Mama zit in pyjama op haar kamer, - gefixeerd zoals het zo mooi noemt -, in de stoel. Van zodra ze Arsène en mij ziet, zegt ze gedecideerd: En nu ga ik mij wassen en aankleden! Dat tikkeltje ijdelheid dat haar nog rest Ze vindt het vast niet leuk dat haar schoonzoon haar zo moet zien. We stellen haar op haar gemak: Als je ziek bent, mag je gerust in pyjama zitten.
Arsène blijft bij haar, terwijl ik ga vragen aan de bejaardenhelpsters hoe het met haar gaat. Ze vertellen mij dat ze deze morgen toch nog wat diarree had, en mama om die reden niet hebben aangekleed. Ze had deze middag ook geen zin om te eten.
Toch is ze bijzonder goedgezind en het wordt lachen geblazen. Ik vertel haar dat ze nu donderdag naar de kapper moet: Je krijgt een permanent en jouw haar wordt geknipt. Arsène vindt dat ze er nog best goed uitziet, maar dan komt het plagerige in hem weer boven: Hoewel ma,schoon van verre Ma vult, samen met Arsène aan: maar verre van schoon! Hij doet er lachend nog een schepje boven op: Ja de binnenkant is mooi, maar de buitenkant Ze draait met een ruk haar hoofd in zijn richting en gaat meteen in de verdediging: Gij, niet zulle! En we proesten het alle drie uit.
Even later zegt ze tegen mij: Je bent zo een verstandig kind! Als ik vraag: Heb ik dat vanmijn moeder of van mijn vader? begint ze weer heel uitbundig te lachen: Van jouw vader, natuurlijk. En net als ik denk wat is ze toch goed vandaag, gaat het weer mis. Mama wil de aandacht trekken van Arsène, die aan het zappen is met de afstandsbediening van de televisie. Tot driemaal toe, en steeds wat luider, zegt ze naar hem kijkend: Ellen Ellen Ellen! Als ik zeg dat ík Ellen ben en hij Arsène, protesteert ze met de nodige air: Hm
Ik ga haar avondeten halen. Ze eet met smaak de drie boterhammen met smeerkaas op, als dessert een potje yoghurt en ze drinkt nog een tas koffie. Teleurgesteld dat de yoghurt op is, toont ze mij het lege potje. t Is op, jammer! Ik neem het lege potje uit haar handen en zeg: Ja, je hebt het helemaal leeg gegeten. Waarop ze zeer verontwaardigd antwoord: Ik heb daar niets van gegeten! Ik ga niet in discussie. Even later gaan wij naar huis.
Vrijdagmorgen kreeg ik een telefoontje van het rusthuis. Mama was ziek, waarschijnlijk buikgriep. Donderavond was het begonnen: diarree en overgeven. Ik ging toch vlug even langs, want al stelde mij de verzorgende gerust dat het niet erg was, ik moest en zou mama zien. Ze lag in bed met 38° koorts. Ze viel voortdurend in slaap, dus lang ben ik niet gebleven.
Vandaag is ze al een heel stuk beter, maar nog niet op. Ze ligt rustig televisie te kijken als ik binnenkom. Ah, zoeteke, ben jij daar! zegt ze meteen. Als ik net vóór haar ga staan, bekijkt ze mij onderzoekend: Jij bent toch wel vermagerd, onsEllen? Is het nu puur toeval dat mama dat zegt, of valt het haar echt op, ik weet het niet. Maar ik ben inderdaad wel 3 à 4 kilo afgevallen. Ja, goed hé, mama. Ik werd veel te dik. Ze heeft mij weken aan een stuk door 'verweten' dat ik zoveel verdikt was. Vandaag vindt ze dat ik helemaal niet meer moet vermageren! Bart Peeters verschijnt op het scherm, en ze vraagt: Is dat een acteur? Als hij een liedje zingt, ligt ze als het ware weer al te dansen in bed. Oef, denk is, mama is inderdaad al weer veel beter.
Als ik naar huis ga, leg ik uit dat we vandaag nog even niet gaan zoenen, ik ben een beetje bang om ook besmet te worden met die vervelende buikgriep. Ik sta aan het voeteneinde van haar bed en werp haar een kushandje toe: Tot morgen, mama. Ze drukt eveneens een dikke kus op de toppen van haar vingers en blaast ze hard mijn richting uit: Tot morgen, kindeke.
Denise, mama en ik gaan samen wandelen. De garage, waar Denise enkele dagen geleden haar nieuwe wagen kocht, ligt vlakbij het rusthuis. Ik stel voor om even de toonzaal binnen te stappen.
Denise wijst ons trots haar nieuwe aanwinst aan. Het showroommodel wordt bekeken en goed gekeurd, maar op mamas interesse kunnen we niet rekenen. Ze draait maar wat doelloos in het rond. Ik heb de indruk dat ze er niets van snapt. Ze voelt zich waarschijnlijk in deze vreemde omgeving zeer onzeker en onwennig. Zelfs als Denise zegt: Marcella, als ik mijn nieuwe auto heb, gaan we eens samen opstap, hé?, moet ik mama aanporren tot een beetje enthousiasme.
Ze lijkt me al weer veel meer op haar gemak, als we terug buiten op straat staan. Er staat een stevige snijdende wind. We zijn alle drie wel warm ingeduffeld, maar we hebben het toch over het koude weer. Als mama plots zegt: Ikheb een rode neus van de kou!, kijken Denise en ik, haar en nadien elkaar, verwonderd aan. Het klopt nog ook: mama's neus ziet rood. Arm in arm, mama tussen ons in, keren we terug.
Even later zitten we in de cafetaria van het rusthuis te genieten van een warm drankje. Denise, waarschijnlijk nog denkend aan de aankoop van haar auto, zegt: Marcella, en nu gaan we weer sparen hé? Waarop mama prompt antwoordt: Ja, en de boel verdrinken! Het is een uitdrukking die wel vaker wordt gebruikt, maar dat mama daar plots mee op de proppen komt, gaat Denises en mijn petje te boven.