Als ik woensdagnamiddag bij mama toekom, heeft Denise mama al uit haar zetel gehaald. Arm in arm lopen ze mij tegemoet. Kijk eens wie er daar is, zegt Denise, wijzend op mij. Maar mama blijft Denise lachend aankijken. Denise doet verwoede pogingen om de aandacht op mij te vestigen, maar het lukt haar niet. Mama heeft enkel en alleen oog voor Denise. Al sta ik nu al heel dicht bij haar, ze merkt mij niet eens op. Mama herkent mij niet. Zelfs als ik vóór haar ga staan en haar een dikke zoen geef, heeft ze weinig of geen erg in mij. Ze glimlacht eens. Ze weet absoluut niet wie ik ben, dat heb ik wel door. Mama kiest voor de veilige arm van Denise.
Ik dring mij een beetje op aan mama, geef haar een extra knuffel, een extra zoen en na enkele minuten hoor ik er toch ook weer bij.
De warmte houdt ons binnen vandaag. Mama en ik lopen de gangen door en gaan even buren bij Karoline en Marcel. Ze zitten met hun tweetjes op Marcels kamer.
Marcel heeft net een flinke uitbrander gekregen van Karoline, omdat hij de zoveelste T-shirt heeft stuk gemaakt. Sinds enkele weken trekt hij gewoon zijn kledingstukken kapot. Enkel en alleen deze week: 2 spiksplinternieuwe vernielde shorts en 3 kapotte T-shirts. Karoline weet zich geen raad meer met de vernielzucht van haar ventje.
Maanden geleden begon het met een knop of knoopsgat, die er moesten aan geloven. Maar het ging van kwaad tot erger. Karoline blijft maar nieuwe kleren kopen. Herstellen van de gehavende kledij is meestal niet meer mogelijk, want Marcel gaat wel heel erg destructief te werk.
Terwijl Karoline nog een verwoest T-shirt boven haalt, vraagt ze wanhopig, zelfs aan mama: Marcella, Marcel trekt zijn kleren kapot. Dat mag niet, hé? Mama kijkt haar aan alsof ze er alles over weet en zegt: Oh, neen, dat mag niet! ... Ik doe dat niet .Neen, antwoordt Karoline, maar Marcel wel. Karolineheeft echt alles geprobeerd: lieve woordjes, honderden keren gezegd: Neen, Marcel dat mag niet! , maar niets kon Marcel van zijn vernielingsdrang weerhouden. Nu is Karoline eventjes haar geduld kwijt. Ze kijkt haar lieve echtgenoot boos aan, maar Marcel verroert geen vin. Bijna stokstijf en heel braafjes, blijft hij met de handen op de knieën zitten. Hij raakt zijn broek of T-shirt niet aan.
Nu gaat mama er zich mee bemoeien. Ze gaat vóór Marcel staan en maakt allerlei rare bewegingen in zijn richting. Marcel zit mama apathisch te bekijken. Als haar gekke dans niet de minste indruk maakt op Marcel, gaat ze bij hem staan, aait lieflijk over zijn kin en praat ook liefelijke woordjes tegen hem. Er komt geen reactie van Marcel. En dan bukt mama zich en grijpt Marcels blote knie vast. Oh, zegt ze alleen maar en laat ogenblikkelijk de knie weer los. Een voorzichtige glimlach speelt eventjes om Marcels mond. Karoline en ik zijn gefascineerd geraakt door dit schouwspel en moeten er om lachen. Dat is een foto waard! zeg ik. Waarop Karoline antwoordt: Dat is een film waard!.
Karoline haalt de snoepdoos boven en iedereen wordt getrakteerd op een lekkere bonbon.
Het is behoorlijk warm vandaag. Mama en ik gaan naar buiten. Zij heeft het vandaag best moeilijk met stappen. En alle schuld ligt bij haar eigen schaduw. Ze houdt hem voortdurend in de gaten. Het ding lijkt wel aan haar vast te zitten en ze wil er vanaf. Hoe hard ze ook probeert, zwaaiend met haar armen haar schaduw van zich weg te duwen, het lukt niet. Aan mijn uitleg dat ze haar eigen schaduw wil verjagen en dat dat niet kan, heeft mama niets. Ze kijkt me aan en trekt onverschillig haar schouders op. En dan doet ze opeens hard haar best om eroverheen te stappen. Al lukt ook dat niet, mama geeft niet op. Niets kan haar nog boeien, enkel die schaduw. Het is zo vermoeiend. Ik wandel dan maar met haar terug naar binnen. Weg van mamas schaduw, die vandaag behoorlijk de spelbreker was.
