Mijn vriendin Lydia en haar ma Yvonne, komen bij mama op bezoek. Ze zagen mama voor het laatst in februari, toen ze jarig was. Toen genoot ze nog van een stukje taart, een glas cava en misschien ook wel van al de aandacht? Lydia en Yvonne weten door mijn vele verhalen hoe het nú met mama is.
Donderdag gaan we in de late namiddag met zijn drieën naar het rusthuis. Ze schrikken wel even als ze mama in bed zien liggen. Wat is ze veranderd op die enkele maanden tijd! Heel even staan Lydia en haar ma verbijsterd toe te kijken, maar er worden vlug stoelen bijgeschoven en we zitten met ons drietjes gezellig bij mama s bed.
Lydia en Karoline, die even is binnengewipt om iedereen een goeie dag te zeggen, zetten mama, gesteund door de kussens, rechtop in bed. En dan is het of mama herleeft. Ze glimlacht. Ze brabbelt in haar eigen taaltje. Ze praat zelfs met onverstaanbare woorden tegen de verschuifbare wand waar haar bed tegen aan staat en die de kamer van de badkamer scheidt. Mama is goed vandaag.
Lydia praat tegen mama en aait haar de hele tijd. Het gestreel laat mama zich natuurlijk welgevallen. Maar ze geeft vermanend (en onbewust?) Lydia de opmerking: Zachtjes hé! Als mama in Lydias richting kijkt en: Lili Lidi hakkelt, denkt Yvonne dat mama Lydias naam probeert te zeggen. Daar heb ik wel erge twijfels bij (puur toeval, denk ik eerder).
De tachtigjarige Yvonne met haar helder en gezond verstand blijft zich dan ook voortdurend afvragen wat er in mamas hoofd omgaat. Als ik wat later met mamas hand in de mijne sta, zegt mama heel duidelijk: Ge moet dat niet doen, Elleken! Verbaasd kijken Lydia en ik elkaar aan. Ik heb hier ook geen uitleg voor. Maar Yvonne reageert meteen: En nu maak je mij niet wijs dat ze er niet heel even bij is!
Ik weet het echt niet meer. Net nu ik de laatste tijd denk dat ik mama helemaal kwijt ben, zegt ze plots na maanden weer mijn naam. Het is voor mij een voortdurend heen en weer zwalken over wat mama nog echt kan en wat ze niet meer kan.
Terug thuis wordt er door ons drieën uitgebreid verslag uitgebracht aan Arsène, die geplaagd door een verkoudheid niet meeging naar mama. Hij blijft er heel rustig bij, want ook hij weet niet wat er in mamas hoofd omgaat.
Elke nieuwe dag is voor mama een dag als de vorige. Niets verandert er nog voor haar, ze is sterk vermagerd, ligt in bed, wordt gewassen en wordt gevoed. De ene dag kijkt ze me aan en glimlacht ze, de andere dag blijven haar ogen gesloten. Ze lijkt steeds verder weg te dwalen in dat wereldje van haar waar ik niet bij kan. Het is en blijft zo verdomd lastig. En er valt nog zo weinig te schrijven over wat we samen beleven, want er is geen samen meer.