Eigenlijk had ik zondagnamiddag al de indruk dat het niet zo goed ging met mama. Ik kreeg bijna geen contact met haar. Hoe ik ook probeerde om haar aandacht te krijgen, ze bleef me maar totaal emotieloos aanstaren. Ze had alle moeite om haar boterhammetjes op te eten. Toen ze klaar was met eten, vielen haar ogen gewoon dicht.
Maandagavond vond ook Denise, die tegen etenstijd langs kwam, dat er iets mis was met mama. Ze had het nog moeilijker om te eten dan de vorige dag. Ze vergat ook af en toe de koffie door te slikken en liet die gewoon uit haar mond lopen. Bovendien had ze van die warme, klamme handjes en zweetpareltjes op haar voorhoofd. Ik was er van overtuigd: mama werd opnieuw ziek.
Toen ik dinsdag belde naar mamas afdeling om te vragen hoe het met haar ging, kreeg ik te horen dat ze s nachts diarree had gekregen. Ze was wel aangekleed en zat in haar zetel. En als ik deze morgen bel, vertelt de verzorgende mij dat mama in bed ligt. Ook de voorbije nacht had ze diarree. De huisarts is al gecontacteerd en mama krijgt nu medicijnen om de buikloop te stoppen. De oorzaak ligt, óf bij de antibiotica voor de blaasontsteking (maar daar is zondag al mee gestopt), óf het is toch weer een plaag (er zijn nog bewoners ziek). Dus ik spreek af met de verzorgende dat ik toch maar niet langskom vandaag en ik weer zal bellen om te horen of mama beter wordt!
Het wordt mij deze week allemaal ineens te veel! Arsène is sinds woensdagnamiddag, na een driedaagse opname in het ziekenhuis voor zijn tweede chemokuur, terug thuis. Hij is erg moe en helemaal kaal. Die verdomde kanker van Arsène, spookt het door mijn hoofd! Zal die vreselijke chemo hem weer dagen ziek maken? Zullen de chemokuren aanslaan? Wordt hij na die helse behandeling weer helemaal beter? En mama is weeral eens een weekje ziek geweest. En deze week is de aanhoudende stekende pijn in mijn rug en been niet meer te harden. Ik voel mij ellendig verdrietig, gewoon op en om de haverklap stromen de tranen mij over de wangen.
Als onze huisarts de MR-scan van mijn rug bekijkt, vreest zij dat enkel een operatie het probleem van mijn rug zal kunnen oplossen. Daardoor geraak ik helemaal in paniek en opnieuw volgt er een flinke huilbui. Wie zal er voor Arsène en mama zorgen als ik naar het ziekenhuis moet? De huisdokter verwijst me door naar een specialist neurochirurg. En vrijdagmiddag verzekert mijn orthopedist mij dat ik nog jaren het best mij kan behelpen met pijnstillers. Voorlopig geen operatie, dat staat vast. Wat een opluchting!
Omdat het met Arsène tot nu toe min of meer goed gaat en de bijwerkingen dit keer ietwat draaglijker zijn, gaat het ook voor mij wat makkelijker. De dactylolessen, met de lachende en drukke kinderen om me heen, zorgen voor wat afleiding en ontspanning. Mama zit zaterdag weer vrolijk in haar zetel. Ze is nog vlug moe, maar haar glimlach en haar geknuffel doen me goed. Heel langzaam ebt het gevoel dat ik het niet meer aankan weg. s Avonds val ik wel vóór de televisie in slaap, maar ik begin met nieuwe moed aan de volgende week. We moeten er door, Arsène en ik!
Mama is, na bijna een weekje ziek in bed, zo goed als hersteld. Ze neemt nog steeds medicijnen voor haar hoest, maar vooral ook weer pillen om haar zoveelste blaasontsteking te bestrijden.
