Mama is dolgelukkig als ze Arsène en mij ziet. Haar geluk kan niet op als ze hoort dat we met haar op stap gaan, en dan nog wel met de auto. Waar gaan we naar toe? vraagt ze ongeduldig. We vertellen haar dat we gaan wandelen in het provinciaal domein Het Leen te Eeklo. En hoewel ze niet eens meer goed beseft wat dat precies is, is ze enorm enthousiast.
Het instappen in de auto vergt wat geduld, maar het lukt best. En deze keer is ze bijzonder oplettend. Terwijl ze uitbundig babbelt, houdt ze het verkeer in de gaten. Als het in haar ogen gevaarlijk wordt, zegt ze voortdurend: Pas op, pas op!
De natuur boeit haar nog steeds, dus we gaan het arboretum bezoeken, dat aangelegd is in Het Leen. Er zijn daar meer dan 7.000 planten, struiken en bomen te bewonderen: een rijke collectie met wetenschappelijk nauwkeurige naamgeving in zorgvuldig aangelegde perken. Misschien iets voor ons mama?
We merken al vlug dat voor haar het buiten zijn samen met ons het belangrijkste is. Hier en daar vindt ze wel een boom of een struik mooi, maar ze kan zich nog moeilijk concentreren op wat ze ziet. Ze bevat het eigenlijk allemaal niet meer zo goed. Maar het wandelen door het park vindt ze fijn, en ze geniet ervan. De rode wilde bessen die uitnodigend tot proeven aan een boompje hangen, wil ze plukken. Mag ik eens? vraagt ze. We leggen haar uit dat dat niet mag omdat ze giftig zijn, en je ziek wordt als je daarvan eet. Ze geeft een onverschillig knikje, maar legt zich neer bij onze uitleg.
Als Arsène mama en mij filmt, is ze weer even de draad kwijt. Terwijl we hem voorbij wandelen, zegt ze lief: Goedenavond meneer.Het is Arsène, mama zeg ik lachend. Ze gaat dichter naar hem toe, maar het piepkleine filmcameraatje verstopt een beetje zijn gezicht. Dat is al voor haar genoeg om hem niet meer te herkennen. En zelfs als ze vlak vóór hem gaat staan, zegt ze heel verwonderd: Ik zie dat niet! Wat raar toch, denk ik!
Na een korte wandeling merken we dat ze moe wordt, maar ze zegt het ook zelf: Oh, ikben moe! We keren terug naar de auto. Nu ze moe is, gaat het instappen ook wat moeizamer.
Bij het naar huis rijden, stoppen we aan het cafeetje t Oud Liefken. Mama is daar, ondanks haar soms gekke reacties en raar taaltje, zeer welkom. Niemand die ons in de gaten houdt en we genieten met ons drietjes van een drankje en een hapje. Ons ma beleeft weer enkele zalige uurtjes en wij samen met haar.
Als het tijd is om naar het rusthuis terug te keren, vraagt mama een beetje teleurgesteld: Is het al gedaan? Arsène en ik verzekeren haar dat we binnenkort weer samen op stap zullen gaan. Bij goed of slecht weer, ma! zegt Arsène. Ze kijkt ons aan, neemt ons beiden bij de arm en lacht ons zó gelukkig toe.
Dinsdagmorgen ga ik even bij mama langs. Ze zit me, vanuit de stoel aan te kijken, maar ze herkent me niet. Wie ben jij? vraagt ze aarzelend. Ik ben Ellen, help ik haar. Oh, ik had het niet gezien trekt ze zich een beetje uit de slag. Wil ik haar of mezelf geruststellen, ik weet het niet, maar ik antwoord: Ja, dat komt omdat je jouw bril niet hebt! Mama lacht even, weet opeens weer wie ik ben en zegt zachtjes: Oh, mijn zoete. En zo zijn we beiden getroost.
We gaan met het uitzonderlijke goede weer nog even met ons tweetjes buiten wandelen. Plots trekt mama een heel pijnlijk gezicht en grijpt naar haar keel. Mijn keel zegt ze een beetje klagend, vanmorgen mee opgestaan. En terwijl ze met haar hand over de blijkbaar zere keel voelt, zegt ze klagend: t Is hier een weide vol pratsen Ik vraag me af wat er scheelt. Even later wil ik checken of haar keel echt pijn doet en vraag: Mama heb je nog keelpijn? Ze kijkt me lachend aan: Keelpijn, kind? Neen!