We gaan deze namiddag met mama, Karoline en Marcel naar de kermis. Mama en Marcel zitten in een rolstoel. Het is heel warm vandaag. Mama en Marcel hebben een leuke strooien zonnehoed op om hen tegen de zon te beschermen. Mama heeft het druk met die hoed. Dan haalt ze hem van haar hoofd, dan moet hij weer op. Marcel raakt zijn hoed niet aan.
We lopen de attracties af. Op de parking lopen de ponys weer hun rondjes. We blijven even stilstaan bij de Rondreizende Tovenaar. Als de goochelaar uit zijn schatkist zijn toverpillen haalt, die zoals hijzelf beweert ervoor zorgen dat je nooit meer vergeet, kijken Karoline en ik elkaar aan. Moesten die maar bestaan zucht Karoline. Dan zijn er nog de knotsgekke mannen met hun al even knotsgekke machine Car o chienno waarmee ze in 20 minuten één kopje koffie maken. Bapo speelt klassieke en hedendaagse muziek met behulp van vele claxons die over zijn hele lichaam zijn bevestigd. We houden stil om de act van Katina te bekijken en bij het draaiorgel met aapje.
Ondertussen zijn Karolines zus en schoonbroer, Sonja en Luc er ook bij gekomen. We wandelen rustig met zijn allen verder de kermis af. De drie grote reuzen die we voorbij wandelen, maken niet de minste indruk op mama. Het lijkt wel of ze hen niet ziet.
Karoline maakt een dolle rit op de 'Lambada'. Mij zouden ze daar voor geen geld opkrijgen! Karoline lacht heel de tijd, het is of ze daar hoog in de lucht eventjes al haar zorgen kwijt is. En hoewel de meeste dingen aan Marcel en mama lijken voorbij te gaan, genieten ze toch ook wel op hun eigen manier van de uitstap. Arsène en mij valt het op dat mama vorig jaar nog heel wat enthousiaster was bij het bezoek aan de kermis. Ze bewoog toen vanuit haar rolstoel op de muziek die overal speelde, nu lijkt ze die niet te horen. Ze is een stuk apathischer. Het is misschien deels door de warmte, maar natuurlijk zit Alzheimer er voor méér tussen. Het is nu eenmaal zo.
Karoline en ik brengen Marcel en mama netjes op tijd naar boven voor het avondeten. We laten onze lievelingen in handen van de verzorgenden en gaan naar de cafetaria. Daar wachten Arsène, Sonja en Luc ons op. We drinken er ééntje samen en we babbelen nog wat na. Toch al bij al een gezellige namiddag.
Vrijdagmorgen ben ik nog op meters afstand van mama vandaan als ze al begint te lachen naar mij. Ze heeft me dit keer wel heel snel in de gaten gekregen. Ze steekt meteen uitreikend de handen naar me uit. Voor mamas doen, is ze goed vandaag. Haar haar nat maken en in de krulspelden draaien verloopt zonder gemor.
Terwijl ik met de haardroger haar haar droog, zit ze rustig tegen mij te babbelen. En zoals altijd tracht ik, ondanks haar raar taaltje, toch met haar mee te praten. Ineens vraagt ze: Mag ik dat? Ik ga vóór haar staan en mama kijkt me afwachtend aan. Eigenlijk weet ik niet wat ze bedoelt en antwoord diplomatisch: Mama, jij mag alles! Mama fronst diep haar wenkbrauwen en zegt nogal snibbig: Ja, en dat moet je maar geloven, hoor! Waarop ze verontwaardigd haar hoofd van me weg draait. Ik ga verder met het föhnen en mama heeft het, onverstaanbaar voor mij, meteen al over iets anders.