Omdat het waarschijnlijk die ontsteking is die mama zo ziek maakt, verzekert haar huisarts mij na enkele dagen dat ik gerust bij mama langs kan gaan. Volgens haar is er geen besmettingsgevaar voor Arsène. En ofschoon ik eigenlijk zo graag naar mama wil gaan, toch speel ik op zeker, blijf thuis en bel tweemaal daags naar mamas afdeling om te vragen hoe het met haar is. En telkens opnieuw word ik door de verzorgenden gerustgesteld: je hoeft je echt om haar geen zorgen te maken, ze heeft geen koorts, alles komt wel goed met je ma, ze eet goed, ... .
Arsène, die nog in het ziekenhuis ligt voor zijn tweede chemokuur, stelt woensdagvoormiddag aan de telefoon zelf voor: Ga maar naar ma, ga eens kijken hoe het met haar is. Meteen ben ik weg naar het rusthuis. Eens ik mama heb gezien, voel ik mij toch wat geruster. Met haar komt het wel weer goed!
Vrijdagmorgen is mama naar vaste gewoonte in bad gegaan en ga ik naar haar om haar haar te doen en de was op te halen. Als ik wegga, is mama wel erg vermoeid en is ze ingedommeld. Maar ik denk dat het met haar wel weer de goeie kant op gaat.
Vrijdag: s Avonds ga ik tegen etenstijd bij mama langs. Ze ligt in bed en slaapt. Ik ga meteen aan de verzorgenden vragen wat er scheelt. Niks ergs verzekeren ze mij: Jouw ma had deze middag braakneigingen, overgeven heeft ze niet gedaan, diarree heeft ze nog niet. Waarschijnlijk een plaagje dat de ronde doet. Enkele andere bewoners en ook wij hebben er last van. Het is allemaal niet zo erg, maar we hebben jouw ma toch maar in bed gelegd. Ze slaapt bijna de hele tijd Oké, dat klinkt niet ernstig en ik ga naar mamas kamer terug. Ik blijf op een veilige afstand van haar, neem de wekelijkse was mee en maak me snel uit de voeten. Arsène, die toch nog steeds last heeft van de nevenverschijnselen van de chemo, kan zo een plaagje best missen.
Zaterdag: s Morgens bel ik naar het rusthuis om te vragen hoe het met mama is. Een verzorgende vertelt me: Jouw ma ligt nog steeds in bed. De voorbije nacht had ze koorts, haar stem is behoorlijk roest en ze reutelt. Er zijn hier nog bewoners die bronchitis hebben, misschien zij ook? In ieder geval staat genoteerd dat maandag haar huisarts moet langskomen We houden haar in bed Ondertussen weten ze op mamas afdeling wat er aan de hand is met Arsène en het personeel begrijpt dat ik nu niet bij haar kan langskomen. Hoe graag ik mama ook wil zien, ik kan het risico niet nemen om de plagen mee te brengen naar huis en Arsène te besmetten. Hij is al ziek genoeg. Bovendien moet hij maandagmorgen terug naar het ziekenhuis voor de volgende chemokuur. s Avonds nog maar eens gebeld: mama heeft bijna niets gegeten, ligt in bed en slaapt het meeste van de tijd. Koorts heeft ze gelukkig niet meer.
Zondag: Deze morgen gebeld naar het rusthuis. Ook afgelopen nacht had mama geen koorts meer. Ze heeft bij het ontbijt toch een boterham gegeten, maar blijft voorlopig in bed. Het knaagt dat ik niet naar mama kan. Ik heb gewoon deze avond weer nog maar eens naar mamas afdeling gebeld. Een verzorgende vertelt me dat mama nog steeds ziek in bed ligt. Ze heeft geen koorts, maar morgen moet zeker de huisarts komen. Hopelijk wordt mama snel weer beter.
Als ik woensdagnamiddag bij mama kom, is ze alweer blijgezind. We gaan meteen van de leefruimte naar haar kamer. Gezellig wat met zijn tweetjes brabbelen en knuffelen.
