Zaterdagnamiddag zijn Denise, mama en ik gaan wandelen in het park van het rusthuis. Mama heeft na de wandeling een besmeurde pamper, waardoor we naar boven moeten. Terwijl ik mama vasthou, krijgt ze door een bejaardenhelpster een grondige intieme verzorging. Ik blijf het gênant vinden om mama zo te moeten zien. Zo hulpeloos, en vooral zo afhankelijk van anderen, van vreemden.
s Nachts krijg ik een verschrikkelijke nare droom. Tijdens de wandeling in de tuin begint mama te krimpen. Ze blijft steeds maar kleiner worden, tot ze nog de grootte heeft van een kleuter. Denise en ik worden heel bezorgd, want het kleiner worden, stopt maar niet. Plots ben ik met mama alleen op haar kamer en leg haar in bed. Ik houd haar voortdurend in de gaten, maar ze wordt nog steeds kleiner en kleiner tot ze nog de grootte heeft van een baby. Razend word ik als reporters en fotografen met flitsende cameras haar kamer binnenstormen om mama te zien. Ik roep en tier en stuur iedereen naar buiten. Ik wikkel de baby vlug in een handdoek en stop hem in mijn handtas. Voortdurend houd ik het kleine hoofdje in de gaten, er mag niets misgaan. Met kloppend hart omzeil ik de pers en smokkel de baby buiten. Het hoofdje komt uit mijn handtas piepen. Ik kijk de baby aan: het is mama. Ik ben gewoon blij dat ze zo klein is. Nu kan ik tenminste zelf voor haar zorgen. Overtuigd dat ze nu veilig bij mij kan blijven, schiet ik wakker.
De droom is bedrog, alleen de hartkloppingen zijn echt!
Enkele weken geleden kreeg mama een nieuwe buurvrouw, dement, zoals iedereen die hier terecht komt. Het dametje is vaak verdrietig en zoekt bij iedereen gezelschap. Eenzaam zoals ze zich voelt, durft ze s avonds wel eens bij een ander in bed te kruipen. Overdag klampt ze iedereen aan die haar enige aandacht geeft.
Terwijl ik woensdagnamiddag de bloemen op mamas kamer verzorg, is mama in het deurgat gaan staan. Een makkelijke prooi voor het buurvrouwtje! Ze heeft mama al vlug bij de hand genomen en stapt met haar weg. Neen, niet weglopen met mama, zeg ik, ze blijft bij mij. Ik word met een kwade blik aangekeken. Ze is mijn moeder! benadrukt ze en ze omklemt mamas arm nog vaster. Terwijl ik mama probeer los te krijgen, herhaal ik: Toe, laat mama los. Ze moet hier bij mij blijven. Het vrouwtje geeft niet op. Mama laat haar maar begaan. Maar zij is mijnmoeder! herhaalt ze boos en ze wil mama maar niet loslaten. Het lukt me eindelijk mama uit haar greep te bevrijden. Ik ga met mama de kamer binnen en doe de deur dicht.
Maar meteen zie ik het kopje van de dame alweer tussen de deur verschijnen. Mijn moeder, want ik moet zegt ze nu ineens verdrietig. Ok, ga eens bij de verpleegster daar, troost ik haar en duw haar zachtjes buiten. Ik sluit weer de deur, maar hoor ook meteen een verzorgende flink mopperen. Je moet naar het toilet gaan en toch hier niet staan plassen! Ik open mamas kamerdeur op een kiertje en kijk stiekem de gang op. Het arme vrouwtje heeft de broek afgestoken en staat rechtover mamas kamer in de gang te plassen. Ohjee, denk ik had ze haar moeder nodig om naar het toilet te gaan?
De tandarts komt op het afgesproken uur mamas kamer binnen, een grote doorzichtige plastic doos onder de arm. In de doos liggen allerlei tangen en nog ander, - voor mij griezelig uitziend -, materiaal. Ik word er niet echt vrolijker van.