Dinsdagnamiddag gaan mama en ik, ondanks de felle en frisse wind, toch wandelen. We zoeken ons knuffelbank op, die, tussen twee hagen in, ons beschutting geeft tegen de wind. Rustig, dicht bij elkaar, hand in hand, zitten we daar weer, onze snoeten naar de zon gericht. Af en toe wordt die rust verstoord door de wind die toch even over de haag blaast. Plots kijkt mama bruusk naar de opening tussen de hagen. Er staat hier een deur open, zeker? vraagt ze zich af met gefronste wenkbrauwen. Neen, er staat geen deur open. Waarom? vraag ik. t Trekt hier! zegt ze en ze legt haar hand beschermend tegen de tocht in haar nek.
Zondagnamiddag gaan Arsène en ik samen naar mama. Elke keer ze haar schoonzoon ziet, lijkt het wel feest voor mama. Zijn naam zegt ze niet, maar ze kijkt hem vertederd aan en lacht voortdurend naar hem. Een blik en een lachje waar een zekere verstandhouding achterschuilt.
Na een wandeling gaan we in het zonnetje op het terras van de cafetaria zitten. Arsène bestelt een coupe aardbeien. Mama zit er verlekkerd naar te kijken, maar ik weet dat ze dit niet meer alleen kan eten. Bovendien smelt het ijs door de warmte van de zon in een mum van tijd. Dat lukt haar nooit. Dus er wordt een lepel bijgevraagd en met zijn tweetjes eten Arsène en mama de ijscrème op. Zoals een hongerig vogeltje spert mama haar mond open en laat zich voederen, zonder gêne voor de mensen rondom ons. Arsène en mij deert het ook niet. Dat mama op deze manier ook van het ijs en de aardbeien geniet, is alles wat voor ons telt.
Als het etenstijd is, stappen we op. Kom, jongen! zegt mama tegen Arsène, net zoals ze hem vroeger aansprak. Ze neemt hem bij de arm en Arsène glundert. Een knikje in mijn richting van: ze kent me nog hé!
Zaterdagnamiddag genieten mama en ik van onze wandeling, maar vooral van elkaar. We gaan in het zonnetje op een bank zitten in de tuin van het rusthuis. En we knuffelen. Ik leg mijn hoofd op mamas schouder. Meteen legt ze haar hoofd tegen het mijne. Hoofd tegen hoofd, hand in hand, blijven we minutenlang zwijgzaam zitten. Zo rustig, zo intens, dicht bij elkaar. Daarna vertelt mama van alles, met haar stille stem, in haar Alzheimertaaltje. Onsamenhangend, meestal voor mij niet te begrijpen. Maar dat deert me niet, ze praat tenminste met mij en we lachen samen. Na een gezellig uurtje buiten, keren we terug naar mamas afdeling.
Op haar kamer zeg ik dat ze haar jas maar moet uitdoen. Ik sta een beetje verwonderd te kijken. Mama heeft geen hulp nodig, ze doet het helemaal alleen. Dat is lang geleden. Terwijl ik haar jas in de kast hang, is mama plots verdwenen naar de badkamer. Ik hoor water lopen. Ik ga vlug eens kijken wat er gebeurt.
Als ik binnenkom, draait ze zich lachend naar mij om. Ze heeft de kraan opengedraaid en staat netjes haar handen te wassen. Weliswaar zonder zeep, al ligt die in het zeepbakje voor haar neus. Ik geef haar uit een knijpfles wat vloeibare zeep in haar handen, maar dan weet ze plots niet meer hoe het verder moet. Ik doe het even voor en ze pikt de draad weer op. Onze vier ingezeepte handen spelen met elkaar onder het stromende water. Mama vindt dit leuk, maar ineens is het genoeg geweest. De kraan moet dicht. Ze duwt haar hand onderaan tegen de opening van de kraan en wil zo het water tegenhouden. Het water spat de badkamer rond. Verbaasd kijkt ze dat het haar niet lukt om het water te doen stoppen. Ik draai gewoon de waterkraan dicht. Oh, zegt ze. We schieten beiden in een lach en ik maak de badkamer droog.