Mama is aan het eten als Denise haar kamer binnenkomt. Kijk mama, Denise is er, zeg ik. Meestal wordt Denise door mama met een stralende glimlach begroet en krijgt ze er een dikke zoen bovenop. Mama schenkt deze keer weinig aandacht aan haar vriendin. Ze is dan ook heel druk bezig met het eten van haar boterhammen. Denise laat mama alle tijd om de laatste hap naar binnen te werken en zegt nog een keer:Dag, Marcella . Dan biedt Denise haar wang aan voor de traditionele welkom zoen. Maar dat is nu buiten ons Alzheimer-mama gerekend: mama doet een flinke hap naar Denises wang! We lachen er eens om, ja is tenslotte etenstijd!
Maandagmorgen is mama naar de kapper geweest. Haar haar kreeg een permanent en een flinke knipbeurt. Door het korte kopje ziet mama er mooi, maar toch zo teer en broos uit.
We zitten met ons tweetjes op haar kamer. Ze is weer goedlachs vandaag en babbelt in haar eigen taaltje. Tot ze ineens heel lief met haar hand over mijn haar strijkt en zegt: Oh, wat schone haartjes! Heeft er vandaag iemand, na haar kappersbezoek, tegen haar gezegd dat ze schone haartjes heeft? Is dat bij mama blijven hangen? Ze blijft nog heel kort mijn kapsel bekijken en herhaalt nog eens: Schonehaartjes! Als ik haar groot gelijk geef dat mijn haar mooi is, is mama al lang met iets anders bezig.
Ik tracht zoveel mogelijk mee te gaan in haar gedachtegang. Een onmogelijke opdracht. Het is een onsamenhangend spel van haar woorden en de mijne, heel af en toe lijkt dit op een gesprek. Ik ben toch zo intens met mama bezig dat de andere zorgen eventjes verdwijnen uit mijn hoofd. De vrolijkheid van mama doet me goed en zo dicht bij haar kom ik weer wat tot rust.
Woensdagnamiddag sta ik klaar om naar mama te gaan. Waar ga je naar toe? vraagt Arsène, die omdat hij zich ellendig voelt van de chemokuur, niet graag alleen is. Het is woensdag, ik ga naarmama, zoals altijd. Is dat goed? zeg ik .Ja, natuurlijk. Het leven gaat verder, antwoordt hij. Ik heb mijn gsm bij me, het rusthuis ligt op nog geen kilometer van ons huis, als hij me nodig heeft, ben ik meteen weer thuis.
Mama zit een beetje verdwaasd in haar zetel in de leefruimte. Ze kijkt me nors aan. Eens op haar kamer wordt ze weer blij. We zitten hand in hand. Ze praat zachtjes in haar Alzheimertaaltje en ze kijkt me af en toe glimlachend aan. Ze neemt mijn handen in de hare en speelt ermee. Onze handen worden gekneed, geknuffeld en gekust. Ik laat mama rustig doen.
Als ze me heel vertederend aankijkt en zegt: Maar mijn zoeteke toch , krijg ik het moeilijk. Ik wil er alles uitgooien, haar alles vertellen. Ik wil bij haar eens goed uithuilen. Ik wil het uitschreeuwen: Het is niet fair! Mama, wij hebben jou nu zo nodig! Met tranen in de ogen kijk ik naar haar. Mama lacht. Ik hou me sterk en speel stilletjes het spel met de handen mee. Lieve deugd, wat mis ik haar!
Deze morgen aan de ontbijttafel vertelt Ellen mij dat zij niet de minste zin meer heeft om nog een nieuw blogberichtje over haar mama te schrijven. Zij doet haar uiterste best om haar mama zoveel mogelijk te bezoeken en haar te helpen bij het avondeten. Maar sinds wij het verschrikkelijk slechte nieuws over mijn gezondheid hoorden, is de zin om te schrijven haar helemaal vergaan.
