Belgische wetenschappers zorgen voor een doorbraak in het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. Daardoor kan Alzheimer al op jongere leeftijd worden opgespoord, nog voor de ziekte zich echt manifesteert. De patiënt kan dan beter worden begeleid.
Zie dit fragment uit het VTM-avondnieuws van dinsdag 10 augustus 2010.
Op de nieuwswebsite van de VRT, http://www.deredactie.be, werd op dinsdag 10 augustus 2010 uitgebreider ingegaan op deze nieuwe doorbraak in het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer:
Een team van onderzoekers uit België, Zweden en de Verenigde Staten heeft een manier ontwikkeld om te voorspellen wie de ziekte van Alzheimer zal krijgen. Dementie wordt meestal door de ziekte veroorzaakt.
In ons land werkten vorsers van de Universiteit Gent en Antwerpen mee aan het onderzoek. Samen met collega's uit Zweden en de Verenigde Staten analyseerden ze de voorbije jaren gegevens van meer dan 400 oude mensen. 114 van hen beschikten over normale cognitieve functies -zoals lezen en schrijven-, 200 hadden lichte cognitieve problemen en 102 mensen hadden de ziekte van Alzheimer.
In het hersenvocht (de vloeistof rond de hersenen en het ruggenmerg, red.) vonden de wetenschappers welbepaalde proteïnen of eiwitten. Ze troffen die aan bij 90 procent van de mensen met alzheimer en bij 72 procent van de mensen met lichte cognitieve problemen. Bij de mensen zonder die problemen had maar 36 procent de proteïnen in hun hersenvocht. Op basis van die resultaten ontwikkelden de onderzoekers een model dat toestaat om met bijna 100 procent zekerheid te voorspellen wie de ziekte van Alzheimer zal krijgen.
De methode werd met succes toegepast op patiënten in de ZNA Geheugenkliniek in Antwerpen. Wereldwijd lijden er ongeveer 37 miljoen mensen aan dementie. In het merendeel van de gevallen ligt de ziekte van Alzheimer aan de basis.
Hieronder een fragment uit het VRT-avondnieuws van dinsdag 10 augustus 2010.
Zondagnamiddag ga ik met mama buiten wandelen. Ze is vandaag heel slecht te been, dus wat beweging zal haar goed doen, denk ik. Maar mama schuifelt met haar voeten over de grond en hangt aan mijn arm.
Al vlug stel ik voor om op een bank in het zonnetje te gaan zitten. Ze gaat meteen akkoord. Ze blijft stofstijf vóór de bank staan. Gaan zitten is voor haar de laatste maanden een hele opgave. En vandaag is het niet anders. Ze wil (of kan?) haar benen maar niet plooien. Ik neem haar in haar taille vast en druk haar zachtjes naar beneden, zoals het de verzorgenden ook doen. Met veel geduld krijg ik mama eindelijk op de bank. Na die moeilijke klus zegt mama zuchtend: Ik ben op!. Ik geloof haar, want ze ziet er moe uit. We blijven op het bankje genieten van de laatste zonnestralen, hand in hand, heel dicht tegen elkaar aan.
Met etenstijd keren we naar mamas afdeling terug. Als de boterhammen worden opgediend, zit mama alweer te knikkebollen. Ze is wel degelijk heel erg moe.
Vrijdagmorgen is mama heel verward. Het dringt niet echt tot haar door dat ik haar dochter ben. Ook terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, blijft ze heel afwezig. Tien, twintig, dertig keer? Ik weet niet hoeveel keer ik haar mama matjen noem. Ze glimlacht eens naar mij en daar houdt het mee op.
Ineens kijkt mama mij heel bezorgd aan en vraagt: En wat als ons Ellen komt?
Woensdagavond had ik een vraaggesprek met een journaliste over de ziekte van Alzheimer en vooral over hoe mama en wij, haar kinderen, daar mee leven. Zijn er ook nog leuke momenten samen met jouw mama? vroeg zij mij. Spontaan antwoordde ik: Oh ja! en ik vertelde haar wat er net deze namiddag is gebeurd.
Mama en ik lopen arm in arm rondjes op de afdeling waar ze verblijft. Luide muziek galmt door de gangen. Een bewoonster heeft naar vaste gewoonte de muziek op haar kamer keihard aan. Iedereen kan of moet er maar van meegenieten. We horen het schitterende liedje van André Van Duin: Als de zon schijnt.