Mama zit in haar zetel in een kring bij de andere bewoners. Er wordt, zoals meestal op vrijdagmorgen geturnd. Van in hun zetel of stoel doen de oudjes allerlei bewegingsoefe-ningen onder leiding van de ergotherapeut. Sommigen, waaronder ook mama hebben er ook al een ochtendwande-ling opzitten. Ik ga vóór mama staan en zeg: Dag mama. Ik kom jouw haar doen. Mama herkent me absoluut niet. Ze kijkt me streng aan, maar vooral met haar toch een beetje hautaine blik van vroeger. Da kunde gij nie! zegt ze overtuigd. Dit najaar wordt het vier jaar dat ik elke vrijdagmorgen, met uitzondering van de drie weken zomervakantie, naar mama ga. Ik doe haar haar en haal de wekelijkse was op.
Ik neem mama mee naar haar kamer. Pas als ik haar wel tien keer heb aangesproken met mama reageert ze alsof ze weet wie ik ben: Zoete . Zij neemt me vast en ik word overladen met een dik pak zoenen.
Dinsdagnamiddag ben ik tussen de buien door met mama op wandel in de tuin van het rusthuis. Wehebben gans de dag feest gevierd, zegt mama plots. Dat is goed. En met wie? vraag ik. Mama blijft stilstaan en bekijkt aandachtig de struiken aan de kant van het wandelpad. Ze wijst één van de struiken aan en antwoordt: Met die madam! Meteen stapt ze weer door. Voor haar is aan dit antwoord niets vreemds, voor mij wel. Ik staar haar een beetje aan en bedenk dat ze steeds verder wegglijdt. Er blijft nog zo weinig over van die mama van vroeger. Ik geraak haar meer en meer kwijt en dat blijft pijn doen. Maar wat ook zo lastig is, is machteloos te moeten toezien hoe zij, die ooit een verstandige en fiere vrouw was, nu nog slechts een hoopje mens is, zoals Ron Buitenhuis dat verwoordt:
Als ik zaterdagnamiddag op mamas afdeling kom, zit mama met enkele mede-bewoners voor de televisie. Wat er zich op het scherm afspeelt, interesseert haar niet. Ze wrijft met haar vingers zenuwachtig over de rand van het tafeltje dat vóór haar op de zetel is bevestigd. Ze weent. Ik ga meteen naar haar toe: Dag mama. Met betraande ogen kijkt ze mij verward aan. Aan haar blik zie ik dat ze mij niet herkent. De demente bejaarde dame, die naast mama zit, spreekt mij meteen aan. Madam, zou jij eens voor haar willenzorgen? zegt ze knikkend in mamas richting. Haar arm ligt troostend op die van mama. Neem haareens mee, klinkt het verder bezorgd. Ik neem haar meteen mee en ik ga met haar wandelen, zeg ik tegen de lieve dame. Dat is goed, dat zal haar deugd doen, zegt de dame, ge zijt bedankt!
Ik droog mamas tranen en wat later loopt ze al lachend aan mijn arm. Als ik met mama op weg naar buiten voorbij de bezorgde dame stap, zwaait ze ons toe en geeft een goedkeurend knikje in mijn richting.
Als ik zondagnamiddag bij mama kom, zit ze geïnteresseerd naar de televisie te kijken. De laatste rit van de Ronde van België wordt uitgezonden. Koers heeft haar nooit echt geboeid, maar daar is nu blijkbaar verandering in gekomen. Ze is enorm geconcentreerd op wat zich op het scherm afspeelt. Het duurt dan ook wel even voor ze doorheeft dat ik er ben.
Ik haal haar uit haar zetel en we gaan samen naar haar kamer. Daar steekt ze haar armen naar mij uit, en lachend zegt mama: Kom hier jij, hier bij mij. Ik ga bij haar staan, we nemen elkaar vast en het wordt een echt zoenfestijn. De ene dikke kus volgt na de andere.
We gaan samen buiten in het park van het rusthuis wandelen. Weer valt het mij op dat mama, nu ze deelneemt aan Start to walk, vlotter ter been is. Dus meer beweging doet haar in ieder geval deugd. Ze babbelt, wel met een stil stemmetje, weer honderd uit zonder dat ik er ook maar één woord van begrijp. Tot ze plots zegt: Ik rij niet meer naar t Sas hoor! Vroeger woonden mijn ouders vlakbij de Nederlandse grens. Net over die grens ligt de gemeente Sas van Gent, kortweg door iedereen t Sas genoemd. Soms was het vroeger voor mijn ouders voordeliger om met onze Belgische frank in Nederland de wekelijkse boodschappen te doen. Dat is allemaal al jaren geleden. Dat dit nu ineens door mamas hoofd speelt. Ga jij geenboodschappen doen in t Sas?" vraag ik. Neen, zegt mama kort en gedecideerd. Oké, dan kan je jouw geld maar beter sparen, hé! zeg ik droogjes. Mama kijkt me lachend aan, geeft me een klein duwtje en antwoordt: Gij kleine stoute beest! Ze gaat verder in haar brabbeltaaltje en dan komt dit: Daarmee heb ik nu nog geen auto. Heb jij jouw auto nodig? vraag ik heel bezorgd. Maar neen, is mamas antwoord en daarmee is dit gespreksthema ook weeral afgehandeld.