Eind september had ik een zware verkoudheid die maar niet wou beteren. Bij de minste inspanning was ik totaal buiten adem. Had ik een chronische bronchitis? Onze huisarts stelde voor om, voor de zekerheid, in het ziekenhuis een scan van mijn longen te laten nemen.
Vrijdag 10 oktober constateert men op de longscanfotos dat ik met een groot kankergezwel zit in mijn rechterlong. Nog diezelfde dag maakt onze huisarts een afspraak met een specialist longziekten. Er is blijkbaar haast bij een eventuele behandeling want op een paar dagen tijd krijg ik alle noodzakelijke bijkomende onderzoeken (bloedanalyse, bronchoscopie, longinhoudsmeting, petscan). Uit de onderzoeken blijkt dat mijn kanker zeer agressief is en uitgezaaid is over mijn beide longen. Ik moet dringend beslissen want zonder behandeling heb ik hooguit nog een jaar te leven. De specialist stelt mij een zware chemotherapie voor, waarbij ik een 6-tal keer, telkens om de 3 weken, 2 à 3 dagen in het ziekenhuis moet worden opgenomen. De eerste 3-daagse opname was nu al maandagmorgen 24 oktober 2011.
Een paar dagen later krijg ik te maken met een verschrikkelijke nevenwerking van de chemokuur: misselijkheid, neiging tot braken, pijnlijke maag. Ik weet echt niet of ik deze chemokuur zal kunnen volhouden.
Zowel Ellen als ik zijn echt ongelukkig en beseffen eigenlijk nog niet te volle wat een onheilstijding wij kregen. Zoiets verschrikkelijks kan of wil je niet bevatten. Gelukkig maar dat mama door haar Alzheimer niet meer beseft wat er ons overkomt.
Als ik woensdagnamiddag bij mama kom, zit ze ingedommeld in haar zetel. Ik maak haar zachtjes wakker maar ze kijkt me boos aan en snauwt: Zeg, ge moet niet zo tegen mij roepen! Ik kan het niet laten om te zeggen dat ik helemáál niet roep tegen haar. Maar dat hoort mama niet eens, ze kijkt me alweer glimlachend aan.
Haar stemming blijft vandaag voortdurend wisselen. Het ene moment is ze vrolijk, het andere moment triest. Ze wordt ineens heel droevig als ze zegt: Mijn pa was nen duts In ons dialect betekent het woord duts : sukkelaar, iemand die bijvoorbeeld door ziek te worden niets meer kan. En zo verging het mijn grootvader, hij kreeg toen hij in de zeventig was ook de ziekte van Alzheimer. Ik weet nog dat mama er heel erg onder leed en dat het haar enorm verdriet deed hoe die grote, imposante en intelligente man steeds verder aftakelde. Net zoals mama nu bracht ook hij de laatste jaren van zijn leven in zijn zetel door. Hij kon niet meer lopen, niet meer praten, niet meer zelfstandig eten hij was een echte duts, totaal afhankelijk geworden van anderen. Dat zoiets toch nog heel even door mamas hoofd spookt? Ja, zeg ik troostend, pepe was ziek, maar is wel heel oud geworden, bijna negentig hé? Of mama hier maar één woord van begrijpt, dat betwijfel ik. De tranen zijn al verdwenen en ze kijkt me vrolijk aan. Uitbundig heeft ze me een por tegen mijn arm en lachend zegt ze: Gelijk hebben ze!
Mama is enkele kilos bijgekomen. Ze beweegt nog bitterweinig en brengt bijna ganse dagen door in haar zetel, veilig opgeborgen achter het tafeltje. Bewegen wordt steeds moeilijker voor haar omdat vanuit haar hersenen geen signalen meer worden gestuurd. Mama weet eigenlijk niet meer hoe het doodgewone stappen moet.