Met de laatste zonnestralen die naar binnen schijnen, nodigt dit vrolijke liedje uit tot meezingen en dansen. Mijn zangkunst is niet echt wat je noemt geschikt voor toehoorders, maar mama en ik zijn daar helemaal alleen. Dus ik zing het refreintje mee en mama neuriet. Ik neem haar hand in mijn hand en we maken enkele danspasjes. Mama beweegt nog enkel de heupen wat, haar voeten verplaatst ze bijna niet. Maar door haar glinsterende oogjes, merk ik dat ze ervan geniet. Ze blijft zachtjes tegen mij aangeleund meebewegen op de muziek. Als ik voor de derde keer het refreintje meezing, neemt ze mij lachend vast en legt dan haar hoofd op mijn schouder. Mama en ik dansten vroeger, toen er nog niets aan de hand was, wel vaker samen. En al blijven we nu eigenlijk enkel maar een beetje ter plaatse trappelen, dat is voor mama en mij een leuk moment. We dansen tot de muziek stopt en wandelen dan weer gewoon verder.
Zondagavond komen we even over zes uur weer thuis van vakantie. Enkele omleidingen hebben voor wat vertraging op de weg gezorgd en nu is het eigenlijk te laat om nog bij mama langs te gaan. Dus Arsène en ik besluiten te wachten tot maandagnamiddag.
Mama is blij als ze ons ziet. Niet uitbundig, gewoon blij. Ons echt herkennen, doet ze niet. Ze is vrolijk om de aandacht die ze krijgt. Het geknuffel en de dikke zoenen die ze van Arsène en mij krijgt, maken haar nog blijer. Als we vragen of ze met ons meegaat, knikt ze met glinsterende oogjes overtuigend van ja.
We maken een korte wandeling en trakteren haar dan op een lekkere Normandische pannenkoek. Mama is goed gezind. En op haar eigen onhandige manier, knuffelt zij ons ook. Ik zie een tevreden mama en dat voelt goed. Ik kan het niet nalaten te denken en vooral te hopen dat ze toch nog een heel klein beetje weet wie we zijn.
Het personeel heeft zoals altijd zijn best gedaan om voor haar te zorgen. Denise is weer de trouwe vriendin gebleken die mama extra verwende met haar vele bezoekjes. Karoline was er bij het avondeten en hield ons mama in de gaten. Er werd samen gelachen, dat hoor ik wel aan de verhalen. Aan knuffels en dikke zoenen ontbrak het mama niet, die kreeg ze zeker en vast voldoende van Denise en Karoline. Bedankt lieve mensen voor zoveel vriendschap.
Nog een grote merci aan iedereen voor de goede zorgen, inzet en toewijding.
Arsène en ik genieten van de Provence. Zoals altijd als ik hier ben, kom ik totaal tot rust, weg van de alledaagse zorgen.
Mama is nooit ver weg uit onze gedachten. We brachten hier samen met haar zo vaak onze vakantie door, dat vele herinneringen naar boven komen. Zo is er het zonnebloe-menveld net naast de inrit van het domein. Mama was gek op zonnebloemen, wat zou ze dat weer prachtig hebben gevonden. De overheerlijke door de gastvrouw zelfgemaakte confituur, die mama s morgens bij het ontbijt met lepeltjes naar binnen speelde, mama's zwarte handtasje dat ze jaren geleden hier in Carpentras kocht en dat ik nu, enkel op reis, elke dag gebruik, het zijn maar enkele van die kleine dingen die ons steeds aan haar doen denken.
Dat mama er nu niet meer bij is, doet gelukkig minder pijn dan de vorige jaren. Ik weet dat het goed gaat met haar. Door de mailtjes en sms-jes, die ik regelmatig krijg van Denise en Karoline, wordt ik op de hoogte gehouden. Zij verzekeren mij telkens weer dat ik mij geen zorgen hoef te maken om mama. Mama wordt door deze twee schatten weer extra vertroeteld.
Alles is goed, Arsène en ik ontstressen in de Provence!
Maandagmorgen vertrekken wij naar de Provence. Dus wordt mama op zondagnamiddag door Arsène en mij nog eens extra vertroeteld.