Ze heeft het nog een paar keer over de wind en dat die op haar hoofd blaast, maar volgens de uitleg die ze geeft, stoort het haar totaal niet. Net als mama en ik willen naar binnen gaan, komt Karoline de parking van het rusthuis opgereden. We wachten haar op, want mama is altijd blij als Karoline er is. Ook zij begint over de wind: Marcella, we moeten maar denken dat we aan zee lopen. Op het strand, arm in arm, en de wind blaast in ons gezicht. Mama kijkt Karoline aan en lacht eens. Enkele stappen verder zegt mama, wijzend naar de grond: Kijk, schelpjes! Er is geen schelpje te bespeuren, maar Karoline zegt heel serieus: Ja, schelpjes!
Het is vandaag acht dagen geleden dat Robert, de pa van mijn vriendin, overleed.
Arsène en ik waren enkele dagen voorheen nog bij hem op ziekenbezoek geweest. We hadden aan zijn ziekbed gezeten, nog een gezellige babbel met hem gehad, maar toen we weggingen wisten we dat dit de laatste keer was dat we hem hadden gezien. Het deed ons enorm veel pijn, maar er was geen twijfel meer mogelijk, hij zou de strijd tegen zijn ziekte weldra verliezen.
De dag na ons bezoek aan Robert en Yvonne zaten Denise, mama en ik in de cafetaria. Denise vroeg hoe het was met Robert. Ik vertelde haar dat het helemaal niet goed ging, dat hij er toch wel erg aan toe was. Plots keek mama mij met opengesperde ogen aan. Ik herhaalde: Het is niet goed met Robert, mama. Ik voegde er nog aan toe: Robert, de man van Yvonne en de pa van Lydia. Mama snauwde meteen: Ik weet wel over wie het gaat, hoor! Ze kreeg de tranen in de ogen en wreef met haar hand over hart. Ik voel het hier zei ze triest, maar verder dan dat kwam ze niet. Ik schrok van haar reactie, want toen Robert, Yvonne en Lydia nog op 24 maart bij haar in het rusthuis kwamen, herkende ze geen één van deze drie mensen. Zie: Yvonne, Robert en Lydia op bezoek.. En toch maakt de naam van Robert nog emoties bij haar los.
Toen ik vrijdagmorgen bij mama kwam om haar haar te doen, hadden Arsène en ik in het crematorium net de dienst bijgewoond om afscheid te nemen van Robert. Nog heel verdrietig en flink onder de indruk, vertelde ik mama dat Robert was overleden. Ze keek me aan, glimlachte eens en keek doelloos naar de muur van haar kamer. Deze keer begreep ze er blijkbaar niets van. Ik heb het daarbij gelaten.
Robert, was een goede echtgenoot, een pa die altijd met raad en daad klaarstond, een opa uit de duizend, een echte vriend voor iedereen. Robert was liefde en vriendschap, wij zullen hem nooit vergeten.
Met het personeel van mamas afdeling is afgesproken dat zij steeds op vrijdag in bad gaat. Haar haar wordt dan ook gewassen en ik kom naar vaste gewoonte in de voormiddag de krulspelden indraaien. Meestal is mamas haar al droog als ik bij haar toekom. Dus weer even nat maken is de boodschap. Een klein sproeibusje vul ik op met water en spuit dan mamas haar nat. Ze heeft er een grondige hekel aan en laat dit ook merken. Hoewel ik er voor zorg dat het water in het busje lekker warm is, reclameert ze telkens dat het veel te koud is. Het is vandaag niet anders. Oh het regent op mijn hoofd. Dat is koud, hoor! doet ze nog maar eens haar beklag.