En ik ga ervan uit dat ons mama zich geen zorgen meer maakt: geen zorgen meer om haar zelf, geen zorgen meer over die verschrikkelijke onomkeerbare aftakeling, geen zorgen meer om haar kinderen, mama maakt zich om niemand of niets nog zorgen. Dat is bij haar natuurlijk geen onverschilligheid. Haar hoofd is ziek. Nu lijkt mama meestal een blij en zorgeloos mens, vaak genietend van de dingen die zich afspelen rondom haar. Kleine, eenvoudige dingen die ze nog kan bevatten.
Wellicht door tekort aan beweging, maar vooral door de 'innerlijke rust' die ze nu kent, komen de vele kilo s, die ze in het begin van haar ziekte verloor, er nu heel langzaam weer bij. Arsène en ik gingen enkele dagen geleden naar de winkel om nieuwe kleren voor mama. We kochten alvast een nieuwe winterjas en een zwarte lange broek voor haar.
Toen twee verzorgenden mama de nieuwe jas en broek aanpasten, vond mama dit bijzonder leuk. Ze stribbelde niet tegen, werkte gewillig mee en zat smakelijk te lachen. De verzorgenden vroegen zich zelfs af of mama nu toch nog echt blij kon zijn met die nieuwe kledij. Geen mens die dat weet, maar toen mama en ik weer gewoon met ons tweetjes op haar kamer zaten, bleef mama enorm opgewekt. Ze keek me plots aan en zei: Kom, wij gaan taartjes eten! Ze steunde, alsof ze rechtop zou gaan staan, met beide handen op de leuning van haar zetel. Maar daar bleef het bij en mama zat me rustig glimlachend vanuit haar zetel aan te kijken. De taartjes was ze allang vergeten!
Zaterdagnamiddag genieten Denise, mama en ik op het terras van de cafetaria van het uitzonderlijke prachtige najaarsweer. Als het etenstijd is, gaan we met zijn drietjes (mama in de rolstoel, maar dat zijn we nu al gewoon) naar mamas kamer.
Ik help mama met de boterhammen, Denise neemt de yoghurt en de gelli voor haar rekening. Mama laat zich probleemloos voederen, ze opent als een hongerig vogeltje op tijd en stond haar mond. Alles verloopt heel vlotjes, ze heeft vandaag geen problemen met het doorslikken van het eten of drinken. Goed zo!
En dan tussen het happen door, staart mama gewoon dromerig vóór zich uit en zegt zonder mij aan te kijken: Ellen.
Ik kan me niet herinneren wanneer mama nog eens mijn naam uitsprak, maar het is al héél lang geleden. Zit mijn naam toch nog ergens opgeslagen in dat zieke hoofd van haar?
Mama is, zoals altijd op vrijdagmorgen, in bad geweest. Volgens de verzorgenden geniet ze daar enorm van. Vandaag is ze er weer moe en slaperig van geworden. Ze dommelt dan ook voortdurend in terwijl ik haar haar in de krulspelden draai.
Op haar tafel zie ik een plastic drinkbeker staan met een tuitje er op. Dat moet het mama gemakkelijker maken om te drinken. Op een wakker moment van mama probeer ik het uit. Ik laat haar wat water drinken. Het drinken gaat heel goed, maar het slikken niet. Mama blijft met haar mond vol water zitten. Ze zit gewoon de kamer rond te kijken alsof er niets aan de hand. Slikken, mama zeg ik verscheidene keren. Ze kijkt me met lege ogen aan en blijft onverstoord, de lippen op elkaar geperst, mij onbegrijpend aankijken. Dan probeer ik het met zachtjes over haar keel te strelen om haar aan te zetten het water door te slikken. Ook dat helpt niet.
