Deze week had ik het er al over met Arsène: mama kan de drukte in de cafetaria niet meer aan. Het contact bestaat dan enkel uit handjes vasthouden want als ze iets zegt dan gaat dat verloren in het geroezemoes. Dus zondagnamiddag, - de cafetaria zit dan behoorlijk vol -, blijf ik met mama op haar kamer. Gewoon met ons tweetjes.
En nu het zo rustig is, praat mama er maar op los. Zij zit in haar zetel, ik op een stoel dicht naast haar. Ik noteer wat mama zegt, want het is zo onsamenhangend dat het gesprek niet te onthouden is.
- Mama: Ik ga mij daar eens zetten
- Ik: Ja, doe maar - Mama: Ho, jonge mensen
- Mama: Hé
Ik ben zo blij
Mama kijkt mij aan en lacht. - Ik: Ben je blij dat ik er ben? - Mama:
Ik peins
eh
ja
wat is dat? Mama legt haar arm om me heen en ik lig met mijn hoofd op haar schouder. Het is niet erg comfortabel zitten voor mij en ik wrik me na een tijdje weer vrij. - Mama: Niet weg, hoor
(plots veel strenger, terwijl ze mijn hand vastpakt) niet weg, hé! - Ik: Neen mama, ik ben niet weg. - Mama: Pas op
pas op hé, dat je niet valt! - Ik: Ik pas op, ik val niet mama. - Mama: t Is nog gepakt, t was diene
kalkoen
neen, neen! - Ik: Wat is er met die kalkoen? - Mama: Ah, ze komt toch. Ik ga dan mee, zoeteke, kom. - Ik: Dat is goed, ga maar mee. - Mama (terwijl ik notities maak): Je moet eens opschrijven, dat is goed hoor
Zie je wel. Dat is wat, hé? Gaan we zo blijven zitten? Dat niet hé, zoeteke? - Ik: We zitten hier toch goed? - Mama: Ik rij dan naar huis! Mama heeft er dus niet het minste besef van dat ze opgesloten zit in haar zetel, dat ze nog met moeite kan stappen. - Ik: Ik ook. Het is bijna donker. Het is erg koud buiten. - Mama (rustig en blij): Ja, speel eens een paar liedjes. Speelt het door haar hoofd dat ik vroeger piano speelde? Of herinnert ze zich flarden van de vele uren dat Arsène of ik op het keyboard en pa met zijn saxofoon samen bij ons thuis muziek maakten? - Ik: Ja, we zullen nog eens een liedje spelen. - Mama (uitbundig lachend): Allee, boem
Zo gaat het nog een tijdje door. Een surrealistische babbel, niet te volgen. De ziekte vreet aan haar. In dit stadium is mama de taal niet meer machtig, de kunst om te spreken is ze kwijt geraakt, de woorden is ze langzaam aan het vergeten. Afasie, ten gevolge van Alzheimer, onomkeerbaar. En daar bovenop de voortdurende verwardheid, een echt gesprek is onmogelijk.
Ondertussen is het etenstijd en ik breng mama in haar zetel naar de leefruimte. Ik geef haar een dikke zoen en krijg er één terug. Ze ziet er heel tevreden uit. En ik heb genoten van deze rustige namiddag samen met mama en onze babbel!
Misschien heeft zij er ook wel van genoten?
|