haar gelaat. Geniet ze nog na?
Woensdagnamiddag haal ik de kerstversiering uit mamas kast. Ik wil in de kamer toch wat kerstsfeer brengen.
Twee jaar geleden kon mama nog helpen met het versieren van haar kamer, nu zit ze vanuit haar zetel doelloos en totaal afwezig rond te kijken terwijl ik het kerstgerief uit een grote kartonnen doos haal. Enkel bij het zien van een goudkleurige slinger zegt ze: Oh, hoe schoon. Die hang ik dan ook maar meteen op aan het raam. Daartussen hang ik een groep goudkleurige kerstballen, maar daar heeft mama al lang geen interesse meer voor.
Het mooie kerststalletje met de prachtige witte porseleinen beeldjes zet ik op de bijzettafeltjes in de hoek van de kamer. Drie jaar lang bleef dit netjes opgeborgen in de kast. Nu mama niet meer rondstapt en niets meer kan stuk maken, denk ik dat haar mooie kerststal, die jarenlang thuis onder de kerstboom stond, wel veilig is voor haar. Plots wijst mama de kerststal aan en zegt weer: Oh, hoe schoon. Prima, denk ik, zo heeft zo toch nog weer iets van vroeger bij haar. Aan een knuffel-kerstman in stof, die Denise haar voorhoudt, schenkt ze niet de minste aandacht.
Als twee bejaardenhelpsters mama een hoogdringende intieme verzorging geven, laat ik hen de kerststal zien: Weer uit de kast gehaald. Mama loopt toch niet meerrond, dus dat kan nu wel weer, zeg ik. Maar ze kijken me alle twee bedenkelijk aan. Ja, jouw ma niet, maar s nachts zijn er wel nieuwe bewoners die durven op de kamers komen van anderen en ja, de mensen van de nachtdienst kunnen niet alles in de gaten houden. Maar jij bentde baas, je doet natuurlijk wat je wilt, leggen ze mij bezorgd uit. Ik denk er nog even over na en overleg met Denise wat ik ga doen. Het zijn toch maar beeldjes, als ik ze weer in de doos stop heeft niemand er iets aan, vooral mamaniet, opper ik. Maar mama heeft er steeds zo veel zorg voor gedragen, ze was zo gehecht aan die fraaie postuurtjes, dat ik ook niet wil, dat er iets mee gebeurt. Denise hakt de knoop door. Als je later zelf zin hebt om die mooie kerststal te gebruiken, gewoon als souvenir aan je mama, aan de kerstdagen vroeger thuis en de beeldjes zijn stuk of weg, zal het jou misschien heel veel spijten, zegt Denise.
Ik vind het zo jammer voor mama, maar om de kerststal en zijn beeldjes te beschermen voor mogelijke zieke verdwaalde demente vandalen, berg ik met spijt de kerststal weer op in haar kast. Gelukkig heeft mama daar geen erg in.