Vooral ik heb de drang haar te knuffelen, haar nog eens goed vast te nemen.
Ik weet dat ze niets zal tekortkomen die drie weken dat we weg zijn. Mama zal door het personeel goed verzorgd worden, daar kan ik van op aan. Ik hoef mij geen zorgen te maken, maar ja Denise en Karoline hebben mij voor de zoveelste keer op het hart gedrukt dat zij de verwennerij wel in mijn plaats zullen doen.
Het zal mama dus niet aan aandacht ontbreken. We vertrekken deze keer, gerustgesteld en zonder echt schuldgevoel, op reis.
Als ik woensdagnamiddag bij mama toekom, heeft Denise mama al uit haar zetel gehaald. Arm in arm lopen ze mij tegemoet. Kijk eens wie er daar is, zegt Denise, wijzend op mij. Maar mama blijft Denise lachend aankijken. Denise doet verwoede pogingen om de aandacht op mij te vestigen, maar het lukt haar niet. Mama heeft enkel en alleen oog voor Denise. Al sta ik nu al heel dicht bij haar, ze merkt mij niet eens op. Mama herkent mij niet. Zelfs als ik vóór haar ga staan en haar een dikke zoen geef, heeft ze weinig of geen erg in mij. Ze glimlacht eens. Ze weet absoluut niet wie ik ben, dat heb ik wel door. Mama kiest voor de veilige arm van Denise.
Ik dring mij een beetje op aan mama, geef haar een extra knuffel, een extra zoen en na enkele minuten hoor ik er toch ook weer bij.
De warmte houdt ons binnen vandaag. Mama en ik lopen de gangen door en gaan even buren bij Karoline en Marcel. Ze zitten met hun tweetjes op Marcels kamer.
Marcel heeft net een flinke uitbrander gekregen van Karoline, omdat hij de zoveelste T-shirt heeft stuk gemaakt. Sinds enkele weken trekt hij gewoon zijn kledingstukken kapot. Enkel en alleen deze week: 2 spiksplinternieuwe vernielde shorts en 3 kapotte T-shirts. Karoline weet zich geen raad meer met de vernielzucht van haar ventje.
Maanden geleden begon het met een knop of knoopsgat, die er moesten aan geloven. Maar het ging van kwaad tot erger. Karoline blijft maar nieuwe kleren kopen. Herstellen van de gehavende kledij is meestal niet meer mogelijk, want Marcel gaat wel heel erg destructief te werk.
Terwijl Karoline nog een verwoest T-shirt boven haalt, vraagt ze wanhopig, zelfs aan mama: Marcella, Marcel trekt zijn kleren kapot. Dat mag niet, hé? Mama kijkt haar aan alsof ze er alles over weet en zegt: Oh, neen, dat mag niet! ... Ik doe dat niet .Neen, antwoordt Karoline, maar Marcel wel. Karolineheeft echt alles geprobeerd: lieve woordjes, honderden keren gezegd: Neen, Marcel dat mag niet! , maar niets kon Marcel van zijn vernielingsdrang weerhouden. Nu is Karoline eventjes haar geduld kwijt. Ze kijkt haar lieve echtgenoot boos aan, maar Marcel verroert geen vin. Bijna stokstijf en heel braafjes, blijft hij met de handen op de knieën zitten. Hij raakt zijn broek of T-shirt niet aan.
Nu gaat mama er zich mee bemoeien. Ze gaat vóór Marcel staan en maakt allerlei rare bewegingen in zijn richting. Marcel zit mama apathisch te bekijken. Als haar gekke dans niet de minste indruk maakt op Marcel, gaat ze bij hem staan, aait lieflijk over zijn kin en praat ook liefelijke woordjes tegen hem. Er komt geen reactie van Marcel. En dan bukt mama zich en grijpt Marcels blote knie vast. Oh, zegt ze alleen maar en laat ogenblikkelijk de knie weer los. Een voorzichtige glimlach speelt eventjes om Marcels mond. Karoline en ik zijn gefascineerd geraakt door dit schouwspel en moeten er om lachen. Dat is een foto waard! zeg ik. Waarop Karoline antwoordt: Dat is een film waard!.