Twee verzorgenden zijn de kamer binnen gekomen en maken mamas bed op. Ik vertel hen dat ik mama wou laten drinken, maar zij het water niet doorslikt. Zij schrikken daar niet van. Dit gebeurt steeds vaker zeggen ze. Hetkan wel een tijdje duren hoor vooraleer ze slikt of ze slikt, of ze laat het gewoon uit haar mondlopen zeggen ze nog. Ik hou mama, maar ook mijn uurwerk in de gaten: juist geteld na tien minuten, slikt mama het water door.
Zondagnamiddag zitten Karoline en Marcel, mama en ik samen buiten op het terras van de cafetaria. Het zonnetje maakt iedereen vrolijk. Een drankje, een babbeltje, onze twee lievelingen verwennen: van zulke momenten genieten Karoline en ik intens. En zo te zien aan de blije gezichten van Marcel en mama, genieten zij er ook van en dat is de bedoeling! Na een poosje brengt Karoline haar ventje terug naar de afdeling. Ik doe nog een rondje in het park van het rusthuis met mama in de rolstoel en breng haar dan ook naar boven.
Heel wat bewoners, - allemaal vrouwen, met uitzondering van Marcel -, zitten samen 2 rijen dik voor de grote televisie in de leefruimte. Of er tussen deze demente dames nog echte liefhebbers van koers zitten, weet ik niet, maar het wereldkampioenschap wielrennen in Kopenhagen staat op. Marcel is ingedommeld en mist alle actie en spanning die zich op het scherm afspeelt. Ik duw mama in haar rolstoel tot bij de televisiekijkende oudjes.
Een dame, die nog niet zo lang geleden op de afdeling is opgenomen, zegt tegen de verzorgende bij haar in de buurt: Zeg, ik zou wel iets anders willenzien, hoor. Er zijn toch andere dingen te zien op televisie! De man antwoordt vriendelijk: Ja natuurlijk, maar dit is toch ook eens ontspannend? De dame pruttelt nog wat tegen en blijft overtuigd dat ze liever iets anders zou zien. Slechts enkele minuten later rijden de renners over de eindstreep. Door het luidruchtig en vooral zeer uitbundig commentaar van de reporter, wordt de zojuist een beetje misnoegde dame helemaal enthousiast. Geboeid kijkt ze naar het scherm en al vlug heeft ze het door dat dit het einde van de wedstrijd is. Oh zeg; is het nu al gedaan? vraagt ze aan de verzorgende. Zonder antwoord af te wachten gaat ze teleurgesteld verder: Allé, dat dat nu al gedaan is ...Dat is toch rapper dan voorzien? De verzorger antwoordt heel lief en vlotjes: Ja, maar zezijn deze middag vroeger vertrokken, dus dan komen ze nu ook vroeger toe. Daardoor is het nu al gedaan! Dit is klaar en duidelijk en met dit antwoord neemt de demente dame genoegen. Ze nestelt zich terug in haar zetel en kijkt verder toe hoe de winnaar gehuldigd wordt. Wie dat is, kan haar blijkbaar geen barst schelen.
Gezellig toch, zo samen een namiddagje televisie kijken?
Zaterdagnamiddag gaan Denise en ik met mama in de rolstoel, naar buiten. We zoeken een plekje uit op het terras van de cafetaria en genieten van het mooie nazomerweer. Mama is alweer opgewekt en goedgezind. Het buiten zijn doet haar ook vandaag blijkbaar deugd. Ik kan het niet laten om bij het drankje ook nog een lekkere zoetigheid voor mama te bestellen. En al moet dit alweer ingelepeld worden, de panna cotta met vers fruit smaakt mama zo te zien bijzonder goed en zij geniet volop!
Karoline is ook net toegekomen en komt opgewekt even gedag zeggen. Al lachend en een beetje geheimzinnig zegt ze: Hou mij maar in de gaten kijk maar straks naar boven Ze wijst naar het raam op de eerste verdieping, dat is onze afdeling, benadrukt ze nog, hou het raam maar in de gaten. En al gauw verdwijnt ze snel richting onze afdeling naar haar Marcel. Ik kijk voortdurend benieuwd naar het raam maar ik zie daar niets gebeuren.
