Als ik zaterdagnamiddag op mamas afdeling kom, zit mama met enkele mede-bewoners voor de televisie. Wat er zich op het scherm afspeelt, interesseert haar niet. Ze wrijft met haar vingers zenuwachtig over de rand van het tafeltje dat vóór haar op de zetel is bevestigd. Ze weent. Ik ga meteen naar haar toe: Dag mama. Met betraande ogen kijkt ze mij verward aan. Aan haar blik zie ik dat ze mij niet herkent. De demente bejaarde dame, die naast mama zit, spreekt mij meteen aan. Madam, zou jij eens voor haar willen zorgen? zegt ze knikkend in mamas richting. Haar arm ligt troostend op die van mama. Neem haar eens mee, klinkt het verder bezorgd. Ik neem haar meteen mee en ik ga met haar wandelen, zeg ik tegen de lieve dame. Dat is goed, dat zal haar deugd doen, zegt de dame, ge zijt bedankt!
Ik droog mamas tranen en wat later loopt ze al lachend aan mijn arm. Als ik met mama op weg naar buiten voorbij de bezorgde dame stap, zwaait ze ons toe en geeft een goedkeurend knikje in mijn richting.
Dement, en toch nog zo bezorgd om elkaar!
|