Karoline haalt de snoepdoos boven en iedereen wordt getrakteerd op een lekkere bonbon.
Het is behoorlijk warm vandaag. Mama en ik gaan naar buiten. Zij heeft het vandaag best moeilijk met stappen. En alle schuld ligt bij haar eigen schaduw. Ze houdt hem voortdurend in de gaten. Het ding lijkt wel aan haar vast te zitten en ze wil er vanaf. Hoe hard ze ook probeert, zwaaiend met haar armen haar schaduw van zich weg te duwen, het lukt niet. Aan mijn uitleg dat ze haar eigen schaduw wil verjagen en dat dat niet kan, heeft mama niets. Ze kijkt me aan en trekt onverschillig haar schouders op. En dan doet ze opeens hard haar best om eroverheen te stappen. Al lukt ook dat niet, mama geeft niet op. Niets kan haar nog boeien, enkel die schaduw. Het is zo vermoeiend. Ik wandel dan maar met haar terug naar binnen. Weg van mamas schaduw, die vandaag behoorlijk de spelbreker was.
We gaan deze namiddag met mama, Karoline en Marcel naar de kermis. Mama en Marcel zitten in een rolstoel. Het is heel warm vandaag. Mama en Marcel hebben een leuke strooien zonnehoed op om hen tegen de zon te beschermen. Mama heeft het druk met die hoed. Dan haalt ze hem van haar hoofd, dan moet hij weer op. Marcel raakt zijn hoed niet aan.
We lopen de attracties af. Op de parking lopen de ponys weer hun rondjes. We blijven even stilstaan bij de Rondreizende Tovenaar. Als de goochelaar uit zijn schatkist zijn toverpillen haalt, die zoals hijzelf beweert ervoor zorgen dat je nooit meer vergeet, kijken Karoline en ik elkaar aan. Moesten die maar bestaan zucht Karoline. Dan zijn er nog de knotsgekke mannen met hun al even knotsgekke machine Car o chienno waarmee ze in 20 minuten één kopje koffie maken. Bapo speelt klassieke en hedendaagse muziek met behulp van vele claxons die over zijn hele lichaam zijn bevestigd. We houden stil om de act van Katina te bekijken en bij het draaiorgel met aapje.
Ondertussen zijn Karolines zus en schoonbroer, Sonja en Luc er ook bij gekomen. We wandelen rustig met zijn allen verder de kermis af. De drie grote reuzen die we voorbij wandelen, maken niet de minste indruk op mama. Het lijkt wel of ze hen niet ziet.
Karoline maakt een dolle rit op de 'Lambada'. Mij zouden ze daar voor geen geld opkrijgen! Karoline lacht heel de tijd, het is of ze daar hoog in de lucht eventjes al haar zorgen kwijt is. En hoewel de meeste dingen aan Marcel en mama lijken voorbij te gaan, genieten ze toch ook wel op hun eigen manier van de uitstap. Arsène en mij valt het op dat mama vorig jaar nog heel wat enthousiaster was bij het bezoek aan de kermis. Ze bewoog toen vanuit haar rolstoel op de muziek die overal speelde, nu lijkt ze die niet te horen. Ze is een stuk apathischer. Het is misschien deels door de warmte, maar natuurlijk zit Alzheimer er voor méér tussen. Het is nu eenmaal zo.
Karoline en ik brengen Marcel en mama netjes op tijd naar boven voor het avondeten. We laten onze lievelingen in handen van de verzorgenden en gaan naar de cafetaria. Daar wachten Arsène, Sonja en Luc ons op. We drinken er ééntje samen en we babbelen nog wat na. Toch al bij al een gezellige namiddag.
Vrijdagmorgen ben ik nog op meters afstand van mama vandaan als ze al begint te lachen naar mij. Ze heeft me dit keer wel heel snel in de gaten gekregen. Ze steekt meteen uitreikend de handen naar me uit. Voor mamas doen, is ze goed vandaag. Haar haar nat maken en in de krulspelden draaien verloopt zonder gemor.