En dan plots zwaait beneden de deur van het terras wijd open en Karoline komt traag en heel voorzichtig met Marcel naar buiten gewandeld. Wat een verrassing! Met open mond staren we verbaasd het tweetal aan. Karoline heeft pretlichtjes in de ogen. Ze komt langzaam tot bij ons gestapt en vertelt dat Marcel al een tijdje kine en loopoefeningen krijgt. Apetrots is ze op haar man. En dit nadat hij maandenlang s namiddags al in bed moestomdat hij doodop was! Hoelang is het niet geleden dat hij nog eens buitenkwam zegt ze met een diepe zucht.
Dat is een hoopvol lichtpuntje in de lange en moeizame herstelperiode van Marcel. Daar moeten we met zijn allen eentje op drinken!
Dinsdagnamiddag is voor enkele bewoners van mamas afdeling een uitstap gepland naar het Provinciaal Domein bij ons in de buurt. Ook mama is uitgenodigd voor deze trip. Omdat ik vorig jaar meeging, weet ik dat dit vast weer voor iedereen een leuke namiddag wordt. De bejaarden (en hun rolstoelen) en de begeleiders (familie of personeel) rijden op die dag in busjes naar het park. Daar wordt een wandeling gemaakt: elke begeleider neemt de zorg van een oudje op zich en loopt achter een rolstoel aan. Als afsluiter wordt iedereen getrakteerd op koffie en pannenkoeken. Ook deze keer is het programma niet anders.
Jammer genoeg, ik kan niet mee. Ik moet die namiddag les geven en Arsène, die mijn plaats zou innemen, is snipverkouden. Dus er zit niets anders op dan dinsdagvoormiddag de afdeling te verwittigen dat er niemand is om mama te vergezellen op het uitje. Ik zeg aan de verzorgende die ik aan de lijn heb dat ik er alle begrip voor heb als mama nu niet meekan.
Ik krijg echter s avonds van Denise (die mama was gaan helpen bij het avondeten) te horen dat mama wél op uitstap was meegegaan, dat iemand van het personeel voor haar had gezorgd en dat mama enorm had genoten van het buiten zijn en voornamelijk ook van de pannenkoeken! Super!
Op donderdagnamiddag wordt er opnieuw van het droge weer geprofiteerd om een flinke wandeling te maken en weer zijn het het personeel van mamas afdeling en heel wat vrijwilligers die al die demente bewoners in hun rolstoel voortduwen door de straten van ons dorp. En ook mama is wederom van de partij! Van een verzorgende hoor ik vrijdagmorgen: Ze geniet zo van hetbuiten zijn, dat we haar voor een tweede keer deze week meenamen.
Wat een echte verwen-week. Bedankt, lieve mensen!
Eerst werd ik geveld door een verkoudheid: een zere keel, niezen, snotteren en een flinke hoest. Niet het moment om bij mama op bezoek te gaan. Een kleine week later, van zodra ik weer beter was en er voor mama geen besmettingsgevaar meer was, ging ik naar haar. Zij was in goeden doen, ze zat rechtop in haar zetel, opgewekt en tevreden. Niets deed nog vermoeden dat ze enkele tijd geleden ziek was.
En toen ik dat in mijn dagboekblog wou schrijven, liet de techniek mij in de steek. De laptop ging stuk. Er werd vlug een nieuwe besteld en enkele dagen later konden we de computer afhalen. Arsène heeft het daarna nog een 3-tal dagen behoorlijk druk gehad met het herinstalleren van allerlei programmas zodat ik nu weer kan schrijven op mijn blog. Intussen is hij ook enorm verkouden (wie bij de hond slaapt, ).