Mama strompelt aan de arm van een stagiaire verzorging de badkamer uit. Ik denk dat het voor de eerste keer is dat mama vandaag uit de stoel is gehaald. Ze is heel slecht te been. Terug gaan neerzitten, is ook weer een hele klus voor mama. Dan gaat de stagiaire weg en een verzorgende die mama heel goed kent, komt assisteren.
De tandarts is inderdaad, zoals verwacht, een heel lieve dame. Oh, ze ziet er nog goed uit hé? zegt ze bemoedigend. Ze gaat heel zachtjes met mama om. Het lukt haar om tot twee keer toe kort in mamas mond te kijken, maar dan is het voor mama genoeg geweest. Ze begrijpt niets van het hele gedoe en begint te wenen. De tandarts heeft genoeg gezien. De afgebroken tand moet er sowieso uit. Maar er blijkt ook nog een tand te staan met een groot gat. Op de vraag of mamas tanden nog goed gepoetst worden, moet de verzorgende negatief antwoorden. De andere 6 tanden zullen ook aangetast geraken, legt de tandarts uit, want de mondhygiëne is onvoldoende. Dus om jouw moeder lijden te besparen, stel ik voor om onder volledige narcose alle tanden ineens te trekken. Dat is toch flink schrikken voor mij. We kunnen echt geen risico nemen om hier ter plaatse een tand te trekken. De kans is groot dat ik niet verder kom dan een spuitje geven. Daarmee is ze toch ook niet geholpen? tracht de tandarts mij te overtuigen.
Ik had nog zo gehoopt mama een volledige verdoving te kunnen besparen. Maar de tandarts heeft nog argumenten genoeg om mij te laten inzien dat het echt niet anders kan. Ik moet dan maar noodgedwongen haar deskundig advies opvolgen. We bespreken hoe alles nu verder moet. Even later is door de tandarts de afspraak met de stomatoloog al gemaakt: op 29 maart moet mama om 8 uur s morgens in het ziekenhuis zijn. De verzorgende noteert alles en gaat meteen bellen voor ziekenvervoer. Alles is geregeld. Mama is ondertussen rustig in slaap gevallen en ik ga naar huis.
Arsène wacht ongeduldig op nieuws van mama. Als ik hem alles vertel, wordt hij er even moedeloos van als ik. Hij stelt voor om onze plannen om in de paasvakantie een weekje weg te gaan maar op te bergen. Toch maar afwachten hoe het met ma gaat zegt hij bezorgd.
Deze morgen maak ik een afspraak met de tandarts: morgenmiddag om 12u30 komt zij naar het rusthuis. Ik leg haar uit wat er aan de hand is met de tand en vertel dat mama de ziekte van Alzheimer heeft. Het schrikt haar niet af. Zij klinkt heel vriendelijk aan de telefoon en het lijkt me een lieve dame te zijn. Maar wat belangrijk voor me is, is dat ze vooral bereid is om mama te helpen: We zullen het eens rustig bekijken, zien hoe we het kunnen oplossen. Ik breng in ieder geval alles mee om een tand te trekken. Hoewel ik blij ben dat mama zal verlost worden van haar tandpijn, krijg ik al de kriebels. Arme mama, denk ik bij mezelf. Ik zeg de tandarts nog dat ik er niet zeker van ben of mama gewillig zal meewerken. Oh, antwoordt zij mij geruststellend, zelfs demente mensen werken vaak gewillig mee. Ik heb mijn twijfels. Ik ken ons mama, die vaak al moppert dat haar haar kammen pijn doet! Zorg ervoor dat jouw moeder op haar kamer is en dat er iemand van het verplegend personeel aanwezig is. Ik zal wel assistentie kunnen gebruiken, zegt ze enthousiast. Ik spreek met haar af dat ik er ook zal zijn, zo ben ik meteen op de hoogte van wat er staat te gebeuren.
Ik ga naar het rusthuis en vertel aan een verplegende dat morgen de tandarts komt. Als ze hoort dat er materiaal wordt meegebracht om de tand te trekken, reageert ze niet bijster positief. Zij deelt blijkbaar het enthousiasme van de tandarts niet, maar zij kent natuurlijk ook ons mama