Terwijl ik met de haardroger haar haar droog, zit ze rustig tegen mij te babbelen. En zoals altijd tracht ik, ondanks haar raar taaltje, toch met haar mee te praten. Ineens vraagt ze: Mag ik dat? Ik ga vóór haar staan en mama kijkt me afwachtend aan. Eigenlijk weet ik niet wat ze bedoelt en antwoord diplomatisch: Mama, jij mag alles! Mama fronst diep haar wenkbrauwen en zegt nogal snibbig: Ja, en dat moet je maar geloven, hoor! Waarop ze verontwaardigd haar hoofd van me weg draait. Ik ga verder met het föhnen en mama heeft het, onverstaanbaar voor mij, meteen al over iets anders.
Dinsdagnamiddag gaan mama en ik, ondanks de felle en frisse wind, toch wandelen. We zoeken ons knuffelbank op, die, tussen twee hagen in, ons beschutting geeft tegen de wind. Rustig, dicht bij elkaar, hand in hand, zitten we daar weer, onze snoeten naar de zon gericht. Af en toe wordt die rust verstoord door de wind die toch even over de haag blaast. Plots kijkt mama bruusk naar de opening tussen de hagen. Er staat hier een deur open, zeker? vraagt ze zich af met gefronste wenkbrauwen. Neen, er staat geen deur open. Waarom? vraag ik. t Trekt hier! zegt ze en ze legt haar hand beschermend tegen de tocht in haar nek.
Zondagnamiddag gaan Arsène en ik samen naar mama. Elke keer ze haar schoonzoon ziet, lijkt het wel feest voor mama. Zijn naam zegt ze niet, maar ze kijkt hem vertederd aan en lacht voortdurend naar hem. Een blik en een lachje waar een zekere verstandhouding achterschuilt.
Na een wandeling gaan we in het zonnetje op het terras van de cafetaria zitten. Arsène bestelt een coupe aardbeien. Mama zit er verlekkerd naar te kijken, maar ik weet dat ze dit niet meer alleen kan eten. Bovendien smelt het ijs door de warmte van de zon in een mum van tijd. Dat lukt haar nooit. Dus er wordt een lepel bijgevraagd en met zijn tweetjes eten Arsène en mama de ijscrème op. Zoals een hongerig vogeltje spert mama haar mond open en laat zich voederen, zonder gêne voor de mensen rondom ons. Arsène en mij deert het ook niet. Dat mama op deze manier ook van het ijs en de aardbeien geniet, is alles wat voor ons telt.
Als het etenstijd is, stappen we op. Kom, jongen! zegt mama tegen Arsène, net zoals ze hem vroeger aansprak. Ze neemt hem bij de arm en Arsène glundert. Een knikje in mijn richting van: ze kent me nog hé!
Zaterdagnamiddag genieten mama en ik van onze wandeling, maar vooral van elkaar. We gaan in het zonnetje op een bank zitten in de tuin van het rusthuis. En we knuffelen. Ik leg mijn hoofd op mamas schouder. Meteen legt ze haar hoofd tegen het mijne. Hoofd tegen hoofd, hand in hand, blijven we minutenlang zwijgzaam zitten. Zo rustig, zo intens, dicht bij elkaar. Daarna vertelt mama van alles, met haar stille stem, in haar Alzheimertaaltje. Onsamenhangend, meestal voor mij niet te begrijpen. Maar dat deert me niet, ze praat tenminste met mij en we lachen samen. Na een gezellig uurtje buiten, keren we terug naar mamas afdeling.
Op haar kamer zeg ik dat ze haar jas maar moet uitdoen. Ik sta een beetje verwonderd te kijken. Mama heeft geen hulp nodig, ze doet het helemaal alleen. Dat is lang geleden. Terwijl ik haar jas in de kast hang, is mama plots verdwenen naar de badkamer. Ik hoor water lopen. Ik ga vlug eens kijken wat er gebeurt.
Als ik binnenkom, draait ze zich lachend naar mij om. Ze heeft de kraan opengedraaid en staat netjes haar handen te wassen. Weliswaar zonder zeep, al ligt die in het zeepbakje voor haar neus. Ik geef haar uit een knijpfles wat vloeibare zeep in haar handen, maar dan weet ze plots niet meer hoe het verder moet. Ik doe het even voor en ze pikt de draad weer op. Onze vier ingezeepte handen spelen met elkaar onder het stromende water. Mama vindt dit leuk, maar ineens is het genoeg geweest. De kraan moet dicht. Ze duwt haar hand onderaan tegen de opening van de kraan en wil zo het water tegenhouden. Het water spat de badkamer rond. Verbaasd kijkt ze dat het haar niet lukt om het water te doen stoppen. Ik draai gewoon de waterkraan dicht. Oh, zegt ze. We schieten beiden in een lach en ik maak de badkamer droog.