Zaterdagnamiddag zit mama naast Marcel, - die ligt s namiddags niet meer in bed - , in de leefruimte naar de televisie te kijken. Of mama iets begrijpt van de renners die in beeld zijn, is de vraag, maar ze kijkt (heel toevallig?) wel naar het scherm.
Een verpleger brengt mama naar haar kamer. Ik merk meteen dat ze weer in goede doen is. Ze hangt niet meer scheef in haar zetel, maar zit weer netjes rechtop. Ze lacht en streelt me voortdurend. Het is weer een gezellig onderonsje met heel veel knuffels. Plots zegt mama: t Is niets hoor , waarop ik vraag: Echt niet, mama? Mama neemt mijn hand en herhaalt glimlachend: t Is niets, kindeke! Direct flitst het door mijn hoofd: 'Weet ze wie ik ben of toch niet?' Als mama wat later liefkozend zegt: Oh, gij zijt toch een brave , voelt dat gewoon goed.
Het is etenstijd. Ik ga mama helpen met het eten en ga eerst mijn handen wassen. In haar badkamer hangt een badhanddoek te drogen, die onder de koffievlekken en etensresten zit. 'Terug ziek geweest en overgegeven?' spookt het al door mijn hoofd. Ik ga met de badhanddoek de gang op en vraag aan de verzorgenden of zij weten wat er gebeurd is. Ik tref meteen de verzorgende aan die weet wat er aan de hand is geweest. Zij had mama deze morgen na het ontbijt, netjes gewassen en aangekleed. Er was niets aan de hand met mama, verzekert ze mij. Maar toen liet mama ineens een flinke slok koffie en nog wat restjes eten gewoon uit haar mond lopen. Mama had dus de laatste hap boterham en de laatste slok koffie van haar ontbijt blijkbaar niet doorgeslikt. Misschien heeft ze daar wel een half uur mee in haar mond gezeten, vertelt de verzorgende, maar ik had niets verkeerds aan haar gemerkt. Sorry voor de badhanddoek, maar die lag voor het grijpen en zo wou ik toch nog haar kleren wat beschermen. Sorry
Een sorry hoeft natuurlijk niet, ik zou wellicht op dezelfde manier hebben gereageerd. Die vuile handdoek is absoluut niet het probleem. Dat mama blijkbaar stilaan de reflex van het slikken kwijtraakt, daar maak ik me zorgen over.
Woensdagnamiddag lijkt mama een stuk beter. Ze zit nog niet rechtop en ze hangt nog steeds wat ongelukkig scheefgezakt tegen de leuning van haar zetel. Maar ze glimlacht als ik tegen haar begin te praten. Ze is blij als ik haar een dikke zoen geef en ik krijg er meteen één terug. Ze is goedgezind en actiever dan verwacht.
Ik help mama bij het avondeten. Ze heeft wel veel tijd nodig om alles op te eten, maar dat wordt niet meer anders. Bij een slok koffie vergeet ze ook vandaag weer eens te slikken. De koffie loopt langzaam uit haar mond. Ze kijkt me verward aan, wrijft over haar nat kinnetje en zegt: Oei . Mama voelt dat het met de koffie fout is gegaan. De grote slab zorgt ervoor dat mamas bloes gespaard blijft van een koffievlek. Met een servet veeg ik mamas kin weer droog. Maar daar houdt ze helemaal niet van. Ze gesticuleert met armen en handen en pruttelt flink tegen in haar onverstaanbare taaltje. Goed hoor, denk ik, je bent hersteld!
Het verloop van de ziekte van Alzheimer is te onderscheiden in drie stadia. Drs. Lien Lijnkamp legt uit wat de kenmerken en gevolgen per stadia zijn.
Klik tijdens het afspelen van het filmpje op de knop Volledig scherm (= laatste knop onderaan rechts). Het filmpje wordt dan afgespeeld op volledige schermgrootte. Met de Esc-toets (= eerste toets bovenaan links op uw toetsenbord) keert u terug naar deze oorspronkelijke grootte.