Dinsdagmorgen ga ik even bij mama langs. Ze zit me, vanuit de stoel aan te kijken, maar ze herkent me niet. Wie ben jij? vraagt ze aarzelend. Ik ben Ellen, help ik haar. Oh, ik had het niet gezien trekt ze zich een beetje uit de slag. Wil ik haar of mezelf geruststellen, ik weet het niet, maar ik antwoord: Ja, dat komt omdat je jouw bril niet hebt! Mama lacht even, weet opeens weer wie ik ben en zegt zachtjes: Oh, mijn zoete. En zo zijn we beiden getroost.
We gaan met het uitzonderlijke goede weer nog even met ons tweetjes buiten wandelen. Plots trekt mama een heel pijnlijk gezicht en grijpt naar haar keel. Mijn keel
zegt ze een beetje klagend, vanmorgen mee opgestaan. En terwijl ze met haar hand over de blijkbaar zere keel voelt, zegt ze klagend: t Is hier een weide vol pratsen
Ik vraag me af wat er scheelt. Even later wil ik checken of haar keel echt pijn doet en vraag: Mama heb je nog keelpijn? Ze kijkt me lachend aan: Keelpijn, kind? Neen!
|