Mama zit in haar zetel in een kring bij de andere bewoners. Er wordt, zoals meestal op vrijdagmorgen geturnd. Van in hun zetel of stoel doen de oudjes allerlei bewegingsoefe-ningen onder leiding van de ergotherapeut. Sommigen, waaronder ook mama hebben er ook al een ochtendwande-ling opzitten. Ik ga vóór mama staan en zeg: Dag mama. Ik kom jouw haar doen. Mama herkent me absoluut niet. Ze kijkt me streng aan, maar vooral met haar toch een beetje hautaine blik van vroeger. Da kunde gij nie! zegt ze overtuigd. Dit najaar wordt het vier jaar dat ik elke vrijdagmorgen, met uitzondering van de drie weken zomervakantie, naar mama ga. Ik doe haar haar en haal de wekelijkse was op.
Ik neem mama mee naar haar kamer. Pas als ik haar wel tien keer heb aangesproken met mama reageert ze alsof ze weet wie ik ben: Zoete . Zij neemt me vast en ik word overladen met een dik pak zoenen.
Dinsdagnamiddag ben ik tussen de buien door met mama op wandel in de tuin van het rusthuis. Wehebben gans de dag feest gevierd, zegt mama plots. Dat is goed. En met wie? vraag ik. Mama blijft stilstaan en bekijkt aandachtig de struiken aan de kant van het wandelpad. Ze wijst één van de struiken aan en antwoordt: Met die madam! Meteen stapt ze weer door. Voor haar is aan dit antwoord niets vreemds, voor mij wel. Ik staar haar een beetje aan en bedenk dat ze steeds verder wegglijdt. Er blijft nog zo weinig over van die mama van vroeger. Ik geraak haar meer en meer kwijt en dat blijft pijn doen. Maar wat ook zo lastig is, is machteloos te moeten toezien hoe zij, die ooit een verstandige en fiere vrouw was, nu nog slechts een hoopje mens is, zoals Ron Buitenhuis dat verwoordt:
Als ik zaterdagnamiddag op mamas afdeling kom, zit mama met enkele mede-bewoners voor de televisie. Wat er zich op het scherm afspeelt, interesseert haar niet. Ze wrijft met haar vingers zenuwachtig over de rand van het tafeltje dat vóór haar op de zetel is bevestigd. Ze weent. Ik ga meteen naar haar toe: Dag mama. Met betraande ogen kijkt ze mij verward aan. Aan haar blik zie ik dat ze mij niet herkent. De demente bejaarde dame, die naast mama zit, spreekt mij meteen aan. Madam, zou jij eens voor haar willenzorgen? zegt ze knikkend in mamas richting. Haar arm ligt troostend op die van mama. Neem haareens mee, klinkt het verder bezorgd. Ik neem haar meteen mee en ik ga met haar wandelen, zeg ik tegen de lieve dame. Dat is goed, dat zal haar deugd doen, zegt de dame, ge zijt bedankt!
Ik droog mamas tranen en wat later loopt ze al lachend aan mijn arm. Als ik met mama op weg naar buiten voorbij de bezorgde dame stap, zwaait ze ons toe en geeft een goedkeurend knikje in mijn richting.
Als ik zondagnamiddag bij mama kom, zit ze geïnteresseerd naar de televisie te kijken. De laatste rit van de Ronde van België wordt uitgezonden. Koers heeft haar nooit echt geboeid, maar daar is nu blijkbaar verandering in gekomen. Ze is enorm geconcentreerd op wat zich op het scherm afspeelt. Het duurt dan ook wel even voor ze doorheeft dat ik er ben.
Ik haal haar uit haar zetel en we gaan samen naar haar kamer. Daar steekt ze haar armen naar mij uit, en lachend zegt mama: Kom hier jij, hier bij mij. Ik ga bij haar staan, we nemen elkaar vast en het wordt een echt zoenfestijn. De ene dikke kus volgt na de andere.
