Vrijdagmorgen vertel ik mama dat Marcel naar het UZ te Gent is overgebracht. Dat hij heel erg ziek is en dat het wel eens zou kunnen gebeuren dat we hem niet meer terugzien. Ik ben er het hart van in, maar ik krijg geen reactie van mama. Ze heeft zo haar eigen zorgen. Ze wijst naar de foto van pa en vraagt: Wie is dat? Ik neem meteen de fotokader en geef hem haar: Dat is pa, mama. Ze bekijkt nog even de foto en geeft hem meteen aan mij terug. Een beetje onverschillig, maar toch zo verloren, zegt ze: Weet ik niet meer.
Woensdagnamiddag toch nog even naar mama. We gaan naar de cafetaria. Mama wil een fruitsap drinken. Maar zoals altijd vindt ze die veel te koud. Ze maakt weer allerlei grimassen. Dat fruitsap is volgens haar weer niet te drinken. Als ze voor de tweede keer het glas vast neemt, plaatst ze het meteen weer op tafel: Veel te heet is nu haar reactie. Even later drinkt ze zonder problemen het drankje op.
Plots grijpt ze met beide handen naar haar voeten, en wrijft verwoed over haar beide enkels. k Heb zon jeuk aan mijnschoenen zegt ze. Jeuk aan je voeten, mama verbeter ik haar. Maar dat valt niet in goeie aarde. Ze kijkt me verwonderd aan: Ja, jij aan je voeten en ik aan mijn schoenen!
Iedereen, die ook maar een beetje bij haar in de buurt komt, wordt flink luidop en zonder enige gêne bekritiseerd: die is ook wel dik!... oh ja, die gaan ook weer drinken moet je zien wat daar binnenkomt!... Dus ik stel dan toch maar voor om terug te keren. Mama gaat helemaal akkoord. Van zodra ze met mij alleen door de gangen wandelt, wordt ze weer poeslief.
We gaan nog even tot bij Marcel, die ziek in bed ligt. s Avonds belt Karoline met de boodschap dat het ernstig is. Misschien wel een longontsteking en, typisch voor een Alzheimerpatiënt, hij heeft de laatste dagen ook slikproblemen.
Vorige week vertelde ik mama dat er een modeshow zou doorgaan in de cafetaria van het rusthuis. Ze was heel enthousiast: Zouden we toch eens naar toe kunnen gaan? Ik verzekerde haar dat we dat zeker zouden doen. En vandaag is het dan zo ver. Ik vind dat mama 'warm' aanvoelt, maar de verzorgende verzekert mij dat ze geen koorts heeft. Dus we wagen het erop.
Mama loopt tevreden aan mijn arm. In de cafetaria zijn reeds alle plaatsen ingenomen, dus er worden nog vlug stoelen in de gang bij geplaatst. Daar vinden wij nog een plekje, en zo zitten wij toch nog op de eerste rij. Dan begint het. De dames van het vrijwilligersteam, die bij allerlei door het rusthuis ingerichte activiteiten steeds klaar staan voor de bejaarden, zijn de mannequins. Er is zelfs een man bij, die het aandurft de herenkledij te showen. Al vlug blijkt dat mama van de ganse voorstelling niets meer snapt. Voor haar zijn de mannequins, alleen maar mensen die voordurend voor haar neus heen en weer lopen. En dat vindt ze veel te druk. Voor de mooie kleding heeft ze al helemaal geen oog. Als iedereen klaar staat om de laatste maal de cafetaria in te gaan en er een spontaan daverend applaus losbarst, wordt het mama teveel. Ze stampt boos met beide voeten op de grond en roept luid: Nu is hetgedaan. Geen lawaai meer! Ik probeer haar te sussen, maar dat lukt niet. Neen, Ellen, ik kandaar niet tegen. Ze mogen het weten! reageert ze kwaad. Voor het eerst ben ik echt een beetje gegeneerd in mamas gedrag. Kom, mama laat ons terug naar boven gaan stel ik voor. Ik neem haar bij de hand en we laten de drukte van de modeshow achter ons. Al heel vlug wordt mama weer rustig, ze vleit zich tegen me aan en zegt lief: Oh, kind, k ben toch zo blij dat ik je heb.
Marcel is terug in het rusthuis. Sterk vermagerd en hij is, na die ene week in het ziekenhuis, voorlopig ook niet meer in staat om zelfstandig te lopen. Mijn dikke zoen op zijn wang betekent niets voor hem. Hij staart me onbegrijpelijk aan, glimlachen is er niet bij vandaag. Hij is inderdaad, zoals Karoline reeds vertelde, weer een flinke stap achteruit.