Van de verzorgende weet ik dat mama verschrikkelijk weerstand blijft bieden, zelfs tot huilens toe, als s morgens haar ondergebit wordt ingestoken. Dinsdagnamiddag komt dus de tandarts nog eens langs om te kijken wat de oorzaak kan zijn. Omdat haar zoontje bij haar vorige bezoeken er steeds bij was en mama de nodige afleiding bezorgde, is hij terug meegekomen. De lieve kleuter doet vandaag zijn job bijzonder goed. Mama weigert om haar mond te openen, dus de kleine jongen krijgt de opdracht om te tonen hoe het moet. Hij gaat vóór mama staan en spert zijn mond wijd open. Als mama niet meteen met hem meedoet, herbegint hij spontaan: mond open, mond toe. Mama vindt dit bijzonder leuk en doet uiteindelijk met hem mee: mond open, mond toe. Opdracht geslaagd. Zo kan de tandarts, wel met enige moeite en veel geduld, dan toch nog in mamas mond kijken. Ze merkt dat er vooraan twee drukpunten zijn en dat kan pijnlijk zijn vertelt ze mij. Ze neemt het ondergebit mee naar huis, slijpt het wat bij en een uurtje later heeft mama haar ondergebit terug. Enkele dagen later lijken de problemen van de baan! Mama durft nog wel eens het gebit uit te nemen, maar volgens één van de verzorgende, klaagt ze niet meer dat het pijn doet.
Als ik vandaag op mamas afdeling kom, word ik meteen door de verzorgende aangesproken. Toen deze middag mama naar het toilet ging, nam ze haar ondergebit uit haar mond en smeet dit vliegensvlug in de wc! Het ging allemaal zo snel dat niemand mama kon tegenhouden. Ze vertellen mij dat ze het ondergebit meteen uit de wc hebben gevist en grondig hebben gereinigd.
De verzorgenden zijn bezorgd, stel dat mama haar splinternieuwe gebit na enkele dagen al was kwijt gespeeld. Mama s gebit is nu vastgekleefd in haar mond. Ik zal de tandarts vragen om eens langs te komen. Bezorgt het nieuwe ondergebit mama toch pijn? Is ze daardoor haar nieuwe tanden beu? Niemand die het weet, want mama kan het niet meer zeggen.
Moederdag 2010: mama lacht haar nieuwe tanden bloot!
Als Arsène en ik zondagnamiddag toekomen bij mama, ligt ze languit ontspannen te genieten in haar nieuwe zetel. Deze nieuwe aanwinst verdient beter dan de benaming stoel, voortaan wordt het zitmeubel eerbiedig aangesproken met de zetel.
Als we ons beiden over mama buigen om haar een gelukkige Moederdag te wensen, kijkt ze ons glimlachend aan. Mama neemt onze handen vast en zegt: k Ben zo blij dat ik jullie eens zie. Het is een week geleden dat ze Arsène zag en één dag geleden dat ze mij zag, maar blijkbaar is dat voor mama al een eeuwigheid geleden. Ze is echt oprecht blij dat wij er eens een keertje zijn.
Opgewekt gaat ze met ons mee naar haar kamer. Op haar tafel staat een grote 'feestelijke' envelop, aan mama geadresseerd. Arsène kijkt wat er in zit. Kijk eens, aangeboden door het rusthuis voor Moederdag. Een waardebon van 4 euro te gebruiken in de cafetaria! Dat is toch fantastisch hé! zegt hij. Elk jaar worden op deze manier alle bejaarde dames die in het rusthuis verblijven, eens goed verwend. Dat is een zeer leuk initiatief!
Wij gaan met mama wandelen in het park. We willen zo graag een foto van haar met haar nieuwe tanden. Arsène staat klaar met het cameraatje en ik heb als opdracht mama aan het lachen te krijgen. Maar dat is buiten ons mama gerekend. Ze kijkt wat nors, zelfs ongeïnteresseerd of ze kijkt de verkeerde richting uit. De lippen op elkaar geklemd, we krijgen maar geen nieuw gebit te zien. Arsène bergt dan maar het fototoestelletje weg. We zetten onze wandeling verder. Plots blijft mama staan, draait met de nodige geste haar hoofd richting Arsène, lacht haar tanden bloot en zegt: Kijk eens hoe mooi ik ben! Arsène en ik barsten in lachen uit. Wat later lassen we een korte pauze in en gaan op een rustbank zitten. Mama is blij en spontaan gaat ze lachen. Het levert ons dan toch uiteindelijk enkele leuke fotos op.