We gaan samen buiten in het park van het rusthuis wandelen. Weer valt het mij op dat mama, nu ze deelneemt aan Start to walk, vlotter ter been is. Dus meer beweging doet haar in ieder geval deugd. Ze babbelt, wel met een stil stemmetje, weer honderd uit zonder dat ik er ook maar één woord van begrijp. Tot ze plots zegt: Ik rij niet meer naar t Sas hoor! Vroeger woonden mijn ouders vlakbij de Nederlandse grens. Net over die grens ligt de gemeente Sas van Gent, kortweg door iedereen t Sas genoemd. Soms was het vroeger voor mijn ouders voordeliger om met onze Belgische frank in Nederland de wekelijkse boodschappen te doen. Dat is allemaal al jaren geleden. Dat dit nu ineens door mamas hoofd speelt. Ga jij geenboodschappen doen in t Sas?" vraag ik. Neen, zegt mama kort en gedecideerd. Oké, dan kan je jouw geld maar beter sparen, hé! zeg ik droogjes. Mama kijkt me lachend aan, geeft me een klein duwtje en antwoordt: Gij kleine stoute beest! Ze gaat verder in haar brabbeltaaltje en dan komt dit: Daarmee heb ik nu nog geen auto. Heb jij jouw auto nodig? vraag ik heel bezorgd. Maar neen, is mamas antwoord en daarmee is dit gespreksthema ook weeral afgehandeld.
Ze heeft het nog een paar keer over de wind en dat die op haar hoofd blaast, maar volgens de uitleg die ze geeft, stoort het haar totaal niet. Net als mama en ik willen naar binnen gaan, komt Karoline de parking van het rusthuis opgereden. We wachten haar op, want mama is altijd blij als Karoline er is. Ook zij begint over de wind: Marcella, we moeten maar denken dat we aan zee lopen. Op het strand, arm in arm, en de wind blaast in ons gezicht. Mama kijkt Karoline aan en lacht eens. Enkele stappen verder zegt mama, wijzend naar de grond: Kijk, schelpjes! Er is geen schelpje te bespeuren, maar Karoline zegt heel serieus: Ja, schelpjes!
Het is vandaag acht dagen geleden dat Robert, de pa van mijn vriendin, overleed.
Arsène en ik waren enkele dagen voorheen nog bij hem op ziekenbezoek geweest. We hadden aan zijn ziekbed gezeten, nog een gezellige babbel met hem gehad, maar toen we weggingen wisten we dat dit de laatste keer was dat we hem hadden gezien. Het deed ons enorm veel pijn, maar er was geen twijfel meer mogelijk, hij zou de strijd tegen zijn ziekte weldra verliezen.
De dag na ons bezoek aan Robert en Yvonne zaten Denise, mama en ik in de cafetaria. Denise vroeg hoe het was met Robert. Ik vertelde haar dat het helemaal niet goed ging, dat hij er toch wel erg aan toe was. Plots keek mama mij met opengesperde ogen aan. Ik herhaalde: Het is niet goed met Robert, mama. Ik voegde er nog aan toe: Robert, de man van Yvonne en de pa van Lydia. Mama snauwde meteen: Ik weet wel over wie het gaat, hoor! Ze kreeg de tranen in de ogen en wreef met haar hand over hart. Ik voel het hier zei ze triest, maar verder dan dat kwam ze niet. Ik schrok van haar reactie, want toen Robert, Yvonne en Lydia nog op 24 maart bij haar in het rusthuis kwamen, herkende ze geen één van deze drie mensen. Zie: Yvonne, Robert en Lydia op bezoek.. En toch maakt de naam van Robert nog emoties bij haar los.
Toen ik vrijdagmorgen bij mama kwam om haar haar te doen, hadden Arsène en ik in het crematorium net de dienst bijgewoond om afscheid te nemen van Robert. Nog heel verdrietig en flink onder de indruk, vertelde ik mama dat Robert was overleden. Ze keek me aan, glimlachte eens en keek doelloos naar de muur van haar kamer. Deze keer begreep ze er blijkbaar niets van. Ik heb het daarbij gelaten.
Robert, was een goede echtgenoot, een pa die altijd met raad en daad klaarstond, een opa uit de duizend, een echte vriend voor iedereen. Robert was liefde en vriendschap, wij zullen hem nooit vergeten.