Zaterdag 22 december. Nog even bij mama op bezoek in het rusthuis: alles in orde, dus, we kunnen morgen met een gerust hart vertrekken.
Zondagavond 23 december. We wandelen gezellig en ontspannen in Vlissingen. Om 17.15 rinkelt onze GSM. Het is Wim, een verpleger van het rusthuis, aarzelend: Ik heb geen goed nieuws. Marcella wordt met de ambulance naar een ziekenhuis gebracht op last van de dienstdoende weekenddokter. Ze heeft 39 gr. koorts en enorme buikpijn. We schrikken enorm en het eerste waar wij aan denken is terugkeren. We bellen een half uurtje later terug en vragen het telefoonnummer van het ziekenhuis. Als ik eindelijk de dokteres van de spoedopname te pakken krijg, ben ik in alle staten. Hopelijk is haar medische kennis groter dan haar kennis van onze taal. Ik begrijp bijna niets van haar uitleg: ze spreekt heel gebrekkig Nederlands. Ik maak uit het gesprek op dat ze mama nog aan het onderzoeken zijn maar dat het niet zo erg is. We moeten zeker niet hals over kop terugkeren. Ik wil haar nog verwittigen dat mama Alzheimer patiënt is maar de telefoon ligt al toe. Arsène stelt me gerust: de mensen van het rusthuis hebben dat zeker doorgegeven. We besluiten dan toch maar in Vlissingen te blijven. Ze is toch in goede handen?
Maandagmorgen 24 december. We hebben beiden zeer slecht geslapen. Ik bel om 9 u naar het ziekenhuis. Mama was geconstipeerd en na een lavement is ze al heel wat opgeknapt, ze heeft geen koorts meer, maar ze is wel verward. Ik leg uit dat mama alzheimerpatiënt is. Arsène stelt voor om na het ontbijt meteen te vertrekken naar Eeklo, want van onbekommerd genieten van ons kerstarrangement komt zó toch niets in huis. We zullen ons alle twee beter voelen als we mama hebben gezien. Zo gezegd, zo gedaan. Mama weet niet eens dat ze in het ziekenhuis is, en begrijpt nog minder wat die draden aan haar pols doen (ze ligt aan een infuus). We leggen haar uit dat ze er niet mag aankomen. We waarschuwen weer het verplegend personeel dat mama Alzheimer heeft. We gaan naar huis en halen ook nog wat spulletjes op voor haar in het rusthuis.
Maandagnamiddag 24 december. Mama zit schreiend op een stoel. Een tenger hoopje ellende, ze zit van kop tot teen onder het bloed. De verpleegster die net binnenkomt, vertelt me dat ze nu al voor de tweede keer het infuus uit haar arm heeft getrokken: Dat is nu al de tweede keer dat we hier een bloedbad hebben. Mama heeft enorm verdriet, al snikkend vraagt ze aan mij wat ze verkeerd heeft gedaan. Niets mama troost ik haar. Ze wordt gewassen, weer een ander slaapkleedje aan en voor de derde keer wordt het infuus herstoken. Wij leggen nogmaals uit aan de verpleegster dat ze door haar ziekte niet meer beseft wat een infuus is en waarvoor dat nodig is. Terwijl ik nog het één en ander regel, blijft Arsène bij haar zitten. Steeds opnieuw moet hij herhalen dat ze niet aan de draden mag komen. Maar ze is alweer opgewekt, ziet er goed uit en we besluiten terug te keren naar Vlissingen. We zijn net op tijd voor het kerstavond aperitief.
Dinsdagmorgen 25 december. Om 9 u gebeld naar het ziekenhuis. Mama heeft geen koorts, ze heeft volgens de verpleegster een zware maag en darmontsteking. Dat is nieuw voor ons. Ze heeft voor de vierde keer het infuus uit haar arm getrokken. Eindelijk beslist men om de antibiotica oraal toe te dienen. We hoeven ons geen zorgen te maken.
Woensdagmorgen 26 december. Er is geen sprake van dat we nog onze laatste dag doorbrengen op Walcheren. Na het ontbijt, vertrekken we en gaan rechtstreeks naar het ziekenhuis. We gaan eerst bij de behandelende arts. Inderdaad, mama was gewoon geconstipeerd, we hoeven ons helemaal geen zorgen te maken. Een behandeling met antibiotica en alles komt goed. Ook hem vertellen we dat ze Alzheimer heeft. Dan vlug naar mama. Mama ligt braaf in bed. Het gaat goed en volgens de hoofdverpleegster kan ze morgen terug naar huis. We spreken af dat we haar donderdagmorgen om 10.30 u komen halen. Ik haal alvast haar kleren en een warme jas in het rusthuis en neem die s namiddags mee.
Woensdagnamiddag 26 december. De dokter beslist dat mama nú al naar huis kan. Het rusthuis wordt hiervan verwittigd. Een vriendelijke verpleegster kleedt haar aan. Nog even wachten op de brief voor de huisdokter en we kunnen weg. Lydia, haar ma en Greta die op bezoek komen bij mama treffen ons nog net. Een half uurtje later verlaten we met ons vijven het ziekenhuis. Ik ben blij dat ik mama naar het rusthuis kan brengen.