Wat later geniet ze in de cafetaria van een uitgebreid dessertbord en een fruitsap. En wat belangrijk is: mama knabbelt er lustig op los met haar 'nieuwe tandjes'.
Vrijdagmorgen zwaai ik met het plastic zakje waar mamas nieuwe gebit in zit naar een verzorgende die ik op de gang van mamas afdeling tegenkom. Mamas nieuwe tanden!, zeg ik fier. Zij en één van haar collegas komen er meteen op af. Die gaan we directproberen in te steken, zegt één van hen gedecideerd. Ik ben toch wel blij dat ik hulp krijg.
De verzorgende maakt eerst de beide helften van het gebit nat, zodat ze makkelijker in mamas mond kunnen worden geplaatst. Het bovengebit wordt zonder enig probleem ingestoken. Maar dan weigert mama om een tweede keer haar mond te openen. De lippen op elkaar geperst, kijkt ze stijf voor zich uit. Gelukkig stelt ze ons geduld niet lang op de proef. Ineens is ze weer zeer gewillig, opent braafjes haar mond en het ondergebit wordt in haar mond gestoken. Na enkele traantjes lijkt mama meteen vergeten dat ze een nieuw gebit heeft. Ze glimlacht alweer. Ook de verzorgende die het werkje voor elkaar kreeg, lacht tevreden: Ze ziet er al helemaal anders uit hé? Nou en of, nu maar hopen dat eten met het nieuw gebit ook lukt.
Woensdagmiddag om 11u30 komt de tandarts bij mama. Ze gaat proberen om twee afdrukken te maken: één om mamas ondergebit te vernieuwen en één om het bovengebit aan te passen. De tandarts en ik hebben onze bedenkingen of dit wel zal lukken. En lukt het niet, dan hebben we in ieder geval geprobeerd. Een verzorgster, die ons mama kent, roept nog lachend: Fingers crossed!
De tandarts begint met alles klaar te maken. Ze zoekt de passende vorm en smeert de pasta erop om de afdruk te maken voor het ondergebit. Ik leg mama uit wat er gaat gebeuren. Ze knikt van ja, maar of ze het begrijpt is maar de vraag. Mama opent wel netjes haar mond en de tandarts kan de vorm probleemloos plaatsen. Oef, afdruk nummer 1 is alvast gelukt. De tandarts en ik kijken elkaar verwonderd aan. Oké, nu nog de afdruk voor het bovengebit. Dat is wel een stuk moeilijker, zegt de tandarts. Ze legt me uit dat de gebruikte pasta echt slecht smaakt en de vorm zeker 3 minuten in mamas mond moet blijven.
Vol goede moed en met de nodige vakkennis begint de tandarts er aan. Deze keer moeten we mama wel tot twee keer toe aansporen om haar mond te openen. Maar het lukt de tandarts opnieuw om een afdruk te maken. Zou mama toch nog begrepen hebben dat de tandarts er is om haar aan een nieuw gebit te helpen? Geen idee, maar de tandarts en ik staan er versteld van hoe alles zo vlot is verlopen.
Vrijdagmorgen mag ik de nieuwe tanden gaan afhalen.
Marie-Joseph lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Panorama gaat met haar mee op bezoek bij de neuroloog. Marie-Joseph krijgt vlot een hernieuwing voor haar Alzheimer-remmers. Die zouden haar tot twee jaar langer uit een instelling kunnen houden, zeggen de klinische studies van de producenten.
Maar onafhankelijk onderzoek leert dat Alzheimerremmers de ziekte nauwelijks afremmen. Alzheimerremmers kosten de belastingbetaler wel meer dan dertig miljoen Euro per jaar.
Dat is medicatie van meer dan 25 jaar geleden. Dat die op dit moment niet efficiënt werkt, dat weten we., zegt Christine Van Broeckhoven, Alzheimer-vorser UA.
Bekijk dit fragment uit Het marketingmedicijn, Canvas - Panorama, zondag 2 mei: